Henri Goldman

De Communistische Partij van België: een gewone volgzame stalinistische partij


Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, april 1976, nr. 12 (nr. 4), jg. 3
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?

Qr-MIA


Verwant
De ontwikkeling van de communistische partijen in kapitalistisch Europa
De partij, of het zwakke punt van Trotski
De opgang en de val van de Communistische Internationale


In de kleurrijke waaier van West-Europese communistische partijen springt de Communistische Partij van België slechts in het oog door haar kleurloosheid. De geschiedenis van deze partij valt geheel samen met die van de internationale stalinistische beweging. Maakte de Komintern een politieke wending van 180°, dan draaide de CPB trouw even veel graden mee. Zo is de CPB een trouwe afspiegeling van de stroming waar zij deel van uitmaakt.

De oorsprong


De Communistische Partij van België is opgericht op 4 september 1921, in dezelfde “golf” als de andere West-Europese communistische partijen. De voorwaarden waaronder de partij is ontstaan, verklaren zijn geringe omvang, en zijn rechtse neigingen die er later een gewillig instrument van het gestaliniseerde Kremlin van zullen maken. Het ontstaan van de CPB viel niet samen met enige massabeweging, dus in een erg ongunstige context. De Belgische sociaaldemocratie was een van de meest rechtse van Europa, waardoor de breuklijn voor de oppositie naar rechts werd opgeschoven. De rechtse oriëntatie van de Belgische Werkliedenpartij kwam ondermeer tot uiting in
- een politiek van deelname aan de regering van 1918 tot 1921, die toen al theoretisch verantwoord werd als “de politiek van het minste kwaad”;
- een radicale stellingname tegen de Russische Revolutie, die in een socialistische krant (de “Journal de Charleroi” van Jules Destrée) zou uitlopen op een openlijke steun aan de “witte” generaals tijdens de Russische burgeroorlog;
- de weigering, na de oorlog, om de IIe Internationale opnieuw op te bouwen, omdat de BWP niet wilde samenwerken met de “vijand” (d.w.z. de Duitse sociaaldemocratie).

Aan de basis van de oprichting van de CP liggen twee groepen die in aanvang grondig van elkaar verschilden.

1. De groep “les amis de l’exploité”

“L’Exploité” (“De Uitgebuite”) was het blad van de linkse stroming binnen de BWP, met als woordvoerder Joseph Jacqmotte, nationaal secretaris van de bediendenvakbond. Deze stroming had de meerderheid in de Brusselse afdeling van de partij. Het eerste nummer van “L’Exploité” verscheen op 17 november 1918, op 2000 exemplaren. De oplage stijgt tot 12.000 in 1920, en daalt daarna. “Les amis de L’Exploité” ontstaan als georganiseerde tendens in januari 1919. Daarna hebben de moeilijkheden met de BWP-leiding zich opgehoopt, een toestand die duurt tot aan een beperkt congres van de BWP (december 1920) waar een motie werd aangenomen die het lidmaatschap van de partij en van de vrienden van L’Exploité als onverenigbaar bestempelde. Maar pas na het tweede congres van de “Vrienden” wordt een scheuringproces ingezet: de “Amis de L’Exploité” verzoeken om hun “morele” aansluiting bij de IIIe Internationale. Als represaille verbood de BWP het drukken van “L’Exploité” op de persen van de partij. Op 18 juni 1921 spreekt het derde congres van “Les amis de L’Exploité” zich uit voor de oprichting van de Communistische Partij.

Hoe sterk was die stroming nu werkelijk? Twee stemmingen geven daar een idee van. Over de aansluiting bij de IIe Internationale (die door de linkerzijde bestreden werd) was de stemming op het BWP-congres van oktober 1920: 493.000 voor en 75.000 tegen (waarvan 53.000 op de 66.000 Brusselse stemmen, en 10.000 op 75.000 in Charleroi). Over de motie op de onverenigbaarheid (congres van december 1920): 447.000 voor, 100.000 tegen. Het ging dus om een sterke minderheid. Maar slechts een klein deel daarvan zal Jacqmotte volgen in de oprichting van de Communistische Partij. Dat had te maken met de werkelijke aard van die linkse stroming, die in feite slechts links was ten overstaan van de ultrarechtse leiding van de BWP. In haar politieke referenties is de minderheid van de BWP verwant met een internationale centristische stroming, met als leidende figuren Kautsky in Duitsland, Longuet in Frankrijk, Bauer en Adler in Oostenrijk. En dit op vier punten:

A. De oorlog


Toen de linkerzijde van de Europese sociaaldemocratie in 1915 en 1916 in Zimmerwald in Kienthal bijeenkwam om zich tegen de oorlog te organiseren waren Jacqmotte en zijn vrienden afwezig. Dit wil zeggen dat ze zich niet beriepen op het revolutionair defaitisme van Lenin en Luxemburg, en zelfs niet op het radicale pacifisme van de meerderheid van Zimmerwald. De opvattingen van Jacqmotte bleven getekend door de overtuiging dat het geallieerde kamp globaal moest gesteund worden. Zo kon men in het eerste nummer van “L’Exploité” lezen: “De legers van het recht hebben, met de hulp van de proletariërs van Duitsland en Rusland, de bolwerken van de Romanovs, de Hohenzollerns en de Habsburgers doen ineenstorten.” En in het hoofdartikel van hetzelfde nummer: “Leve de legers van de democratie; de overwinning van de legers van de Entente kan slechts de overwinning van het Recht zijn, d.w.z. de overwinning van het socialisme.” In maart 1919 schreef Jacqmotte nog dat de oorlog was ontketend door de “landhonger van de Pruisische Jonkers.”

B. De Internationale


Toen de BWP-leiding eerst weigerde de IIe Internationale opnieuw op te bouwen sprak de minderheid zich uit voor de wederopbouw ervan, hoewel ze deze stellingname wel vergezeld liet gaan van enige kritieken. De IIIe Internationale die de revolutionairen aan het opbouwen waren “zou het proletariaat wie weet waarheen leiden” (L’Exploité, 6/4/1919). Dit standpunt zal Jacqmotte tot in juli 1919 verdedigen.

C. De Russische Revolutie


In radicale tegenstelling tot de officiële partijpers drukt L’Exploité zijn openlijke sympathie uit tegenover de Russische Revolutie. Een sympathie die ongetwijfeld echt is, maar die toch afgemeten wordt. Zo zegt L’Exploité in een polemiek met de partijleiding dat “het bolsjewisme alleen maar in Rusland kan toegepast worden”, en dat “er geen sprake van is, zich achter alle voorbije en komende daden van Lenin te scharen.” Tegen het einde van de oorlog ondertekent Jacqmotte mee een kritisch pamflet over de Russische Revolutie, onder meer in samenwerking met de latere minister Oscar Wouters.

D. De eenheid van de socialisten


Zoals de centristische tendensen in de andere landen werken de “Vrienden van L’Exploité” een “oecumenische” positie uit: alle stromingen die zich op het socialisme beroepen kunnen in eenzelfde partij samenleven, heel de BWP kan hervormd worden.

Op al deze punten evolueren de vrienden van L’Exploité in de richting van de stellingen van de IIIe Internationale, samen met een deel van de internationale centristische stroming (dat deel dat de meerderheid haalde op het congres van de Franse SFIO in Tours, en in de Duitse USPD in Halle). Maar op het terrein van de klassenstrijd in België zelf heeft de stroming niet de gelegenheid gehad om te breken met haar centrisme. De breuk met de BWP kwam dus tot stand op basis van de politiek van regeringsdeelname, een politiek die in België een buitengewoon gevaarlijke omvang had aangenomen. Binnen de IIIe Internationale en binnen de Belgische Communistische Partij zou de stroming van Joseph Jacqmotte een centristische, niet-revolutionaire stroming blijven, die zich bepaald op zijn gemak gaat voelen wanneer de Communistische Internationale bureaucratisch ontaardt.

2. De groep “L’ouvrier communiste”


De tweede groep die mede de CPB zou vormen, was die rond het blad “L’ouvrier communiste”, eerst tweewekelijks, van 1 maart 1920 af een weekblad. De voornaamste leider ervan was War Van Overstraeten, die voor de oorlog de Socialistische Jonge Wacht[1] in Brussel leidde. De snelle radicalisering van die groep had grotendeels een externe oorzaak: de Russische Revolutie. Daardoor stonden ze vanaf het begin links van de centristen van Jacqmotte, die hard door hen werden aangevallen om hun weigering om te breken met de reformisten. Eerst hadden zij een “Fédération Communiste de Wallonie” gevormd. Van Overstraeten woonde het IIe congres van de Communistische Internationale bij. Twee maanden later (31/10 en 1/11/1920) wordt een eerste versie van de Communistische Partij van België opgericht, die een 200-tal leden telt.
De groep “L’ouvrier communiste” kan als volgt gekarakteriseerd worden:
- revolutionair. De groep heeft de Russische Revolutie als centrum van zijn activiteit en van haar theoretisch werk;
- ultra-gauchistisch. Hij komt overeen met de groep waartegen Lenin polemiseert in De kinderziekte van het communisme (simplistische tegenstelling massa-leiders, apolitiek antiparlementarisme, enz.);
- sektair. Zijn sektarisme tegen de groep Jacqmotte, die toch een reële linkse stroming was binnen de arbeidersbeweging, werd slechts geëvenaard door zijn eigen gebrek aan inschakeling in die arbeidersbeweging;
- abstract. Afgesneden van de werkelijkheid, voerde de groep een abstracte algemene propaganda die onbegrijpelijk was voor de massa’s, met steeds weer herhaalde oproepen om sovjets te vormen.


De fusie tussen die twee groepen, de ene centristisch en de andere ultra-gauchistisch, was dus geen natuurlijk proces. De relatieve passiviteit van de Belgische arbeidersklasse op dat ogenblik was ook al geen sterke stimulans voor de eenheid. Al het gezag van de Internationale was nodig om de fusie tot stand te brengen. Van dat ogenblik af betekende de autonomie van de de CPB tegenover die Internationale niet veel meer.

De CPB ontstond dus op 4 september 1921, in aanwezigheid van 517 afgevaardigden. Voor de partij de tijd zou krijgen om zich te stabiliseren zou zij twee hevige aanvallen te verduren krijgen die haar verder zou verzwakken.

Van sektarisme naar grenzeloos opportunisme


Deze aanvallen komen in 1923. De eerste was de zaak van het “grote complot”. De burgerlijke justitie stelt 54 communistische militanten verantwoordelijk voor de staking bij de overheidsdiensten die de bezetting van de Ruhr door de Belgische troepen hinderde. Onder de beschuldigden vinden we Léon Lesoil en Louis Polk, leiders van de CPB en toekomstige leden van de IVe internationale. Alle beschuldigden worden echter in juli vrijgesproken. In oktober wordt de aanval overgenomen door de sociaaldemocratische leiders van de syndicale commissie van de BWP: op een congres wordt de “motie Mertens” aangenomen waardoor het de communisten verboden wordt verantwoordelijke plaatsen te bekleden in de vakbonden. Deze slag zal hard aankomen.

De CPB voelt nog de gevolgen van die aanvallen als in 1927-28 de “trotskistische crisis” uitbreekt, d.w.z. de zuivering van de partij van al diegenen die zich verzetten tegen de stalinistische “normalisering” van de Internationale na de nederlaag van de linkse oppositie binnen de CP van de Sovjet-Unie. Voor de bondgenoten van Stalin is deze slag niet op voorhand gewonnen. De twee kampen zijn ongeveer even sterk.

De oppositie controleert de partijpers. Zoals te verwachten was voltrekt de scheiding zich ongeveer volgens de groepen die vóór de fusie bestonden. De nederlaag van de linkerzijde was het werk van een beslissende ingreep van de leiding van de Internationale, waardoor de rechtervleugel een coherentie kon krijgen die volstrekt afwezig was bij de linkerzijde. De CPB kwam sterk verzwakt uit deze crisis. De “Drapeau Rouge” werd opnieuw een weekblad. Maar de ultra-sektaire draai, ook de “derde periode” genoemd (de periode waarin de Komintern de sociaaldemocraten als “sociaalfascisten” bestempelde), werd des te gemakkelijker aanvaard.

In België duurde deze periode tot 1934-35, toen na de overwinning van het fascisme in Duitsland de nieuwe lijn van het “volksfront”, verpersoonlijkt door de Bulgaarse communistische leider Dimitrov, aan de afdelingen van de Komintern werd opgelegd. Voor de CPB betekent dit een zwaai van 180°. Slechts een gemeenschappelijk punt met de vorige periode: een sektarisme grenzend aan de vervolgingswaanzin tegen de trotskisten. Terwijl Trotski sinds lange tijd voorstander was geweest van het arbeiderseenheidsfront tegen het fascisme, in tegenstelling tot de Komintern van de derde periode, herschreef Jacqmotte de geschiedenis van zijn partij op de volgende manier (VIIe congres van de Komintern, 27/7/35):
In zijn rapport heeft de kameraad Pieck onderstreept hoe onze Spaanse partij in Asturië lange tijd geïsoleerd is gebleven van de massa’s, omdat zij doordrongen was van semitrotskistische tendensen die de uitvoering van de richtlijnen en resoluties van de Communistische Internationale in de weg stonden. Men kan zeggen dat dit probleem zich in België op dezelfde manier heeft gesteld, en nog stelt. In 1927-28 heeft onze partij een crisis doorgemaakt die gewild is door de trotskisten die jarenlang een dubbele rol hebben gespeeld tegenover de Communistische Internationale en tegenover de Belgische arbeidersklasse. Toen ze gedwongen werden zich te ontmaskeren als vijanden van de Internationale, hebben zij alles gedaan wat ze konden om de partij te schaden. De partij heeft de aanvallen van de klassevijand weerstaan. Maar de overblijfselen van het trotskisme zijn niet volledig overwonnen, met als gevolg dat de partij een kleine sekte is gebleven die geïsoleerd is van de massa’s, dikwijls verpletterd door het gewicht van de sociaaldemocratie, en dikwijls heen en weer geslingerd tussen een uiterst sektaire stellingname en een bijzonder gevaarlijke suivistische politiek ten overstaan van de sociaaldemocratie.”

Iets eerder had Jacqmotte daar al de conclusie uit getrokken, conclusie die de gedragslijn van de CP tegenover uiterst links zal worden (nationale conventie, 21-22/4/35):
Wij moeten de strijd tegen het contrarevolutionaire trotskisme verder ontwikkelen, en de verleiding nemen om er niet te hard tegen op te treden. We moeten de socialistische arbeiders duidelijk maken dat de trotskisten, die de agenten van de burgerlijke contrarevolutie zijn, niets te maken hebben met de arbeidersbeweging, en dat ze tot doel hebben de socialistische arbeiders te misleiden.”


Deze opportunistische opening naar rechts (niet alleen in de richting van de BWP, maar ook van de antifascistische burgerij) zal duren tot het Hitler-Stalinpact van augustus 1939. Dit pact heeft wellicht verhinderd dat de CP deze lijn zou blijven volhouden tot aan zijn logisch eindpunt: de wederopname van de CP in de BWP, zoals Jacqmotte dat wilde in zijn politieke testament (18/7/36). Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog is de CPB er weer bovenop gekomen. De partij heeft 8 à 9000 leden en haalt 125.000 stemmen bij de verkiezingen. Dit betekent een kracht die overeenstemt met die van vandaag.

De bevrijding: beter dan de BWP


En toen kwam de oorlog en de bezetting. Zoals de officiële uitdrukking het zegt: “gingen de communisten geleidelijk over in de clandestiniteit.” Deze dubbelzinnige uitdrukking dekt twee periodes. Gedurende de eerste periode, tot juni 1941 (datum van de Duitse agressie tegen de USSR) probeert de CP haar wettelijk bestaan te vrijwaren, op gevaar af van compromissen te sluiten met de bezetter (aan wie de toelating wordt gevraagd om de Rode Vaan te laten verschijnen). Daarna gaat de CP zich à fond engageren in de weerstand, waarvan zij de spil zal zijn door massaal troepen te leveren voor het Onafhankelijkheidsfront. Deze rol, gecombineerd met de bijdrage van de USSR in de nederlaag van nazistisch Duitsland, gaat haar een grote populariteit bezorgen na de bevrijding. In 1946 heeft de CP meer dan 100.000 leden. Tijdens de verkiezingen behaalt zij 300.000 stemmen, wat haar 23 afgevaardigden oplevert (tegen 17 voor de liberalen). Procentueel vertegenwoordigt zij 29 % in de Borinage, 26 % in Charleroi en in Luik, 25 % in Doornik (waar zij, eigenaardig genoeg, tot nu toe even machtig is gebleven). De CP gaat dit belangrijk kapitaal aan populariteit gebruiken in contrarevolutionaire zin: om de partizanen te ontwapenen, om in de regering te geraken, om de arbeidersklasse terug aan het werk te zetten. Op internationaal vlak is alles koek en ei tussen de USSR en de westerse democratieën vanaf 1942. Als blijk van goede wil wordt de Komintern in 1943 ontbonden. Dan is er Jalta, met de nieuwe verdeling van de wereld. Gezien België zich aan westerse kant bevindt, zal de CP haar aandeel leveren door bij te dragen tot de heropbouw van het kapitalistisch regime in ons land.

De CP zal ook tussen 1944 en 1947 hetzelfde werk doen als de BWP op de vooravond van de eerste wereldoorlog: zij gaat deelnemen aan regeringen van nationale eenheid, van Pierlot en van Van Acker. Nochtans was de Communistische Partij indertijd ontstaan uit een kritiek op een dergelijke praktijk van de BWP.

De rechtvaardiging van deze regeringsdeelname met de burgerij gaat veranderen in de loop van het jaar. Eerst is het om de oorlog glorierijk te voltooien (Edgar Calmand, algemeen secretaris, 21/10/1944: “Doen alsof men zich opwerpt voor de onmiddellijke verwezenlijking van het socialisme zolang de fascistische kanker niet uitgeroeid is, is ofwel gepraat in het ijle, ofwel het werk van verdelers en provocateurs, die de bedoeling hebben de massa’s af te wenden van de belangrijke en prioritaire taken. (...) Maar om de oorlog voort te zetten en de vijfde colonne te vernietigen is het niet enkel voldoende over soldaten te beschikken, wij moeten hen ook bezorgen wat ze nodig hebben om te strijden. Daarom moet alles in het werk gesteld worden om de oorlogsproductie zo vlug mogelijk te starten (...) Het heil van het land eist dat de saboteurs zo vlug mogelijk de pas worden afgesneden, de fabrieken waarvan de eigenaars de productie afremmen moeten onmiddellijk worden opgeëist. De beroepsorganisaties en de personeelsdélégués moeten geraadpleegd worden over de problemen die gesteld worden door de herneming en de ontwikkeling van de productie. Via democratisch aangeduide délégués moet men de de techniekers en de arbeiders betrekken bij het beheer van de bedrijven. (...) Kort geleden – in antwoord op de oproep van hun comité voor Syndicale Strijd – betoogden meer dan 3000 metaalarbeiders uit de Zennevallei in de straten van de hoofdstad, om werk te eisen en de patroons die de oorlogsproductie saboteerden de pas af te snijden. Zij betoogden met slogans als: Wij willen werken met de geallieerden tegen Hitler; werk: doppen betekent in de kaart spelen van Hitler.”

In 1946 is het inroepen van de oorlog niet meer geldig. Op het 8ste congres van de CP vindt Calmand een andere goede reden om deel te nemen aan de macht: de noodzaak om voorwaarden te scheppen voor de nationale wederopbouw: “Om onze industrie te voeden, om ons te voeden, moeten wij invoeren. De noodzakelijke invoerproducten moeten wij betalen met deviezen die enkel kunnen geleverd worden door de uitvoer. Maar om elke maand uit te voeren moeten wij de productie opdrijven. Wij zien dus dat het gezond maken van onze commerciële balans, en bijgevolg de consolidatie van onze munt, direct en essentieel afhangen van de verhoging van de productie (...) Wij verwerpen met klem de lage insinuaties als zouden onze oproepen tot eenheid tegelijkertijd machiavellistische maneuvers als ondermijning verbergen. De eenheid die wij willen verwezenlijken is niet vals: zij is gebaseerd op een onontkenbare gemeenschap van belangen. Het vaderland mooier, gelukkiger en voorspoediger opbouwen, deze taak wordt niet verwezenlijkt door één partij; om ze tot een goed einde te brengen, moeten wij de gehele natie erbij betrekken.”

Tenslotte het neusje van de zalm:
Onze klasse heeft ter dezer gelegenheid een nieuw opmerkelijk bewijs geleverd van haar scherpzinnig patriottisme zonder eigenbelang. Wanneer het uur van de bevrijding aanbrak, dachten de Belgische arbeiders – uitgeput door vier jaren harde bezetting en strijd tegen de bezetters – er geen ogenblik aan om voordeel te trekken uit de moeilijke situatie waarin het land zich bevond. Zonder aarzelen hebben zij aangenomen nieuwe offers te dragen, om de oorlog eerst glorierijk te beëindigen en daarna het land te hernieuwen.”

In 1947, nadat de CP al haar prestige had gebruikt om de arbeiders op de rechte weg te zetten (!) bedankt de burgerij haar hiervoor door haar uit de regering te zetten. Dit fenomeen, dat we terugvinden in verscheidene landen van Europa, (Italië, Frankrijk) komt overeen met een nieuwe periode in de internationale betrekkingen: de “koude oorlog”. De CP in België gaat vlug marginaliseren. Het anticommunisme, dat zich verspreidt over heel de arbeidersbeweging, (ook in de stroming André Renard) gaat een verstrakking van het sektarisme van de CP teweegbrengen. Haar ledenaantal vermindert zienderogen (men spreekt over een vermindering van enkele honderden militanten) en haar parlementaire vertegenwoordiging gaat terugvallen op twee afgevaardigden. Tot in 1954.

Vilvoorde: opportunistische wedergeboorte


In 1954 stapelen de aanduidingen van het einde van de koude oorlog zich op: het einde van de Koreaanse oorlog, de opening van de Conferentie van Genève over Indochina, de mislukking van de Economische Gemeenschap van de Verdediging. Op deze basis gaat de CP een reflex ontwikkelen om vooruit te lopen op het 20ste congres van de Communistische Partij van de USSR en begint zij een interne destalinisering en maakt zij opnieuw een draai van 180°. Deze draai gebeurt op het congres van Vilvoorde van 1954, en brengt de Luikse tendens van Ernest Burnelle – René Beilen aan de leiding van de partij. Zij vertegenwoordigen de federatie van de partij die het meest gebonden is aan de sociaaldemocratie van de syndicale bureaucratie. Vertrekkend van het congres van Vilvoorde worden een reeks nieuwe opvattingen en oriëntaties uitgewerkt, die tot vandaag geldig blijven, op nuances na.


In verband met de theoretische referenties: in Vilvoorde gaat de CP (als avant-première voor Europa) de dictatuur van het proletariaat uit haar statuten schrappen.


In verband met de wegen van overgang naar het socialisme:
Resoluties van het 12e congres (Gent 1957): “We kunnen stellen dat het mogelijk is onze burgerlijke democratie op een vreedzame wijze om te vormen in een socialistische democratie. Door gebruik te maken van zijn verworven rechten in de strijd voor de democratie, zal het volk bij machte zijn het parlement om te vormen in een actief orgaan van de wil van het volk. Hierdoor kunnen de belangrijkste wettelijke maatregelen die een socialistische omvorming verzekeren, genomen worden.”
Resoluties van het 3e congres (Luik 1960): “De parlementaire weg is deze die, rekening houdend met de omstandigheden en de perspectieven, het best past om over te gaan naar het socialisme in België. In een parlement dat beter de belangen van de werkende bevolking weergeeft, kan zich een meerderheid aftekenen, die resoluut tegenstandster is van het domineren van de geldmachten en van het kapitalisme, en die wetten stemt die het socialisme instellen, door te steunen op de actie van de werkende bevolking, essentieel element voor elke stap voorwaarts.”


In verband met de BSP: (in die periode tekende zich een linkse stroming in de schoot van de BSP af, die een links antikapitalistisch alternatief zocht tegenover de leiding; een deel van deze linkerzijde werd uit de BSP gezet in 1965 en zal het ontstaan geven aan kleine centristische organisaties)
Rapport van Ernest Burnelle (1957): “Wij hebben de ambitie om door een hardnekkig gevecht in ideeën tegen het opportunisme, door onze dagelijkse actie, de grootste organisatie van de arbeidersbeweging te helpen overgaan naar strijdposities, niet lid per lid, maar met gehele organisaties, met hun militanten, met hun leiding, met u ook, burger Gailly,[2] met u ook, burger Major.”


Rapport van Ernest Burnelle (1963): “Strijden voor ons programma betekent de linkse draai versterken en bijgevolg alles wat tot een scheuring in de syndicaten en in de arbeiderspartijen zou kunnen leiden, vermijden als de pest. Wij spreken over een scheuring omdat de situatie in de socialistische partij zo is dat zekere kringen van de partij de mogelijkheid van een breuk onder ogen zien. (...) Naar onze mening kan de Belgische arbeidersklasse enkel nadeel ondervinden van een scheuring in de socialistische partij, scheuring verwekt door de rechtervleugel om een gedeelte onder hen gerust te stellen. De Belgische arbeidersklasse heeft er geen belang bij de socialistische partij te zien splitsen. Zij heeft er belang bij dat heel deze partij naar links evolueert. Het is waar dat in de rangen van de socialistische linkerzijde zich pessimistische meningen verspreiden wat betreft deze eventualiteit.” (Men kan zich afvragen waarop de CP eigenlijk nog wachtte om zich opnieuw te integreren in de rangen van de BSP.)


Alzo bevestigt de CP, in theorie en in praktijk, zich als een neoreformistische partij en herleidt zij zich door haar kleine omvang tot de rol van kleine drukkingsgroep, die druk uitoefent op de BSP, waarvan zij de hegemonie over de arbeidersklasse niet eens meer in vraag stelt. Haar vrees voor isolering, haar onbegrip voor de nieuwe opgang van de klassenstrijd, die zij slechts ziet doorheen een verwrongen prisma van de leidingen van de arbeidersklasse, hebben zeer sterk haar autonome rol van leninistische voorhoede beperkt, rol waarop zij zich nu nog hoogdravend beroept, en die voor een organisatie die beweert 10.000 leden te hebben (met, we moeten het wel opmerken, een klein aantal militanten) werkelijk zeer miniem is.

Op dit ogenblik is de CP door een politieke keuze en organisatorische bindingen (in de syndicale bureaucratie en in verschillende fronten) nauw verbonden met de leidingen van BSP en ABVV. Daardoor is de CP de organische linkervleugel geworden van het Belgisch reformisme. De omwegen die zij heeft kunnen maken in de richting van de christelijke linkerzijde in deelfronten (bv. de UDP in Mons: Union Democratique et Progressiste) zijn er meer op gericht deze te instrumentaliseren als steun binnen haar reformistisch project dan dat zij een zoeken waren naar nieuwe alternatieven. De Belgische Communistische Partij maakt dus geen uitzondering op de regel: het is niet zij die de arbeiders ertoe zal brengen te breken met de reformistische grillen en zich te oriënteren naar extraparlementaire massamobilisaties en naar de algemene staking, de enig mogelijke weg om in België naar het socialisme over te gaan.
23 maart 1976

_______________
[1] Jongerenorganisatie van de BWP in die tijd.
[2] Uiterst rechtse leider van de BSP in Charleroi