Bron: De Nieuwe Tijd, 7e jaargang, 1902 - Via: kb.nl
Deze versie: matige modernisering van het Nederlands
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?
Laatst bijgewerkt:
Verwant: • Massastaking, partij en vakbonden • De staking • ... en vele andere artikelen! |
De plotselinge instorting van de grote actie der Belgische arbeiders, op wie de blikken van het gehele internationale proletariaat gericht waren, is ook een zware slag voor de arbeidersbeweging aller landen. Doelloos ware het, met de gewone algemene redeneringen te komen, dat de strijd slechts uitgesteld, niet afgesteld is, dat onze zaak ondanks alles voorwaarts gaat, dat wij ook in België, evenals elders, vroeg of laat zullen overwinnen. Niet de algemene gang der geschiedenis, die ten slotte ons in de hand werkt, komt bij de beoordeling van iedere afzonderlijke episode van de klassenstrijd in aanmerking. Hij is slechts de eenmaal gegeven objectieve voorwaarde van onze gevechten, zo goed als van onze overwinningen. Wat alleen in aanmerking komt, zijn de objectieve momenten, de bewuste verhouding der strijdende arbeiders en hun leiders, die het klare doel heeft, ons de overwinning langs de korste weg te verzekeren. Van dit standpunt uit schijnt het onze eerste taak dadelijk na de geleden nederlaag, om zo klaar mogelijk rekenschap over haar oorzaken te geven.
Wat vóór alles bij een terugblik op de korte campagne van de laatste weken in het oog springt, is het gebrek aan een klare, consequente tactiek bij onze Belgische leiders.
Eerst zien wij hen de strijd slechts tot de Kamer beperken. Ondanks dat hier van het begin af zo goed als geen hoop op overgave van de klerikale meerderheid bestond, maakte de socialistische fractie geen mines, de algemene werkstaking te proclameren. Deze brak uit door soeverein besluit van de ongeduldige proletarische massa.
Op de 14e april schreef de Brusselse Peuple:
“De Regering is, naar men zegt, vastbesloten het uit te houden tot het uiterste, de arbeidersklasse is niet minder op alles voorbereid. En daarom juist werd zo-even de algemene werkstaking in het gehele land geproclameerd, niet door politieke organen der partij, maar door haar economische vertegenwoordigers, niet door haar afgevaardigden, maar door de gedelegeerden van de vakverenigingen. Het is het georganiseerde proletariaat zelf, dat zo-even plechtig besloten heeft de arbeid overal neer te leggen, daar het geen andere middelen ziet, om te overwinnen.”
En hetzelfde constateerde de afgevaardigde Demblon in de Kamer op de 14e april:
“Wie waagt het heden nog te beweren, dat niemand geagiteerd is, behalve de agitatoren zelf, tegenover de plotselinge uitbarsting van de algemene werkstaking, die ons zelf geheel onverwacht kwam?” (Zie het Kamerverslag van de Peuple van 19 april).
Nadat nu echter de algemene werkstaking eenmaal vanzelf was losgebroken, verklaarden de socialistische leiders terstond hun solidariteit met de arbeidersmassa’s, en de algemene staking tot het opperste strijdmiddel. Algemene werkstaking tot de overwinning, dat werd nu het wachtwoord door de fractie en het partijbestuur uitgegeven. Dag na dag vuurde de Peuple, van 15 april af, de stakers aan in hun stelling te blijven.
“Uit de diepte van hun ziel,” schrijft het orgaan de 16e, “hadden de socialisten het gewenst, niet tot de algemene staking te worden gedrongen, en het Paascongres der partij had ook niets daarover besloten, terwijl het aan de omstandigheden overliet, het juiste strijdmiddel te bepalen.” Maar, schrijft het Belgische orgaan verder, de algemene staking is alleen in staat ons ten slotte en ondanks alles de overwinning te verzekeren.
“Er bestaat,” zo heet het in de Peuple van de 17e, “in de arbeidersklasse noch afmatting, noch ontmoediging, wij zweren het in haar naam. Wij strijden tot de overwinning...”
“De algemene staking,” roept de Peuple op de 18e, “Zal zo lang duren als nodig is, om ons het algemeen kiesrecht te veroveren!”
Op dezelfde dag besloot de Algemene Raad der arbeiderspartij, na de verwerping der herziening in de Kamer, de algemene staking voort te zetten.
Op de 20ste ’s morgens riep nog het Brusselse Centraal-orgaan:
“De voortzetting van de algemene staking, dat is de redding van het algemeen kiesrecht!”
En op dezelfde dag maakten de socialistische fractie en het partijbestuur plotseling rechtsomkeert en besloten de algemene staking te doen ophouden.
Dezelfde zwenkingen vertoonden zich met betrekking tot de andere oplossing der zaak: de ontbinding van het Parlement. Toen de 15e april de liberalen in de Kamer de ontbinding eisten, onthielden de socialisten zich van iedere inmenging, verdedigden dus ook niet het door de bourgeoisie gewenste uitstel van het beslissende ogenblik.
Nu, direct voor het besluit, de algemene staking te doen ophouden, nemen onze partijgenoten plotseling dit wachtwoord weer op en de Peuple van de 20ste beveelt de arbeiders aan: “Heft overal aan een geweldige kreet om ontbinding van het Parlement.” En ook nog in de loop der laatste dagen maakte zich wat dit punt betreft, in de houding der leiders een sprong merkbaar. Nog in het nummer van de 20ste ’s morgens, wordt de algemene staking als het enige middel voorgesteld om de Kamerontbinding te verkrijgen. Op dezelfde dag besloot echter het partijbestuur de algemene staking te doen ophouden en nu verschijnt als de enige weg, de ontbinding van het parlement te verkrijgen, de inwerking op de koning.
Zo door elkaar in sprongen, in marsen en tegen-marsen liepen gedurende de laatste Belgische campagne de verschillende bevelen: de obstructie in het Parlement, de algemene staking, de Kamerontbinding, de tussenkomst van de koning, waarbij geen van deze bevelen tot het eind doorgezet en ten slotte de gehele campagne, zonder enige zichtbare grond, opeens werd verstikt en de massa’s arbeiders met verblufte gezichten en lege handen naar huis gestuurd werden.
Was van de parlementaire meerderheid het aannemen der herziening niet te verwachten, dan is het onbegrijpelijk waarom men aan de algemene staking met zulk tegenstreven en talmen zijn toestemming gaf. En had men in de algemene staking het enige strijdmiddel gezien, dan is het raadselachtig waarom het plotseling, juist toen het de rechte aanloop nam, werd tegengehouden.
Kon men van de parlementsontbinding en de nieuwe verkiezingen wezenlijk de overwinning verwachten, dan schijnt de lijdelijkheid van onze afgevaardigden onverklaarbaar, toen het voorstel tot Kamerontbinding door de liberalen werd gedaan, en nog onverklaarbaarder is de gehele campagne om herziening die dan toch in elk geval bij de eerste verkiezingen kon worden bereikt. Is evenwel de hoop op de nieuwe verkiezingen onder het tegenwoordige kiesstelsel ijdel, dan is wederom het enthousiasme der socialisten voor deze leus onbegrijpelijk.
Alle deze tegenstrijdigheden schijnen niet op te lossen, zolang men de socialistische tactiek in de Belgische campagne op zich zelf ontleedt, zij kunnen daarentegen terstond met de grootste eenvoudigheid verklaard worden zodra men het socialistische kamp in zijn verbinding met de liberalen bekijkt...
De liberalen hadden, vóór alles reeds het program der socialisten in de jongste strijd bepaald. Op hun bevel had namelijk de arbeiderspartij het vrouwenkiesrecht moeten laten varen en in plaats daarvan de proportionele verkiezing aannemen.
De liberalen hadden verder aan de socialisten ook de middelen van de strijd voorgeschreven, daar ze tegen de algemene werkstaking ijverden voordat zij uitgebroken was, daar ze haar, nadat ze was uitgebroken binnen de wettelijke perken dwongen, daar zij het eerst de leuze uitgaven van Kamerontbinding, de koning als de hoogste scheidsrechter aanriepen, eindelijk als de eersten tegen het besluit van het socialistische partijbestuur van 18 april op de 19e in hun partijvergadering tot stoppen van de algemene staking besloten. De socialistische leiders viel slechts de taak toe, telkens het door hun geallieerden uitgegeven parool aan de arbeiders over te brengen, en bij de liberale tekst de nodige agitatorische muziek te maken. En ten slotte voerden de socialisten ook het laatste liberale besluit dadelijk op de volgende dag, de 20ste, uit, toen zij hun troepen naar huis stuurden.
Zo verschijnen in de gehele campagne de met de socialisten verbonden liberalen als de eigenlijke leiders, de socialisten slechts als de gehoorzame uitvoerders van hun wil en de arbeiders als een passieve massa, die door middel van de socialisten door de bourgeoisie aan het koord worden meegesleept.
Uit hun centrumstelling tussen de ten strijde voorwaarts stormende arbeidersmassa en de hen met alle middelen tegenhoudende liberale bourgeoisie verklaart zich de tegenstrijdige en schroomvallige houding van onze Belgische partijleiders.
Maar uit de leidende positie van de liberalen wordt niet alleen het wankelend karakter, maar ook de uiteindelijke nederlaag der campagne verklaard. In de strijd om het algemeen kiesrecht, sinds 1886, bediende zich tot nu toe de Belgische arbeidersklasse van de staking en masse als krachtigst politiek middel. Aan haar dankte zij in het jaar 1891 de eerste capitulatie der regering en van het parlement: de grondwetsherziening, aan haar dankte zij in het jaar 1893 de tweede overgave van de regerende partij: het algemeen kiesrecht met het meervoudig stemrecht.
Het is duidelijk dat ook ditmaal slechts de druk op het parlement en de regering een tastbaar resultaat kon brengen. Wanneer de verdediging der klerikalen reeds in de negentiger jaren, toen het nog pas ging om het begin der concessies, een vertwijfelde was, dan moest het nu, nu het gold de parlementaire heerschappij zelf uit haar handen te geven, gaan op leven en dood. Met donderende Kamerredevoeringen was nu niets te bereiken. Slechts de hoogste druk der massa’s vermocht nu nog de hoogste tegenstand der regering te overwinnen.
Met het oog daarop schijnt reeds van de aanvang af het dralen der socialisten met het proclameren der algemene staking, de blijkbaar stille hoop, ten minste de wens, toch nog zonder de staking en masse te overwinnen, het eerste bedroevende teken van onze partijgenoten besmettende liberale politiek, die, zoals bekend is, altijd alle muren van het Jericho der reactie door het trompetgeschal der parlementaire mooipraterij hoopt ten val te brengen.
Maar ook het gebruik der algemene staking in België is in de eigenaardige politieke toestand een zeer bepaald probleem. De staking wendt zich namelijk met haar onmiddellijk economisch effect het allereerst tegen de industriële en commerciële bourgeoisie, en slechts voor een kleiner deel tegen de eigenlijke vijand de klerikale partij. De politieke uitwerking van de staking en masse in de tegenwoordige strijd met de heersende klerikalen kan dus in de eerste plaats slechts een indirecte zijn en wel door de druk die de door de algemene staking in het nauw gebrachte bourgeoisie op de klerikale regering en haar parlementsmeerderheid uitoefent. Verder evenwel oefent de algemene staking ook onmiddellijk een politieke druk op de klerikalen uit, daar zij hun als de voorbode, als het eerste stadium van een naderende regelrechte straatrevolutie voorkomt. De politieke betekenis van de rustig stakende arbeidersmassa’s lag in België altijd en ligt ook heden nog daarin, dat zij in geval van hardnekkige weigering door de parlementsmeerderheid, eventueel gereed en in staat zijn door onrust en oproer op straat de heersende partij er onder te krijgen.
Door hun compromis met de liberalen hebben onze Belgische partijgenoten aan de algemene staking op beide punten haar politieke kracht ontnomen.
Terwijl zij van de aanvang af op aandringen der liberalen de strijd wettelijke perken en vormen hebben gegeven en iedere manifestatie, iedere beweging der massa verboden hebben, deden zij van de algemene staking de verborgen politieke kracht verliezen. Een staking, die in elk geval niets dan rustige staking blijven wou, hadden de klerikalen als zodanig niet te vrezen. Een algemene staking, van te voren in de ketens der wettigheid gebonden, lijkt een oorlogsdemonstratie met kanonnen, welker lading van te voren voor de ogen van de vijand in het water geworpen is. Voor een dreigen met “de vuisten in de zak”, zoals de Peuple in alle ernst de stakers aanried, schrikt niet eens een kind, laat staan een om het overblijfsel van haar politieke heerschappij op leven en dood worstelende klasse. Daarom juist was in ’91 en ’93 de blote rustige staking van het Belgische proletariaat voldoende om de tegenstand van de klerikalen te breken, omdat zij het omslaan van rust in onrust, van staking in revolutie hadden te vrezen. Daarom was ook nu misschien het gebruiken van geweld door de arbeiders geheel niet nodig geweest, als de leiders slechts van te voren het wapen niet ontladen, de krijgsmars niet tot een zondagsparade, de donder der algemene staking niet tot een schot met los kruit hadden gemaakt.
In de tweede plaats echter heeft het liberale verbond ook de andere, de indirecte uitwerking van de staking vernietigd. De druk der staking op de bourgeoisie heeft slechts dan politieke betekenis, wanneer zij gedwongen is hem verder op haar politieke voormannen, op de heersende klerikalen af te wentelen. Dit is echter slechts het geval als zij het proletariaat als een onstuimige jacht in haar rug voelt, aan welks vervolging zij niet ontkomen kan. Het effect gaat evenwel terstond verloren, wanneer de bourgeoisie in de gemakkelijke toestand is, om, in plaats van de ontvangen druk verder op haar klerikale voormannen over te brengen, veeleer de proletariërs die achter haar staan weerstand te bieden en zich van de lastige druk door één schouderbeweging te bevrijden. In deze toestand was echter juist de Belgische bourgeoisie in de laatste campagne, daar zij dank haar verbond de bewegingen van de arbeidersmenigte kon bepalen en in geval van nood de algemene staking afcommanderen. Zo geschiedde dan ook, en zodra de staking begon voor de bourgeoisie wezenlijk in ernst bezwaarlijk te worden, klonk het commando: “de arbeid wordt weer opgenomen!” en met alle “druk” van de algemene staking was het uit. Zo verschijnt de nederlaag als een onvermijdelijk gevolg van de tactiek van onze Belgische partijgenoten zelve. Hun parlementaire actie bleef zonder uitwerking, omdat achter haar de druk der algemene staking uitbleef. En de algemene staking bleef zonder uitwerking, omdat achter haar de vrije ontplooiing van de volksbeweging, het spook van de revolutie niet dreigde.
Met één woord: de buitenparlementaire actie werd aan de parlementaire opgeofferd, maar juist daardoor werden beide tot onvruchtbaarheid en de gehele strijd tot een fiasco veroordeeld.
De zo juist afgesloten episode van de strijd om het algemeen kiesrecht is een keerpunt in de Belgische arbeidersbeweging. Voor de eerste maal in België trad hier de socialistische partij door een formeel compromis aan de liberale partij gebonden in de strijd, en zij vertoonde zich geheel als de ministeriele fractie van het Franse socialisme door haar verbond met het radicalisme, in de toestand van de geketende Prometheus.
Wij aarzelen niet te zeggen: de toekomst van het algemeen kiesrecht in België evenals van de arbeidersbeweging in het algemeen hangt daarvan af, of onze partijgenoten zich van de verstikkende omarming van het liberalisme weten te bevrijden. Maar ook voor het internationale proletariaat is de jongste proefneming van de Belgische socialisten vol ernstige lering. Is het toch weer niets anders dan een werking van dezelfden lauwe ontzenuwende samoem van het opportunisme die sinds enige jaren over de landen waait, wat zich nu in het fatale verbond van onze Belgische vrienden met de liberale bourgeoisie uit.
Juist de zo-even in België ondervonden ontgoocheling moet overal als een waarschuwing dienen voor een politiek die in het ene land na het andere tot zware nederlagen en uiteindelijk tot een oplossing van die discipline en van dat onbegrensde vertrouwen der arbeidersmassa in ons socialisten zou voeren, zonder welke wij niets zijn, die wij echter door parlementaire illusies en opportunistische proefnemingen op een goede dag toch nog zouden kunnen verliezen.
Een antwoord van Emile Vandervelde: Nog eens het Belgische experiment