Willem Bos

Rebel in Vlaanderen, stalinist in Nederland

(Paul de Groot 1899-1986)

Interview met Jan Willem Stutje


Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, 2000, zomer, (nr. 73), jg. 44
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
De wording van het communisme in Nederland 1907-1925
Stalin. De man en zijn invloed
Van Lenin tot Stalin

In juli 1977, toen de positie van Paul de Groot in de CPN reeds wankelde, verschijnt onder verantwoordelijkheid van de oude leider een nummer van ‘info’, het blad van het wetenschappelijk instituut van de partij. Op pagina drie prijkt een imposante foto van het Sovjetpresidium bij de herdenking van de 107de geboortedag van Lenin in april van dat jaar.

Alle kopstukken van de internationale communistische beweging zijn aanwezig. Op de eerste rij zien we Brezjnev, Gromyko, Podgorny, Soeslov ... Op de tweede rij De Groot zelf naast coryfeeën als de Chileen Luis Corvalán en de Argentijn Arismenda. Op de foto ontbreekt Aleksej Kosygin, terwijl die prominent op de viering aanwezig was.

De verklaring voor deze omissie: kort na de viering in april viel Podgorni in ongenade. Naar stalinistisch gebruik had De Groot het konterfeitsel van Podgorni uit de foto weggesneden, maar per ongeluk sneed hij niet Podgorni maar Kosygin weg.

Twee jaar later is De Groot zelf voorwerp van een vergelijkbaar procedé. De CPN geeft een beeldverhaal uit over het communisme in Nederland. Het voormalig erelid, de man die bijna een halve eeuw de centrale leider van de partij was, wordt er nauwelijks in genoemd. De Groot is uit de geschiedenis van de partij weggeschreven.

Dit zijn slechts twee van de vele typerende incidenten die te lezen zijn in de vuistdikke biografie van Paul de Groot waarop de Amsterdamse historicus Jan Willem Stutje promoveerde.

Ondanks veel van dit soort inkijkjes is het boek De man die de weg wees geen verzameling petites histoires van de CPN, maar een diepgaande analyse van de rol en de persoon van De Groot en het fenomeen dat onder de naam ‘stalinisme’ de geschiedenis is ingegaan. De Internationale had een uitvoerig interview met de auteur.

Stalinisme

Waarom een biografie van Paul de Groot?

“Het ging me niet in de eerste plaats om Paul de Groot. Het ging me om het stalinisme. Er is – zeker binnen de Vierde Internationale – veel over het stalinisme gezegd en geschreven. Maar een probleem met die analyses is dat ze zich beperken tot een structureel niveau, dat je zo weinig te weten komt over de mensen die er direct bij betrokken zijn. Over hun ontwikkeling en de tegenstrijdigheden daarin. Ik nam me voor om daar iets over te schrijven.

Het was aanvankelijk niet mijn bedoeling om me daarbij te richten op iemand uit de leiding van de Communistische Partij. In eerste instantie heb ik me gericht op het middenkader van de partij, omdat ik het gevoel had dat ik daarmee de verhouding tussen de top en de leden kon beschrijven. Maar dat bleek al snel te ingewikkeld omdat die mensen zo weinig sporen nalaten. In archieven is nauwelijks iets over of van hen te vinden. Bovendien kon ik langs die weg moeilijk de relatie met de Sovjet-Unie beschrijven.

Zo kwam ik tot de conclusie dat ik toch naar de leiding van de partij moest gaan kijken. Mijn idee was: dan loop ik als het ware aan de hand van zo iemand door het partijleven heen en dan kom ik vanzelf wel de vragen tegen die ik me bij dat middenkader had willen stellen. Toen ik eenmaal zover was dacht ik “dan neem ik de man waar het in de CPN echt om draaide, Paul de Groot”. Het motief was dus niet fascinatie voor de persoon De Groot, maar een poging om door te dringen tot het stalinisme.”

Wat maakt een stalinist, dat was dus je vraag?

“Ja precies. Hoe werkt dat, welke mechanismen spelen daarbij een rol? Je kan een onderscheid maken tussen wat je kan noemen ‘begin-bureaucraten’ en ‘opstap-bureaucraten’. Opstap-bureaucraten zijn mensen die in de organisatie gerekruteerd worden op basis van de stalinistische mores en organisatienormen. Dat was De Groot niet, De Groot was een authentieke radicaal, een man die al vóór 1917 betrokken was bij de arbeidersbeweging en die als het ware meegegroeid is met het proces van bureaucratisering en stalinisering van de partij. Dat probeer ik in mijn boek te schetsen. Hoe de partij langzaam omgevormd wordt en hoe iemand als De Groot – die veertig jaar lang een centrale rol in de partij speelt – daarin mee groeit en een rol speelt in die omvorming. Op die manier probeer ik een andere dimensie van het stalinisme te belichten.”

Vlaanderen

Wat was het voor een mens, Paul de Groot?

“Hij was een intelligente en erudiete man, uit een Amsterdams joods diamantbewerkersmilieu. Hij is in Amsterdam geboren in 1899 maar als hij twee jaar is raakt zijn vader werkloos en vertrekt het gezin naar Antwerpen. Hij gaat daar naar school. Hij is een ambitieuze en goede leerling en al op school komt hij in contact met de Vlaamse Beweging. Hij ontmoet er jongeren die zich verzetten tegen de inmiddels uitgebroken Eerste Wereldoorlog en die dat verzet verbinden met de strijd tegen de achterstelling van de Vlaamse bevolking.”

Toch is het opvallend: een Nederlandse jongen, een joodse jongen, die zich identificeert met de Vlaamse zaak.

“Voor een deel is er sprake van toeval. Via school kwam hij in aanraking met dat liberale Vlaamsgezinde milieu. Daarnaast liggen misschien in zijn jeugd en zijn eigen ontwikkeling een aantal verklaringen. Hij was in dubbel opzicht ontheemd. Hij was een Nederlander en een jood, maar ook weer niet. Het gezin De Groot streefde naar assimilatie en meed iedere religiositeit. Opgroeiend in een katholieke omgeving behield hij een zekere afstand tot de Belgische realiteit. Dat maakte het voor hem makkelijker zich aan te sluiten bij die jongeren die in verzet kwamen tegen de oorlog en tegen de Belgische en Vlaamse heersende klasse.

Belgisch Communisme

Hij was in de jaren twintig in Vlaanderen betrokken bij de oprichting van de Belgische Communistische Partij. Welke rol speelde hij daarin?

“Het ging om een kleine groep, om enkele tientallen mensen. De Groot kon schrijven. Als je de eerste artikelen van hem leest – hij is dan 18-19 jaar – dan zie je volwassen artikelen. Artikelen die laten zien dat hij over journalistieke talenten beschikt. Bovendien kon hij organiseren, een blad in elkaar zetten. Hij nam makkelijk de leiding, organiseerde vergaderingen en liet van zich horen.

Wat zijn ideeën betreft valt op dat hij wars was van het debat over de marxistische leer. Hij was een practicus, die zich tot grote groepen mensen wilde richten, en waarvoor niet de zuiverheid van de leer voorop stond. Daarbij speelde zijn ervaring in de Vlaamse beweging een rol. Hij behoorde tot de kleine stroming van socialistische flaminganten, die echter een onderdeel vormde van een veel breder milieu dat in verzet kwam. Dat speelt mee als hij betrokken raakt bij het opbouwen van een communistische organisatie. Ook legt hij een grote gevoeligheid aan de dag voor wat zich in de sociaaldemocratie en met name in de linkervleugel daarvan voordoet. Hij is opgetogen over de groep rond Jacquemotte, een belangrijke oppositie in de sociaaldemocratische Werklieden Partij met enkele duizenden aanhangers. Het aantal mensen uit die stroming dat uiteindelijk breekt met de sociaaldemocratie en zich bij de communistische beweging aansluit is beperkt, maar dat is wel de richting waarin hij wil werken.

Het is overigens interessant – ik ben daar in mijn boek niet verder op in gegaan – om te zien dat de groep waarmee De Groot in België in botsing komt – de groep rond War van Overstraeten en Lode Polk – aan het eind van de jaren twintig de kern van de trotskistische oppositie vormt. Die eerdere ervaring zal het voor De Groot zeker makkelijker hebben gemaakt om zich in de jaren twintig sterk te verzetten tegen sympathisanten van Trotski in Nederland zoals Sneevliet en Roland Holst.”

Heeft hij sporen achtergelaten in de Belgische Communistische Partij?

“Nee, niet zichtbaar. Hij bouwt mede de partij op, zijn groep sluit zich daar uiteindelijk bij aan en hij speelt een rol in de Vlaamse afdeling van de partij. In Antwerpen neemt hij de leiding en hij blijft het blad ‘de internationale’ uitgeven. Hij komt in het partijbestuur en raakt betrokken bij allerlei acties en in 1923 leidt dat tot zijn arrestatie. De aanleiding was de ondersteuning van de strijd tegen de bezetting van het Ruhrgebied door Franse en Belgische troepen, met op de achtergrond de rol van de partij bij stakingen in de Borinage. Dat irriteerde de Belgische regering geweldig en ze besloot om die groep van enkele honderden communisten mores te leren.

De leiding van de partij werd bijna in zijn totaliteit opgepakt en veroordeeld. De Groot werd te verstaan gegeven dat hij het land moest verlaten omdat hij zich als Nederlander met Belgische interne zaken had bezig gehouden.”

Heeft zijn functioneren in de Belgische partij hem beïnvloed?

“Hij leerde in België de grote debatten in de internationale arbeidersbeweging kennen en daarin had hij zeker een streepje voor op vele anderen. Ook zijn open houding ten opzichte van de sociaaldemocratie neemt hij mee.

Als hij in 1925 naar Nederland komt woedt in de Communistische Partij Holland – zoals de partij dan nog heet – een heftige interne strijd. Tegenover elkaar staan de oude leiding van de partij: Wijnkoop, Van Ravesteyn en Ceton en hun medestanders die zich oriënteren op de ‘moderne vakbeweging’ het NVV, en een groep die zich oriënteert op het radicale syndicalistische Nationaal Arbeiders Secretariaat NAS (Bouman en Sneevliet e.a.). Daarnaast is er een tussengroep die vooral ontevreden is over het autoritaire optreden van Wijnkoop c.s. Als deze groep onder leiding van Van Riel (Richard Manuel) de macht krijgt blijft De Groot druk op hen uitoefenen. Hij staat op het standpunt dat er met het NAS moet worden gebroken terwijl Moskou de partij nog de ruimte geeft om het NAS te overreden zich bij het NVV aan te sluiten. Zijn opvatting wordt korte tijd later ook door Moskou naar voren gebracht. De Groot was dus goed geplaatst om aan die heroriëntering gestalte te geven.

De Sovjet-Unie

“Om de ontwikkeling van De Groot te begrijpen moeten we ook kijken wat de Sovjet-Unie voor hem betekende. Al snel speelt de Sovjet-Unie een bepalende rol in zijn politieke ontwikkeling. Vanuit zijn Vlaamsgezinde standpunt ziet hij in het tot stand komen van de federatieve Sovjet Republiek een voorbeeld. Een socialistisch Vlaanderen en een socialistisch Wallonië in een socialistisch België. Ook in zijn strijd tegen de oorlog wordt de Sovjet-Unie het voorbeeld. De vrede van Brest Litovsk, (tussen de jonge Sovjetstaat en het Duitse keizerrijk) is voor hem een teken dat het alleen de jonge Sovjetstaat ernst is met de vrede, met het beëindigen van de slachtpartijen in de loopgaven.

Een derde belangrijke ervaring vormden gebeurtenissen in 1923 in Duitsland waar hij na zijn uitwijzing uit België getuige van was. De nederlaag van de Duitse arbeidersklasse, het geïsoleerd blijven van de opstand van de arbeiders in Hamburg en de gevolgen daarvan voor de Duitse communistische partij KPD moet hem ervan overtuigd hebben dat het perspectief van een revolutie in West-Europa niet meer mogelijk was. In zijn perceptie bleef er weinig anders over dan zich vast te klampen aan de Sovjet-Unie als laatste strohalm die ten koste van alles verdedigd moest worden.

Eigenschappen

“Daarnaast zijn er natuurlijk ook persoonlijke eigenschappen die hem helpen de leiding in de partij te veroveren. Hij had zelf een NVV-achtergrond, hij had internationale ervaring, hij kende de debatten in de Duitse, de Franse en de Belgische beweging, hij sprak zijn talen en wat hem op persoonlijk vlak geholpen zal hebben is dat hij moeilijk in staat was om sociale contacten te leggen. Dat bracht met zich mee dat hij sociaal niet erg aan mensen en groepen in de partij gebonden was. Hij kon makkelijk afstand nemen van andere mensen, en in politiek heftige situaties was dat vaak nodig. Vriendschappen verplichten nu eenmaal en daar had hij weinig last van. Voor hem was van meet af aan de organisatie belangrijker dan persoonlijk relaties. Hij gaf zijn leven vorm middels de organisatie, niet middels een eigen sociaal leven. Zijn zelfvertrouwen baseert hij op de organisatie. Hij zag deze als een oplossing van wat hij in zijn persoonlijke bestaan als ingewikkeld beschouwde, namelijk zich staande houden in een omgeving waarin hij weinig wortels had.

Deze organisatie bestaat voor hem bij gratie van de Sovjet-Unie. Voor zover hij zich verbindt met bepaalde groepen gaat het steeds om die band met de Sovjet-Unie.

In eerste instantie gaat het niet om materieel belang. Later zal dat wel het geval zijn als hij allerlei privileges krijgt, maar de geleidelijke ontwikkeling in die richting laat zien dat er iets anders aan de hand is. In de verdediging van zijn organisatie en van de Sovjet-Unie stak aanvankelijk vooral een element van zelfmisleiding. De Groot meende oprecht dat hij werkte aan het socialisme toen hij de bescherming van de Sovjet-Unie gelijkstelde aan de strijd voor de liefdevolle doeleinden die hij in zijn jongelingsjaren had leren formuleren.

Die gehechtheid aan zijn organisatie was zeer sterk. Als hij in 1927 buiten de partij komt te staan beschouwt hij dat als een vergissing. Hij had zich laten meeslepen en doet alle mogelijke moeite om terug te keren in de organisatie. Als eerste is hij bereid om wit te noemen wat daarvoor zwart was. Typerend is ook zijn reactie in de oorlog. Onder zijn ogen worden zijn vrouw en dochter gearresteerd, en niet lang daarna in Auschwitz vergast. Hij weet op kousenvoeten door de achterdeur te ontsnappen. Die traumatische gebeurtenissen zal hij nooit duiden als het gevolg van nazistische rassenwetten. Voor hem zijn zijn vrouw en dochter vermoord als martelaren van zijn strijd voor het socialisme en voor de Sovjet-Unie, niet omdat ze joods waren. Daar klampt hij zich aan vast, dat is de legitimatie van zijn strijd, van zijn bestaan.

Het is opvallend dat hij, ook nadat hij in 1977 afgezet is, lid zal blijven van de partij. En zelfs in de periode dat de banden tussen de CPN en Moskou losser worden neemt hij geen afstand van de Sovjet-Unie als zodanig, maar hooguit van een bepaalde groep in de Sovjetbureaucratie, degenen die de misdaden van Stalin aan de kaak stellen. Hij laat het nooit echt tot een breuk komen, hij verbindt zich niet met China. Hij gaat als de strijd tussen de Russen en de maoïsten op een hoogtepunt is niet in op de uitnodiging van de Indonesische Communistische Partij KPI voor een bezoek, hoe graag hij dat ook zou willen, omdat hij Moskou niet voor het hoofd wil stoten. Dat laat zien dat hij nooit met de Sovjet-Unie heeft willen breken. En dat hebben de Russen ook steeds begrepen. Hoe ze hem ook onder druk hebben gezet, ze zijn nooit overgegaan tot een werkelijke erkenning van de Baruch-groep.[1] Ze zijn er altijd van uit gegaan dat De Groot wel bij zou trekken. En dat deed hij ook.”

Privileges

Kom je daarmee dan niet op twee essentiële kenmerken van het stalinisme? De onvoorwaardelijke steun aan en gerichtheid op de Sovjet-Unie en de beweging als doel op zich?

“Ja, dat zijn twee belangrijke kenmerken. Maar daar komen de materiële privileges die door de bureaucratische leiding worden genoten bij. Je ziet dat duidelijk bij De Groot, die als het ware in de Sovjetbureaucratie geabsorbeerd is. Hij brengt er zijn vakanties door, wordt er in de watten gelegd, hij en zijn gezin kunnen er kuren en ondergaan zo nodig medische behandelingen.

Wij hebben altijd de neiging om de bureaucratie vanuit een nationaal gezichtspunt te zien, maar zeker in de jaren vijftig is er sprake van een internationale bureaucratie. Het gaat op internationaal vlak om een beperkte groep van honderden mensen, misschien enkele duizenden. Die komen elkaar regelmatig tegen en onderhouden contact. De Groot krijgt bij voorbeeld een verjaarskaart met hartelijke groeten van Ho Chi Minh en ook met Aidit van de Indonesische partij en met sommige Chinese leiders bestonden de hartelijkste contacten. Er bestaan natuurlijk tegengestelde belangen en meningsverschillen binnen die groep, en het nodige cynisme, maar er is ook een gevoel van saamhorigheid: ‘Wij maken geschiedenis, zolang wij aan de macht zijn lossen we de problemen wel op.’ Het is een overzichtelijke wereld en er worden successen geboekt: in Vietnam, in China, in Indonesië. Die mentaliteit leidt er toe dat ze makkelijk hun eigen bestaan als bureaucratie kunnen ontkennen.

Want dat is een van de kenmerken van die bureaucratie, dat ze zelf ontkent dat ze een bureaucratie vormt, dat ze ontkent dat er van privileges sprake is. Wie aan Paul de Groot komt, komt aan de partij, zoals Marcus Bakker het stelde. Die privileges blijven overigens niet beperkt tot het kleine groepje aan de top. Ook op lagere niveaus zie je het. Het is niet niks om in de jaren vijftig enkele weken naar Rusland te gaan en daar als een vorst te worden behandeld. Dat soort beloningen worden door de leiding heel bewust ingezet om mensen aan zich te binden. Als De Groot bijvoorbeeld in 1977 geïsoleerd komt te staan probeert hij een groep van voormalige verzetsstrijders achter zich te krijgen en die mensen belooft hij dan een verblijf van een paar maanden in de Sovjet-Unie, “want daar verzorgen ze veteranen graag”.

Die regelmatige bezoeken en vakanties in de Sovjet-Unie en Oost-Europa versterken natuurlijk de band met de Sovjetbureaucratie, ook de persoonlijke band. Je ziet dat bijvoorbeeld heel goed als De Groot in 1977 het veld moet ruimen. Het eerste dat de Bakkers en de Wolffen[2] doen is naar Moskou gaan om daar hun positie veilig te stellen. Dat kost hen overigens nog de nodige moeite. Want hoe oud De Groot ook is, ze hebben de grootste moeite om van hem af te komen. Dat heeft alles te maken met de onzekerheid hoe Moskou op zijn verwijdering zal reageren. De Russische ambassadeur Romanov betreurt het zeer dat De Groot weg moet en doet allerlei moeite om tot een compromis te komen. Je proeft daarin dat hij De Groot beschouwt als ‘één van ons’.”

Depolitisering

“De keerzijde van de bureaucratisering is de totale depolitisering van de partij. Het is een partij die ‘de politiek’ overlaat aan de top. De Groot zelf trekt in dat verband de vergelijking met de leiding van een bedrijf die geacht wordt de doelen uit te zetten en op de meest efficiënte manier om te gaan met de middelen. De partij is een instrument in het uitvoeren van de politiek van de leiding. De invloed van de leden op de politieke lijn van de organisatie is nihil. Partijcongressen hebben een functie in het versterken van het saamhorigheid van de partij maar hebben geen werkelijke invloed op de politieke lijn. De politieke lijn wordt bepaald door de partijleiding die zichzelf benoemt na uitdrukkelijke toestemming van Moskou. De partij kent een intensief sociaal leven. Veel communisten gaan in hun privéleven alleen of vrijwel alleen met partijgenoten om. Het gaat vaak om families die lid zijn, men ziet elkaar op verjaardagen, bezoekt – door de partij of daarmee verbonden organisaties georganiseerde – filmvoorstellingen enzovoort. Er is een hele cultuur van saamhorigheid en solidariteit. Het zijn strijdbare mensen die zich niet neerleggen bij de maatschappelijke werkelijkheid en die de strijd tegen maatschappelijke onrechtvaardigheid aangaan in het kader van de partij. Die combinatie van depolitisering en sociale samenhang verklaart ook de houding ten opzichte van kritiek en interne oppositie.

Kritiek op de leiding is kritiek op de organisatie, op die hele sociale structuur. Het twijfelen aan de juistheid van de beslissingen van de leiding is het twijfelen aan de juistheid van de organisatie en ondermijnt de sociale cohesie. Het leidt tot zelfcensuur, tot een depolitisering uit vrije wil. Het is dus niet alleen een kwestie van macht en tradities maar er speelt voor de leden ook een materieel belang, namelijk het belang van het in stand houden van die sociale structuur waar mensen een plek hebben gevonden, waar ze een antwoord kunnen geven op de onrechtvaardigheden in de maatschappij. Want de partij kwam natuurlijk wel in verzet. Ook in de jaren vijftig. Men was actief in de sociaaleconomische strijd, in de vredesstrijd, bij vormen van internationale solidariteit. En we moeten niet vergeten dat de communisten vaak de enigen waren die zichtbaar strijd voerden. De PvdA was in de jaren vijftig totaal opgeslorpt in het staatsapparaat en uiterst links was zo klein dat het tot niets in staat was. Er was dus geen alternatief voor de leden. Je was lid van de partij of je hoorde bij het vijandelijke burgerlijke kamp.

Dat was het dilemma waar de mensen voor stonden als ze kritiek hadden op de leiding en waardoor ze letterlijk vermalen werden. Ik vertel in mijn boek bijvoorbeeld het verhaal van Joop van Santen, dat laat zien hoe het werkt, onder welke immense druk mensen komen te staan als ze maar overwegen uit de partij te stappen.

Terug naar De Groot en zijn ontwikkeling. Wat maakte nu in de jaren dertig dat De Groot de aangewezen man werd, ook in de ogen van Moskou, om de partij te leiden?

“Dat is een gradueel proces. De partij komt steeds sterker in de greep van de Sovjet-Unie. Wat voor de ontwikkeling van De Groot belangrijk is, is het conflict met Cees Schalker waar hij leert om de politieke macht niet te ontlenen aan machtsopbouw in de partij of daar buiten, maar door zich te onderschikken aan Moskou. Dat is van grote betekenis in zijn latere carrière. De Groot zal bij conflicten in de leiding nooit een beroep doen op de basis van de partij, maar zijn kritiek binnenskamers houden en zich richten op het verwerven van de steun van Moskou. Het conflict met Schalker is het moment waarop hij zijn lot verbindt met de prioriteiten die Moskou formuleert.”

Volksfront

“Waarom komen ze uit bij De Groot? Ik heb al proberen aan te geven dat hij begreep hoe het mechanisme werkte, welke eisen er aan dat bureaucratische leiderschap verbonden waren. Maar er is nog een punt. Meer dan wie ook slaagde hij er in om de basis van de partij mee te nemen in de draai van de zogenaamde “derde periode” naar de volksfrontpolitiek.

In 1935, na het aan de macht komen van Hitler, schakelde de Komintern om naar de volksfrontpolitiek. In de daaraan voorafgaande periode stond de strijd tegen de sociaaldemocratie (omgedoopt tot sociaalfascisme) centraal, nu moest er met die sociaaldemocratie een volksfront gesloten worden. De leden die in de tijd van de strijd tegen het ‘sociaalfascisme’ gerekruteerd waren hadden de grootste moeite om deze draai te maken.

De Groot is dan degene in de leiding die begrip heeft voor die weerstanden. Waar andere leiders vol dedain terugkijken op de periode van rode vakbondsoppositie (RVO) blijft De Groot die periode verdedigen. Hij heeft begrip voor de argwaan tegenover de sociaaldemocratie zoals die leeft onder de groep die gerekruteerd was in de eerste periode van de jaren dertig. Hij kent dat milieu, hij had als leider van de RVO daar mee te maken. Hij was degene die de Twentse textielstaking organiseerde, hij was degene die een aantal belangrijke mensen in de RVO trok. De partij groeide in die periode via de aanhang die via de RVO binnen komt. Hij is uiteindelijk degene die in staat is om die groep mee te nemen in de draai naar de volksfrontpolitiek en daarmee bewijst hij zijn belang voor Moskou.

Hij komt daarbij ook in conflict met Moskou, want Moskou eist dat de RVO-bladen worden opgeheven. Dat weigert De Groot. Hij stelt: zolang wij nog geen normale positie hebben in het NVV en nog in debat zijn met de SDAP over een gemeenschappelijk front, zolang moeten wij die bladen handhaven. En hij meent dat te kunnen doen omdat hij even daarvoor op het congres van de Franse partij gezien heeft dat ook daar nog dergelijke bladen bestaan.

Dat is het patroon dat je steeds ziet. De Groot volgt de lijn van Moskou, maar niet als een willoze marionet. Dat is iets dat mij heeft verrast, want De Groot werd toch vaak gezien als iemand die beter dan wie ook de oekazes uit Moskou opvolgde, maar dat beeld klopt niet. Dat heeft te maken met het feit dat hij een ‘beginbureaucraat’ is. Hij breekt wel met zijn eigen verleden en kan daarom binnen het stalinisme functioneren, maar hij doet dat op een creatieve en deels zelfstandige manier. En dat maakt dat hij beter dan anderen geplaatst is om uiteindelijk de leiding over te nemen.”

Sneevliet

In de jaren twintig en begin dertig speelde in de CPH/N de discussie met mensen als Bouman en Sneevliet. In eerste instantie ging dat over de oriëntering op het NAS, waar zowel Wijnkoop en de zijnen als De Groot zich tegen verzette. Later kwam daar ook de zogenaamde Russische kwestie bij. Sneevliet en Bouman die allebei als bestuurder bij het NAS werkten ontwikkelden zich tot antistalinisten en steunden de linkse (trotskistische) oppositie in de Sovjet-Unie. Wat was de relatie tussen die twee punten: de NAS-oriëntering en de keuze voor de linkse oppositie? “Nog afgezien van de persoon van Sneevliet, met zijn ervaring in de Komintern en dergelijke, moet er inderdaad een verband tussen bestaan. Daar waar verdedigers van een bepaalde politieke lijn zo hard en unfair aangepakt worden als de voorstanders van het NAS, kan het niet anders of men komt tot vragen over het democratisch karakter van de organisatie. Dat is ook het punt waarop Henriëtte Roland Holst en Henk Sneevliet elkaar vinden, niet op het punt van het NAS, maar wel op het punt van de interne democratie en van de beoordeling van wat er in de Sovjet-Unie gaande is. In hun briefwisseling kan je zien dat de ontwikkelingen in de Sovjet-Unie voor hen beiden al veel langer een zorg was, maar pas heel laat brengen ze dat ook in de CPN in.

Je kan je de vraag stellen waarom Sneevliet niet veel eerder de “Russische kwestie” – zoals de strijd in de Sovjet-Unie toen genoemd werd – in de partij aan de orde heeft gesteld. Was dat omdat hij met het conflict over het NAS al genoeg problemen had en omdat hij in het NAS een achterban had die daar helemaal niet in geïnteresseerd was? (Een groot deel van de leden van het NAS moest zelfs niets of heel weinig hebben van de CPN).

Maar goed, ik heb daar geen definitief oordeel over, je komt dan op de discussie over Sneevliet en tot vragen als: was hij een NAS-man of een linkse communist? Dat geldt ook voor de partij die hij in 1929 oprichtte, de Revolutionair Socialistische Partij RSP. Is dat nou een poging om een echte politieke partij op te bouwen of is het een NAS-partij, de politieke vleugel van een radicale vakbond? Uiteindelijk heeft Sneevliet op het punt van de Sovjet-Unie weinig strijd in de CPH/N geleverd. Terwijl er volgens mij wel mogelijkheden waren. Tot ver in de jaren dertig blijft het probleem van de linkse oppositie spelen, er blijft een gevoeligheid bestaan, er zijn punten waarop je had kunnen ingrijpen. Zelfs in 1935 bij de overgang naar de volksfrontpolitiek. Er is nooit sprake van een linkse oppositie in de partij, maar er zijn voortdurend incidenten en “trotskistische” ongelukjes. Conflicten over een redacteur van het ‘Volksdagblad’ die bij de Moskouse processen gebruik maakt van allerlei bronnen buiten de Komintern. De foto van Trotski die in de krant wordt afgedrukt; de schrijver Jef Last die contact met Trotski opgenomen zou hebben en dergelijke. Allemaal zaken die laten zien dat de disciplinering nog niet volledig is.”

Rol in de oorlog

Over de rol van De Groot in de oorlog zijn twee versies. In de eerste plaats zijn eigen versie, waarin hij een centrale rol speelt in het verzet en bijvoorbeeld de schrijver is van het pamflet dat oproept tot de Februaristaking. Door zijn tegenstanders is later een beeld geschetst van een De Groot die als een angsthaas verstopt zat, anderen de risico’s liet lopen en pas toen het weer veilig was opdook. Jouw lezing van De Groots verdwijnen na 1943 is een andere.

“Ja, cruciaal was de positie en de effectiviteit van de CPN als verzetspartij. Ik heb er ernstige twijfels over of de CPN er goed aan heeft gedaan om gecentraliseerd het verzet in te gaan. Ik vraag me af of dat niet heeft bijgedragen aan de rampspoed die de partij in de eerste jaren van de oorlog is overkomen. De partij was kwetsbaar voor het speurwerk van de Sicherheits Dienst. De structuur van de partij lag vast en die structuur was bij de SD bekend. Ze hoefde slechts enkele communisten te vangen en de lijnen te volgen om een deel van het netwerk op te rollen. De Duitse geheime diensten, maar ook de Nederlandse geheime diensten hadden al in de jaren dertig grote belangstelling voor de partij. Dit kwam door een aantal factoren. In de eerste plaats de betrokkenheid van de partij bij de opvang van Duitse vluchtelingen en de rol bij de opbouw van de illegale KPD die – behalve vanuit Parijs en Praag – ook vanuit Amsterdam in gang werd gezet. Daarnaast speelde ook de betrokkenheid van Nederlandse communisten bij de Spaanse Burgeroorlog een rol. Ook de activiteiten rond Indonesië – de opbouw van de Indonesische Communistische Partij PKI – was in dat kader niet onbelangrijk. Dat alles maakt dat de CPN al in de jaren dertig voorwerp is van uitgebreid onderzoek van zowel de Nederlandse politie en geheime diensten als van de Duitse, die op dat vlak overigens intensief samenwerkten.

Toen de oorlog uitbrak had men een behoorlijk beeld hoe de partij er uit zag, welke mensen daarin aan de touwtjes trokken en hoe ze dat deden. Er waren lijsten voorhanden met de namen van communisten en er waren agenten tot op betrekkelijk hoog niveau actief in de partij. De communisten hadden nauwelijks enige ervaring met illegaal werk, met uitzondering van enkele fracties in de partij: de mensen die betrokken waren bij Indonesië, Spanje, de groep rond Goulooze, maar in de rest van de partij was die ervaring er niet.

Daar komt bij dat de partijleiding in de periode van het Molotov- Ribbentroppact, dus vanaf augustus 1939 tot de Duitse inval in de Sovjet-Unie in juni 1941, een “correcte houding ten opzichte van de bezetter” predikte, wat bijdroeg aan een legalistische opstelling.”

Onderduik

“Maar terug naar het verdwijnen van De Groot. De Groot had reden om zich terug te trekken. Hij wist een paar keer op miraculeuze wijze aan arrestatie te ontkomen. Zijn vrouw en dochter waren voor zijn ogen opgepakt. Het onderduiken van De Groot was ook geen individuele keuze, er was daarvoor al besloten dat de leiding vervangen zou worden. De Groot heeft zich in Zwolle onbereikbaar gehouden maar dat was als gevolg van zijn ervaringen in de laatste periode van zijn verzetsactiviteiten begrijpelijk. Piet Voskuil, een lid van de ‘reserveleiding’ was gearresteerd en besloot met de Duitsers samen te werken. Daarnaast verkeerde De Groot in de veronderstelling dat Jan Dieters – met Louis Jansen het derde lid van de ‘reserveleiding’ – zich door de Duitsers als lokaas liet gebruiken. Dit alles bracht De Groot tot de conclusie dat het geen enkele zin had om nog een rol te spelen. Dat er geen enkel contact met Amsterdam meer bestond is niet waar. Er zijn ontmoetingen geweest. De leiding in Amsterdam wist ongeveer waar hij zat en er zijn pogingen gedaan om het contact weer tot stand te brengen, maar de ongebruikelijke manier waarop dat gebeurde kon hem alleen maar bevestigen in de mening dat de zaak niet pluis was.

De ironie wil dat zijn werkelijke rol in de oorlog niet aan de openbaarheid kon worden prijsgegeven omdat deze niet in overeenstemming was met het beeld van het leiderschap in de stalinistische beweging. Hij was gedwongen zijn rol anders voor te stellen dan deze werkelijk was geweest. En niet alleen zijn rol. Ook het onthullen van de rol van Dieters en Jansen en vooral van Voskuil – die een openlijke verradersrol heeft gespeeld – zou een behoorlijke klap hebben betekend voor het beeld van de feilloze communistische leiding.”

Verzetspartij

Je zei dat de CPN niet voorbereid was op een verzetsrol, maar de partij kwam de oorlog uit als een partij die een grote rol had gespeeld in het verzet.

Wat opvallend is, is dat de partij ondanks de opstelling van de leiding in verschillende plaatsen, bijvoorbeeld Groningen en Den Haag, al vrij snel zelf in verzet komt. Er worden daar eigen lokale bladen uitgegeven en verzetsacties ondernomen. Als De Groot uiteindelijk de centrale organisatie van de illegaliteit ter hand neemt stuurt hij in eerste instantie zijn instructeurs op die groepen af met de opdracht om met die lokale bladen te stoppen. Er komt een centrale organisatie voor in de plaats met één landelijke krant. Het is dus geen verzinsel van mij dat er mogelijkheden waren voor gedecentraliseerd verzet, het gebeurt feitelijk en het wordt de kop ingedrukt.

Als De Groot na 1943 verdwenen is ligt de partij totaal in elkaar. Deze wordt dan opnieuw opgebouwd, maar veel losser en opnieuw ook vanuit zelfstandige initiatieven in verschillende plaatsen.

Er zijn verschillende redenen waarom de partij vanaf 1943 minder kwetsbaar wordt. Het gegeven dat de partij dan op een andere basis wordt opgebouwd – niet langer centralistisch, maar op basis van activiteiten van tamelijk autonome groepen – is daar één van. Daarnaast spelen natuurlijk ook andere factoren mee: de verzetsgeest die na Stalingrad gaat toenemen; de moeite die de Duitsers in het algemeen hebben om greep op de ontwikkelingen te houden; de ervaringen die na drie jaar verzet zijn opgedaan. Dat alles gecombineerd met het grote prestige van de Sovjet-Unie aan het eind van de oorlog maakt dat het niet verwonderlijk is dat de CPN na de oorlog gezien wordt als een belangrijke verzetsstroming.”

Indonesië

Wat mij opviel is dat de CPN door Moskou zo serieus lijkt te worden genomen. Veel serieuzer dan je op basis van de omvang van de partij zou verwachten. Hoe komt dat?

“Ja, dat verraste mij ook. Er zijn volgens mij twee zaken die de CPN voor Moskou van belang maakte: het trotskisme en Indonesië.
Bij het eerste gaat het dan om het bestaan van de RS(A)P,[3] de partij van Sneevliet. In alle Europese landen was de trotskistische beweging gemarginaliseerd terwijl hier in Nederland een beweging bestond die het weliswaar niet in alles met Trotski eens was, maar toch tot de linkse oppositie gerekend kan worden. Dat had invloed op mensen in de CPN. Dat was een risicofactor, dat begrepen de Russen heel goed. Een van De Groots tegenstanders Beuzemaker heeft daar bijvoorbeeld gebruik van proberen te maken in zijn poging om De Groot uit te schakelen. Hij haalde de openbare discussie tussen De Groot en Sneevliet naar voren en stelde dat voor als een eenheidsfront tussen De Groot en de trotskisten.

Het andere punt in de jaren dertig is de opbouw van de Communistische Partij van Indonesië waar Nederlandse communisten een rol in spelen. Met name gaat het dan om mensen als Goulooze. De Indonesische partij was bij de opstand in 1926 gedecimeerd en men probeerde de partij weer opnieuw op te zetten langs internationale lijnen en via de CPN. In de oorlog waren Indonesiërs hier in Nederland betrokken bij het verzet en daar hadden sommige CPN’ers – met name Annie Averink – veel contact mee. Die mensen speelden na de oorlog een rol bij de wederopbouw van de PKI. De CPN heeft daar via die contacten een zekere invloed. Het ligt dan ook voor de hand dat na de verdrijving van de Japanners de Nederlandse communisten de eerst aangewezenen zijn om het contact met Indonesië verder uit te bouwen. Zij kennen immers de taal en de geschiedenis en onderhouden persoonlijke contacten. Natuurlijk hebben de Russen ook directe contacten via hun ambassade, maar de Nederlanders, de CPN’ers waren daar belangrijk in.

Net als in andere delen van Azië hebben de ontwikkelingen in China een grote invloed op de ontwikkeling van de Indonesische communistische partij. In 1949 krijgt Mao een groot deel van China onder controle. Dat is een ontwikkeling die niet past in de politiek van Moskou, die gericht is op een globale overeenstemming met de geallieerden en de verdeling van de invloedssferen. Je ziet in dat jaar Nederlandse communisten als Averink en ook Joop Wolff naar Peking gaan om invloed Uit te oefenen op de Indonesische communisten, waarvan een aantal belangrijke kaders zich in Peking bevinden.

Er is wel geschreven dat Wolff in Peking zat om wapens voor de PKI te organiseren. Maar het tegendeel is het geval. Hij probeerde de Indonesiërs juist af te remmen. Spoedig kreeg hij hierbij hulp van de kant van de Chinezen die er geen belang bij hadden Stalin nog verder uit te dagen en die een revolutionaire ontwikkeling voor hun eigen voordeur evenmin erg aantrekkelijk vonden.

Dat leidt tot een strijd in de Indonesische communistische partij en het aan de macht komen van Aidit, waarbij de meer revolutionaire stroming op een zijspoor komt te staan. De politiek van Aidit is gericht op samenwerking met de kleinburgerij, de opbouw van een legale positie, het werk in de vakbeweging en het beëindigen van de gewapende strijd.

Dat is ook de politieke lijn die de CPN voorstaat. Zij zal tot aan het begin van de jaren vijftig haar invloed blijven uitoefenen. Dan is de politieke koers van de PKI inmiddels gestabiliseerd en liggen ook de verhoudingen tussen China en Rusland min of meer vast. Er lopen dan directere lijnen van Rusland naar Indonesië en de rol van de CPN wordt minder belangrijk. Daarna worden de rollen min of meer omgedraaid. De PKI groeit vanaf de jaren vijftig uit tot een echte massapartij met een succesvolle toenadering tot de groep rond Soekarno en het perspectief van deelname aan de macht. De Groot maakt daar gebruik van als hij afstand neemt van Moskou tijdens de destalinisatie onder Chroesjtsjov. Hij haalt de banden met de PKI aan in de hoop dat als die partij gaat deelnemen aan de macht dat de positie van de CPN in Nederland zal versterken. De coup van Souharto maakt daar natuurlijk een gruwelijk einde aan.”

Het einde

“In de jaren zestig maakt de CPN weer een zekere opleving door. De groei komt dan uit heel andere sociale groepen dan de traditionele aanhang van de partij. Het zijn nu jongeren, studenten en mensen uit het onderwijs en het welzijnswerk die de partij versterken. De relatie met de Sovjet-Unie bevindt zich op een dieptepunt. Het stalinisme is aanzienlijk verzwakt, het zogenaamde eurocommunisme komt op, en ook al zijn die ontwikkelingen in de CPN veel beperkter dan in andere communistische partijen in Europa, ze gaan niet ongemerkt aan de partij van De Groot voorbij.

In 1977 lijdt de partij, na een op regeringsdeelname gerichte verkiezingscampagne met de door De Groot persoonlijk bedachte leus “Van Agt er uit, de CPN er in”, een dramatische verkiezingsnederlaag. Voor De Groot is dat reden om te pogen de partijleiding te vervangen. Voor de eerste keer in zijn carrière mislukt dat. De Groot moet het onderspit delven en verdwijnt uit het leven (en de geschiedenis) van de partij.”

Hoe komt het dat hij nu verliest?

“Er wordt vaak gezegd dat hij het zicht op de partij heeft verloren en niet meer weet wat er in de CPN speelt. Dat kan waar zijn, maar daar gaat het volgens mij niet om. De Groot heeft zich sinds de jaren dertig nooit gebaseerd op wat er in de partij leeft. En ook in dit conflict heeft hij weliswaar wat van zijn oude vrienden te hulp proberen te roepen, maar dat kan nauwelijks een ernstige poging genoemd worden om in de partij sympathie voor zijn standpunt te krijgen. Zoals altijd richt hij zijn aandacht op Moskou en de inspanningen die Moskou verricht heeft om zijn positie te beschermen laten zien dat hij niet geheel kansloos was.

Uiteindelijk zijn het de acties tegen de neutronenbom geweest die hem noodlottig zijn geworden. Dat was het kapitaal dat de partijleiding in handen had. Dat was voor Moskou interessant in het internationale krachtenspel. Daarom wilden de Russen geen conflict dat de partij zou verscheuren en lieten ze De Groot vallen. Dat de partijleiding vervolgens ruimhartig haar diensten aan Moskou aanbood laat zien dat ook zij begrepen dat haar macht uiteindelijk niet gebaseerd was op haar aanhang binnen of buiten de partij, maar op Moskou. Zo blijft de partij tot aan haar einde een stalinistische partij, verbonden met de Sovjetbureaucratie. Als deze in 1990 in ontbinding raakt wordt ook de CPN opgeheven, ze bleek geen zelfstandige levenskracht te bezitten.”

Jan Willem Stutje: De man die de weg wees. Leven en werk van Paul de Groot 1899-1986. De Bezige Bij.

_______________
[1] Als de CPN in 1963 de formele relatie met de Sovjet-Unie verbreekt verzet een groep onder leiding F. Baruch zich daartegen. Zij staan een lange tijd buiten de partij en geven het blad Communistische Notities uit. Moskou onderhoudt nauwe betrekkingen met hen maar gaat nooit tot erkenning van deze groep over.
[2] Marcus Bakker en de gebroeders Jaap en Joop Wolff horen samen met partijvoorzitter Henk Hoekstra tot de leiding die De Groot in 1977 probeert af te zetten.
[3] In 1935 ging de RSP samen met de Onafhankelijke Socialistische Partij OSP, een linkse afsplitsing van de sociaaldemocratische SDAP op in de Revolutionair Socialistische Arbeiders Partij.