Karl Kautsky
De dictatuur van het proletariaat
Soms wordt wel eens onderscheid gemaakt tussen democratie en socialisme. Onder socialisme verstaan wij het in handen geven van productie en productiemiddelen aan de gemeenschap. Men verklaart dan dat het socialisme het einddoel van onze beweging is, en de democratie tot dat doel slechts middel. Dat onder bepaalde omstandigheden ondeugdelijk, ja zelfs hinderlijk kan zijn.
Maar strikt genomen is niet het socialisme ons einddoel, wel de opheffing van iedere wijze van uitbuiting en onderdrukking, onverschillig of deze gericht is tegen een klasse, een partij, een geslacht of een ras. (Erfurter program).
Wij trachten dit te bereiken door steun aan de proletarische klassenstrijd. Daar het proletariaat als onderste klasse zich niet kan bevrijden zonder alle oorzaken van uitbuiting en onderdrukking op te heffen. En omdat onder de uitgebuite en onderdrukte delen van het volk het industriële proletariaat aan kracht, bekwaamheid, en strijdlust steeds meer groeit en haar overwinning in de toekomst onvermijdelijk is. Daarom moet vandaag iedere tegenstander van uitbuiting en onderdrukking, onverschillig uit welke klasse hij ook mag komen, de proletarische klassenstrijd voeren.
In deze strijd stellen wij de socialistische productiewijze als doel. Omdat zij bij de thans gegeven technische en economische mogelijkheden, ons het enige middel lijkt om ons einddoel te bereiken. Indien zou worden bewezen dat wij in deze opvatting dwalen, dat de bevrijding van het proletariaat en van de mensheid in het algemeen, of doelmatig op de grondslag van de privaateigendom van productiemiddelen te bereiken is, zoals Proudhon nog aannam, dan zouden wij het socialisme overboord moeten werpen. Zonder daarom ons einddoel in enig opzicht op te geven. Ja, wij zouden het moeten doen, juist in het belang van dit einddoel.
Democratie en socialisme onderscheiden zich dus niet daarin dat het ene middel is en het andere doel. Beide zijn middel voor hetzelfde doel.
Het onderscheid tussen beide ligt anders. Socialisme als middel tot bevrijding van het proletariaat zonder democratie is ondenkbaar. Niettemin is maatschappelijke productie ook op een andere dan een democratische grondslag mogelijk. Bij onontwikkelde verhoudingen kan een communistische volksgemeenschap juist een basis van het despotisme worden. Dat constateerde Engels al in 1875 met betrekking tot het dorpscommunisme, zoals zich dit in Rusland en India tot vandaag heeft weten te handhaven.
De Nederlandse koloniale politiek op Java was lang, onder het zogenaamde cultuurstelsel (de organisatie van de agrarische productie ten bate van de regering die het volk uitbuitte), gebaseerd op het grondcommunisme.
Het belangrijkste voorbeeld van een niet-democratische organisatie van maatschappelijke arbeid heeft echter in de 18e eeuw de jezuïetenstaat van Paraguay geleverd. De jezuïeten als hogere klasse, organiseerden daar met dictatoriale macht de arbeid van de indiaanse bevolking op een bewonderenswaardige wijze, zonder gebruik van geweld en zelfs onder het winnen van aanhankelijkheid van hun onderdanen.
Voor moderne mensen zou een dergelijk patriarchaal stelsel ondraaglijk zijn. Het is slechts mogelijk wanneer de heersers hoog boven de overheersten in kennis staan, en deze niet in staat zijn zich tot hetzelfde peil te verheffen. Een klasse die een bevrijdingsstrijd voert kan zich zulk een voogdijschap niet als doel stellen, ze moet dit scherp afwijzen.
Voor ons is dus socialisme zonder democratie ondenkbaar. Wij verstaan onder modern socialisme niet alleen maatschappelijke organisatie van de productie, maar ook democratische organisatie van de maatschappij. Het socialisme is voor ons onafscheidelijk verbonden met democratie. Geen socialisme zonder democratie.
Men mag deze stelling echter niet zomaar omkeren. Democratie is zeer goed mogelijk zonder socialisme, bijvoorbeeld in gemeenschappen van kleine boeren, waarin volledige gelijkheid van de economische voorwaarden voor iedereen op de grondslag van het privaateigendom van de productiemiddelen bestaat.
Men kan dus zeggen dat democratie mogelijk is zonder socialisme. En deze vóór-socialistische democratie hebben blijkbaar diegenen op het oog die menen dat de democratie zich tot het socialisme verhoudt als het middel tot het doel. Waarbij zij zich meestal haasten toe te voegen dat ze eigenlijk geen middel voor het doel is. Deze toevoeging moet zo sterk mogelijk tegengesproken worden. Wanneer zij gemeengoed werd, zou zij onze beweging op noodlottige wegen leiden.
Waarom zou de democratie een ondeugdelijk middel zijn voor het bereiken van het socialisme?
Het gaat om verovering van de politieke macht. Men verklaart dat wanneer in een burgerlijk geregeerd democratisch land de mogelijkheid ontstaat dat sociaaldemocraten bij de parlementsverkiezingen de meerderheid krijgen, de heersende klassen alle hun ten dienste staande machtsmiddelen zullen gebruiken om een democratie te verhinderen. Daarom kan het proletariaat niet door democratie, maar slechts door een revolutie de politieke macht veroveren.
Ongetwijfeld dient men, waar het proletariaat in een democratische staat aan de macht komt, rekening te houden met pogingen van de heersende klasse om met geweld de voordelen van de democratie door en voor de arbeidersklasse te verijdelen.
Daarmee is nog niet de waardeloosheid van democratie voor het proletariaat aangetoond. Wanneer de heersende klassen onder de hier onderzochte voorwaarden naar het geweld grijpen, dan gebeurt het toch daarom dat zij de gevolgen van democratie vrezen. Haar geweld zou niets anders zijn dan een aanval op de democratie.
Uit de verwachte pogingen van de heersende klassen om de democratie af te schaffen blijkt niet de waardeloosheid van democratie voor het proletariaat, eerder de noodzakelijkheid voor het proletariaat de democratie met hand en tand tot het uiterste te verdedigen. Wanneer men echter het proletariaat de overtuiging opdringt dat democratie slechts een waardeloze schijn is, zal het niet de noodzakelijke kracht voor haar verdediging verwerven. Toch hangt de massa van het proletariaat overal zeer aan haar democratische rechten, zodat niet te verwachten is dat zij zich deze zonder tegenstand laat afnemen. Integendeel, veeleer mag men verwachten dat zij haar rechten met nadruk zal verdedigen. Dat, wanneer de tegenpartij dat recht door gewelddaden zou trachten te vernietigen, haar verweer tot een politieke omwenteling zou voeren. Dit is des te eerder te verwachten naarmate het proletariaat de democratie hoger waardeert, hoe hartstochtelijker het haar belijdt.
Anderzijds mag men echter ook niet geloven dat de hier geschetste gang van zaken overal onvermijdelijk is. Zo kleinhartig hoeven wij niet te zijn. Hoe democratischer de staat, des te afhankelijker zijn de machtsmiddelen van de staatsmacht, ook de militaire, van de publieke opinie. Deze machtsmiddelen kunnen, ook in de democratie, een middel zijn tot gewelddadige onderdrukking van proletarische bewegingen, wanneer het proletariaat numeriek zwak is, bijvoorbeeld in een landbouwstaat, of waar het politiek zwak is omdat het ongeorganiseerd en onzelfstandig is. Is het proletariaat in een democratische staat echter zo sterk, dat het talrijk en krachtig genoeg is de politieke macht door gebruikmaking van de gegeven vrijheden te veroveren, dan zal de kapitalistische dictatuur het toch buitengewoon moeilijk vallen de nodige machtsmiddelen in het werk te stellen, teneinde de democratie af te schaffen.
Marx achtte het inderdaad mogelijk, zelfs waarschijnlijk, dat in Engeland, evenals in Amerika, het proletariaat langs vreedzame weg de politieke macht zou veroveren. Na het sluiten van het Haagse congres van de Internationale in 1872, hield Marx in een volksvergadering te Amsterdam een redevoering, waarin hij ondermeer het volgende zei:
De arbeider moet de politieke macht in handen hebben om de nieuwe organisatie van de arbeid te stichten. Hij moet de oude politiek vernietigen, die de oude instellingen in stand houdt. Tenzij hij, zoals de oude christenen die dit verwaarloosden en verachtten, van het ‘rijk van deze wereld’ afstand wil doen.
Maar wij hebben niet beweerd dat de wegen om tot dit doel te geraken, overal dezelfde zijn.
Wij weten dat men de instellingen, de zeden en gewoonten van de verschillende landen in het oog moet houden, en wij ontkennen niet dat er landen zijn zoals Amerika, Engeland, en wanneer ik uw instellingen en wetten beter kende zou ik er misschien aan toevoegen Holland, waar de arbeiders langs vreedzame weg hun doel bereiken. Maar niet in alle landen is dit het geval.
Of de verwachting van Marx in vervulling zal gaan moet afgewacht worden. Ongetwijfeld zijn er in de genoemde staten groepen van bezittende klassen, waar de neiging tot geweld tegen het proletariaat groeit. Daarnaast zijn er echter ook andere met ontzag voor de groeiende macht van het proletariaat, en de wens het met concessies te bevredigen toeneemt. Hoewel tijdens de oorlogstoestand de bewegingsvrijheid overal sterk beperkt was, heeft de oorlog het Engelse proletariaat toch een belangrijke uitbreiding van het kiesrecht gebracht. Thans valt nog niet te voorspellen hoe de democratie in de verschillende staten de verovering van de politieke macht door het proletariaat zal beïnvloeden, en in hoeverre zij oorzaak zal zijn dat van weerszijde gewelddadige methoden zullen vermeden worden.
In geen geval zal het bestaan van democratie zonder belang zijn. In een democratische republiek, waar de volksrechten sinds tientallen jaren, misschien sinds eeuwen, geworteld zijn, rechten die het volk door revoluties veroverde en verdedigde of uitbreidde, waarbij het de heersende klasse tot ontzag voor de volksmassa dwong, in zulk een staat zullen de overgangsvormen zeker anders zijn dan in een staat waar een militaire despotie onbeperkt beschikt over de volksmassa, en gewend is haar in bedwang te houden.
Maar met de invloed van de democratie op de overgangsvormen naar het proletarische regime, is haar betekenis voor ons in de vóór-socialistische tijd niet uitgeput. Belangrijker wordt zij in dit tijdvak voor ons door haar invloed op de bewustwording van het proletariaat.