Rosa Luxemburg
De crisis der sociaaldemocratie


Hoofdstuk VIII

Ondanks militaire dictatuur en de perscensuur, ondanks het versagen van de sociaaldemocratie, ondanks de broedermoord brengende oorlog komt uit de godsvrede met elementaire kracht de klassenstrijd en uit de bloedige dampen van de slagvelden de internationale solidariteit der arbeiders naar boven. Niet in de armzalige pogingen de oude Internationale kunstmatig te galvaniseren, niet in de geloften, die nu hier dan daar vernieuwd worden, om na de oorlog weer dadelijk aaneengesloten te staan. Neen, niet in de oorlog, van de oorlog uitgaande ontstaat met nieuwe macht en kracht het feit, dat de proletariërs van alle landen dezelfde belangen hebben. De wereldoorlog weerlegt zelf de door hem geschapen misleiding. Overwinning of nederlaag? Zo luidde het parool van het heersende militarisme in elk der oorlogvoerende landen en zo hebben de sociaaldemocratische leiders dat parool als een echo overgenomen. Om de overwinning of de nederlaag op het slagveld zou het nu nog slechts gaan ook voor de proletariërs van Duitsland zowel als Frankrijk, van Engeland zowel als Rusland precies zoals voor de heersende klassen van die landen. Zodra de kanonnen donderen zou elk proletariaat bij de overwinning van het eigen, dus de nederlagen van de andere landen geïnteresseerd moeten zijn. Gaan wij na, wat een overwinning aan het proletariaat kan brengen.

Volgens de door de leiders der sociaaldemocratie zonder kritiek overgenomen officiële lezing betekent de overwinning voor Duitsland het uitzicht op ongehinderde, onbeperkte economische opbloei, de nederlaag echter een economische ruïne. Deze opvatting steunt ongeveer op het schema van de oorlog van 1870. Maar de kapitalistische bloei, die in Duitsland op de oorlog van 1870 volgde, was niet het gevolg van de oorlog, maar van de politieke aaneensluiting, al was die er ook slechts in de mismaakte gedaante van het door Bismarck geschapen Duitse Rijk. De economische bloei kwam uit de aaneensluiting tot stand ondanks de oorlog en de veelvuldige reactionaire belemmeringen als gevolg van de oorlog. Wat de zegenrijke oorlog daarenboven uit zichzelf deed, was de versterking van de militaire monarchie in Duitsland en van het Pruisische Jonkerregiem, terwijl de nederlaag van Frankrijk tot de liquidatie van het Keizerrijk en tot de republiek geleid heeft. Thans liggen echter in alle deelnemende staten de verhoudingen nog geheel anders. Thans functioneert de oorlog niet als een dynamische methode om aan het opkomende, jonge kapitalisme de onontbeerlijkste politieke voorwaarden voor zijn nationale ontplooiing te verschaffen. Dit karakter draagt de oorlog hoogstens en ook slechts als een geïsoleerd fragment beschouwt, in Servië.

Teruggebracht tot zijn objectieve, historische betekenis, is de huidige wereldoorlog in zijn geheel een concurrentiestrijd van het reeds tot volle bloei ontplooide kapitalisme om de wereldheerschappij, om de uitbuiting van de laatste resten der niet-kapitalistische gebieden. Daaruit vloeit een geheel veranderd karakter van de oorlog zelf en van zijn gevolgen voort. De hoge graad van de wereldeconomische ontwikkeling der kapitalistische productie uit zich zowel in de buitengewoon hoge techniek, d.w.z. vernietigingskracht der oorlogsmiddelen als in haar ongeveer precies gelijke hoogte bij alle oorlogvoerende landen. De internationale organisatie van de bewapeningsindustrie spiegelt zich nu in het militaire evenwicht af, dat zich dwars door gedeeltelijke beslissingen en schommelingen der weegschalen heen steeds weer herstelt en een algemene beslissing immer verder verschuift. De onbeslistheid van de militaire oorlogsresultaten leidt van haar kant er toe, dat steeds weer nieuwe reserves zowel aan volksmassa’s der oorlogvoerende landen als van tot dusver neutrale landen in het vuur gezonden worden. Aan imperialistische begeerten en tegenstellingen vindt de oorlog overal opgehoopt materiaal: hij maakt zelf nieuw materiaal en breidt zich aldus als een steppenbrand uit. Hoe geweldiger massa’s en hoe meer landen echter aan alle kanten in de wereldoorlog gesleept worden, des te meer wordt de duur gerekt. Dat alles bijeen levert als de uitwerking van de oorlog nog vóór elke militaire beslissing over overwinning of nederlaag een in de vroegere oorlogen van de nieuwe tijd onbekend verschijnsel: het economische bankroet van alle deelnemende en in steeds sterker mate ook der formeel niet deelnemende landen.

Elke nieuwe maand voor de duur van de oorlog bevestigd versterkt dit resultaat en neemt zo van tevoren de verwachte vruchten weg van het militaire succes voor een tweetal jaren. Aan dit resultaat kan zomin overwinning als nederlaag ten slotte iets veranderen, het maakt omgekeerd de zuiver militaire beslissing in het algemeen twijfelachtig en leidt met steeds groter waarschijnlijkheid tot uiteindelijke beëindiging van de oorlog door de uiterste algemene uitputting. In deze omstandigheden zou ook een overwinnend Duitsland slechts een Pyrrhus overwinning bevechten, zelfs wanneer het zijn imperialistische oorlogshitsers zou gelukken de massamoord vol te houden tot het volledige neerslaan van alle tegenstanders en wanneer deze stoutmoedige dromen ooit in vervulling zouden gaan. Zijn trofeeën zouden zijn: enige tot de bedelstaf gebrachte, ontvolkte geannexeerde gebieden en een dreigend bankroet onder eigen dak, dat zich dadelijk zou tonen, wanneer de geschilderde coulissen van het financieel beleid met oorlogsleningen en de Potemkinse dorpen van de door oorlogsleveranties in bedrijf gehouden onwrikbare volkswelvaart terzijde worden geschoven. Dat ook de zegerijkste staat thans aan geen schadeloosstelling voor de oorlog kan denken, welke in staat zou zijn de door deze oorlog geslagen wonden te helen, is voor de oppervlakkigste toeschouwer duidelijk. Een ersatz daarom en een voltooiing van de overwinning zou het wellicht nog iets grotere economische bankroet opleveren van de overwonnen tegenpartij: Frankrijk en Engeland, d.w.z. van die landen waarmee Duitsland door economische betrekkingen nauw verbonden is, van wier welvaart zijn eigen hernieuwde opbloei het meest afhankelijk is.

Dat is het raam, waarbinnen het voor het Duitse volk na de oorlog let wel na een zegenrijke oorlog daarom zou gaan, de als voorschot door de patriottische volksvertegenwoordiging ingewilligde oorlogskosten na afloop in werkelijkheid te dekken, d.w.z. een onmetelijke last van belastingen tezamen met de versterkte militaire reactie als de enig blijvende, tastbare vrucht van de overwinning op zijn schouders te nemen. Probeert men zich nu de ergste resultaten van een nederlaag voor ogen te stellen, zo zijn die behalve de militaire annexaties stuk voor stuk gelijk aan hetzelfde beeld, dat zich als onvermijdelijke consequentie van de overwinning vertoonde: de resultaten van de oorlogsvoering zelf zijn nu van zo diepgaande, ver reikende aard, dat daaraan de militaire uitkomst slechts weinig vermag te veranderen. Nemen wij echter voor een ogenblik aan, dat de zegerijke staat het toch zou verstaan, het grootste bankroet van zich af te schuiven en op de overwonnen tegenstander af te wentelen, diens economische ontwikkeling door allerlei belemmeringen te beperken. Kan de Duitse arbeidersklasse in haar vakactie na de oorlog met succes vooruit komen, als de vakactie der Franse, Engelse, Belgische en Italiaanse arbeiders door economische achteruitgang belet wordt? Tot 1870 ging de arbeidersbeweging in elk land nog op zichzelf voorwaarts, ja haar beslissingen, vielen in afzonderlijke steden.

Het was Parijs, op welks plaveisel de veldslagen van het proletariaat geslagen en beslist werden. De tegenwoordige arbeidersbeweging, haar taaie economische strijd van elke dag, haar massaorganisatie zijn op de samenwerking van alle landen met kapitalistische productie gebaseerd. Als de stelling geldt, dat alleen op de grondslag van een gezond en krachtig economisch leven de zaak der arbeiders kan gedijen, dan geldt dat niet alleen voor Duitsland, maar ook voor Frankrijk, Engeland, België, Rusland en Italië. En stagneert de arbeidersbeweging in alle kapitalistische staten van Europa, bestaan daar lage lonen, zwakke vakverenigingen, geringe weerstandskracht van de uitgebuitenen, dan kan de vakbeweging onmogelijk in Duitsland bloeien. Van dit standpunt bekeken is het voor de toestand van het proletariaat in zijn economische strijd tenslotte precies hetzelfde verlies, wanneer het Duitse kapitalisme ten koste van het Franse of het Engelse ten koste van het Duitse versterkt wordt. Houden wij ons thans echter met de politieke resultaten van de oorlog bezig. Hier zou het onderscheid gemakkelijker zijn dan op economisch terrein. Altijd richtten zich de sympathieën en de voorkeur der socialisten naar die oorlogvoerende partij, die voor de historische vooruitgang tegen de reactie streed. Welke partij vertegenwoordigt in de tegenwoordige wereldoorlog de vooruitgang en welke de reactie?

Het is duidelijk, dat deze vraag niet naar de uiterlijke kentekenen van de oorlogvoerende staten, als democratie en absolutisme, beoordeeld kan worden, maar alleen naar de objectieve tendensen van de door elke partij ingenomen wereldpolitieke positie. Eer wij kunnen beoordelen wat een Duitse overwinning aan het Duitse proletariaat kan brengen, moeten wij bekijken hoe die overwinning op het totaal van de politieke verhoudingen van Europa zou inwerken. De beslissende overwinning van Duitsland zou als eerste resultaat de annexatie van België zowel als mogelijkerwijze nog enige gebieden in het Oosten en Westen en een deel van de Franse koloniën opleveren en tevens het behoud van de Habsburgse monarchie en haar verwerving van nieuwe gebieden, tenslotte het behoud van een denkbeeldige integriteit van Turkije onder Duits protectoraat, d.w.z. de gelijktijdige verandering van Klein-Azië en Mesopotamië in deze of gene vorm van Duitse provincies. Als een verder resultaat zou daaruit de feitelijke militaire en economische hegemonie van Duitsland in Europa volgen. Al deze resultaten van een doortastende militaire overwinning van Duitsland zijn niet daarom te verwachten omdat zij overeenstemmen met de wensen van de imperialistische ophitsers in de huidige oorlog, maar omdat zij als totaal onvermijdelijke consequenties uit de eenmaal ingenomen wereldpolitieke positie van Duitsland voortvloeien, uit de tegenstellingen tegenover Engeland, Frankrijk en Rusland, waarin zich Duitsland heeft vastgelopen en die gedurende de oorlog zelf ver boven haar aanvankelijke afmetingen zijn uitgegroeid. Het is echter voldoende zich deze resultaten voor te stellen om in te zien, dat zij generlei omstandigheden een enigszins houdbaar wereldpolitiek evenwicht zouden opleveren. Hoezeer ook de oorlog voor alle deelnemenden en misschien nog meer voor de overwonnenen een bankroet mag betekenen, toch zouden de voorbereidingen voor een nieuwe wereldoorlog onder de leiding van Engeland, daags na het sluiten van de vrede beginnen om het juk af te schudden van het Pruisisch-Duitse militarisme, dat op Europa en Voor-Azië zou drukken. Een overwinning van Duitsland kon daarmee slechts het voorspel zijn voor de spoedig volgende tweede wereldoorlog en daarmee slechts het signaal voor nieuwe, koortsachtige, militaire bewapeningen zowel als voor de ontketening van de zwartste reactie in alle landen, maar in de eerste plaats in Duitsland zelf.

Aan de andere kant leidt de overwinning van Engeland en Frankrijk voor Duitsland hoogstwaarschijnlijk tot het verlies van tenminste een deel van zijn koloniën zowel als van de rijkslanden en heel zeker tot het bankroet van de wereldpolitieke machtspositie van het Duitse imperialisme. Dat betekent echter het uiteenrukken van Oostenrijk-Hongarije en de algehele liquidatie van Turkije. Hoe aartsreactionaire producten beiden staten ook zijn en hoezeer hun verval op zichzelf strookt met de eisen van de progressieve ontwikkeling, toch zou in het huidige, concrete wereldpolitieke milieu het verval van de Habsburgse monarchie en van Turkije op niets anders uitlopen, dan op de verkwanseling van hun landen en volkeren aan Rusland, Engeland, Frankrijk en Italië. Bij deze grootscheepse herverdeling en machtsverschuiving van de wereld op de Balkan en aan de Middellandse Zee zou nog een andere in Azië komen, de liquidatie van Perzië en een nieuwe verscheuring van China. Daarmee komt de Engels-Russiche zowel als de Engels-Japanse tegenstelling op de voorgrond van de wereldpolitiek, hetwelk wellicht reeds in onmiddellijke aansluiting bij de liquidatie van de tegenwoordige wereldoorlog een nieuwe wereldoorlog eventueel om Constantinopel met zich zou slepen, deze oorlog in ieder geval tot een onvermijdelijk nieuw perspectief zou maken. Ook van deze kant bekeken voert de overwinning dus tot nieuwe bewapening in alle staten, met het overwonnen Duitsland natuurlijk aan de spits en daarmee een tijdperk van ongedeelde heerschappij van het militarisme en reactie in geheel Europa voor te bereiden, met een nieuwe wereldoorlog als einddoel. Zo is de proletarische politiek, wanneer zij aan het standpunt van de vooruitgang en de democratie voor de ene of andere partij in de tegenwoordige oorlog partij zou kiezen de wereldpolitiek en haar verdere vooruitzichten in haar geheel genomen tussen de Scylla en de Charybdis ingesloten en de vraag: “overwinning of nederlaag”, komt in deze omstandigheden voor de Europese arbeidersklasse in politiek zowel als economisch opzicht neer op een hopeloze keuze tussen twee pakken slaag. Het is daarom niets dan een noodlottige waan wanneer de Franse socialisten menen, door de militaire nederlaag van Duitsland het militarisme of zelfs het imperialisme neer te slaan en de baan vrij te maken voor de vredelievende democratie in de wereld. Het imperialisme en in zijn dienst het militarisme komen veeleer bij elke overwinning en elke nederlaag in deze oorlog volop aan hun portie, behalve in dit ene geval: wanneer het internationale proletariaat door zijn revolutionaire interventie een dikke streep door die rekening haalt.

De voornaamste les voor de politiek van het proletariaat uit de tegenwoordige oorlog is daarom het onomstotelijke feit, dat het noch in Duitsland, noch in Frankrijk, noch in Engeland, noch in Rusland zich mag maken tot de kritiekloze echo van het parool: overwinning of nederlaag, een parool, dat enkel van het standpunt van het imperialisme reële inhoud heeft en voor elke grote staat gelijk is aan de vraag: verwerving of verlies van de wereldpolitieke machtspositie, van de annexaties, koloniën en de militaire hegemonie. Voor het Europese proletariaat in zijn geheel zijn tegenwoordig van zijn klassestandpunt gezien, overwinning en nederlaag van elk der oorlogvoerende kampen even noodlottig. Hen is juist de oorlog als zodanig en bij elke militaire afloop, die de denkbaar grootste nederlaag voor het Europese proletariaat betekent, het is het neerslaan van de oorlog en de spoedige afdwinging van de vrede door de internationale actie van het proletariaat, die de enige overwinning voor de proletarische zaak kan brengen. En deze overwinning alleen kan tegelijk de werkelijke redding van België zowel als van de democratie in Europa bewerken. In de tegenwoordige oorlog kan het klassebewuste proletariaat zijn zaak met geen militaire kamp vereenzelvigen. Volgt daaruit soms, dat de proletarische politiek thans het vasthouden eist aan de status-quo, dat wij geen ander program van actie hebben dan de wens: alles moet bij het oude blijven, zoals het vóór de oorlog was? Maar de bestaande toestand is nooit ons ideaal, hij is nooit de uitdrukking van de zelfbeschikking der volkeren geweest. Meer nog, de vroegere toestand kan in het geheel niet meer gered worden, hij bestaat niet meer, zelfs wanneer de grenzen, die tot nu toe bestonden, bleven bestaan. De oorlog heeft reeds vóór de formele liquidatie van zijn resultaten een geweldige vermenging der machtsverhoudingen, der wederkerige krachtenwaardering, der bondgenootschappen en tegenstellingen gebracht, hij heeft de betrekkingen der staten tot elkaar en der klassen in de maatschappij aan een zo scherpe herziening onderworpen, zo veel oude illusies en potenties vernietigd, zoveel nieuwe drang en nieuwe taken geschapen, dat de terugkeer tot het oude Europa, zoals het vóór 4 augustus 1914 was, even zo goed is uitgesloten als de terugkeer tot vóórrevolutionaire verhoudingen ook na een neergeslagen revolutie. De politiek van het proletariaat kent nooit een terug, zij kan slechts voorwaarts streven, zij moet altijd boven het bestaande en het nieuw geschapene uitgaan. In deze zin alleen kan zij tegen beide kampen van de imperialistische wereldoorlog haar eigen politiek plaatsen. Maar deze politiek kan niet daaruit bestaan, dat de sociaaldemocratische partijen ieder voor zich of gezamenlijk op internationale conferenties om strijd plannen maken en schema’s voor de burgerlijke diplomatie uitdenken, hoe die de vrede moet sluiten om de verdere vreedzame en democratische ontwikkeling mogelijk te maken. Alle eisen, die eventueel uitlopen op de gehele of gedeeltelijke ontwapening, op de afschaffing van de geheime diplomatie, op het uiteenhalen van alle grote staten in nationale kleine staten en dergelijke meer, zijn geheel en al utopisch, zolang de kapitalistische klasseheerschappij het hecht in handen houdt.

Die kan vooral onder de huidige imperialistische koers zo weinig afstand doen van het bestaande militarisme, van de geheime diplomatie, van de centralistische, nationaal-gemengde grote staat, dat de desbetreffende schema’s eigenlijk met meer consequentie alle op de duidelijke eis uitlopen: afschaffing van de kapitalistische klassenstaat. Niet met utopische adviezen en plannen hoe het imperialisme in het raam van de burgerlijke staat door partiële hervormingen te verzachten, te temmen, te remmen zou zijn kan de proletarische politiek zich weer de haar toekomende plaats verwerven. Het eigenlijke probleem, dat de wereldoorlog voor de socialistische partijen gesteld heeft en van welks oplossing de verdere lotgevallen van de arbeidersbeweging afhangen, dat is de strijdvaardigheid van de proletarische massa’s in de strijd tegen het imperialisme. Niet aan oplossingen, programma’s, parolen ontbreekt het bij het internationale proletariaat, maar aan daden, aan doeltreffende weerstand, aan de bekwaamheid het imperialisme op het beslissende ogenblik juist in de oorlog aan te grijpen en de oude leuze “oorlog aan de oorlog” in praktijk om te zetten. Hier is de Rhodus, waar het om de sprong gaat, hier het knooppunt van de proletarische politiek en haar verdere toekomst. Het imperialisme met al zijn brutale geweldspolitiek en de keten van onophoudelijke rampen, die het provoceert, is zeker voor de heersende klassen van de tegenwoordige kapitalistische wereld een historische noodzakelijkheid. Niets zou noodlottiger zijn dan wanneer het proletariaat zelf uit de tegenwoordige wereldoorlog de geringste illusie en hoop op de mogelijkheid van een idyllische en vreedzame verdere ontwikkeling van het kapitalisme zou overhouden. Maar de slotsom, die uit de historische noodzakelijkheid van het imperialisme voor de proletarische politiek volgt, is niet dat zij voor het imperialisme moet capituleren om zich verder in zijn schaduw te voeden met het genadebrood van zijn overwinningen. De historische dialectiek beweegt zich juist in tegenstellingen en brengt tegelijk met iedere noodzakelijkheid ook haar tegendeel voort. De burgerlijke klasseheerschappij is zonder twijfel een historische noodzakelijkheid, maar ook zijn doodgraver de socialistische proletariër; de wereldheerschappij van het imperialisme is een historische noodzakelijkheid maar ook het ten val brengen van die wereldheerschappij door de proletarische Internationale. Waar men ook gaat of staat zijn er twee historische noodzakelijkheden, die tegenover elkaar staan en de onze, de noodzakelijkheid van het socialisme heeft een langere adem. Onze noodzakelijkheid komt tot haar volle recht op het ogenblik, waarop de andere, de burgerlijke klasseheerschappij ophoudt de draagster te zijn van de historische vooruitgang, waar zij de rem, het gevaar voor de verdere ontwikkeling der maatschappij wordt. Dit heeft voor de kapitalistische orde juist de tegenwoordige wereldoorlog onthuld.

De imperialistische drang naar expansie van het kapitalisme als de uitdrukking van zijn hoogste rijpheid, van zijn laatste bestaansperiode, heeft de economische tendens de gehele wereld in een kapitalistisch producerende wereld te veranderen, alle verouderde, voorkapitalistische voortbrengings en maatschappijvormen weg te vegen, alle rijkdommen der aarde en alle productiemiddelen tot kapitaal, de arbeidende volksmassa’s van alle windstreken tot loonslaven te maken. In Afrika en in Azië, van de noordelijkste kuststreken tot aan de zuidpunt van Amerika en in de Zuidzee, worden de overblijfselen door het kapitaal vernietigd van alle oercommunistische gemeenschappen, feodale vormen van heerschappij, patriarchale boerenhuishoudingen, overoude vormen van handnijverheid, gehele volkeren worden uitgeroeid, oeroude culturen met het aardoppervlak gelijk gemaakt om in plaats daarvan te stellen de winstmakerij in de modernste vorm. Deze brutale zegetocht van het kapitaal in de wereld, die gebaand en begeleid wordt met alle middelen van geweld, van roof en van eerloosheid, had één lichtzijde: hij schiep de voorwaarden voor zijn eigen uiteindelijke ondergang, hij vestigde de kapitalistische wereldheerschappij, waarop alleen de socialistische wereldrevolutie kan volgen. Dit was de enige culturele en progressieve kant van zijn zgn. grote cultuurwerken in de primitieve landen. Voor burgerlijk-liberale economen en politici zijn spoorwegen, Zweedse lucifers, verkeerswegen en magazijnen vooruitgang en cultuur. Op zich zelf zijn die werken, op primitieve verhoudingen ingeplant, evenmin cultuur als vooruitgang, want zij worden gekocht met een plotseling economisch en cultureel bankroet der volkeren, die de gehele ellende en alle verschrikkingen van twee tijdperken der economische ontwikkeling (naturalwirtschaft en de modernste en meest geraffineerde kapitalistische uitbuiting) tegelijk toegemeten kregen.

Slechts als materiele voorwaarden voor de opheffing der klasseheerschappij voor de afschaffing van de klassenmaatschappij in het algemeen droegen de werken van de kapitalistische zegetocht in de wereld het stempel van de vooruitgang in de bredere historische betekenis. In deze betekenis werkte het imperialisme in laatste instantie voor ons. De tegenwoordige wereldoorlog is een keerpunt in zijn loopbaan, voor de eerste keer zijn nu de verscheurende beesten, die door het kapitalistische Europa op alle andere werelddelen losgelaten waren met één sprong midden in Europa ingebroken. Een schreeuw van ontzetting ging door de wereld toen België, dat kostbare kleine juweel van de Europese cultuur, toen de eerbiedwaardigste monumenten van de cultuur in Noord-Frankrijk onder de botsing met een blinde vernietigende kracht rinkelend in scherven vielen. De cultuurwereld, die gelaten had toegezien, toen hetzelfde imperialisme tienduizenden Herero’s aan de gruwelijkste ondergang wijdde en de Kalahariwoestijn met de schreeuw van de waanzin van van dorst omkomenden en het doodsgerochel van stervenden vulde; toen in Poetoemayo in tien jaar tijd veertigduizend mensen ter dood gemarteld werden door een bende van Europese ridders van de industrie, het overschot van een volk door slagen geschonden werd; toen in China een oeroude cultuur met brand en moord door de Europese soldateska aan alle gruwelen der vernietiging en der anarchie werd prijsgegeven, toen Perzië onmachtig verstikte in de steeds meer toegetrokken strop van de vreemde geweldheerschappij; toen in Tripoli de Arabieren te vuur en te zwaard onder het juk van het kapitaal gebogen, hun cultuur, hun woonplaatsen met de aardbodem gelijk gemaakt werden, deze cultuurwereld is eerst nu gewaar geworden dat de beet van de imperialistische beesten dodelijk, dat hun adem verpestend is. Zij heeft het pas bemerkt, toen de beesten hun verscheurende klauwen in de eigen moederschoot, in de burgerlijke cultuur van Europa sloegen.

En ook dit besef ontwikkelt zich in de mismaakte vorm van de burgerlijke huichelarij, waarin elk volk de eerloosheid slechts in de nationale uniform van het andere volk herkent. De Duitse barbaren! Alsof niet ieder volk, dat uittrekt op georganiseerde moord, zich op hetzelfde ogenblik in een horde van barbaren zou veranderen. “De Kozakkengruwel”, alsof niet de oorlog op zichzelf de opperste gruwel van alle gruwelen zou zijn, alsof het aanprijzen van de mensenslachting als heidendom in een socialistische jeugdkrant niet geestelijk Kozakkendom van de zuiverste soort was! Maar het tegenwoordige woeden van de imperialistische beestachtigheid in de vlakten van Europa heeft nog een resultaat, waarvoor de cultuurwereld geen ontsteld oog, geen samen geknepen hart bezit: het is de massaondergang van het Europese proletariaat. Nooit heeft een oorlog in deze omvang gehele volkslagen uitgeroeid, nooit heeft hij sedert een eeuw op die wijze alle grote en oude cultuurlanden van Europa omvat. Miljoenen mensenlevens worden in de Vogezen en Ardennen, België, in Polen en de Karpaten en aan de Save vernietigd. Miljoenen worden verminkt. Maar bij deze miljoenen zijn negentig procent afkomstig uit het werkende volk van stad en land. Het is onze kracht, onze hoop, die daar in rijen als gras voor de zeis, weggemaaid wordt. Het zijn de beste, intelligentste, meest geschoolde krachten van het internationale socialisme, de dragers van de heiligste tradities en van het dapperste heldendom der moderne arbeidersbeweging, de voorhoedetroepen van het gehele wereldproletariaat: de arbeiders van Engeland, Frankrijk, België, Duitsland, Rusland, die nu bij hopen neergeslagen en afgeslacht worden. Deze arbeiders van de toonaangevende kapitalistische landen van Europa zijn het juist, die de historische roeping hebben de socialistische omwenteling door te voeren. Slechts uit Europa, slechts uit de oudste kapitalistische landen kan, wanneer het uur geslagen heeft, het signaal voor de mensenbevrijdende, sociale revolutie komen.

Slechts de Engelse, Franse, Belgische, Duitse, Russische, Italiaanse arbeiders gemeenschappelijk kunnen het leger der uitgebuitenen en geknechten van de vijf werelddelen aanvoeren. Slechts zij kunnen, als de tijd komt, rekenschap vragen en vergelding toepassen voor de eeuwenoude misdaden van het kapitalisme aan alle primitieve volkeren begaan, voor zijn vernietigingswerk over de gehele aarde. Maar de opmars en de overwinning van het socialisme maken een sterk, daadkrachtig geschoold proletariaat nodig. Massa’s zijn nodig, wier macht zowel in haar geestelijke cultuur als haar aantal is opgesloten. En juist deze massa’s worden door de wereldoorlog gedecimeerd. De bloei van de mannelijke leeftijd en de kracht der jeugd, honderdduizenden wier socialistische scholing in Engeland en Frankrijk, in België, Duitsland en Rusland het product was van tientallen jaren werk van voorlichting en agitatie, nog andere honderdduizenden, die morgen voor het socialisme gewonnen konden worden, vallen en vergaan op ellendige wijze op de slagvelden.

De vrucht van tientallen jaren offer en inspanning van generaties zal in weinige weken vernietigd worden, de kerntroepen van het internationale proletariaat worden in hun levenswortel aangetast. De aderlating van de Junislachting heeft de Franse arbeidersbeweging voor 15 jaren lamgelegd. De aderlating van de afslachting der Commune heeft haar nog eens voor tien jaren achteruit geworpen. Wat nu gebeurt, is een nog nooit voorgekomen massaslachting, die de arbeidende bevolking van alle toonaangevende landen terugbrengt tot vrouwen, grijsaards en verminkten, een aderlating waaraan de Europese arbeidersbeweging dreigt dood te bloeden. Nog zo een wereldoorlog en de vooruitzichten van het socialisme zijn onder de door het imperialistische barbarendom opgestapelde puinhopen begraven. Dat is veel erger dan de brute vernietiging van Leuven en van de kathedraal van Reims. Dat is een moordaanslag niet op de burgerlijke cultuur van het verleden, maar op de socialistische cultuur van de toekomst, een dodelijke slag voor die kracht, die de toekomst der mensheid in haar schoot draagt en die alleen de kostbare schatten van het verleden in veiligheid kan brengen in een betere maatschappij. Hier laat het kapitalisme zijn doodskop zien, hier verraadt het dat zijn historisch recht op bestaan verbeurd is en zijn verdere heerschappij niet meer verenigbaar is met de vooruitgang der mensheid. Hier bewijst de huidige wereldoorlog niet slechts een geweldige moord te zijn, doch bovendien de zelfmoord van de Europese arbeidersklasse.

Het zijn juist de soldaten van het socialisme, de proletariërs van Engeland, Duitsland, Rusland, België zelf, die elkaar op bevel van het kapitaal sedert maanden afslachten, elkaar het koude moordwapen in het hart stoten, elkaar met dodelijke armen omklemmend in het graf tuimelen.

“Deutsland, Deutsland, über Alles!” Leve de democratie! Leve de tsaar en het Slavendom! Tienduizend banen voor tenten, gegarandeerd naar voorschrift! Honderdduizend kilo spek, koffie-ersatz dadelijk te leveren!... De dividenden stijgen en de proletariërs vallen. En met elke proletariër daalt een strijder voor de toekomst, een soldaat der revolutie, een redder van de mensheid van het juk van het kapitalisme in het graf. De waanzin zal eerst ophouden en het bloedige spook van de hel verdwijnen als de arbeiders in Duitsland en Frankrijk in Engeland en Rusland, eindelijk uit hun roes ontwaken, elkaar broederlijk de hand reiken en het beestachtige koor van de imperialistische oorlogsophitsers zowel als het hese geschreeuw van de kapitalistische hyena’s door de oude, machtige krijgskreet van de arbeiders overdonderen:

Proletariërs aller landen verenigt u!