Gérard Choplin

Liberale landbouwlocomotief krijgt groen kleurtje


Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, 2001, zomer, (nr. 77), jg. 45
Deze versie: spelling, hernummeren van de voetnoten
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
Duurzame landbouw is wereldwijd ecologisch en sociaal
Landbouw is mensenwerk
Enige woorden over de eisen van het Hollandse verkiezingsprogram ten gunste van het landvolk

Over het Europees landbouwbeleid gingen we praten met Gérard Choplin. Hij is coördinator van de Europese Boeren Vereniging, met hoofdkantoor in Brussel.[1] Een beroemd lid van deze vereniging is de Franse boer José Bové. Onderstaand artikel is gebaseerd op het gesprek met Gérard Choplin. Voor De Internationale werd het gesprek gevoerd door Louis De Bruyn en Frank Slegers.

Renate Künast is de nieuwe Duitse minister van landbouw. Zij komt uit de leiding van de Grünen. Zij werd minister nadat haar SPD-voorganger, zelf een herenboer, ontslag moest nemen onder druk van de dolle koeienziekte (BSE). Künast legde enkele spetterende verklaringen af tegen het Europees landbouwbeleid, en wil op tienjaar tijd het aandeel van de biologische landbouw in Duitsland van 2,5 % opkrikken tot 20 %.

Maar er is misschien een verborgen agenda. Duitsland wil immers al lang de financiële middelen van het Europees landbouwbeleid verlagen. Dat landbouwbeleid slorpt 45 % van de Europese begroting op. Het leeuwenaandeel daarvan gaat naar Frankrijk, terwijl Duitsland de grootste financier van de EU is.[2] Het landbouwbeleid komt dus neer op een subsidie van Duitsland aan Frankrijk. Dat moet begrepen worden tegen de achtergrond van de as Duitsland-Frankrijk, historisch gekoppeld aan de as Duitse industrie (steenkool en staal) – Franse landbouw. Toen de Duitse kanselier Schröder in maart 1999 op de Europese Top in Berlijn de financiën voor de landbouw wilde verminderen en een deel van het landbouwbeleid terug ten laste wilde leggen van de lidstaten, bood Chirac succesvol weerstand. In Nice bleken de Duits-Franse wonden nog niet geheeld... Duitsland wil des te meer de financiering van het landbouwbeleid verminderen, omdat er geld moet vrijkomen voor de uitbreiding van de EU naar het Oosten, voor Duitsland een topprioriteit. De opeenvolgende landbouwcrisissen reiken de nodige munitie aan om het Europees landbouwbeleid onder vuur te nemen. Mag Renate Künast van Schröder daarom rustig haar gang gaan?[3]

Schröder aan zet

Gérard Choplin meent dat het initiatief van Schröder zelf komt. De belangrijkste drijfveer ligt op binnenlands vlak. Toen op 24 november 2000 in Duitsland het eerste BSE-geval werd ontdekt gaf dit een echte schok, vooral omdat men de publieke opinie had ingepompt dat Duitsland BSE-vrij was.[4] De schok was des te groter toen bleek dat het vel van worst, het Duits voedsel bij uitstek, zeer BSE-gevoelig is. Schröder heeft dus een politieke zet gedaan om de schok bij de publieke opinie op te vangen. In de rood-groene coalitie was de deal dat de groenen met kernenergie hun zin kregen, maar moesten afblijven van de landbouw. Onder druk van de BSE-schok heeft Schröder dat radicaal omgegooid.

Schröder heeft bewust een groene uit Berlijn op de functie gezet, een stedeling die niets kent van landbouw, al zijn er zeker groenen die de landbouw goed kennen. Maar Schröder wilde iemand die zou spreken namens de consumenten, niet namens de landbouw. Op de eerste persconferentie werd dat benadrukt: Künast is de minister van de consumenten, van de voedselveiligheid, en van de landbouw, in die volgorde.

Na het uitbreken van de BSE-crisis in Duitsland hebben de ministers van vier Europese landen, Duitsland, Italië, Frankrijk en Zweden, verklaringen afgelegd tegen het productivisme in de landbouw. Het waren allemaal landen met een rood-groene coalitie. Al die landen, en blijkbaar ook Blair, zijn bereid het Europees landbouwbeleid te herbekijken, maar in een liberaal-groen perspectief. De Duitse groenen staan wat dat betreft in punt. Ze zijn zeer liberaal, dus voor vrijhandel (zie kaderstuk “Drie alternatieven”).

Gemeenschappelijk landbouwbeleid

De landbouwpolitiek van de EU is met het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) in 1962 op de sporen gezet. Deze trein raast nog steeds in dezelfde richting, maar wordt nu groen geschilderd.

Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid heeft sinds 1962 de landbouw grondig ontwricht, met enorme verplaatsingen van landbouwproductie. In 1962 werd de Europese markt afgeschermd wat betreft graan, melk, wijn, suiker... Er was één uitzondering, geëist door de VSA: veevoeder moest vrij kunnen worden ingevoerd, zonder heffingen. De productie van vlees, eieren en melk is sindsdien geconcentreerd rond de grote havens waar veevoeder wordt geïmporteerd, 60 miljoen ton per jaar: Antwerpen, Rotterdam, Hamburg-Bremen, Brest, Ravenna, Taragona,... De andere streken verloren hun traditionele landbouwproductie. Ardeense hesp wordt niet meer gemaakt van varkens die rondrennen in de Ardennen.

Het productivistisch landbouwbeleid is gericht op de export van Europese landbouwoverschotten op de wereldmarkt. Deze overschotten hebben echter niets natuurlijks. Europa heeft geen natuurlijke roeping als exporteur van dierlijke producten en granen. Ook de export van granen is maar mogelijk omdat onze dieren geïmporteerd veevoeder eten: hoe goedkoper, hoe beter, tot en met afgedankte machineolie... Europa is wel een natuurlijke uitvoerder van producten uit het gebied rond de Middellandse Zee, zoals olijfolie en wijn. Er is natuurlijk ook niets tegen wereldhandel in allerlei streekkazen. Maar voor de rest is Europa geen natuurlijke uitvoerder. Het is dus absurd een landbouwbeleid te voeren gericht op export. Dat kan alleen met een model van industriële landbouw. Door alle hervormingen heen blijft export de grote prioriteit van het landbouwbeleid.

Andere instrumenten

Er zijn twee belangrijke hervormingen geweest, in 1992 en in 2000. De richting, de logica, is echter nooit veranderd. Er is wel een belangrijke wijziging geweest in de instrumenten van het landbouwbeleid, wat voor de boeren een echte culturele omschakeling is. Vroeger vloeide het inkomen van de boeren voort uit de prijzen, die door EU-subsidies werden ondersteund. Nu gaan die prijzen omlaag, de prijzen liggen onder de productieprijzen. De boeren krijgen in ruil van de EU compensatiepremies.[5] Zo vloeit het inkomen van de boeren officieel niet meer voort uit hun arbeid. Bovendien weet iedereen dat die compensatiepremies bij elke onderhandeling omlaag gaan. Dus zoeken minder en minder jongeren een toekomst in de landbouw.

Gaat het Duits offensief tegen de hoge kost van het Europees landbouwbeleid dat beleid toch niet in moeilijkheden brengen? Gérard Choplin vindt het getouwtrek tussen de lidstaten minder interessant, want een wijziging ten goede zit er niet in. Of het geld via de EU komt of rechtstreeks van de lidstaten is voor de boeren niet de eerste zorg.

De Europese subsidies bevorderen nog steeds sterk het productivisme, de kwantitatieve verhoging van de productie. Een hectare maïs krijgt bv. tien keer meer subsidies dan een hectare gras. Choplin sprak onlangs nog met een boer uit Normandië, traditioneel grasland, niet geschikt voor maïs, die zei dat hij verplicht is een zekere oppervlakte te beplanten met maïs om zuiver financiële redenen. Hij heeft de subsidies nodig om te overleven. Experten die boeren adviseren vertrekken niet meer van de natuurlijke kenmerken van een regio, maar van een ideale subsidiemix. Geef meer subsidies voor biologische producten, en het aandeel van de biologische landbouw zal geweldig stijgen. In Oostenrijk is biologische landbouw al goed voor 10 %. Choplin is er niet zo zeker van dat de Duitse regering een hard gevecht gaat voeren om minder geld vrij te maken voor het Europees landbouwbeleid. Er is immers grote druk in de publieke opinie voor beter voedsel. De mensen beseffen ook steeds meer dat ze goedkoop voedsel duur betalen via een omweg. Bovenaan in het winkelwagentje ligt goedkoop voedsel, maar onder in het karretje liggen bakken mineraal water. Water uit de kraan bevat immers te veel nitraten, door de overbemesting. Lyonnaise des Eaux, de Franse watermaatschappij, heeft haar klanten in Bretagne schadevergoeding moeten betalen, omdat de mensen verplicht waren mineraal water te drinken, omdat het water uit de kraan te veel nitraten bevatte. Dankzij dat proces is eens precies berekend hoeveel het landbouwbeleid de mensen onrechtstreeks kost, alleen al aan extra-uitgaven voor water.

Duale landbouw

Het is duidelijk dat Renate Künast, zoals anderen, biologische landbouw wil stimuleren, zegt Choplin. Maar zolang ze niets doet aan de productivistische landbouw zelf, ontwikkelt ze een duale landbouw: een biologische sector en een productivistische naast elkaar. Het weerspiegelt de dualisering van de arbeidsmarkt. En dan maar toespraken houden over de samenhang van de samenleving.

Sinds de akkoorden van Berlijn mag elke lidstaat 20 % van de compensaties aan de boeren moduleren in functie van tewerkstelling en milieu. De CPE had dat afgedwongen. Maar de lidstaten gebruiken deze mogelijkheid niet, behalve Frankrijk, en een beetje in Groot-Brittannië. Ook de rood-groene Duitse regering gebruikt die mogelijkheid niet, omdat ze de grote landbouwexploitaties uit Oost-Duitsland niet wil treffen.

De uitbreiding van de EU

Hoe het met de uitbreiding naar Oost- en Centraal-Europa moet weet Choplin ook niet goed. Hij wil wel eerst en vooral benadrukken dat de EU als instelling “uitbreidt”, maar voor de rest zijn het mensen die door de geschiedenis werden gescheiden, die elkaar nu terug vinden. Hij ging met een tiental Europese boerenleiders een week op studiereis naar Polen. Als je daar op een boerderij bent heb je geen ander gevoel dan wanneer je op een boerderij bent in één van de huidige lidstaten. Men probeert de boeren in Polen aan te praten dat ze niets waard zijn en gedoemd om te verdwijnen. Aanvankelijk zijn die boeren verlegen om hun producten te tonen, al blijken die van uitstekende kwaliteit te zijn. Als iemand van de lezers naar Polen reist mag hij voor Choplin steeds charcuterie meebrengen.

De grote inzet in het debat over de uitbreiding is Polen, want daar zijn nog miljoenen boeren, veel kleine boeren.[6] Het plan is die te laten verdwijnen, maar ze weten niet wat ze dan met die miljoenen mensen gaan doen. Ze kunnen niet allemaal coiffeur in het dorp worden. De grote landbouwcollectieven, overgenomen door de nomenklatoera, zijn daarentegen klaar voor de toetreding tot de EU. Het is met deze laatsten dat de grote boerenorganisaties van bij ons samenwerken.

Is het GLB financierbaar eenmaal de EU is uitgebreid? Dat is niet vanzelfsprekend. De subsidies zijn dikwijls per hectare, bv. voor graan, dat 40 % van de landbouwsubsidies opslorpt. De grote exploitaties in Oost-Europa gaan die subsidies ook willen. Nu al kopen boeren uit de huidige lidstaten grote stukken grond in het Oosten met het oog op de latere subsidies. Sommigen zeggen dat de nieuwe lidstaten geen recht gaan hebben op compensatiepremies, want die dienen om de gedaalde prijzen te compenseren, terwijl die in Oost-Europa nooit gedaald zijn.

Het standpunt van de EBV

Wat is het standpunt van de Europese Boeren Vereniging? Zij zijn tegenstanders van gans het systeem van de prijscompensaties. De boer moet zijn inkomen halen uit de prijs voor zijn producten. Die prijs moet de kosten, inbegrepen de arbeid, weerspiegelen, in het kader van duurzame landbouw. De kostenstructuur is niet in alle streken dezelfde. In de streken met slechtere productievoorwaarden moet dat worden goedgemaakt door premies, maar die mogen nooit de hoofdbrok in het inkomen van de boer vormen.

De eerste vraag is natuurlijk of de mensen nog een landbouw willen in Europa. Zo ja, dan moeten ze een eerlijke prijs betalen. De boeren moeten kunnen leven van hun arbeid. Overigens weegt de prijs van de landbouwproducten maar voor een fractie in de prijs van de afgewerkte producten.

De graanprijs is de laatste jaren met 40 % gedaald, wat van de broodprijs niet kan worden gezegd.

Uiteraard is de discussie over de prijzen geen economische, maar een politieke discussie: welke landbouw wil men?

Choplin besluit dat niemand echt zicht heeft hoe de Europese landbouw er uit gaat zien met 27 lidstaten. Het is ook niet gemakkelijk er een echte discussie over af te dwingen, want de boeren zelf ervaren dat vooralsnog als een abstracte discussie. Ze hebben zo al kopzorgen genoeg met hun bedrijf. In 1986, toen Spanje pas was toegetreden, werd de EBV opgericht op een conferentie onder het motto: “Europese boeren, concurrenten of solidair?” De vraag stellen was ze beantwoorden. Zoals de EBV toen niet heeft meegedaan aan de acties aan de grens tegen Spaanse tomaten, zullen ze zich nu niet keren tegen Poolse charcuterie!

Drie alternatieven

In een artikel in het aprilnummer van Le Monde Diplomatique[7] ziet Jacques Berthelot[8] drie alternatieven in het Europees landbouwdebat. De eerste is het handhaven van het status quo van de Top van Berlijn (maart 1999). Dit wordt gesteund door de grote boerenorganisaties. In het kader van de Wereld Handels Organisatie[9] zouden wel toegevingen gedaan worden op het vlak van de vrijhandel (vermindering van prijssubsidies, importheffingen en exportsubsidies). Maar de directe inkomenssteun aan de boeren zou ook na 2003 gehandhaafd blijven (wat toestaat lage prijzen en dumping op de wereldmarkt te handhaven).

Het tweede alternatief is groen-liberaal. Dit wordt gesteund door de agrobusiness en de Europese consumentenorganisatie. De prijzen zouden volledig bepaald worden door de wereldmarkt. De boeren zouden compenserende steun krijgen in functie van taken die ze vervullen (onderhoud landschappen, milieubescherming,...). Deze taken zouden overigens ook door niet-boeren kunnen worden opgenomen: landschappen zonder landbouwers... De landbouw zou in Europa dan teruggebracht worden tot enkele tientallen reuzenboerderijen, met in totaal honderdduizend landarbeiders in plaats van de huidige 7 miljoen boeren, in de best aangepaste regio’s. De Duitse en Italiaanse groenen zijn fervente aanhangers van die koers, de Franse en Belgische groenen zijn tegen. Dit standpunt bevat een flinke dosis illusies over de mogelijkheden de prijzen op de wereldmarkt te stabiliseren.

Ook NGO’s laten zich door dit tweede alternatief verleiden, omdat dit derdewereldlanden onbeperkte toegang zou geven tot de Europese markt.[10] In het spel van de vrije markt zijn de minst productieve landen echter steeds de verliezers. Door directe inkomenssteun aan de boeren kan de EU steeds haar overschotten aan lage prijzen dumpen op de wereldmarkt. De arme landen hebben niet het geld voor dergelijke subsidiepolitiek. Export van landbouwproducten is voor hen geen hefboom voor ontwikkeling, want hun handelsbalans blijft deficitair, omdat ze het voedsel voor de eigen bevolking moeten importeren. Hun enig alternatief bestaat in protectionisme, om een landbouwontwikkeling gericht op zelfvoorziening mogelijk te maken.
Dit sluit aan bij het derde alternatief.
Het derde alternatief is de ontwikkeling van een Europese landbouw, niet gericht op export, maar op zelfvoorziening, met prijzen voor landbouwproducten bepaald door de Europese markt, en niet door de wereldmarkt. Dat veronderstelt bescherming van de Europese landbouwruimte. Binnen die ruimte kunnen de Europese burgers zelf dan uitmaken welke landbouw zij willen.

_______________
[1] Europese Boeren Vereniging [adres en andere praktische info niet overgenomen omdat het verouderd is. – MIA]
De EBV werd opgericht in 1986 en heeft 18 lidorganisaties in 11 Europese landen, binnen en buiten de EU. In 1996 stond zij mee aan de wieg van Via Campesina, de wereldwijde boerenorganisatie. De EBV kan al wat pluimen op haar hoed steken: de mogelijkheid voor lidstaten een deel van de directe inkomenssteun aan boeren te moduleren in functie van ecologische en tewerkstellingscriteria; het verbod op hormonen om de melkproductie en de groei van runderen te bevorderen; verzet tegen genetisch gemanipuleerd voedsel;...
[2] Het Europees budget bedraagt 93,4 miljard euro. Daarvan gaat 42,8 miljard euro naar de landbouw. Frankrijk krijgt 22,3 % van deze Europese landbouwsubsidies. De BSE-crisis gaat de EU in 2002 naar schatting 1 miljard euro kosten.
[3] Enkele verklaringen van Renate Künast: “Duitsland levert de grootste nettobijdrage tot de financiën van de EU. Ik heb mijn ministereed niet afgelegd om mij bescheiden op te stellen, maar voor het goed van het Duitse volk. En als het Duitse volk zich vragen stelt waarom wij zo veel betalen, zal ik druk uitoefenen voor verandering” (FT 21.5.01). “De lidstaten moeten meer manoeuvreerruimte krijgen wat betreft de landbouwsubsidies” (FT 8.2.01).
[4] Sindsdien werden in Duitsland enkele tientallen BSE-gevallen ontdekt, te vergelijken met bijna 180.000 in Groot-Brittannië.
[5] 65 % van de Europese landbouwsubsidies gaat nu rechtstreeks naar de boeren als inkomenssteun, dus niet via ondersteuning van de prijzen. De EU ondersteunde de gemiddelde boer in 1999 met gemiddeld 17.000 dollar per jaar (bron OESO).
[6] Buiten Polen is dat ook nog het geval in Roemenië. In de andere landen van het vroegere Oostblok is de landbouw gecollectiviseerd, met gesalarieerde landarbeiders.
[7] Te vinden op www.monde-diplomatique.fr
[8] Auteur van L’Agriculture, talon d’Achille de la mondialisation, L’Harmattan, Parijs, 2001, 509 blz., 220 FF.
[9] Na Seattle zou de draad weer opgepikt worden in Qatar in november 2001.
[10] Op 5 maart 2001 beslisten de 15 hun grenzen volledig open te stellen voor de export van de 49 minst ontwikkelde landen, “behalve voor wapens.” Zij hopen zo de steun te krijgen van deze 49 landen voor een verdere liberalisering van de wereldhandel.