Wim Bot
Tegen fascisme, kapitalisme en oorlog
Bijlagen
Toen zondag 12 oktober de CL niet alleen het besluit nam tot ongewijzigde handhaving der ‘stellingen’ — stellingen waarin Rusland op één lijn werd gesteld met alle imperialistische landen — en kwam tot verbod van discussie in de groepen, toen heb ik mij lang gepijnigd met de vraag of ik het nog langer voor mijn socialistisch geweten en voor het gelid van onze groepen mocht verantwoorden om deel te blijven uitmaken van de CL.
Het eerste besluit betreft onze politieke stellingname ten opzichte van de wereldgebeurtenissen in het algemeen en ten opzichte van Ruslands positie in de huidige oorlog in het bijzonder. Dat in een groep van denkende strijders geen eenstemmigheid bestaat ten aanzien van de problemen van deze tijd is de meest natuurlijke zaak van de wereld. Volkomen eenstemmigheid is of een bewijs van geestelijke minderwaardigheid of van geestelijke onderdrukking. Beide kunnen ook samenvallen.
Als democratie samen denken is (Mannoury) dan is het logisch, dat in een groep van denkende strijders democratie moet zijn. Denken en strijden is de twee-eenheid die de onontbeerlijke voorwaarde is voor de bewustwording der klasse. Wie de proletarische democratie vermoordt begaat de meest onsocialistische daad die denkbaar is; hij begaat de misdaad de bewustwording der klasse te belemmeren.
Waar deze misdaad door de CL werd begaan door het nemen van het tweede besluit (discussieverbod) daar moest ik mij dus wel de vraag stellen of ik nog langer lid van die CL kan blijven.
Het is een algemeen gezegde, dat de normale Nederlander afkerig is van tirannie. Onze voorzitter schermde ook nogal graag met deze ‘normale Nederlander’, (zie no. 17 van Spartacus). Bij mijn overwegingen over wat mij te doen stond dacht ik ook: ‘Het zal in de praktijk nog wel niet zo verschrikkelijk zijn. De CL zal wel spoedig tot het inzicht komen dat zij toch aan haar revolutionair zijn verplicht is wat hoger te staan dan de beroemde ‘normale Nederlander’.’
Als verzorger van de ‘Socialistische Brieven’ schreef ik begin november een brief over ‘De strijd tegen het bolsjewisme’. Na het besluit van 12 oktober was ik verplicht mij heel wat zelfbeperking op te leggen. Ik deed dit, omdat ik hoopte nog altijd de eenheid van onze groep te kunnen handhaven. Edoch, ook hier geldt: barbertje moet hangen. Onze voorzitter verbood de publicatie van deze brief.
Het is moeilijk aan te nemen dat er principiële bezwaren waren. Wel aan te nemen is dat de volgende zin over Stalin de steen des aanstoots is: ‘Hij heeft de Sovjet-Unie ontmand, het Rode Leger onthoofd, de kern van oude bolsjewieken vermoord, de partijdemocratie om hals gebracht en zichzelf tot alleenheerser gemaakt.’ Het gaat natuurlijk om het slot van deze zin. Na 12 oktober kan dit niet meer gezegd worden zonder dat de CL zich belachelijk maakt, want 12 oktober is ook bij ons de partijdemocratie om hals gebracht en de komende alleenheerschappij ingeluid.
Het is wel buitengewoon tragisch dat een groep, die haar ontstaan dankt aan de strijd tegen de geestelijke onderdrukking door het stalinisme, zelf moet ondergaan aan de toepassing van precies dezelfde onderdrukking.
Na 22 juni kwamen al heel spoedig ingezonden stukken van kameraden, die op het standpunt van de verdediging der Sovjet-Unie stonden. ‘Spartacus’ verscheen 21 juni met een artikel ‘Stalin, Hitler-knecht’. In alle plaatsen werd gevoeld dat het niet mogelijk was, met deze krant te werken. Het DB van de CL kwam 24 juni bijeen. Het besloot tot uitgifte van een circulaire over de Duits-Russische oorlog, welke bij de krant kon worden uitgegeven.
Dat zo vlak voor deze oorlog ‘Spartacus’ kon komen met een zo spoedig door de feiten onmogelijk geworden artikel is op zichzelf reeds tekenend. Onze voorzitter heeft zich in de laatste jaren volkomen laten leiden door voorlichters als Souvarine en Kriwitzky, waarvan vooral de laatste gold als de ingewijde wiens woord de kracht had van een wet van Meden en Perzen.
Reeds enige maanden voor de 22ste juni kondigde de samentrekking van Duitse troepen aan de Oostgrenzen de komende oorlog aan. Toen echter mijnerzijds in ‘Spartacus’ (dus voor 22 juni) op de mogelijkheid van de oorlog in het Oosten werd gewezen, toen kwam prompt enkele dagen later een briefje van de voorzitter om te protesteren tegen het opperen van deze mogelijkheid. Zo werd 22 juni dan ook een volkomen verrassing. De gemaakte fout had zeker voor de betrokkene aanleiding moeten zijn tot het betrachten van enige bescheidenheid.
De circulaire van 24 juni, gemaakt onder de verse indruk van de ineenstorting van de tot 22 juni verkondigde hechtheid van het bondgenootschap Stalin-Hitler, maakte inderdaad de indruk van grote voorzichtigheid. De circulaire wekte algemene verbazing. De één sprak van een salto mortale, anderen gaven uitdrukking aan hun vreugde, omdat nu toch blijkbaar de CL wel inzag, dat Russische proletariërs de plicht hadden, ‘de resten van de Rode October te verdedigen’.
Dit was na de eerste verrassing. Daarna kwam de zgn. zelfverzekerdheid weer terug.
De ingekomen ingezonden stukken konden wachten. De CL zou eerst haar standpunt bepalen. Daartoe zouden stellingen worden ontworpen, waarna de discussie zou worden opengesteld. Edoch, toen de stellingen waren gepubliceerd en bleek dat twee leden van de CL de opvattingen van de meerderheid niet deelden, toen werden deze twee uitgenodigd hun meningen op papier te zetten. Deze documenten zouden dan het eerst voor publicatie in aanmerking komen. Aan discussieverbod dacht nog niemand. Wel gaf de voorzitter telkenmale van die speldenprikken als: ‘Zal discussie wel enig nut hebben’ en ‘Zou het werk er niet onder lijden’ enz. Als ik echter uiting gaf aan enige bezorgdheid over de ernst der discussietoezegging dan gaf de voorzitter verontwaardigd te kennen dat hij zeker de discussie wilde.
Nadat aldus viermaal tot discussie was besloten, kwam tenslotte de uitgebreide zitting van 12 oktober. Zou de voorzitter hier voor vrijheid van discussie zijn opgekomen, dan had niemand over een discussieverbod gesproken. Helaas, het voorstel tot discussieverbod kwam van de voorzitter en hij heeft het met alle oratorische kracht waarover hij beschikt verdedigd. Het gevolg was dat met 7 tegen vier stemmen tot deze onsocialistische misdaad besloten werd. Ik heb openlijk uitgesproken dat het gelid, waaraan discussie was toegezegd, afschuwelijk was bedonderd.
Wij hebben niet de illusie dat de CL — zoals dat het geval was met het afscheid van anderen die zich terugtrokken — deze brief zal publiceren. Bij deze anderen hadden wij te maken met desertie uit de strijd. Omgekeerd gaat het er thans om de strijd beter te kunnen voeren. Wij zullen zeker niet in staat zijn alle oude strijdmakkers te bereiken. Wij zullen al onze krachten inspannen om er zoveel mogelijk te bereiken. Het zal veel moeite en veel offers kosten. Wij zijn er echter van overtuigd, dat er genoeg eerlijke proletariërs zijn, die ons zullen helpen.
Het werk binnen het oude verband heeft hiermede opgehouden. De CL heeft de rust van het kerkhof gewild, welnu, zij zal deze hebben. Maar buiten dit kerkhof zullen denkende socialisten, prijs stellende op zelfstandig geestelijk leven, zich aaneensluiten.
De smart om de scheiding — een scheiding die wij niet gewild hebben — die smart zal geheeld worden in het nieuwe, vrije strijdleven dat wij ons zullen scheppen en waartoe wij de hulp zullen inroepen van alle, de strijd willende voeren en zelfstandig denkende socialisten!
Onderstaande bijlagen zijn opgenomen in het Henk Sneevliet-archief
Ondanks het feit dat men grote bewondering kan hebben voor de Jongs geschiedenis van Nederland in de Tweede Wereldoorlog ben ik het eens met het kritische oordeel van Rogier, die de Jong de historicus van de ‘common sense’ noemt. Volgens Rogier is dit het onvermijdelijke resultaat van een officiële geschiedschrijving in opdracht van de staat.[1]
Dit karakter van het werk van de Jong komt het duidelijkst tot uiting wanneer het er om gaat het ontstaan van de oorlog te verklaren. Uitgangspunt van de Jong is niet de ontwikkeling van het kapitalisme en de tegenstellingen daarbinnen, maar het tegenover elkaar stellen van barbaars fascisme en parlementaire democratie.[2] Over de rol van het verdrag van Versailles, de uitkomst van de Eerste Wereldoorlog, zegt de Jong dat men dit niet uit de historische samenhang moet lichten. Een door Duitsland opgelegd verdrag zou even hard zijn geweest.[3] In zijn behandeling van de oorlog in Azië schrijft de Jong dat de strijd om de aardolievoorraden een belangrijke rol speelde; maar de ‘diepere en werkelijke’ oorzaak van de oorlog waren de Japanse ambities.[4] Uit dergelijke opmerkingen blijkt een onvermogen om de Tweede Wereldoorlog in de historische samenhang te zien. Volgens de Jong had een eensgezind politiek en militair optreden van de democratische landen tegen het fascisme de verdere ontwikkeling kunnen veranderen. Het beleid van de Nederlandse regering was vooral een struisvogelpolitiek. Het karakter van het Duitse nazisme werd vooral doorzien door organisaties en personen ter linkerzijde, maar die waren juist tegen verbetering van de Nederlandse defensie.[5] De Jong suggereert dus dat de oorlog door een betere bewapening van de democratieën had kunnen worden voorkomen of dat in ieder geval het verloop van de oorlog anders en beter zou zijn geweest.
Een betere bewapening van de democratische landen had de oorlog niet kunnen voorkomen. In augustus 1937 schreef Trotski waarom niet:
‘De oorlog kan dus uitbreken aan het eind van de komende drie of vier jaar, dat wil zeggen precies op het moment dat de voltooiing van de bewapeningsprogramma’s “de vrede zou moeten verzekeren”. Natuurlijk, we geven dit tijdstip slechts aan voor doeleinden van algemene oriëntering. De gebeurtenissen kunnen het moment van de explosie bespoedigen of uitstellen. Daar de onvermijdelijkheid er van is geworteld in de dynamiek van de economie, de dynamiek van de sociale tegenstellingen, als in de dynamiek van de bewapening.’[6] Ook geeft de Jong geen enkel antwoord op de vraag wat de sociale en politieke voorwaarden waren voor een kwalitatief betere defensie in Nederland. Datzelfde geldt voor de vraag wat er zou zijn overgebleven van de parlementaire democratie en de democratische rechten in Nederland wanneer het Nederlandse leger zich langer staande had gehouden in de oorlog.
Rogier heeft er op gewezen dat de Jong vervolgde groepen niet alleen behandelt naar numerieke omvang, maar eveneens naar de plaats die zij in de huidige samenleving innemen.[7] Datzelfde geldt voor de behandeling van de politieke stromingen in het verzet. De CPN wordt gezien haar belangrijke rol in het verzet vrij uitgebreid behandeld. De delen over de CPN zijn over het algemeen vrij zakelijk en juist, met uitzondering van de balans die in het vijfde deel wordt opgemaakt van de CPN. Hier stelt de Jong dat de CPN vanaf de zomer van 1941 een belangrijke rol speelde in het verzet.[8] Criterium lijkt hier het mee zwemmen in de nationalistische hoofdstroom van het verzet te zijn. De rol van de CPN in de Februaristaking, in het vierde deel goed weergegeven, is blijkbaar niet relevant meer.
Op dezelfde plaats schrijft de Jong dat in de periode van de zomer van 1941 tot de zomer van 1942 geen bevolkingsgroep illegaal zo actief was als de CPN, ‘met uitzondering wellicht van de zoveel kleinere groep der revolutionair-socialisten’.[9] Onder revolutionair-socialisten verstaat de Jong het MLL-Front en ‘De Vonk’. Op grond van deze constatering zou men verwachten dat aan de activiteiten en standpunten van deze stroming dan ook recht wordt gedaan, ongeacht het persoonlijke oordeel dat men heeft. Dit is echter absoluut niet het geval. De aandacht voor deze stroming is uitermate summier en voor wat betreft het MLL-Front tamelijk onnauwkeurig.
De eerste keer dat het MLL-Front enige aandacht krijgt is in het hoofdstuk over de illegaliteit in het vierde deel. Bij de opsomming van de illegale pers worden ‘Spartacus’ en het Bulletin genoemd. Dat ‘Spartacus’ het eerste illegale blad was dat regelmatig gedrukt verscheen wordt wel geconstateerd maar is verder geen aandacht waard. Overige uitgaven van het MLL-front uit deze periode die het vermelden zeker waard zijn, de ‘Brieven aan sociaaldemocraten’ en de jongerenpublicaties, worden niet genoemd. De Jong noemt in dit hoofdstuk wel het juiste ledental van het MLL-Front, vierhonderd. Over de politieke standpunten van het MLL-Front zegt de Jong na het geven van een citaat:
‘Het was niet zo eenvoudig, van deze abstracte wensvoorstellingen tot concrete parolen te komen.’[10]
De Jong kan dan ook niet verklaren waarom het MLL-Front in staat was direct in de illegaliteit te gaan en de politieke dynamiek van de bezetting te doorzien, dit in tegenstelling tot grote delen van de respectabele traditionele politieke partijen. De rol van het MLL-Front in de Februaristaking wordt door de Jong onderbelicht.[11] Wanneer de Jong meer aandacht had besteed aan de inbreng van het MLL-Front in de staking zou hij wellicht tot de conclusie zijn gekomen dat het MLL-Front wel tot ‘concrete parolen’ kwam.
In het vijfde deel worden de reacties in bezet Nederland op het uitbreken van de Duits-Russische oorlog behandeld. Hier stelt de Jong dat het Bulletin van juli geen woord bevatte over de nieuwe fase in de oorlog en dat het tot augustus duurde voor de Centrale Leiding van het MLL-Front met een verklaring kwam. Het artikel van Sneevliet in ‘Spartacus’, het manifest dat onmiddellijk na het uitbreken van de oorlog werd geschreven en de artikelen in andere publicaties van het MLL-Front in juli zijn door de Jong blijkbaar over het hoofd gezien. De breuk met ‘De Vonk’ wordt door de Jong uitsluitend in het kader geplaatst van de Duits-Russische oorlog.
Daarmee wordt aan de diepere oorzaken van de breuk geen recht gedaan. De Jong meldt hierover slechts dat ‘De Vonk’ door haar koerswijziging het ‘ideologisch isolement’ verliet.[12]
In het vijfde deel behandelt de Jong het artikel in ‘Spartacus’ over het lot van de gedeporteerde Joden. In hoofdstuk 7 concludeerde ik dat de strekking van dit artikel onduidelijk was. De Jong heeft echter wel een eenduidige mening gevonden in het artikel: de schrijver was van mening dat de sterftecijfers onder de gedeporteerden niet zo hoog konden zijn en dat het onwaarschijnlijk was dat opzettelijk verkeerde cijfers werden gegeven om navraag te vermijden, omdat de nazi’s toch niet zo misdadig konden zijn.[13]
Tenslotte besteedt de Jong aandacht aan het MLL-Front naar aanleiding van de arrestaties en executies. In het Bulletin zouden nauwelijks artikelen hebben gestaan die betrekking hadden op actuele feiten, in ‘Spartacus’ naar verhouding ook maar weinig. De Jong geeft niet aan waarop dit oordeel is gebaseerd. De artikelen in het Bulletin en de meeste stukken in ‘Spartacus’ waren beschouwelijk van aard, maar daarom nog niet minder actueel. Centraal in de publicaties van het MLL-Front stonden immers het verloop van de oorlog en de bezetting. Volgens de Jong stond het karakter van de bladen van het MLL-Front in verband met het doel van Sneevliet om in de eerste plaats de eigen organisatie bijeen te houden. Ook hier geeft de Jong geen bronnenvermelding en ook deze opmerking is onjuist. Het ging Sneevliet en het MLL-Front niet om het handhaven van de organisatie op zich, maar om het opbouwen van een actieve revolutionair-socialistische verzetsorganisatie. Op dezelfde plaats schrijft de Jong dat in de publicaties van het MLL-Front het stalinisme, Engeland en de VS frequenter werden aangevallen dan de bezetter. Het blijft onduidelijk welk criterium hier door de Jong is gebruikt. Een dergelijk oordeel zou vanzelfsprekend moeten zijn gebaseerd op een kwalitatief criterium en niet op een kwantitatief. Het gebruik van het woord frequenter is in dit verband misleidend. Het MLL-Front bestreed het stalinisme en de democratische geallieerden in het kader van het fascisme, bezetting en oorlogsbarbarij.[14]
Van het proces tegen de leiders van het MLL-Front geeft de Jong het traditionele beeld, dat ik in hoofdstuk 11 heb geprobeerd te relativeren.[15]
Resumerend kan worden gesteld dat de Jongs behandeling van het MLL-Front summier en onnauwkeurig is. De Jong ziet het MLL-Front als een moedige, idealistische groepering met abstracte wensvoorstellingen. In zekere zin is het daarom niet meer dan logisch dat de Jong weinig aandacht heeft besteed aan het vormen van een objectief beeld van het MLL-Front.
_______________
[1] Zie Rogier, De Geschiedschrijver des Rijks, 11-141.
[2] Zie hiervoor ook Rogier, De Geschiedschrijver des Rijks, 22-30, 42-5e, 97-110.
[3] De Jong, Het Koninkrijk, I, 145-146.
[4] Ibidem, V, 633-660.
[5] Ibidem, I, 38-71, 165-170, 473-653; II, 143-155, 360-403, 431-437; III, 508-512.
[6] Trotski, ‘On the Treshold of a New World War’, in: Writings 1936-37, 388.
[7] Rogier, De Geschiedschrijver des Rijks, 115.
[8] De Jong, Het Koninkrijk, V, 833.
[9] Ibidem.
[10] Ibidem, IV, 714, 717-719.
[11] Ibidem, 911, 927.
[12] Ibidem, V, 97-98.
[13] Ibidem, 566.
[14] Ibidem, 962.
[15] Ibidem, 963-965.
AJC — Arbeiders Jeugd Centrale
ARP — Anti-Revolutionaire Partij
BRS — Bond van Revolutionaire Socialisten
CCI — Comité Communiste Internationaliste
CPH — Communistische Partij Holland
CPN — Communistische Partij Nederland
CRM — Comité van Revolutionaire Marxisten
EVC — Eenheidsvakcentrale
GBL — Groep van bolsjewieken-leninisten
IAF — Internationaal Arbeiders Front
ISB — Internationaal Socialistische Beweging
ISDV — Indische Sociaal-Democratische Vereniging
Komintern — Communistische (Derde) Internationale
LJG — Leninistische Jeugd Garde
MJC — Marxistisch Jeugd Comité
MLL-Front — Marx-Lenin-Luxemburg-Front
NAS — Nationaal Arbeids Secretariaat
NSB — Nationaal Socialistische Beweging
NSNAP — Nationaal-Socialistische Nederlandse Arbeiderspartij
NVSH — Nederlandse Vereniging voor Sexuele Hervorming
NVV — Nederlands Verbond van Vakverenigingen
OSP — Onafhankelijk Socialistische Partij
PKI — Partai Communis Indonesia
POUM — Partido Obrera d’Unificación Marxista
RCP — Revolutionair Communistische Partij
RKSP — Rooms-Katholieke Staatspartij
RSAP — Revolutionair-Socialistische Arbeiders Partij
RSP — Revolutionair Socialistische Partij
SDAP — Sociaal-Democratische Arbeiders Partij
VARA — Vereniging van Arbeiders Radio Amateurs
WA — Weer-Afdeling
Arbeidersbrieven voor Socialistische Eenheid, najaar 1940.
Brieven ter Bevordering van de Internationale Klasse-Eenheid, uitgave van het Marx-Lenin-Luxemburg-Front, november-december 1940.
Brieven aan een jeugdvriend, zomer 1940-zomer 1941.
Brieven aan sociaaldemocraten (Socialistische Brieven), zomer 1940-oktober 1941.
Bulletin van het M.L.L.-Front (M.L.L.-Bulletin van het Marx-Lenin-Luxemburg-Front), juli 1940-januari 1942.
Het Kompas, uitgave van het Marxistisch Jeugd Comité, november 1940-juni 1941.
Marx-Lenin-Luxemburg-Front, najaar 1940-begin 1942.
Richtlijnen voor de M-groep, zomer 1940-? 1941.
Spartacus, orgaan van het M.L.L.-Front (van het Derde Front), januari 1941-februari 1942.
Tijdsproblemen, kaderbulletin van het M.L.L.-Front, januari-februari 1942.
De crisis der sociaaldemocratie, door Junius (Rosa Luxemburg), met een voorwoord van Baanbreker (Sneevliet), 1941.
Manifest! Aan de arbeiders en arbeidersvrouwen van alle landen!, uitgave Marx-Lenin-Luxemburg-Front (Holland) en Contre le Courant (België), december 1941.
Spartacus ontwaakt! Het Derde Front marcheert, door Baanbreker (Sneevliet), 28 februari 1941.
De Arbeid, orgaan van het NAS, 10 mei-20 juli 1940.
De Enige Weg, orgaan van de GBL, 1938-1939.
De Nieuwe Fakkel, orgaan van de RSAP, 1938-1940.
De Revolutionaire Socialist, kaderbulletin van de RSAP, 1940.
De Rode October, orgaan van het CRM, 1942-1945.
Spartacus, actuele berichten, uitgave Communistenbond Spartacus oktober 1944-mei 1945.
Spartacus, bulletin van de Revolutionair-Socialistische Arbeidersbeweging in Nederland, uitgave Communistenbond Spartacus, zomer 1942-november 1944.
Spartacus, maandschrift voor de Revolutionair-Socialistische Arbeidersbeweging, uitgave Communistenbond Spartacus, december 1944-mei 1945.
Nederland in de oorlog, door W.F. Dolleman, uitgave partijbestuur RSAP, z.j.
De strijd om de macht, uitgave Communistenbond Spartacus, augustus 1944.
Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis:
Archief F. Bosman, gedeeltes betrekking hebbende op voorbereiding illegaliteit RSAP.
Archief P.P. van ’t Hart.
Archief A. Schouten, gedeelte over MLL-Front.
Archief H. Sneevliet, gedeelte over MLL-Front.
RSAP-archief, circulaires 1939.
Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie:
Akten der Geheimen Staatspolizei, Staatspolizeistelle Düsseldorf, über Langkemper, Adolf, Aktenzeichen no.201/40.
Documentatie Duitse strafrechtspraak, Dr. F. Randermann, Doc. II-785.
Archief T. Rot, bij verzameling illegaal blad ‘De Vonk’ (Winkel no.937).
Documentatie H. Sneevliet, Doc. I-1600.
Dossier proces Sneevliet, SG 15/42.
Thea Bloemsma.
Andries Dolleman, Willy Dolleman, Herman Drenth.
Rein van der Horst.
Sal Santen.
Anderson, P., Arguments Within English Marxism (London 1980).
Berendsen, H. en Weeda, R., Uit de vonk zal de vlam oplaaien (Poesjkin). Een analyse van de activiteiten en ideeën van de humanistisch-socialistische verzetsgroep rondom het illegale verzetsblad De Vonk, 1940-1945 (Groningen 1980).
Bot, W., Leon Trotski, de Vierde Internationale en de Tweede Wereldoorlog (onuitgegeven scriptie, Utrecht 1981).
Buschak, W., ‘Das Londoner Büro. Linkssozialismus in der Zwischenkriegszeit’ in: Linkssozialisten in Europa. Alternativen zu Sozial-democratie und Kommunistischen Parteien, J. Baumgarten, ed. (Hamburg 1982) 173-215.
Cardorff, P., ‘Trotzki und die Organisationsfrage’ in: Die Internationale 12(1978) 5-49.
Catalogus van illegale brochures 1940-1945 (Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, Amsterdam, z.j.).
Catalogus van illegale pamfletten verspreid in de oorlogsjaren 1940-1945 (Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, Amsterdam 1978).
Claudin, F., The Communist Movement: From Comintern to Cominform (Harmondsworth 1975).
Les congrès de la IVe Internationale (manifestes, thèses, résolutions), 1, Naissance de la IVe Internationale (1930-1940), R. Prager, ed. (Montreuil 1978).
Les congrès de la IVe Internationale (manifestes, thèses, résolutions), 2, L’Internationale dans la guerre (1940-1946), R. Prager, ed. (Montreuil 1981).
Coomans, P., de Jonge, T. en Nijhof, E., De Eenheidsvakcentrale (EVC) 1943-1948 (Groningen 1976).
Craipeau, Y., ‘Les trotskystes français dans la Seconde Leerre Mondiale’ in: Critique Communiste 25(1978) 154-164.
Dankbaar, B., ‘Dienstweigering en desertie tijdens de oorlog met Indonesië 1945-1950. Achtergrond van het document van Wil van Kempen’ in: Jaarboek voor de geschiedenis van socialisme en arbeidersbeweging in Nederland 1977, J. Giele en anderen, ed. (Nijmegen 1977) 341-366.
Deutscher, I., The Prophet Armed. Trotsky 1879-1921 (London 1976).
Deutscher, I., The Prophet Outcast. Trotsky 1929-1940 (London 1970).
Deutscher, I., ‘Die Tragödie des polnischen Communismus zwischen den Weltkriegen’ in: Die Internationale 13(1978) 72-110.
Deutscher, I., Reportagen aus Nachkriegsdeutschland (Hamburg 1980).
Frank, P., Die Geschichte der IV. Internationale (Hamburg z.j., uitgave ISP-Verlag).
Guérin, D., Préface bij L. Trotsky, Sur la Deuxième Guerre Mondiale (Bruxelles 1970) 9-21.
Harmsen, G. en Reinalda, B., Voor de bevrijding van de arbeid. Beknopte geschiedenis van de Nederlandse vakbeweging (Nijmegen 1975).
Harmsen, G., ‘Leven en werk van mr. Alex S. de Leeuw. Communistisch politicus tussen de wereldoorlogen. Een bijdrage tot de geschiedenis van het Nederlandse marxisme-leninisme’ in: Jaarboek voor de geschiedenis van socialisme en arbeidersbeweging in Nederland 1977, J. Giele en anderen, ed. (Nijmegen 1977) 9-190.
Horowitz, D., From Yalta to Vietnam. American Foreign Policy in the Gold War (2e dr., Harmondsworth 1969).
Jong, L. de, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, I, Voorspel (wetenschappelijke uitgave, ‘s-Gravenhage 1969).
Jong, L. de, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, II, Neutraal (wetenschappelijke uitgave, ‘s-Gravenhage 1969).
Jong, L. de, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, III, mei ‘40 (wetenschappelijke uitgave, ‘s-Gravenhage 1970).
Jong, L. de, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, IV, mei ‘40- maart ‘41 (wetenschappelijke uitgave, 2 dln. ‘s-Gravenhage 1972).
Jong, L. de, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, V. maart ‘41-juli ‘42 (wetenschappelijke uitgave, 2 dln. ‘s-Gravenhage 1974).
Jong, L. de, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, IX, Londen (wetenschappelijke uitgave, 2 dln. ‘s-Gravenhage 1979).
Leeuw, A.S. de, Nederland in de wereldpolitiek. Van 1900 tot heden (1936) (2e dr. Nijmegen 1975).
Lenin, W.I., ‘Uber die Junius-Broschüre’ in: Werke Bd. 22, December 1915-Juli 1916 (Berlin 1960).310-325.
Liempt, F. van, ‘Indonesië los van Holland’ in: De Waarheid, 23 april 1982, 4.
Lock, G., ‘On Sneevliet, the Dutch Communist Party and the February Strike of 1941’ in: New Left Review 127(1981) 101-104.
Loosbroek, T. van, ‘De SDAP en de Socialistische Arbeiders Internationale in de jaren dertig’, in: Jaarboek voor de geschiedenis van socialisme en arbeidersbeweging in Nederland 1977, J. Giele en anderen, ed. (Nijmegen 1977) 275-315.
Löwy, M., The Politics of Combined and Uneven Development. The Theory of Permanent Revolution (London 1981).
Mandel, E., Introduction bij L. Trotsky, The Struggle Against Fascism in Germany,(Harmondsworth 1975) ix-liii.
Mandel, E., ‘Abraham Léon — Eine Skizze Sednes Lebens’ in: Zur jüdischen Frage (Frankfurt/M 1977, uitgave ISP-Verlag) 5-16.
Mandel, E., Trotsky. A Study in the Dynamic of His Thought (London 1979).
Mandel, E., Revolutionary Marxism Today (London 1979).
Mol, P.J., De Trotskistische beweging in Nederland 1938-1946 (onuitgegeven scriptie, Nijmegen z.j.).
Morriën, J., Indonesië los van Holland. De CPN en de PKI in hun strijd tegen het Nederlandse kolonialisme (Amsterdam 1982).
Mulder, H., ‘De Waarheid in de oorlog: een summiere opening van zaken’ in: Vrij Nederland, 2 augustus 1980, 16.
Novack, G. en Hansen, J., Introduction bij L. Trotsky, In Defense of Marxism (2e dr. New York 1976) vii-xxii.
Pablo, M. en Tichelman, F., Geschiedenis van de Vierde Internationale (z.pl., z.j., uitgave Communistenbond Proletarisch Links).
Perthus, M., Henk Sneevliet. Revolutionair-socialist in Europa en Azië (Nijmegen 1976).
Peschanski, D., ‘La demande de parution légale de “l’ Humanité” (17 juin 1940-27 août 1940)’ in: Le Mouvement Social 113(1980) 67-89.
Pieterson, G.H., Het revolutionaire socialisme in de jaren dertig. Aanzet tot een kwantitatieve benadering van een stroming in de Nederlandse arbeidersbeweging (onuitgegeven doctoraalscriptie, Economisch-Historisch Seminarium Universiteit van Amsterdam, 1977).
Prager, R., ‘Les trotskystes de Buchenwald’ in: Critique Communiste 25 (1978) 148-153.
Rogier, J., De Geschiedschrijver des Rijks en andere socialisten. Politieke portretten 1 (Nijmegen 1979).
Salvadori, M., Karl Kautsky and the Socialist Revolution 1880-1938 (Londen 1979).
Santen, S., Sneevliet, rebel (Amsterdam 1971).
Scherphuis, A., ‘Wat deed jij in de oorlog, moeder?’ in: Vrij Nederland, bijlage 3 mei 1980, 1-29.
Schilp, D., Dromen van de revolutie. Een verzwegen hoofdstuk uit de sociale beweging verteld aan Joop van Tijn (Amsterdam-Antwerpen, z.j.).
Schwegman, M., Het stille verzet. Vrouwen in illegale organisaties Nederland 1940-1945 (Amsterdam 1980).
Sijes, B., De Februaristaking, 25-26 februari 1941 (Amsterdam, z.j.).
Tichelman, F., Henk Sneevliet, 1888-1942. Een politieke biografie (Amsterdam 1974).
Trotski, L., Writings of Leon Trotsky 1933-34 , G. Breitmann en B. Scott, ed. (2e dr., New York 1975).
Trotski, L., Writings of Leon Trotsky 1934-35, G. Breitmann en B. Scott, ed. (2e dr., New York 1974).
Trotski, L., Writings of Leon Trotsky 1935-36, N. Allen en G. Breitmann, ed. (2e dr., New York 1977).
Trotski, L., Writings of Leon Trotsky 1936-37, N. Allen en G. Breitmann, ed. (2e dr., New York.1978).
Trotski, L., Writings of Leon Trotsky 1937-38, N. Allen en G. Breitmann, ed. (2e dr., New York 1976).
Trotski, L., Writings of Leon Trotsky,1938-39, N. Allen en G. Breitmann, ed. (2e dr., New York, 1974).
Trotski, L., Writings of Leon Trotsky 1939-40, N. Allen en G. Breitmann, ed. (2e dr., New York 1977).
Trotski, L., The Struggle Against Fascism in Germany (Harmondsworth 1975).
Trotski, L., In Defense of Marxism (2e dr., New York 1976).
Voor vrijheid en socialisme, M. Perthus, ed. (Rotterdam 1953, uitgave Sneevliet Herdenkingscomité).
De Waarheid in de oorlog. Een bundeling van illegale nummers uit de jaren ‘40-’45, H. Galesloot, S. Legêne en J. Morriën, ed. (Amsterdam 1980).
Winkel, L., De ondergrondse pers 1940-1945 (‘s Gravenhage 1954).