V.I. Lenin
De dreigende catastrofe en hoe die te bestrijden
Als de democratie van het tegenwoordige Rusland werkelijk revolutionair wil zijn, moet ze in een zo nauw mogelijk bondgenootschap met het proletariaat optrekken en de strijd van de proletariërs als de enige tot het einde toe revolutionaire klasse ondersteunen.
Tot dit resultaat komt men, wanneer men het vraagstuk onderzoekt wat de strijdmiddelen moeten zijn tegen de onafwendbare catastrofe, die onvoorstelbare afmetingen dreigt aan te nemen.
De oorlog heeft zo een onmetelijke crisis doen ontstaan, heeft zoveel gevergd van de materiële en morele krachten van het volk, heeft de gehele moderne organisatie van de maatschappij zulke slagen toegebracht, dat de mensheid zich geplaatst ziet voor de keuze: of ondergaan of haar lot toevertrouwen aan de meest revolutionaire klasse, teneinde langs de snelste en meest radicale weg over te gaan naar een hogere productiewijze.
Als gevolg van een reeks van historische oorzaken — de grotere achterlijkheid van Rusland, de bijzondere moeilijkheden die de oorlog voor het land heeft veroorzaakt, de vergevorderde verrotting van het tsarisme en de buitengewoon levendige tradities van het jaar 1905 — is in Rusland de revolutie eerder dan in andere landen uitgebroken. De revolutie heeft bewerkstelligd dat Rusland binnen enkele maanden voor wat zijn politieke systeem betreft de ontwikkelde landen heeft ingehaald.
Dat is echter nog te weinig. De oorlog is onverbiddelijk en stelt met meedogenloze scherpte de kwestie aan de orde: óf ondergaan óf de ontwikkelde landen ook economischinhalen en voorbijstreven.
Dit is mogelijk. We hebben immers de kant-en-klare ervaring van een groot aantal ontwikkelde landen, de kant-en-klare resultaten van hun techniek en cultuur voor ons. We vinden een morele steun in het groeiende protest tegen de oorlog in Europa, in de atmosfeer van de groeiende proletarische wereldrevolutie. We worden aangespoord, aangedreven door de voor de tijd van een imperialistische oorlog uiterst zeldzame revolutionair-democratische vrijheid.
Ondergaan of met volle kracht voorwaarts stormen. Zo stelt de geschiedenis het vraagstuk aan de orde.
En de verhouding van het proletariaat tot de boeren op zo’n moment bevestigt — met de nodige wijzigingen — de oude bolsjewistische stelling dat de boer aan de invloed van de bourgeoisie moet worden ontrukt. Alleen daarin ligt de waarborg voor het redden van de revolutie.
De boer echter is de numeriek sterkste vertegenwoordiger van de gehele kleinburgerlijke massa.
Onze sociaal-revolutionairen en mensjewieken hebben een reactionaire rol op zich genomen, namelijk de boer onder de invloed van de bourgeoisie te houden, de boer te brengen tot een coalitie met de bourgeoisie en niet met het proletariaat.
De massa’s leren snel uit de ervaringen van de revolutie. En de reactionaire politiek van de sociaal-revolutionairen en mensjewieken lijdt schipbreuk: in de sovjets van de beide hoofdsteden werden ze verslagen.[20] In de beide kleinburgerlijk-democratische partijen groeit de ‘linkse’ oppositie. In Petrograd heeft de stedelijke conferentie van de sociaal-revolutionairen op 10 september 1917 een tweederdenmeerderheid voor de linkse sociaal-revolutionairen opgeleverd, die geneigd zijn tot een bondgenootschap met het proletariaat en het bondgenootschap (de coalitie) met de bourgeoisie van de hand wijzen.
De sociaal-revolutionairen en mensjewieken herhalen de bij de bourgeoisie geliefde vergelijking: bourgeoisie en democratie. Een dergelijke vergelijking is echter in de grond van de zaak even onzinnig als die tussen pond en el.
Er bestaat zoiets als een democratische bourgeoisie en er bestaat zoiets als een burgerlijke democratie. Alleen volslagen onwetendheid zowel inzake de geschiedenis als inzake de politieke economie kan dit loochenen.
De sociaal-revolutionairen en mensjewieken hebben deze verkeerde vergelijking nodig om het onbetwistbare feit te verhullen, dat er tussen de bourgeoisie en het proletariaat een kleine burgerij staat. Deze schommelt als gevolg van haar economische klassenpositie onvermijdelijk tussen de bourgeoisie en het proletariaat heen en weer.
De sociaal-revolutionairen en mensjewieken willen de kleine burgerij tot een bondgenootschap met de bourgeoisie bewegen. Daarin bestaat het wezen van hun hele ‘coalitie’, van de hele coalitieregering, van de hele politiek van Kerenski, deze typische half-kadet. Na een half jaar revolutie heeft deze politiek volledig schipbreuk geleden.
De kadetten glunderen van leedvermaak: nu heeft dus de revolutie schipbreuk geleden, nu heeft de revolutie het dus niet klaargespeeld met de oorlog noch met de ontwrichting.
Dat is niet waar. Schipbreuk geleden hebben de kadetten en de sociaal-revolutionairen samen met de mensjewieken, want dit blok (dit bondgenootschap) heeft Rusland een half jaar geregeerd, het heeft in dat halve jaar de ontwrichting versterkt en de militaire situatie verwarder en moeilijker gemaakt.
Hoe vollediger de ineenstorting van het bondgenootschap van de bourgeoisie met de sociaal-revolutionairen en mensjewieken is, des te sneller zal het volk leren en des te gemakkelijker zal het de juiste uitweg vinden, namelijk het bondgenootschap van de arme boeren, d.w.z. van de meerderheid van de boeren, met het proletariaat.
_______________
[20] Lenin doelt hier op de overwinning van de bolsjewieken in de sovjets van Petrograd (op 13 september) en in die van Moskou (op 18 september 1917), waardoor in beide organen de meerderheid uit aanhangers van de bolsjewieken was komen te bestaan. — Noot van de redactie