Bron: De Internationale, 1975, nr. 1, oktober, jg. 3
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?
Laatst bijgewerkt:
Met het boek Sneevliet, een politieke biografie van Fritjof Tichelman, is een nieuw element toegevoegd aan de politieke geschiedschrijving van de arbeidersbeweging.
Als met een schuimspaan afgeroomd van een groter project waar Tichelman mee bezig is, is deze publicatie veel meer een wetenschappelijk extract dan een echte biografie.
De term biografie is ook eigenlijk niet juist: deze suggereert dat de mens Sneevliet als socialist de hoofdpersoon zou zijn. Veel meer echter vormt het leven van Sneevliet de rode draad door een belangrijk deel van de geschiedenis van de arbeidersbeweging. Een geschiedenis die hier in drie delen uiteen valt:
1. De periode tot in de Eerste Wereldoorlog, waarin de linkse – communistische – afsplitsingen van de sociaaldemocratische partijen plaatsvinden;
2. De Indonesische en Chinese periode van het begin van de twintiger jaren tot halverwege de jaren dertig;
3. De periode van de neergang van de arbeidersbeweging van de jaren dertig tot aan de Tweede Wereldoorlog.
Verbonden door de persoon Sneevliet zijn het in feite drie losse hoofdstukken uit de geschiedenis van de georganiseerde revolutionaire beweging.
De ongelooflijke hoeveelheid historisch materiaal die Tichelman heeft verzameld, maakt alleen al dit boekje tot één van de belangrijkste publicaties de laatste tijd op zijn gebied. Vaak bestaat de neiging om achteraf over te gaan tot een historische rechtvaardiging van zaken en de loop van de geschiedenis als onontkoombaar te beschouwen. Anderzijds bestaat ook de neiging om de geschiedenis te beschrijven als die van grote mannen. Van al deze zaken hier geen spoor. De belangrijkste punten worden behandeld, en, wat belangrijker is, de belangrijkste discussiepunten en problemen worden in hun vaak pijnlijke zwakheid aan de orde gesteld, zeker ten aanzien van de Nederlandse beweging (ofwel, de “Nederlandse kwestie”, zoals terecht jarenlang de uitdrukking was in Kominternverband). Deze wordt scherp onder de loep genomen. Nederland heeft altijd een redelijk grote linkervleugel in de arbeidersbeweging gekend, wat echter niet betekende dat die vleugel nu ook erg geweldig was. Zo worden bijvoorbeeld behandeld: De zeer sektarische koers van de SDP (de latere CPH/N) in haar beginjaren, en de niet minder vreemde koers in de jaren daarna. Het NAS met al zijn typische trekken uit de “oude” beweging, als een overblijfsel van een vroegere periode van arbeidersstrijd. Het ellendige en moeizame geploeter in de jaren dertig om het revolutionair vaandel hoog te houden.
Belangrijk is vooral dat hier voor het eerst veel punten zo duidelijk worden gesteld. Tijdens de periode van neergang van de arbeidersstrijd heeft de revolutionaire beweging te lang de zelfverdedigende neiging gehad zich vast te klampen aan eeuwige waarheden van gerenommeerde voortrekkers. Ook de trotskistische beweging, toch meestal niet wars van grondige analyses, ging hieronder gebukt ten aanzien van haar eigen geschiedenis. Met name bij voorbeeld verdient de hele discussie over het wel of niet oprichten, en vooral op welk moment, van een nieuwe internationale als antwoord op het onmogelijk worden van doorwerken binnen de gebureaucratiseerde communistische partijen van de Derde Internationale, een gedegen en grondige herwaardering en analyse.
Nu de revolutionaire beweging weer haar vleugels uitslaat en de primaire reflex van zelfverdediging minder noodzakelijk is, is het de taak van de revolutionaire beweging haar eigen geschiedenis uiterst kritisch te zien. Tichelman maakt hier een begin mee.
Valt het boek historisch in drie delen uiteen, geografisch zijn er twee gebieden die behandeld worden: Nederland en Azië. Via de rode draad ‘Sneevliet’ wordt erg veel materiaal aangebracht over de beginjaren van de ISDV (de latere PKI) en de beginjaren van de communistische beweging in China. Ontwikkelingen waarin Sneevliet zelf een zeer vooraanstaande rol heeft gespeeld.
Tegenover de officiële Chinese en Sovjet-Russische geschiedschrijving over het probleem van de verhouding tussen nationale revolutie en proletarische revolutie in het proces van de koloniale revolutie, wordt hier de fundamentele politieke discussie, zoals die in de periode zélf werd begonnen, weer opgenomen. Met name het uiterst belangrijke debat op het Tweede Kominterncongres tussen Roy en Lenin wordt uitvoerig behandeld. In dit debat ging het erom in hoeverre de revolutionaire beweging steun moet geven aan de burgerlijk-nationalistische beweging, en in hoeverre zij onafhankelijk moest opereren. Zeker ook voor het moment, waarin weer een ernstige verwarring dreigt in verschillende kringen over het probleem van nationale onafhankelijkheid en de steun aan burgerlijk-nationalistische bewegingen is dit klassieke debat buitengewoon belangrijk. Het zou te ver voeren hier punt voor punt alles de revue te laten passeren, vele door Tichelman aangebrachte analyses zijn in De Internationale terug te vinden. Daarbij is dit boekje te weinig een leesboek en te veel een concentraat.
Naast alle punten van lof over het enorme reservoir van politiek materiaal en analyse dat dit boekje herbergt, zijn er echter ook veel punten van kritiek te noemen. Het voornaamste is wel de presentatie. Wat betreft politieke vorming is de presentatie één van de belangrijkste punten. Deze publicatie schoffeert wat dat betreft ieder didactisch benul. Begrippen komen onverklaard uit de lucht naar beneden suizen. Historische gebeurtenissen worden zonder meer bekend verondersteld (de Indiase opstand van ’26/’27, de tweede Chinese revolutie, enz.), zonder dat even kort aangegeven wordt wat deze gebeurtenissen precies inhielden, en wat de politieke hoofdtrekken ervan waren.
De tekst is daarbij tot het uiterste gecomprimeerd. Dit heeft tot gevolg dat er veel onnodige onduidelijkheden en omissies in zitten. Zonder veel moeite had dit (dunne) boekje tot een veel leesbaarder, leerzamer en vloeiender geheel kunnen worden gemaakt. Nu loopt het mank op enerzijds de rode draad ‘Sneevliet’ – van wie het niet een echte biografie is – en anderzijds hoofdstukken uit de geschiedenis van de revolutionaire arbeidersbeweging. Hierdoor zijn sommige dingen onvoldoende uit de verf gekomen. Dit geldt voor belangrijke punten als wat nu het NAS precies politiek voorstelde (met voorbeelden). Anderzijds missen we ook belangrijke illustraties (wat was nu de precieze reden dat Sneevliet van het Chinafront verdween?). Onzorgvuldig is ook het niet vermelden dat zowel Louis de Visser als David Wijnkoop in de kamer kwamen voor hun respectieve communistische partijen in 1925. Concluderend kunnen we stellen dat dit een uiterst belangrijk en nuttig boekje is, waarvan we het schetsmatige karakter alleen maar kunnen betreuren.
CPH – Communistische Partij Holland
ISDV – Indische Sociaal-Democratische Vereniging
NAS – Nationaal Arbeids Secretariaat
PKI – Perserikatan Kommunist di India (later: Partai Kommunis Indonesia)
SDP – Sociaal Democratische Partij