Bron: Uit Paroles d’un révolté en La commune de Paris (1885)
Deze versie: aangepast aan de nieuwe spelling
Transcriptie en HTML: Maarten Vanheuverswyn, voor het Marxists Internet Archive, februari 2005
Wanneer we pleiten voor volkomen onafhankelijke gemeenten, bevrijd van de voogdij van de staat, verwijt men ons dat we een maatschappijstructuur willen laten herleven die zichzelf allang heeft overleefd. Men zegt: ‘Wanneer jullie proberen de staat te vernietigen en in zijn plaats vrije steden en kleinere gemeenschappen vestigen, richten jullie jezelf op het verleden; jullie vernietigen dan de nationale eenheden die met zoveel moeite tot stand gekomen zijn.’
Laat ons echter voorop stellen dat de door ons verlangde gemeenten alleen al door de techniek en wetenschap niet meer de vorm van een gemeente uit de Middeleeuwen kunnen bezitten.
Het hoofddoel van burgers uit de middeleeuwse gemeente was het zich bevrijden van de heer ... zoals de tegenwoordige gemeente zich van de staat probeert te bevrijden. De gemeente der toekomst heeft geen keuze: of de gemeente zal volkomen vrij zijn om alle instellingen in het leven te roepen en alle hervormingen en omwentelingen tot stand te brengen die ze nodig acht, of ze zal blijven wat ze tot op heden was: een toevoegsel van de staat, in al haar bewegingen geketend, steeds met de staat van mening verschillend...
Toen de gemeente der Middeleeuwen zich van de leenheer bevrijdde, verloste ze zich toen ook van die burgers die zich door de verkoop van koopwaren en kapitaal in de stad rijk gemaakt hadden? Volstrekt niet! Nadat hij de torens van zijn heer gesloopt had, zag de stedeling binnen de gemeente vestigingen ontstaan van rijke kooplieden, die hem opnieuw probeerden te onderwerpen. De geschiedenis van de middeleeuwse gemeente is dan ook de geschiedenis van een hevige strijd tussen rijk en arm; een strijd die onvermijdelijk uitmondde in de interventie van een koning.
Het moet de eerste zorg zijn van de toekomstige gemeente om een eind te maken aan de maatschappelijke ongelijkheid. Ze zal niet alleen communalistisch zijn doch ook communistisch. Zoals ze revolutionair is in de politiek, zal ze het ook zijn in problemen ten aanzien van productie en handel.
Vroeger was de gemeente een afzonderlijke staat; duidelijk van de andere staten gescheiden door haar grenzen. Voor ons is gemeente niet meer een hoeveelheid grondgebied doch veel eerder een naam, die zoiets betekent als: een groepering van gelijken die noch muren, noch grenzen kent. De maatschappelijke gemeente zal spoedig ophouden een duidelijk omschreven geheel te zijn. Iedere groep in een gemeente wordt aangetrokken door gelijksoortige groepen in andere gemeenten. Ze zal zich niet die anderen groeperen, zich met haar verbinden door minstens even hechte handen als die haar verenigen met haar stadsgenoten. Ze zal een federatie van belangen vormen waarvan de leden verstrooid zijn over duizenden steden en dorpen.
Hebben we overigens de geschiedenis niet om ons te bewijzen dat de behoefte naar bondgenootschap een der belangrijkste karakteristieken van de mensheid geworden is? Het is voldoende dat de staat zich op een gunstig ogenblik in wanorde bevindt zodat de repressiemachine in haar taken te kort schiet. Men zal dan vrije associaties zien ontstaan. Kijk bijvoorbeeld naar de vrijwillige bonden van gewapende burgers tijdens de Franse Revolutie. Of de guerrillatroepen die spontaan in Spanje ontstonden en de onafhankelijkheid redden toen de staat tot in zijn grondvesten geschokt werd door de veroverende legers van Napoleon.
Op 18 maart 1871 kwam het Parijse volk in opstand tegen de reeds lang verachte regering en verklaarde de stad Parijs een vrije en onafhankelijke stad, aan zichzelf toebehorend.
De aldus begonnen revolutie opende een nieuw tijdvak in de reeks van revoluties die volken moeten doormaken om van slavernij tot vrijheid te komen. Onder de naam ‘Commune van Parijs’ werd een nieuw idee geboren, een idee dat het uitgangspunt van toekomstige revoluties zou worden.
Gedurende de vijf maanden dat Parijs geïsoleerd was door het Duitse beleg had de stad zichzelf moeten bedruipen. Daardoor had ze de onmetelijke hulpbronnen leren kennen waarover zij beschikte. Ze had doorzien en begrepen welke scheppende kracht van haar uitging. Tegelijkertijd had ze gezien dat de revolutionaire regering die de macht in handen had genomen niets wist te organiseren, noch de verdediging van Frankrijk, noch de binnenlandse ontwikkeling. Alles wat een manifestatie was van de intelligentie van een grote stad was gedwarsboomd door deze centrale regering. Parijs begreep de onmacht van elke regering, hoe dan ook samengesteld, om grote rampen te voorkomen en de snelle ontwikkeling te vergemakkelijken. Vreselijk was de ellende geweest tijdens het beleg, de ellende van de arbeiders en de verdedigers der stad, in tegenstelling tot de weelde der nietsnutten.
Men had bovendien, dank zij de centrale regering, alle pogingen een eind te maken aan die toestand zien mislukken. Iedere keer als het volk uit eigen initiatief wou handelen verzwaarde de regering de ketenen en bond er een nieuwe kogel aan.
Dit alles bevorderde natuurlijk het ontstaan van het idee dat Parijs zich moest omvormen tot een onafhankelijke gemeente, om zo binnen haar muren te kunnen verwezenlijken wat de gedachte van het volk zou voorschrijven.
De commune kon niet veel meer zijn dan een eerste poging. Geboren aan het einde van een oorlog, ingesloten door het Franse en Pruisische leger, die klaar stonden elkaar de hand te reiken om zodoende het volk te verpletteren. Daardoor durfde de commune niet de weg in te slaan van de economische revolutie. Noch verklaarde ze zich openlijk socialistisch noch begon ze met de onteigening van kapitaal of het regelen van de arbeidsverhoudingen. Ze had zelfs geen algemene controle over alle hulpbronnen en voorraden van de stad. Ze verbrak niet de traditie van de staat, van een parlementaire regering. Ook deed ze geen poging intern die organisatievorm te vestigen, een vorm die ze naar buiten wel uitdroeg door voor onafhankelijkheid en vrije federaties van communes te pleiten. Als de commune van Parijs enkele maanden langer geleefd had, zou ze onvermijdelijk door de druk der omstandigheden tot die beide revoluties zijn gekomen.
Laten we niet vergeten dat de Franse middenklasse vier jaren van revolutionaire acties nodig had om van het constitutioneel koningschap tot de burgerrepubliek te komen. Het moet ons dan niet verwonderen dat het Parijse volk niet met één sprong de kloof heeft overbrugd die een anarchistische commune van een regering van plunderaars scheidt. Laten we ook bedenken dat de volgende revoluties die in Frankrijk en Spanje zullen plaats hebben, het werk van de Parijse commune continueren daar waar de moordenaars van Versailles het hebben onderbroken.
De commune faalde vooral omdat ze werd geboren in een overgangsperiode van het moderne socialisme. Het autoritaire en semi-religieuze communisme van 1848 had geen vat meer op de praktische, zelfstandig denkende geesten van ons tijdperk. Waar zal men tegenwoordig een Parijzenaar vinden die zich zou willen laten opsluiten in een kazerneachtige falanstere (woon- en werkgemeenschap]. Ook collectivisme dat het loonsysteem en collectief bezit wil verenigen bleef onbegrijpelijk, weinig aantrekkelijk en moeilijk toe te passen. Het vrije communisme, het anarchistisch communisme kwam pas kijken en durfde nauwelijks het hoofd te bieden aan aanvallen van de bewonderaars van het autoritaire stelsel.
Er heerste dus twijfel; de socialisten die geen bepaald doel voor ogen hadden durfden niet de hand te slaan aan het persoonlijk eigendom. Ze misleidden zichzelf met het argument wat de activiteiten al eeuwen verlamt: laten we eerst de overwinning behalen en dan kijken we wat we kunnen doen. Eerst de overwinning behalen? Alsof er een middel is de vrije commune te vestigen zonder het eigendomsrecht aan te tasten. Alsof er aan te denken valt de vijanden te overwinnen zolang de volksmassa geen direct belang heeft bij het slagen van de revolutie. Een revolutie die materieel, geestelijk en intellectueel welzijn voor iedereen moet brengen. Maar men probeerde de commune in staatsrechtelijke vorm te consolideren en de sociale revolutie tot later uit te stellen. Terwijl het enige wat men te doen had was: de commune te consolideren door middel van de sociale revolutie. Hetzelfde gebeurde ten aanzien van het gezagsprincipe. Door de vrije commune te proclameren huldigde het Parijse volk een essentieel anarchistisch principe: het slopen van de staat. Maar de anarchistische ideeën waren in die tijd nog weinig bij het volk bekend. Men bleef halverwege steken. In de boezem van de commune werd nog het oude autoriteitsprincipe gekoesterd. En het volk gaf zichzelf een communeraad naar het voorbeeld van gemeenteraden elders.
Indien we toegeven dat een centrale regering onnodig is om de betrekkingen tussen de communes onderling te regelen, waarom zou ze dan wel nodig zijn voor de regeling van de relaties tussen groepen die communes vormen? Als we tot overeenstemming komen ten aanzien van ondernemingen of instituten waarbij verscheidene steden belang hebben en waarvan de regeling aan het initiatief van de betrokken gemeenten wordt overgelaten, waarom zouden we dit dan niet toestaan aan groepen die tezamen een commune vormen? Een regering voor interne zaken van de gemeente heeft even weinig zin als een regering voor externe betrekkingen.
Maar in 1871 was het pas de eerste keer dat het Parijse volk, dat al zoveel regeringen ten val had gebracht, ageerde tegen het regeringsstelsel zelf. De bevolking liet zich echter nog gemakkelijk misleiden door het regeringsbijgeloof en gaf zichzelf een regering. De gevolgen ervan zijn bekend. Parijs stuurde haar toegewijde zonen naar het stadhuis. Daar verstikt door stapels papieren, waren ze verplicht om te regeren terwijl hun instincten hen deden verlangen om tussen het volk te zijn; verplicht om te discussiëren als er gehandeld moest worden, compromissen te sluiten wanneer geen enkel compromis de beste oplossing was. Doordat ze niet meer voortdurend in aanraking kwamen met de massa verloren ze hun inspiratie. Ze zagen zich tot machteloosheid gedoemd. Verlamd door hun verwijdering van het volk — de revolutionaire kern — oefenden zij een vertragende werking uit op volksinitiatieven.
Geboren als de commune was onder het bereik van de Pruisische kanonnen, en door interne meningsverschillen over socialisme en gezag moest ze wel bezwijken. Maar door haar hij uitstek populair karakter opende ze een nieuw tijdperk in de reeks van revoluties. De ideeën die toen ontstonden werden de voorlopers van de grote sociale revolutie.
De les van 1871 is het proletariaat in alle landen ten goede gekomen. Doordat ze hun oude vooroordelen loslieten kwamen de arbeiders tot een duidelijker en eenvoudiger begrip van wat hun revolutie moest zijn. De volgende opkomst van communes zal niet alleen een gemeentelijke beweging zijn. Zij die nog denken dat men eerst een autonoom lichaam moet instellen en dan proeven moet nemen met economische hervormingen in haar gebied, worden voorbijgestreefd door de ontwikkeling van de volksgeest, vooral in Frankrijk. Door revolutionaire socialistische acties zullen de communes van de volgende revoluties hun onafhankelijkheid vestigen en instandhouden.
Wel moet ik wijzen op een tekort in de socialistische propaganda. Er wordt namelijk weinig of geen aandacht geschonken aan het platteland. Alles bepaalt zich tot de steden. Het lijkt alsof voor de arbeiders in de steden het platteland niet bestaat. Zelden spreken revolutionaire woordvoerders over het platteland; ze kennen de boer noch zijn wensen. Ze durven nauwelijks het woord ‘boeren’ in de mond te nemen. Moet er dan nog met klem op gewezen worden welk gevaar hierdoor ontstaat?
De bevrijding van het proletariaat is onmogelijk zolang de revolutionaire beweging de dorpen niet omvat. De revolutionaire communes zouden zich zelfs geen jaar staande kunnen houden indien de revolutie zich niet gelijktijdig verspreidde over de dorpen. Wanneer belasting, hypotheek en rente zijn afgeschaft, wanneer de instellingen die ze heffen verdwenen zijn, zal men in de dorpen de voordelen van de revolutie begrijpen. Maar het zou onvoorzichtig zijn te rekenen op diffusie van stedelijke revolutionaire ideeën op het platteland, zonder deze ideeën van tevoren voorbereid te hebben. Men moet eerst weten wat de boer wil, hoe men revolutie in de dorpen opvat en hoe men de netelige kwestie van het grondbezit denkt op te lossen. Men moet van tevoren duidelijk maken wat de stedelijke proletariër wil doen. Ook moet men de angst wegnemen voor maatregelen die nadelig zouden kunnen zijn voor de landbouwers. De arbeiders moeten zich de plicht opleggen te helpen met het verzorgen van de propaganda in de dorpen.
Dat houdt in dat er in iedere stad een kleine gespecialiseerde organisatie moet zijn. gericht op de propaganda onder de boeren. Dit soort propaganda moet evenzeer als een plicht beschouwd worden als de propaganda in de industriecentra. Het begin ervan zal moeilijk zijn maar we moeten bedenken dat het om het slagen van de revolutie gaat. Deze zal niet zegevieren voor de dag waarop de industriearbeider tezamen met de boer optrekt ter verovering van de gelijkheid van allen en om welzijn te brengen zowel in de boerenhutten als in de fabriekshallen in de industriegebieden.