Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, juni 1989, nr. 31
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !
Het allereerste slachtoffer van de kapitalistische eenwording van Europa in 1992 zal het milieu zijn. Nu al wordt de milieupolitiek van de EEG geheel en al bepaald door het principe dat ze de nationale bepalingen die het minst storend zijn voor het vrije ondernemen accepteert en dat ze uitgaat van de minst stringente normen, die de hoogste niveaus van vervuiling goedkeuren.
Met de komst van de ‘vrije gemeenschappelijke markt’, het afschaffen van grenscontroles en met milieuregels die nog steeds uitgaan van de minst scherpe reguleringen in de verschillende landen van de EEG, zal de mogelijkheid van gunstiger ‘geïsoleerde nationale regels’ en de druk die deze op de Gemeenschap zouden kunnen uitoefenen, net zo beperkt worden als bilaterale en trilaterale overeenkomsten.
Het ‘Europese Milieu Bureau’, een vereniging van ecologische groepen van de EEG, heeft onlangs voorbeelden gepubliceerd van de dreigende verdergaande vervuiling: Frankrijk heeft zich teruggetrokken uit de overeenkomst van de Raad van Ministers van de EEG over uitlaatgassen van personenauto’s; de uitspraken van de advocaat-generaal van het Europese Hof van Justitie tegen het verzoek van de Deense regering om een verbod van flessen zonder statiegeld; en de bezwaren van de Europese Commissie tegen het verwachte verbod op plastic verpakkingsmateriaal in Italië. In de toekomst zal het onbeperkte vervoer van goederen in de EEG bepaald worden door de wetten van de concurrentie en ten koste gaan van verantwoordelijkheid voor het milieu en van aanvaarde normen. Het gemiddelde niveau van vervuiling dat de bevolking zal moeten accepteren, zal bepaald worden door de grootste vervuilers.
En dit is nog alleen maar het wettelijke aspect van het open stellen van de Europese markt. De burgerlijke pers heeft ons jarenlang in spanning gehouden met ‘milieuschandalen’. Er zijn drie belangrijke soorten milieumisdaden. De eerste is het knoeien met voedsel. Deze ‘klassieke misdaad’ van de kapitalistische voedselproductie is nu zeer goed georganiseerd en op industrieel niveau gebracht. Vergiftigde wijn, met hormonen ingespoten vlees en vergiftigde olie zijn slechts de meest beruchte voorbeelden. Deze praktijken kennen geen grenzen en maken gebruik van de meest moderne methoden en technologie.
De tweede soort misdaden tegen het milieu is meer verbreid. Het gaat hier om het ontduiken van wetgeving op het gebied van het gebruik van chemische producten, het vermijden van afval en het overschrijden van de maximum toegestane hoeveelheid giftige stoffen, die bij de productie vrij mogen komen. Alleen al in West Duitsland worden jaarlijks bijna 20.000 overtredingen op dit gebied gemeld. Voor het grootste deel gaat het hierbij om overtredingen van regels over de lozing van afvalstoffen. In bijna 85 procent van de gevallen leidt dit niet tot een veroordeling. Maar het werkelijke aantal vervuilingsmisdaden is veel groter. De voormalige milieuminister van Hessen, Joschka Fischer, berustte in de vaststelling dat een klein milieuministerie geen macht heeft tegenover de milieubureaus van de grote chemische concerns. En dit geldt evenzeer voor andere Europese staten en concerns. Zo was bijvoorbeeld en tijde van het schandaal over de hormooninspuitingen in kalfsvlees de verantwoordelijke minister van Noordrijn-Westfalen genoodzaakt gebruik te maken van de laboratoria van de hormoonproducenten!
In de schaduw van de grote fabrieken bestaan duizenden kleine bedrijven die het water de grond en de lucht vervuilen. Achter de grootste milieuvervuilers staat een hele industrie die de schade moet camoufleren. Vergiftigd afval wordt overal verspreid (vooral de afhankelijke landen en landen in het Oostblok zijn de laatste tijd slachtoffer geworden van smerige uitbuiting op dit gebied), chemisch afval wordt onwettig gemengd met ander afval of in het geheim opgeslagen, verpakking van vergiftigd voedsel wordt illegaal veranderd en dit wordt dan opnieuw verkocht.
Deze twee vormen van misdaden tegen het milieu zullen toenemen in een West-Europa zonder controles en het zal moeilijker worden die op te sporen. Er zijn bijvorbeeld in het geheim besprekingen en discussies aan de gang in de EEG over wat sinds kort ‘giftig afvaltoerisme’ wordt genoemd, met als duidelijke richtlijn dat als er geen goede oplossingen worden gevonden er vanaf 1992 gigantische problemen zullen ontstaan.
Volgens berekeningen van Greenpeace dumpen de OESO-staten jaarlijks twintig miljoen ton giftig afval op een volstrekt irrationele manier. Er bestaat dus een reëel gevaar dat er met een vrije interne markt ‘centra voor giftig afval’ zullen ontstaan voor opslag, verbranding en verzameling voor export. Er bestaat ook een groter gevaar voor chantage. Zo heeft bijvoorbeeld de maatschappij Kronos-Titan in West-Duitsland openlijk aangekondigd dat ze naar een buurland zal verhuizen als de regering haar zou verbieden om nog langer zogenaamd sterk verdunde zuren in de Noordzee te dumpen. De druk van banen, financiële problemen of simpelweg zogenaamde technische ‘knowhow’ kan de milieuvervuiling sterk doen toenemen dankzij de vrije circulatie van kapitaal in Europa.
We zullen niet ingaan op de derde groep milieumisdaden: ongelukken in industriële, chemische of nucleaire gebouwen. Deze zullen de bevolking in gevaar blijven brengen. Het gevaar daarvan is evenzeer bekend als de grote onachtzaamheid van functionarissen van deze ondernemingen en de druk die wordt uitgeoefend om inbreuk te maken op veiligheidsvoorschriften vanwege financiële redenen.
Ook los van de veranderingen die te maken hebben met de eenwording van de Europese markt, zal Europa te maken krijgen met grote en toenemende vervuiling van het milieu. De bevolking in Europa zal bedreigd blijven worden door 107 kernreactoren, nog afgezien van 45 reactoren die op het ogenblik in aanbouw zijn of al zijn besteld. Die staan verspreid over zeven van de twaalf landen van de EEG (Denemarken, Ierland, Portugal, Griekenland en Luxemburg hebben geen kerncentrales). De EEG-commissie die verantwoordelijk is voor het Euratomverdrag gaat onverstoorbaar door met te rekenen op de ontwikkeling van het kernenergieprogramma, zelfs na Tsjernobyl. De huidige plannen van de Commissie gaan uit van een dekking van de energiebehoefte van 40 % door kernenergie in 1995 (nu is dat 26,6 %). In 2000 moet dat boven de 50 % komen te liggen.
Met of zonder Europa, de bossen sterven. Volgens een schatting van eind 1986 is 14 % van de bossen (inclusief Oost-Europa) aangetast. Dat komt overeen met een oppervlak van Oost-Duitsland en Oostenrijk bij elkaar (19,3 miljoen hectare). In Europa liggen de percentages aangetaste bossen in de verschillende landen als volgt: West-Duitsland 52 %, Luxemburg 51 %, Nederland 50 %, Frankrijk 25 %, België 18 %. Ieder jaar regent het zes miljoen ton zwavel op Europa. Dat is in de atmosfeer gekomen door elektriciteitscentrales en stadsverwarmingssystemen (56 %), fabrieken (28 %), woningen (13 %) en auto’s (3 %). En ieder land krijgt de vervuiling van z’n buren. De situatie is net zo beroerd wat betreft stikstofoxiden, waarvan 45 % door het wegverkeer geproduceerd wordt. De combinatie van zwavel en stikstofoxiden met andere giftige materialen, vooral met gechloreerde koolwaterstoffen, vernietigt meer dan alleen de bossen. De meren zijn vergiftigd met zuren, het gevaar van smog neemt toe en op langere termijn wordt het klimaat bedreigd door het broeikaseffect, wat nog versterkt wordt door kooldioxide.
De situatie van de vergiftiging van het water in Europa is niet veel beter. Iedereen weet dat de Noordzee de Europese afvalbak is geworden. Ieder jaar dumpen de omliggende landen vier miljard kubieke meter ongezuiverd rioolwater. Daar komt dan nog eens bij: 75 miljoen ton bouwafval, 65 miljoen ton bagger, zeven miljoen ton giftig afval in vaste of vloeibare vorm, vijf miljoen ton rioolslib, 1,5 miljoen ton stikstofverbindingen, 200.000 ton olie, 200.000 ton fosfaten en een paar miljoen ton insecticiden, pesticiden en oplosmiddelen. Het regent 11.000 ton lood, 350 ton cadmium, 100 ton jodium. En dan hebben we het nog niet over alle deeltjes in de lucht en het radioactief afval van de nucleaire opwerkingsfabrieken in La Hague en Sellafield.
Voor andere wateroppervlakten is de vervuiling door chemische producten voor een deel beperkt door een groot aantal richtlijnen van de EEG en door overeenkomsten. Maar helaas is de situatie voor ondergronds water slechter geworden.
Het volgende grote vergiftigingsprobleem in Europa is de verwoesting van de aarde. De grote gevaren, zoals de voortgaande vernietiging van de Alpen, zijn bekend. Maar de om zich heen grijpende verwoesting van de grond is tot nu toe nog nauwelijks opgemerkt. Alleen al in West-Duitsland is 11 % van het oppervlak bebouwd en daar komt iedere dag nog 160 hectare bij. België, West-Duitsland en Nederland zijn wereldkampioen wat betreft de dichtheid van hun wegennet. De belasting van de grond met schadelijke stoffen (vooral zware metalen) neemt voortdurend toe. In West-Duitsland geldt 7 % van het oppervlak al als ‘probleemgebied’, waarop landbouw officieel niet meer is toegestaan.
Deze opsomming van de ecologische problemen in Europa is erg genoeg. We zouden daar nog aan toe kunnen voegen: de volksgezondheid, de toename van het aantal beroepsziektes, allergieën en kanker, verstedelijking en ongeordende uitbreiding van de voorsteden die het landschap vernietigt, het uitsterven van diersoorten, de schade die het toerisme toebrengt en zelfs het probleem van de voedselvoorziening voor een groeiend deel van de bevolking dat in armoede leeft.
Net als overal ligt de wezenlijke oorzaak van de vernietiging van het milieu in de tegenstelling tussen de deelrationaliteit van het winstbelang van de ondernemingen (en de grote landbouwondernemingen) ieder voor zich en de irrationaliteit van de kapitalistische structuur als geheel. Voor de EEG-landen ligt er ook een tegenstelling tussen de verschillende regeringen als verdedigers van de belangen van hun eigen ‘economieën’. Daarom zijn alle maatregelen die de EEG tot nu toe heeft genomen – en zonder twijfel ook in de toekomst – niet meer dan een aantal richtlijnen, decreten of intentieverklaringen, die achter lopen bij de vernietiging van het milieu door de industrie, landbouw en toerisme.
De EEG heeft drie actieprogramma’s opgesteld voor de bescherming van het milieu, in 1972, 1977 en 1982. Daarin worden delen beschreven die de lidstaten in hun politiek zouden moeten nastreven. Wat interessanter is, is de expliciete eis in alle drie de actieprogramma’s, dat er voor ieder nieuw groot project een onderzoek naar de ecologische consequenties gedaan zou moeten worden. Maar die eis (die afkomstig is van vele milieugroepen) is nog nergens omgezet in een wet. Een eerste ontwerp daartoe is uitgewerkt in West-Duitsland, maar dat brengt geen cruciale kwesties als kernenergieprojecten ter sprake.
De politiek van de EEG komt alleen tot uitdrukking in richtlijnen. Die komen vrijwel altijd overeen met de laagste normen in de lidstaten. De lidstaten vertalen deze richtlijnen in verwaterde wetgeving, die verder afgezwakt wordt door tal van uitzonderingen.
Er bestaan richtlijnen op elk gebied van milieubescherming. De bekendste zijn die op het gebied van luchtvervuiling door uitlaatgassen. Hier bleek de macht van de Franse en Italiaanse auto-industrie veel groter dan de grootste belangen van de milieubescherming. Dat betekent dat Europa tot ver in de jaren negentig achter zal blijven lopen bij bepalingen voor de uitstoot van uitlaatgassen die al worden toegepast in de VS en Japan. Wat betreft de uitstoot van fabrieksgassen vertrouwt de EEG op de formule ‘volgens de meest moderne technologische ontwikkelingen’ voor wat betreft de manier waarop fabrieken moeten zijn uitgerust met apparatuur. Wat dat precies inhoudt wordt overgelaten aan de interpretatie van de regeringen of zelfs van de bedrijven zelf. Zo zijn de Britse energiecentrales onbekend met alle processen om rook te ontzwavelen etc. en maken ze alleen gebruik van ‘hogere schoorstenen’.
Wat betreft de bescherming tegen chemische producten bestaan er richtlijnen voor de maximumhoeveelheid in voedselproducten, opschriften op de verpakking en het verbod op het gebruik van sommige pesticiden in Europa. Maar de maximumwaarden die worden toegestaan zijn erg hoog en pesticiden die voor de export worden geproduceerd vallen hier niet onder.
De consequenties van de landbouwsubsidies, die het grootste deel van het budget van de EEG opslurpen, zijn catastrofaal. De kleine gemengde bedrijven worden om zeep geholpen (in West-Duitsland moeten 50 middelgrote en kleine boeren per dag het boeren opgeven), ten gunste van gigantische monoculturen en veeteelt. De aarde is oververzadigd met mest of vloeibare kunstmest en de agrochemische kunstmesten vergiftigen de aarde. De bossen (bijvoorbeeld het maagdelijke woud in het Griekse Rhodopus) worden gekapt voor nieuwe landbouwgrond. In Italië en Spanje heeft de verwoesting van gesubsidieerde olijfgaarden voor de zonnebloemteelt desastreuze gevolgen voor de bodem.
De EEG heeft sedert 1972 een ‘land-handvest’, met intentieverklaringen. Maar de werkelijke situatie wordt steeds erger. Voor het probleem van opruimen van afval bestaan bekende richtlijnen die niet veel zeggen. De richtlijn die in 1984 werd opgesteld inzake het vervoer van giftig afval is alleen in West-Duitsland en België omgezet in nationale wetgeving en zelfs hier alleen in verwaterde vorm. De EEG is nog minder dan de nationale staten is staat om een politiek ter voorkoming van afval te voeren. In Frankrijk wordt nog steeds PCB geproduceerd, waarmee in andere lidstaten allang gestopt is vanwege bijproducten die dioxine bevatten. De EEG doet niets aan het opruimen van de 4000 oude stortplaatsen (een schatting voor de hele EEG), ondanks dat deze plaatsen een tijdbom vormen.
De EEG toont zich doof voor vele eisen van de milieubeweging. Maar dat is allemaal minder belangrijk dan het algemene onvermogen om een halt toe te roepen aan de vernietiging van het milieu bij het najagen van kapitalistische winst. We kunnen niet verwachten dat de EEG het kapitalistische eigendom aanvalt, productie verbiedt of een geplande politiek voert om het milieu schoon te maken. Nu niet en in 1992 niet.