Bron: Vlaams Marxistisch Tijdschrift, 1982, nr. 3, juni, jg. 16
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?
Bestaat er zoiets als “homoseksualiteit” in Vlaanderen?
Sommigen menen van wel maar afgaande op wat er gepubliceerd wordt over dit onderwerp (in Vlaanderen althans), lijkt het mij een mager beestje. Van enige uitzondering in linkse periodieke tijdschriften kunnen we nauwelijks spreken.[1]
Nochtans weten grote uitgeverijen een onderwerp als homoseksualiteit wel degelijk commercieel uit te buiten (we denken maar aan Alex Rosseels ‘Het Blije Lijden’ en ‘Nachtbeest’ of Mireille Cottenjé’s ‘Verkeerde Minnaar’) hoewel we ons de vraag stellen of een ‘homoseksuele’ egotrip wel zoveel boeiender is dan een ‘heteroseksuele’.
Wat doorgaans autobiografisch werk of bekentenislectuur (hoe een catharsis van anderen toch zoet kan binnenlopen in katholiek Vlaanderen!) genoemd worden blijft voor mij een trip. Maar wat wil je? Het verkoopt.
Sinds De schaamte voorbij is in Nederland komt Vlaanderen maar weer eens achterna hinken.
Wij meenden nochtans dat er wel van een homobeweging sprake was in Vlaanderen, maar afgezien van hun interne periodieke publicaties bereikt daarvan weinig interessante informatie de leek.
Laat staan een geschiedenis van wat zoal leeft en broeit in Vlaanderens homowereld. In de maand mei legden ook de Vlaamse homo’s hun ei. De warmte van het broeden en de interne concurrentie zorgden zelfs voor verrassend vlug resultaat: in 14 dagen twee boeken op de markt.
Een ideale gelegenheid dachten we om deze twee uitgaven van dichterbij te bekijken.
Wanneer er in Vlaanderen al een boek op de markt komt over een nog niet eerder behandeld thema, is men al vrij tevreden. De oef-reflex van ‘er is toch eindelijk iets’. Zelden overkomt het ons dat er al iets is dat ook goed is.
Onder de uitzonderingen hierop valt het boek Heerlijk – over mannelijke seksualiteit, verschenen bij Kritak.
Aan de totstandkoming ervan werkten verschillende homo’s mee. De coördinatie en eindredactie ligt bij John de Wit. De Kock (Liga voor de rechten van de mens) nam het voorwoord voor zich omdat het boek “oprechte en objectieve informatie brengt en er aldus toe bijdraagt de duivel van onze onverdraagzaamheid te bezweren.”
Ik kan hem enkel in deze uitspraak ondersteunen.
Evenwichtig opgebouwd, goede keuze en dosering van interviews, politiek-onderhoudend, kritisch geschiedkundig overzicht van de homobeweging... en daarmee is de kous niet af.
De combinatie van de verschillende stukken maakt voor mij de sterkte uit van het boek en doet het uitstijgen boven de banale interviewlectuur die we de laatste jaren maar al te vaak onder de neus geschoven krijgen.[2]
De interviews moeten de lezer een beeld ophangen van de ‘homo’s’ en de auteur gaat hierbij opzoek naar een fuifnummer, een gehuwde homofiel, priester én homo, sadomasochist, schuchtere boy... enz., kortom een verscheidenheid zoals we die in elk milieu kunnen onderkennen.
De schuchtere homo, katholiek praktiserend, die er moeite mee heeft om het zijn werk- en kennissenkring duidelijk te maken dat hij anders is en hoé anders...
De ziekelijke psychiatrische ingrepen er bemoeienissen meenden hieraan iets te moeten verhelpen. Verhelpen?
Ik citeer een stukje van een geïnterviewde die via de mythische wegen van de psychoanalyse terug op het ‘geplaveide pad’ moest terechtkomen: “...Ze kunnen wat je zegt even goed weglachen of weg-analyseren, weg-‘verklaren’, herleiden tot een of andere psychiatrische slogan. Wat jij zegt blijft een halve waarheid, waar zij iets diepers achter zoeken. De dingen zijn nooit zoals jij ze ziet, zij weten wel iets beter...”
Inderdaad. Ze weten wel iets beter: het huwelijk kan vele homo’s redden van hun afwijkende, perverse neigingen. Een remedie die dan vooral vanuit kerkelijke instanties gepredikt wordt.
Toch zitten erin de reeks interviews m.i. twee hoogschieters: Rudy, volgeling van St.-Sebastiaan (patroon van de sadomasochisten die als christelijk martelaar met pijlen doorkliefd werd), weet via intelligente antwoorden de hardere vormen van seksualiteitsbeleving in een ander daglicht te plaatsen. Hij ziet de meester-slaaf-verhouding als een karikatuur op de autoritaire machtsverhoudingen die we in relaties terugvinden. Sm is een enscenering en heeft volgens hem niets met fascisme te maken: een spel, waarin zowel meester als slaaf kunnen omwisselen van rol.
Een pluspunt, onafgezien van mogelijke meningsverschillen, dat dit los van sensatie kon aan bod komen.
Hoogtepunt in de reeks is het Conrad Detrez-interview. Detrez, Belgisch romancier, in eigen land totaal miskend (van welk competent schrijver hebben we dat nog niet gehoord?) hangt een portret op van het verschil in seksualiteitsbeleving tussen Europa en Latijns-Amerika. (In Brazilië trok Detrez op met castristisch geïnspireerde verzetsgroepen).
Niettegenstaande de tolerante Braziliaanse cultuur jegens homoseksualiteit bij het gewone volk, bleek de politieke indoctrinatie bij vele marxistisch-leninistisch geïnspireerde militanten een hinderpaal te vormen voor hun homoseksuele beleving en die van anderen.
Detrez: “Homoseks werd gezien als een vorm van burgerlijke decadentie, het ‘proletarische’ gezin was de norm, en er bestonden blijkbaar enkel heteroseksuele proletariërs...’ Stalinistische invloeden?
Kurt Van Eeghems contact met de soepjurken (wat dan voor magistratuur moet doorgaan) verzorgt de overgang naar het tweede stuk in Heerlijk.
Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat Van Eeghem uit louter publicitaire overwegingen op de cover geplugd werd, gezien zijn geringe bijdrage aan het boek en de veel ruimere bijdragen van anderen die de trits De Wit – Jansen – Van Eeghem niet mochten vervoegen.
De belangrijkste topics in het tweede deel van het boek zijn wel art. 372bis, waarrond de strijd van de Vlaamse homo’s zich gedurende de laatste 10 jaar vooral concentreerde, en daaraan gekoppeld de geschiedenis van de homobeweging voor Vlaanderen (en in ’t kort geschetst door Tielman die van Nederland).
Verder de houding van de politieke partijen t.a.v. homoseksualiteit en de ganse reeks van discriminerende en geïnstitutionaliseerde vervolgingen waarvan heel wat homo’s tot op vandaag het doelwit uitmaken.
Voor wie er dus nog niet van op de hoogte mocht zijn: in het Belgisch strafwetboek bestaat een bijzonder art. 372bis dat seksuele omgang tussen iemand die jonger en iemand die ouder is dan achttien van hetzelfde geslacht strafbaar stelt. (Op zich lijkt een indeling in leeftijdscategorieën voor het beleven van lichaamsgenot mij een absurde aangelegenheid). Een wettelijk ingebouwde discriminatie die tot op vandaag nog in stand wordt gehouden.
Voor het geschiedkundig overzicht acht ik het vermeldenswaardig dat de Federatie Werkgroepen Homofilie haar medewerking weigerde aan het boek. Interne intriges blijken zelfs in de kleine homobeweging een struikelblok te vormen voor samenwerking. Een mogelijke verklaring voor de – althans op sommige punten – toch ietwat tendentieuze stijl van interpreteren van de FWH-werking die in het geschiedkundig overzicht behandeld wordt.
De auteur verdoezelt dan ook zijn eigen visie op de FWH en de Rooie Vlinder niet achter een “objectieve” weergave van feiten, die meestal als methode gehanteerd wordt om geen standpunt te hoeven innemen. En het blijkt eens te meer dat Nederland qua historisch onderzoek over de homobeweging ons ver vooruitloopt.[3]
Uit de standpunten van de diverse politieke formaties is de CVP (naast de PVV die niets van zich wou laten horen) de enige partij die het woord homoseksualiteit niet vermeldt in haar programma.
Een vergevorderde progressieve houding van Vlaanderens grootste politieke partij die alle soorten en lagen uit onze samenleving herbergt?
Wat moed brengt voorspoed.
Wie kennis wil maken met homoseksualiteit in Vlaanderen kan ik (naast het experiment) voor de ‘geestelijke’ kant van de zaak dit boek heerlijk aanbevelen.
Met de uitgave van dit boek willen de initiatiefnemers – na de ontbinding van de Rooie Vlinder in oktober ’81 – “voorkomen dat de homobeweging in Vlaanderen, na vijf jaar strijdbaarheid en radicalisering weer wegzinkt in het moeras van de integratie.” De strategie van de voormalige Rooie Vlinder als socialistische actiegroep werd kernachtig weergegeven in de aanhef van het boek, waaruit dan ook de titel werd gedistilleerd: “Wij vragen geen plaatsje onder de zon. Wij willen een ander strand.”
Hiermee zette de Rooie Vlinder zich gedurende vijf jaar actie in Vlaanderen af tegen elke integratiestrategie en betutteling van homo’s, zoals de FWH die voorstaat.
Dit boek vormt de neerslag van die strijd en de discussies die de strijd begeleid en uitgediept hebben.
Het is een aaneenrijgen van reeds verschenen teksten in de 17 kranten en 3 brochures (20 wordt een historisch getal) die de Vlinder heeft uitgegeven.
Wat heeft dit ‘geestelijk testament voor de toekomst’ dan wel te bieden? Samengevat is het een chronologisch overzicht van al de onderwerpen die ter discussie op tafel kwamen in de Rooie Vlinder-kern.
Deze discussies zijn te waardevol om in een of andere archiefkast te verdwijnen. Ze hebben op twee vlakken duidelijk hun stempel nagelaten:
- enerzijds betekenen ze een verruiming van het traditioneel marxistisch ideeëngoed waarin de problematiek homoseksualiteit zo niet onbestaande dan toch onbelangrijk geacht werd (de tegenstelling Arbeid-Kapitaal bepaalde nl. alles);
- anderzijds heeft de Rooie Vlinder het macho-mannenstandbeeld duidelijk doen wankelen. De grenzen van ‘mannelijkheid’ en ‘vrouwelijkheid’ werden vervaagd en dit stichtte heel wat verwarring over het mannenbeeld.
(De reclame heeft hier gretig gebruik van gemaakt om de mannenseks in de consumptie van cosmetica e.d. binnen te rijven. Bijgewerkte oogjes voor de man staan zeker ook niet mis).
Als grote lijnen van discussiepunten kunnen we verder het volgende formuleren:
1. De Rooie Vlinder ziet homoseksualiteit niet als een individueel probleem maar inherent aan deze maatschappij die kapitalistisch en patriarchaal is. Mannen hebben macht over vrouwen en éénmaal een pik ben je gedoemd die macht hoe dan ook aan te wenden (of je dat nu wil of niet), alle progressieve feministische trekjes ten spijt. De monogame heteroseksuele gezinsstructuur met een neuk- en prestatiegerichte seksuele moraal maakt het je onmogelijk om je als jongere met een andere – bij voorbeeld homoseksuele – leefwijze te identificeren.
Vandaar: heterodwang zit zó diep in ons geworteld dat zelfs homo’s een heteroleefwijze nabootsen. De Rooie Vlinder wilde via actie de homobeweging (en ook dié homo’s die een dubbel leven leiden door zich te verbergen in het commerciële en semicommerciële homobarmilieu) radicaliseren t.t.z. behoeden tegen integratie in de dominante heterowereld.
2. Homobevrijding moet samengaan met verandering van de samenleving in socialistische zin. In hun strijd vinden ze raakpunten met de feministische strategie, maar homo’s kunnen zich geen feministen noemen omdat het mannen zijn tout court. Vandaar wordt er verder ingegaan op machtsdenken en mannen.
De afschaffing van art. 372bis was één van de centrale actiepunten en vooral door de provocerende stijl van actievoeren werd aan deze discriminatiewetgeving in de media meer ruchtbaarheid gegeven.
3. De Rooie Vlinder legt een zéér grote nadruk op de keuze die je bewust dient te maken: hetero of homo. Biseksualiteit is slechts een uitvlucht om toch maar aan te tonen dat je nog ‘ergens normaal bent gezien je ook met vrouwen vrijt’.
Het enige politieke alternatief is je uitgeven als homo.
Hiermee stel je de patriarchale normen in vraag.
4. Pedoseksualiteit is een erkenning van de macht van de oudere in deze relatie. De term wordt bewust gehanteerd (zowel binnen links als rechts) om alle seksuele verlangens die van kinderen uitgaan te herleiden tot verleidingsmaneuvers van de ouderling (je weet wel ‘de vent die stiekem in het broekje van het jongetje zit te friemelen’).
Zij kiezen voor de term kinderseks en gerontoseks (verlangen van het kind op de oudere) om erop te wijzen dat ook kinderen verlangens hebben. Daarom pleiten ze voor de afschaffing van elke leeftijdsgrens op seksueel vlak.
Trouwens, hiermee wordt het kind met het badwater weggegooid: men verdoezelt alle andere machtsverhoudingen tussen ouderen en kinderen (zoals verplichte godsdienstkeuze, afgedwongen erkenning van autoriteit en dankbaarheid, machtsrelaties tussen leraar en leerling in het onderwijs, enz.) door de aandacht te vestigen op de ‘seksueel onzedelijke ingrepen’.
Verder wil men nog duidelijk maken dat er binnen linkse middens een zekere tolerantie bestaat t.a.v. homoseksuelen, maar dat de solidariteit niet tot aan het bed reikt. Dus: linkse mensen, rechtse mensen, allemaal hetero’s.
Een lovenswaardig initiatief om dit ideeëngoed te willen vastleggen. Zo verhindert men dat er weer van nul vertrokken wordt. Toch laat dit boek een onbevredigd gevoel achter. Bij een eerste ‘diagonale lectuur’ laat het de indruk na van een plezant geïllustreerd naslagwerkje. (indien je als Rooie Vlinder-lid de strijd van in den beginne hebt meegemaakt verhoogt je kans op fotosucces).[4]
Persoonlijk heb ik iets tegen de sfeer die dit boek uitstraalt. Specifiek in het hoofdstuk waarin men een homoweekendje te Montaigu de Quercy neerslaat, kan de lezer de gelukzalige sfeer opsnuiven.
Zo beschreven enkele deelnemers het verblijf in het flikkerkamp:
“Een ervaring van veertien dagen herkenning met allen van het kamp, waardoor ik gesterkt terug in de fallocratische maatschappij kwam...” of “Ik geniet van de tederheid, hoe mensen met elkaar omgaan zonder meteen aan allerlei geile toestanden te denken. Tuurlijk zijn er ook knallende ruzies, wrevel en onderhuidse verwijten...” en nog “Ik merk dat ik kan leren mensen aantrekkelijk te vinden, dat ik mij na veertien dagen al een stuk minder laat onderdrukken door de heteroseksuele esthetica. En ik leer mij zelf mooi te vinden, wat liever te zijn voor mijn eigen lichaam...”.
Dergelijke beschrijvingen doen mij erg puberaal aan.[5]
Maar als verstokte hetero kan ik daar natuurlijk moeilijk de draagwijdte van snappen. Ik krijg geen verwijten naar mijn kop geslingerd, ik mag met mijn lief op straat staan vrijen zonder nagewezen te worden,ik loop geen risico om in mekaar getimmerd te worden...
Eigenlijk kan een ‘hetero’ geen dergelijk boek naar zijn waarde beoordelen en moest het maar door een ‘homo’ besproken worden.
_______________
[1] In het VMT nr. 4/79 verscheen een algemeen-theoretisch artikel van Bob Carlier over Homoseksualiteit – het vergeten broertje van het socialisme. Nu, drie jaar later zou een dergelijk artikel gerust dezelfde titel mogen dragen. Dit duidt m.i. nog steeds op de desinteresse van links voor homoseksuelen en hun problemen én de taboeëring binnen deze middens hierover.
[2] Als we dit werk vergelijken met A. Oskamps Man en Macht (Van Gennep ’80) dat toch tot de betere interviewlectuur kan gerekend worden, merken we duidelijk het verschil: Heerlijk gebruikt interviews als onderdeel van een boek.
[3] Belangrijk geschiedkundig onderzoek werd gepubliceerd in De homo-aversie van Maks Banens (sociologisch onderzoek naar de oorzaken van homo-aversiviteit) en De homobeweging in Nederland van Rob Tielman. (Boom, Meppel, 1981).
[4] De keurige lay-out en de vele foto’s verdienen in Een ander strand wel een extra vermelding.
[5] Deze weergave van innerlijke gevoelens zijn zeer goed te vergelijken met het seksueel voorlichtingsboekje voor vrouwen Voor onszelf van Anja Meulenbelt.