V.I. Lenin
Over Leo Tolstoj
Hoofdstuk 2


L. N. Tolstoj

Gedrukt op 16 (29) november 1910.
Werken, 5de uitgave, deel 20, blz. 19-24.

Leo Tolstoj is dood. Zijn universele betekenis als kunstenaar en zijn universele faam als denker en prediker weerspiegelen elk op zijn eigen manier de universele betekenis van de Russische revolutie.

Tolstoj kwam als groot kunstenaar voor het voetlicht in de jaren dat de lijfeigenschap nog hoogtij vierde. In een reeks geniale werken, die hij heeft geschapen in meer dan een halve eeuw van literaire activiteit, heeft hij voornamelijk schetsen gegeven van het oude Rusland van voor de revolutie, dat ook na 1861 nog in een staat van halve lijfeigenschap bleef verkeren, het landelijke Rusland, het Rusland van de landheer en de boer. In zijn beschrijving van deze periode in de geschiedenis van Rusland is Tolstoj erin geslaagd zoveel grote vraagstukken aan de orde te stellen en kon hij tot zulke hoogten van artistiek vermogen stijgen, dat zijn werken gerekend worden onder de beste die de wereldliteratuur heeft voortgebracht. Het tijdperk van voorbereiding op de revolutie in één van de landen die zuchtten onder de laars van de slavenhouders is dankzij de geniale belichting, die Tolstoj heeft gegeven, geworden tot een stap vooruit in de artistieke ontwikkeling van de hele mensheid.

Tolstoj als kunstenaar is slechts bekend bij een onbeduidende minderheid, zelfs in Rusland. Om zijn grootse werken ook in de realiteit te maken tot het bezit van allen, daarvoor is strijd nodig en nog eens strijd tegen de maatschappelijke structuur, die miljoenen en tientallen miljoenen mensen veroordeelt tot onwetendheid, terreur, dwangarbeid en armoede, daarvoor is een socialistische omwenteling nodig.

Leo Tolstoj heeft niet alleen kunstwerken geschapen die altijd zullen worden gewaardeerd en gelezen door de massa’s, wanneer zij eenmaal menswaardige levensomstandigheden voor zichzelf zullen hebben geschapen na de afwerping van het door landheren en kapitalisten opgelegde juk; hij wist met opmerkelijke kracht de stemming weer te geven onder brede massa’s van het volk, die door de huidige orde worden onderdrukt, en hij was als geen ander in staat de toestand waarin zij verkeren te schetsen en uitdrukking te geven aan hun spontane gevoelens van protest en verontwaardiging. Voornamelijk behorend tot het tijdperk 1861-1904 belichaamde Leo Tolstoj — als kunstenaar, denker en prediker — in zijn werken in een opmerkelijk reliëf de specifieke historische trekken van de hele eerste Russische revolutie en de kracht en zwakheid daarvan.

Een van de voornaamste kenmerkende eigenschappen van onze revolutie is, dat het een burgerlijke boerenrevolutie was in een tijdperk waarin het kapitalisme over de hele wereld zeer hoog was ontwikkeld. Het was een burgerlijke revolutie, want haar rechtstreekse taak bestond in de omverwerping van de tsaristische alleenheerschappij, de tsaristische monarchie en de vernietiging van de grote landheren en niet in de omverwerping van de macht der bourgeoisie. In het bijzonder de boeren waren zich niet bewust van deze laatste taak, zij waren zich niet bewust van het verschil met de meer voor de hand liggende en directe strijd. Ook was het een burgerlijke boerenrevolutie, omdat de objectieve voorwaarden het vraagstuk van de verandering in de primaire levensomstandigheden van de boeren op de voorgrond zetten, het vraagstuk van het oude middeleeuwse grondbeheer, van de ‘zuivering van het land’ voor het kapitalisme; de objectieve voorwaarden waren verantwoordelijk voor het verschijnen van de boerenmassa’s in de arena van min of meer onafhankelijk historisch optreden.

In Tolstoj’s werken komen zowel de kracht als de zwakheid, zowel de macht als de beperktheid van juist de massabeweging onder de boeren tot uitdrukking. Zijn vurige, hartstochtelijke en vaak genadeloos scherpe protest tegen de staat en tegen de met de politie onder één hoedje spelende officiële kerk geeft de stemming weer van een primitieve boerendemocratie, waarin eeuwen van lijfeigenschap, van willekeur en plundering door de ambtenarij, van jezuïtisme in de kerk en van bedrog en chicanes bergen van woede en haat hadden opgehoopt. Zijn onwankelbare verzet tegen de persoonlijke eigendom van grond geeft de psychologie weer van de boerenmassa’s in het historische tijdperk waarin het oude middeleeuwse beheer van de grond — zowel in de vorm van landgoederen als van ‘nadelnye zemli’ (toegewezen land) — definitief een niet langer te tolereren obstakel werd voor de verdere ontwikkeling van het land en waarin dit oude grondbeheer onvermijdelijk gedoemd was op de meest grove en genadeloze wijze te worden geliquideerd. Zijn volhardende ontmaskering, vol van de diepste emoties en de meest vurige verontwaardiging, van het kapitalisme geeft de hele verschrikking weer van de patriarchale boer, die werd belaagd door een nieuwe, onzichtbare, onbegrijpelijke vijand, ergens uit de stad of uit het buitenland, die alle ‘steunpilaren’ van het plattelandsleven vernietigde en die een nog niet eerder beleefde verpaupering, armoede, hongerdood, verwildering, prostitutie en syfilis met zich meebracht — de hele misère van het ‘tijdperk van de oorspronkelijke accumulatie’, nog honderdmaal verscherpt door de overplanting op Russische bodem van de nieuwste snufjes op het gebied van uitplundering, zoals die waren uitgewerkt door monsieur Coupon.

Maar de vurige protesteerder, de hartstochtelijke ontmaskeraar en de grote criticus manifesteerde in zijn werken tegelijk een mate van onbegrip voor de oorzaken van de crisis en voor de middelen om uit die crisis, die Rusland bedreigde, te raken, die slechts een patriarchale, naïeve boer past en niet een schrijver van Europese beschaving. De strijd tegen de slaven- en politiestaat en de monarchie werd bij hem een ontkenning van de politiek en leidde tot de leer van ‘geweldloosheid tegen het kwaad’ en tot de volledige vervreemding van de revolutionaire strijd van de massa’s in de jaren 1905-1907. Zijn strijd tegen de officiële kerk viel samen met de prediking van een nieuwe, gezuiverde religie, d.w.z. van een nieuw verfijnd vergif voor de onderdrukte massa’s. Zijn oppositie tegen de persoonlijke eigendom van de grond leidde niet tot het concentreren van de hele strijd tegen de werkelijke vijanden, de grote landheren met hun politieke machtsinstrument — de monarchie —, maar tot dromerige, zweverige, krachteloze verzuchtingen. De ontmaskering van het kapitalisme en alle misère die het inhoudt voor de massa’s viel samen met een volkomen apathische houding tegenover de bevrijdingsstrijd die, geleid door het internationale socialistische proletariaat, over de hele wereld wordt gevoerd.

De tegenstellingen binnen Tolstoj’s ideeën zijn niet slechts tegenstellingen in zijn persoonlijke denken; zij vormen een weerspiegeling van de in hoge mate gecompliceerde en tegenstrijdige voorwaarden, maatschappelijke invloeden en historische tradities, die in het tijdperk van na de hervorming, maar voor de revolutie de psychologie hebben bepaald van de verschillende klassen en geledingen binnen de Russische samenleving.

Daarom is een juiste evaluatie van Tolstoj slechts mogelijk vanuit het standpunt van de klasse, die door haar politieke rol en haar strijd tijdens de eerste ontknoping van deze tegenstellingen heeft bewezen dat zij is geroepen de leidster te zijn in de strijd voor de vrijheid van het volk en de bevrijding van de massa’s van uitbuiting, de klasse die heeft bewezen de zaak van de democratie onvoorwaardelijk te zijn toegedaan en die heeft bewezen geschikt te zijn voor de strijd tegen de beperktheid en het gebrek aan consequentie in de burgerlijke (waaronder ook de boeren-) democratie; zo’n evaluatie is alleen mogelijk vanuit het standpunt van het sociaaldemocratische proletariaat.

Werp eens een blik op de waardering van Tolstoj in de regeringsbladen. Zij storten krokodillentranen, zij willen ons overtuigen van hun respect voor de ‘grote schrijver’, maar tegelijkertijd verdedigen zij de ‘heilige’ Synode.[1] Maar die heilige vaders hebben net een bijzonder smerige streek uitgehaald: zij stuurden priesters naar de stervende Tolstoj om het volk te misleiden en te kunnen zeggen dat hij ‘berouw had’.

De Heilige Synode heeft Tolstoj geëxcommuniceerd. Des te beter. Deze prestatie zal haar worden aangerekend wanneer voor het volk het uur aanbreekt om af te rekenen met deze ambtenaren in popperok, deze gendarmen in Christus, deze duisterlingen van de inquisitie, die hun steun hebben verleend aan de jodenpogroms en andere heldenfeiten van de tsaristische Zwarte-Honderdbendes.

Bekijk de waardering voor Tolstoj eens in de liberale bladen. Zij maken er zich van af met de holle, officieel-liberale en professorale clichéfrasen over de ‘stem van de beschaafde mensheid’, de ‘unanieme weerklank over de hele wereld’, de ‘ideeën van gerechtigheid en goedheid’ en dergelijke, waarvoor Tolstoj de burgerlijke wetenschap — en terecht — zo heeft gegeseld. Zij zijn niet in staat op directe en duidelijke manier hun mening te zeggen over Tolstoj’s ideeën over de staat, de kerk, de persoonlijke eigendom van de grond en het kapitalisme, en dat niet omdat de censuur hun daarbij in de weg zou staan, integendeel, de censuur is hen behulpzaam om uit dit moeilijke parket te raken; maar omdat ieder nieuw element in de kritiek op Tolstoj een klap in het gezicht van het burgerlijke liberalisme is en omdat alleen al de manier waarop Tolstoj zonder angst, openlijk en genadeloos de meest verrotte en vervloekte vraagstukken van onze tijd aan de orde stelt, een klap in het gezicht is van de clichéfrasen, de versleten volzinnen en de lafhartige ‘beschaafde’ leugens van onze liberale (en de liberaal-populistische) publicistiek. De liberalen lopen te hoop vóór Tolstoj en tégen de Synode, maar tegelijk zijn zij voor de Wjechowtsy[2] met wie men ‘van mening kan verschillen; maar met wie men in harmonie in één partij ‘moet’ samenleven en met wie samengewerkt ‘moet’ worden in de literatuur en de politiek. De Wjechowtsy worden op hun beurt met kussen ontvangen door Antonius van Wolhynië.

De liberalen zetten op de voorgrond dat Tolstoj ‘het grote geweten’ is. Maar is dat niet een holle frase, die in duizend toonaarden wordt herhaald door de ‘Nowoje Wremja’[3] en zijns gelijken? Is dat misschien geen ontwijking van de concrete vraagstukken van democratie en socialisme, die door Tolstoj zijn gesteld? Stelt dat niet nu juist dat Tolstoj’s vooroordelen weergeeft op de voorgrond en niet zijn geest, wel datgene in hem wat aan het verleden toebehoort en niet aan de toekomst, wel zijn weerstand tegen de politiek en zijn prediking van zedelijke zelfvervolmaking, maar niet zijn stormachtige protest tegen iedere vorm van klassenheerschappij?

Tolstoj is dood en het oude, voorrevolutionaire Rusland behoort tot het verleden, het Rusland waarvan de zwakheid en machteloosheid hun uitdrukking in de filosofie en hun beschrijving in de werken van een groot kunstenaar hebben gevonden. Maar zijn nalatenschap is niet datgene wat verloren gaat in het verleden, maar datgene wat aan de toekomst toebehoort. Deze nalatenschap wordt behoed en aan deze nalatenschap wordt gewerkt door het Russische proletariaat. Dit zal aan de massa’s van werkers en uitgebuiten de betekenis duidelijk maken van Tolstoj’s kritiek op de staat, de kerk en de persoonlijke eigendom van de grond — niet opdat de massa’s zich zouden beperken tot zelfvervolmaking en verzuchtingen over een goddelijk leven, maar opdat zij zich zullen verheffen voor het toebrengen van een nieuwe klap aan de tsarenmonarchie en de grote landheren, die in 1905 alleen maar licht werden beschadigd, maar die moeten worden vernietigd. Het proletariaat zal de massa’s Tolstoj’s kritiek op het kapitalisme duidelijk maken, niet opdat zij zich zouden beperken tot vervloekingen aan het adres van het kapitaal en de macht van het geld, maar opdat zij zullen leren bij iedere stap in hun leven en bij hun strijd gebruik te maken van de technische en maatschappelijke verworvenheden van het kapitalisme en dat zij zullen leren zich aaneen te sluiten in één groot miljoenenleger van socialistische strijders, die het kapitalisme omver zullen werpen en die een nieuwe ‘maatschappij zullen scheppen, waarin het volk niet gedoemd zal zijn te leven in armoede en waarin geen uitbuiting zal zijn van de ene mens door de andere.

_______________
[1] De Synode was het hoogste bestuursorgaan van de orthodoxe kerk in Rusland.
[2] ‘Wjechowtsy’ — de vooraanstaande publicisten van de kadetten en vertegenwoordigers van de contrarevolutionaire liberale bourgeoisie N. Berdjajev, S. Boelgakov, P. Stroeve, M. Gersjenzon en anderen, die in het voorjaar van 1909 in Moskou een bundel met hun artikelen het licht deden zien onder de titel ‘Wechi’ (Mijlpalen’).
In artikelen over de Russische intelligentsia poogden de ‘wechowtsy’ de revolutionair-democratische tradities van de beste vertegenwoordigers van het Russische volk in opspraak te brengen, waaronder ook Bjelinski en Tsjernysjewski; zij sleurden de revolutionaire beweging van 1905 door het slijk en bedankten de tsaristische regering voor het feit dat deze ‘door haar bajonetten en gevangenissen’ de bourgeoisie had gered van ‘de razernij van het volk’. De bundel riep de intelligentsia op om de autocratie te dienen.
[3] ‘Nowoje Wremja’ (‘Nieuwe Tijd’) — een blad dat tussen 1868 en oktober 1917 in Sint-Petersburg verscheen. Aanvankelijk gematigd liberaal werd het echter vanaf 1876 tot het orgaan van de reactionaire adellijke en bureaucratische kringen.