Herman Gorter
Het imperialisme, de wereldoorlog en de sociaaldemocratie
Hoofdstuk 9
En nu is de eerste imperialistische wereldoorlog gekomen. Nu kan het proletariaat zien, en aan het lichaam voelen, en met de geest begrijpen, wat het imperialisme is.
Ging het imperialisme te snel voor zijn begrip, de economische ontwikkeling zorgt, zo als altijd, - door de feiten - dat het het toch moet gaan begrijpen. En nu zal het ook kunnen oordelen, welke strijdwijze, welke van de richtingen, die in het proletariaat aanwezig waren, de juiste is geweest.
Opdat het proletariaat dit nu zal kunnen beslissen, moeten wij nog een richting bespreken die wij tot nog toe, omdat zij zo goed als geen invloed heeft gehad en dus niet mee de houding van het proletariaat en zijn toekomst, en die der Internationale heeft bepaald, zijn voorbij gegaan.
Er was ook nog een andere richting in de Internationale, behalve de reformistische en radicale. Dat was de onze, die wij verdedigen in dit geschrift. De Revolutionaire. Het was die van een zeer klein deel van de Internationale.
Wij meenden, dat de arbeidersklasse, sinds het imperialisme zijn doel en karakter duidelijk vertoonde, een revolutionaire strijd tegen de kapitalistische klasse in Europa en Amerika had moeten beginnen.
Toen het duidelijk werd dat het imperialisme - met zijn begeleidende en uit dezelfde bron ontspringende verschijnselen: trusts, syndicaten en geweldige ondernemersbonden, aldoor sterker militarisme, steeds groeiende belasting en onderdrukking van de arbeidersklasse, duurte, economische machteloosheid van de arbeiders, stilstand van arbeidswetgeving en oorlog bracht - met sterker imperialisme in het verschiet - toen het bleek dat alle burgerlijke partijen in alle landen het imperialisme steunden, was er naar onze mening maar één strijd mogelijk: de revolutionaire politieke strijd.
Van toen af aan hadden alle compromissen en verbonden met de burgerlijke partijen moeten zijn opgezegd en geweigerd. Alle toegemoet komingen. Alle posten in regeringen en verantwoordelijke lichamen. De hele nationale politiek had alleen revolutionair moeten zijn.
En daar het toen duidelijk werd dat de actie van de vakverenigingen en de parlementaire groepen, zoals die tot op dat ogenblik gevoerd werd tegenover het imperialisme dat alle partijen van de bourgeoisie verenigt en hen waarlijk tot één massa maakt, niet meer voldoende waren, had, naar onze mening, naast de oude middelen, in alle landen de massa-actie moeten worden gepropageerd in alle vergaderingen, bladen, geschriften en parlementen. En vooral de machtigste massa-actie. De massa-staking.[49]
Maar daar het imperialisme alle kapitalistische naties tegelijk tot één en dezelfde actie tegen het proletariaat brengt, moest deze massa-actie tegen het imperialisme, naast een nationale, vooral en in de eerste plaats een internationale zijn. Wij meenden dat het internationale imperialisme alleen door internationale massa-actie kan worden overwonnen, bestreden.
Het proletariaat had zich dus dag en nacht moeten voorbereiden op de komende strijd tegen het imperialisme, internationaal. Het imperialisme had tot hoekpunt van de gehele politiek moeten gemaakt zijn. In alle couranten, in alle vergaderingen, in alle geschriften, van de gehele strijd.
Omdat dat, als hoofdzaak in deze periode, de arbeiders onderdrukte en alle vooruitgang voor hen tegenhield. Omdat dat hen in de toekomst met achteruitgang bedreigde. Omdat dat hun klasse, misschien, bedreigde met ondergang. Hier lag het punt, waarom het in de naaste toekomst, en tot in de verre toekomst, zou gaan. Hier was het slagveld, hier het front.
Het imperialisme - geen enkele andere zaak - noch het kiesrecht, noch de arbeidswetgeving - de strijd waarvoor het juist vernietigde - noch tollen en invoerrechten, noch het onderwijs, noch de kerk, verhief zich als de schitterende hoogste kracht van het kapitalisme, voor de ogen van de arbeiders, als hoogte, als hoogvlakte, als gevechtsterrein.
En het imperialisme is niet alleen de hoogste materiële uiting van het kapitalisme tot nu toe, het is ook het hoogste ideële beeld van het kapitalisme. Het is de hoogste, laatste, ideologie der bourgeoisie. Het is haar enig haar nog blijvend ideaal. De godsdienst van de bourgeoisie is dood, haar filosofie is dood, haar kunst is dood, maar zij heeft de verheffing van de macht, van het brute geweld, van de macht over de wereld tot haar geloof, haar ideaal, de grond en het doel, het begin en het eind van haar klassendenken gemaakt. Het imperialisme, de wereldmacht, van haar als natie, als groep van heersenden, is haar God.
Daar tegen, tegen het imperialisme in zijn stoffelijke en geestelijke uitingen, had, naar onze mening, de gehele stoffelijke en geestelijke strijd van de arbeiders moeten gaan.
Zij hadden tegenover het brute geweld van het imperialisme hun materiële kracht, de massa-actie, de massa-staking, tegenover het imperialistische idealisme hun socialistisch ideaal moeten stellen.
Wij zeggen dit niet nu. Het kan algemeen bekend zijn dat de partij, waartoe de schrijver de eer en het geluk heeft te behoren,[50] deze dingen al jarenlang heeft gezegd. Maar het proletariaat kan nu zelf oordelen. Het vergelijke nu het reformisme, het radicalisme, en onze richting, de marxistische.
Het ziet nu zelf wat het reformisme is en deed. Van al de beloften van de reformisten is niets gekomen. Noch kiesrecht, noch staatspensioen, noch andere sociale wetgeving, noch betere belastingen. In geen enkel groot-imperialistisch land van Europa, waar alle of enkele van deze dingen door de arbeidersklasse werden geëist.[51] Van al hun beloften kan ook in de toekomst niets komen, als de staten door de oorlog te verarmd zullen zijn en de arbeiders met lasten zullen worden overladen.
Zij hebben het imperialisme gesteund. Toen de oorlog kwam zijn zij meegegaan met volle instemming. En de radicalen?
Ze hebben niet de regering in het gezicht geslingerd dat zij loog, dat zij huichelde om het arbeidende volk mee te krijgen als soldaten voor de winst van het kapitaal. Maar zij zijn zelf, door het toestaan van de kredieten, meegegaan met de leugen en de huichelarij van de bourgeoisie, tegen het proletariaat. De radicalen hebben de massa ontmoedigd en hebben niets gedaan om de oorlog tegen te houden. Toen de oorlog kwam hebben zij zo goed als alle voor de oorlog gestemd.
Wanneer wij denken aan al de redevoeringen en artikelen van de radicalen in Duitsland gedurende de laatste twintig of dertig jaren, aan hun verklaring dat het proletariaat de enige borg, de vaste verdediging van de vrede was, aan hun dreigen dat de regeringen het niet licht meer zouden wagen de oorlog te ontketenen uit vrees voor het proletariaat en de revolutie na de oorlog, en wij vergelijken daarmee hun niets doen, hun tegenhouden van de massa-actie en hun stemmen voor de oorlogskredieten, dan komt ons een rij van andere Duitsers, van andere Duitse parlementariërs in de geest. De liberalen van 1848.
Evenals die bogen voor vorsten en adel, zo de radicale sociaaldemocraten voor de keizer, de vorsten, de jonkers en de bourgeoisie. Dezelfde moed met woorden voor de slag! Dezelfde lafheid in het gevecht. Nog altijd dezelfde slavengeest.
Wij zeggen dit opzettelijk zo scherp als dit optreden der radicalen het verdient, niet om deze mannen te kwetsen, maar om aan het proletariaat, het Duitse in de allereerste plaats, te laten zien dat er in de strijd van het proletariaat tegen het imperialisme geen tussenweg mogelijk is, dat men moet zijn of vóór of tegen, en dat er maar één waarlijk afdoend wapen tegen het imperialisme bestaat, nl. de revolutionaire actie van de massa zelf.
Want de radicalen kwamen tot zulk een, met hun eigen verleden zo totaal in tegenspraak zijnde lafheid, omdat zij voelden dat er geen massa achter hen stond.
Hun eenzaamheid, hun niet gesteund worden door de massa, dat zij zelf hadden gewild, maakte hen bang. Toen verrieden zij de zaak van het proletariaat.
En wat bij de reformisten geldt, dat geldt ook hier: Als dat in Duitsland bij de radicalen zo was, hoe moest het dan wel in de andere landen zijn.
Men ziet slechts naar Frankrijk... waar Guesde minister werd, naar Engeland waar Hyndman de arbeiders letterlijk ophitst tegen Duitsland. Naar Holland, waar de eens radicale voorzitter van de SDAP in een hoofdartikel in het partijorgaan Het Volk, het voorstel deed dat Nederland Duitsland de oorlog aan zou doen.
Zo waren de reformisten en de radicalen. Dit hadden zij van de strijd van het proletariaat gemaakt.
Hiertegenover stellen wij datgene waarvoor wij propaganda hebben gevoerd, en wat wij, zover wij konden, hebben gedaan. Wij zijn klein, wij hebben niet veel macht. Wij kunnen dus niet veel uitvoeren van wat wij willen.
Wij hebben in de eerste plaats, sinds de werking van het imperialisme duidelijk werd, het proletariaat aangeraden met alle burgerlijke partijen te breken. Wij hebben in de tweede plaats voortdurend voor de actie van de massa, naast de gewone parlementaire en economische, gepropageerd.
Maar toen deze oorlog tenslotte kwam, voor het eerst dreigde, bij de Balkanoorlog en de spanning tussen Rusland en Oostenrijk, hebben wij op het congres van Bazel in 1912, voorgesteld dat de proletariërs van alle landen op één wenk van de Internationale een proteststaking zouden houden, als waarschuwing aan de regeringen en als voorbereiding voor zichzelf.[52]
Zodra de oorlog nu, in 1914, werkelijk kwam, hadden naar onze mening de proletariërs van alle landen zoveel mogelijk gelijktijdig moeten optreden. Op de zaterdagavond, toen het ultimatum van Oostenrijk aan Servië bekend was geworden, demonstreerde de Berlijnse bourgeoisie (de studenten) vóór de oorlog. Op de volgende dag, zondag, had het Duitse proletariaat in alle Duitse steden, in zijn miljoenen opgeroepen door de Duitse partij, moeten demonstreren tegen de oorlog.[53]
De proletariaten van alle direct bij de oorlog betrokken mogendheden in de eerste plaats, maar ook van alle andere landen, hadden diezelfde zondag en, als dit niet mogelijk was, de volgende maandag, in alle steden van Europa, opgeroepen door de Internationale, moeten demonstreren tegen de oorlog. Wij hebben dit onmiddellijk geschreven in het blad van onze partij DeTribune.
Deze demonstraties hadden, op oproep van de Internationale en de nationale partijen, elke dag moeten zijn voortgezet. Elke dag en in steeds sterker mate. Zij hadden wanneer, zoals vanzelf spreekt, de politie en het leger opgetreden waren, met versterkte heftigheid en zo nodig, met geweld, elke dag moeten worden voortgezet en worden versterkt, zoals trouwens vanzelf zou zijn gegaan door algemene en massa-stakingen. Overal, in de allereerste plaats in de direct betrokken landen. En dit had moeten worden doorgezet tot het antwoord van Servië, tot de Rijksdag- en parlementsvergaderingen die over de oorlog zouden beslissen. En in die vergaderingen hadden alle kredieten moeten worden geweigerd overal, in alle landen, ook in de neutrale. Immers de mobilisatie tot verdediging is, onder het imperialisme, de voorbereiding tot de aanvalsoorlog en het imperialisme zelf.
En in alle parlementen had een rede moeten gehouden worden van ongeveer deze inhoud:
“Deze oorlog is een aanvalsoorlog van dit land. U wilt land veroveren. Wij weigeren daarom alle kredieten. Hij is een aanvalsoorlog van alle landen op elkaar. Wij weigeren daarom alle kredieten met onze broeders in alle andere landen. Hij is niet alleen een aanvalsoorlog van alle landen op elkaar, hij is ook een aanval van het wereldkapitaal op het wereldproletariaat, om het nog erger, nog talrijker uit te buiten, te onderdrukken en als mens en klasse te vernietigen. Wij zijn misschien nog te zwak om een oorlog te verhinderen, maar wij, gezamenlijke proletariërs aller landen, dreigen nu al met de revolutie na de oorlog.”
En terwijl de vertegenwoordigers van de partij zo spraken, had de actie van de massa tot het uiterste moeten zijn voortgezet. Dat was wat wij hadden gedaan, als wij de macht er toe hadden gehad. Wij, marxisten.
Dat is het ook wat wij in Holland, zover wij konden, hebben gepropageerd en zoveel wij konden voorbereid.[54]
Wij geloven dat, als in alle landen de tactiek naar het imperialisme was ingericht zoals wij dat jaren en jaren hebben gepropageerd, als men in alle landen het gevaar van het imperialisme had ingezien en daarom, voor deze periode, met de liberale en burgerlijke partijen had gebroken, en de massa in alle grote politieke en economische strijd tot de massa-actie had gebracht - zoals in Duitsland voor het Pruisisch kiesrecht - wij menen dat dan de regeringen, uit vrees voor de houding van de arbeiders bij een wereldoorlog, voorzichtiger waren geworden. Misschien wel de wereldoorlog hadden voorkomen.
Misschien had het niet geholpen, misschien hadden wij de regeringen niet kunnen weerhouden. Misschien was ook de massa van het proletariaat nog niet gekomen.
Waar wij menen dat dat laatste wel zou zijn gebeurd. Wij menen dat als bij het eerste conflict op de Balkan de stem van de Internationale terstond had weerklonken, die de arbeiders van de wereld opriep tot staking, reeds honderdduizenden waren gekomen. Reeds nu kwamen er 160.000 in Frankrijk alleen al.
Wij menen dat, als nu in juli 1914, te Berlijn en in alle steden van Duitsland de honderdduizenden, door de partij geroepen, terstond, toen het nog tijd was, waren gekomen. Wij geloven dat, als dit in Petersburg, in Moskou, in Riga en Odessa, in Lodz en Warschau, in Kiev en Charkow was gehoord, dat de honderdduizenden, de miljoenen van Duitse georganiseerde arbeiders waren opgetreden om te voorkomen dat zij en de Russische arbeiders elkaar vermoordden, zij ook daar in honderdduizenden waren gekomen. Wij geloven dat, als dit door Europa had weerklonken, dat de miljoenen Duitsers en de honderdduizenden, ja misschien ook miljoenen Russen elkaar niet slachten wilden, de arbeidersklasse, althans de georganiseerden van Frankrijk, Italië, Oostenrijk, Scandinavië, België en Holland op deze zelfde wijze de Internationale bij honderdduizenden hadden geantwoord. Wij geloven dat ook in Engeland velen gekomen zouden zijn.[55] Wij geloven dat overal zeer vele ongeorganiseerden waren meegesleept.
Het proletariaat, dat algemeen staken kan voor een klein recht, een loonsverbetering, een kiesrecht, kan dat ook tegen de oorlog.
Wij menen dat, als dat verzet dag bij dag sterker en heftiger geworden was in Duitsland, Rusland en Frankrijk, de landen die bij het begin de doorslag moesten geven, ook in allerlei andere landen grote stakingen hadden plaats gehad.
Misschien waren wij toch niet machtig genoeg geweest om de oorlog tegen te houden.
Het kapitaal, de machtige grootbank (die alles leidt, waaraan alles gehoorzaam is uit de hoge en lage bourgeoisie), dit imperialisme met zijn idealisme, en het nationalisme, zijn slaaf, zijn nog te sterk. Waarschijnlijk.
Maar als wij tot het laatst toe hadden volgehouden, als in alle parlementen tot het laatste ogenblik, tot voor de tronen van keizers en koningen, de trotse weigering had weerklonken van het wereldproletariaat, dat eindelijk nu voor het eerst, en bij de eerste gelegenheid die zich bood in opstand kwam en weigerde zich te laten vermoorden voor het uitsluitend kapitaalsbelang, dan hadden wij althans onze plicht gedaan. Want dan was de eenheid, de hogere organisatie in de toekomst, de propaganda voor de toekomst na de oorlog, door ons bewaard, gehandhaafd, ja veel sterker, onwrikbaar en reusachtig geworden. Dan waren wij de leidster, de enige geworden voor al de onderdrukten in de wereld, die ons nu nog niet zien. Dan hadden wij gehandeld in overeenstemming met de ontwikkeling van het kapitalisme die door het imperialisme, het wereldproletariaat en wereldkapitaal tegenover elkaar stelt.
Dan hadden wij ons deze strijd, deze nederlaag misschien tot de basis gemaakt van de revolutie na de oorlog. Dan hadden wij de grondslag voor de overwinning in de toekomst gelegd. Dan was werkelijk de Internationale, de Internationale geweest.
Daarvan is niets gebeurd. Door de onkunde en de kleinheid van de arbeiders, het bedrog van de reformisten, de lafheid en besluiteloosheid van de radicalen, leed de Internationale de nederlaag.
De tweede Internationale ging dus in de praktijk te gronde doordat zij niet internationaal was. Zij was een verzameling van nationale organisaties, geen internationaal organisme. Zij heette, maar dacht noch handelde internationaal. Zij was de verzameling van organisaties, die niet internationaal waren noch handelden. Haar internationaal-zijn ging niet verder dan voor het imperialisme nodig was.
Terwijl het kapitaal door zijn trusts, banken, industriële wereldmaatschappijen meer en meer internationaal werkte, bleef de sociaaldemocratie nationaal. Terwijl het kapitaal, zij het dan ook nog vijandig onderling in zijn delen, de wereldstrijd begon om het bezit der aarde, terwijl het daartoe grote verbonden van naties sloot om de aarde gemeenschappelijk tegenover andere verbonden te verdelen, bleef het proletariaat klein en nationaal, zich bezig houden met de kleine nationale kwesties. Terwijl het kapitaal groot en heerlijk, zich het wereldvraagstuk stelde, hoe de aarde en haar bewoners aan zich te onderwerpen, kapitalistisch te maken door actie, door verovering en strijd, bleef het proletariaat klein en onbeduidend zich bezig houden met zijn beter loon en kortere werktijd en wetgeving van dit of dat, in het raam van zijn natie.
Terwijl de machtigste geesten van de bourgeoisie - bruut en alleen materialistisch, het is waar, en grof en laag, en tot een laag doel, het winstbejag - maar toch de ganse aarde omvattend en dus groot, hun plannen maakten en tot uitvoer brachten van wereldmarkt en wereldmacht, organiseerden de geesten der arbeiders en hun leiders zich slechts tot nationale, niet tot internationale macht.
Terwijl het internationale kapitaal zich op schitterende, overal, in alle grote staten, en zelfs in de kleinere, om de preciesheid, volkomenheid, snelheid en weergaloze organisatorische kracht, de hoogste bewondering afdwingende wijze zich toerustte tot de wereldoorlog tussen zijn delen onderling en tegen het wereldproletariaat, de bewoners van de aarde, rustte de Internationale der arbeiders zich in het geheel niet toe om die wereldoorlog af te weren. Het rustte zich toe tot niets.
Indien het internationale proletariaat maar een tiende, een honderdste gedeelte had bezeten van de organisatorische kracht, de doelbewustheid en de bliksemsnelle promptheid waarmee het kapitaal jaren van te voren zich toerustte, jaren van te voren alles voorzag, en in twee dagen (de inval in België) uitvoerde wat voor de wereldverovering allereerst nodig was, dan had het proletariaat nog een goed figuur gemaakt. Maar het deed niets, het had niets voorzien.
Het kapitaal werd in de hoogste mate actief, in wereldactie. De Internationale werd passief. Zij deed niet wat zij moest doen, wat de tijd eiste. Zij kwam niet tot wereldactie.
Zij werd dus weer, wat het proletariaat vroeger altijd geweest is, een radeloze massa die de grote gebeurtenissen van de geschiedenis over zich heen moet laten gaan.
De Internationale was verrot. Zij was ijdel en leeg. Zij bestond uit partijen die niet internationaal waren. Van die partijen was zij de schijnbare bond.
De arbeiders, haar leden, waren voor het overgrote deel een massa op verbetering belusten, die zich lieten bedriegen en tegenhouden door een schijn.
Zij die de werkelijke ontwikkeling begrepen en handelen wilden, waren met weinig.
De arbeiders moeten nu zelf zien, nu zij zelf voelen wat het imperialisme is, nu zij het imperialisme moeten begrijpen, wie en welke richting hen het beste heeft geleid en leiden zal. De arbeiders moeten nu zelf zien hoe in de toekomst een waarlijke Internationale op te bouwen en een nieuwe ineenstorting te voorkomen.
_______________
[49] Dit is voor de nationale actie in Duitsland vooral uitstekend gedaan door Rosa Luxemburg en Anton Pannekoek. Er zijn sociaaldemocraten die onze mening over de nationale en internationale massa-staking syndicalistisch of zelfs anarchosyndicalistisch noemen, omdat deze staking door deze richtingen werd gepropageerd. Het onderscheid tussen ons en hen is dit, dat wij in de parlementaire strijd altijd zagen, en nu ook nog zien, een machtig wapen, en in de politieke strijd de alles omvattende strijd van het proletariaat. Als zij slechts revolutionair en in harmonie en samenhang met de actie van de massa worden gevoerd. Verder is het onderscheid dit, dat de anarchisten en syndicalisten de massa-staking propageerden toen noch de productiekrachten, noch de productieverhoudingen, noch de arbeidersorganisaties rijp waren. Dat wij haar nu echter propageren - nu Engeland en Duitsland materieel rijp zijn, en het imperialisme het wereldproletariaat aanvalt - tegen de syndicaten en de trusts, tegen het imperialisme van alle regeringen en voor miljoenen van georganiseerde arbeiders. De waarde en de betekenis van een propaganda en van hare ideeën hangt van het ogenblik af waarop zij gevoerd wordt.
[50] Toen de SDP in Nederland.
[51] Slechts Engeland maakt een uitzondering. Engeland, dat door de onmetelijke rijkdommen uit zijn koloniën, en omdat het tot nu toe geen militarisme had te land, in staat is nu en dan een brok toe te werpen aan zijn arbeiders.
[52] Dit voorstel is niet in behandeling kunnen komen omdat het congres besloot dat er geen enkele discussie zou worden gehouden.
[53] Dit gebeurde eerst dinsdag. Het spreekt vanzelf dat met zulke besturen als de nationale partijen en de Internationale nu hebben, een werkelijk energieke actie tegen het imperialisme onmogelijk is. Zij bestaan alle uit vakverenigingsleiders en parlementariërs uit de vorige vóór-imperialistische tijd. Zij zijn bovendien bijna allen reformisten. Zij weten dus niet de Internationale te organiseren tegen het imperialisme. Zij weten niet wat te doen.
[54] De SDP heeft tot het laatst toe, in de eerste dagen van augustus, toen ieder dacht dat ook Holland in de oorlog zou worden betrokken, tegen de oorlog, ook door straatbetogingen gedemonstreerd. Natuurlijk heeft de houding van de Internationale en de nationalistische SDAP haar actie zeer verzwakt. Toch is zij er in geslaagd meer dan 25.000 georganiseerde arbeiders in een actie tot demobilisatie te verenigen. De SDP is dus aan het program van de Internationale congressen trouw gebleven.
[55] Zelfs nu heeft men in Wales gestaakt.