Geschreven: 1916-1919
Bron: Orde heerst in Berlijn, een keuze uit haar geschriften. Manifesten, L.J.C. Boucher, Den Haag
Vertaling: J. de Reus
Deze versie: Spelling
Transcriptie/HTML: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, oktober 2006
Hondenpolitiek
Wat is er met Liebknecht?
Liebknecht
Aan de proletariërs van alle landen
Het begin
De ‘onrijpe’ massa
Orde heerst in Berlijn
Het onmogelijke is geschied. De Rijksdag, de burgerlijke partijen, de officiële sociaaldemocratische fractie hebben zich met nog meer smaad overdekt dan tot dusver reeds het geval was. Het scheen, dat dit onvindbare parlement, dat dit illustere gezelschap in politieke zelfvernedering, in het prijsgeven van het meest elementaire politieke fatsoen reeds zover was gegaan, dat het nauwelijks dieper in dit moeras zou kunnen zinken. Maar verre daarvan: bij de behandeling van de zaak Liebknecht hebben Rijksdag, burgerlijke meerderheid en sociaaldemocratische fractiemeerderheid hun eigen infame laagheid nog overtroffen.
Liebknecht is bij de vervulling van zijn plicht als internationale socialist, bij de demonstratie op 1 mei door de politiehandlangers gegrepen en werd daarna overgeleverd aan een militair tribunaal. Liebknecht is Rijksdagafgevaardigde, hij is voor de uitoefening van zijn mandaat als volksvertegenwoordiger van militaire dienst vrijgesteld, hij is dus tijdens de zitting van de Rijksdag geen soldaat, maar volksvertegenwoordiger. Hem te behoeden voor de klauwen van de militaire justitie, als ook voor elke politieke vervolging, was de meest elementaire plicht van de Rijksdag. Elk parlement ter wereld beschouwt het als een gebod van zelfrespect om zijn leden te beschermen tegen de autoriteiten van de regering. Hier gebeurde het ongehoorde, het ongeëvenaarde in de geschiedenis van alle parlementen: De Rijksdag leverde zelf een van zijn leden aan de militaire justitie uit!
Een paar dagen later volgde het tweede bedrijf van de klucht. Dezelfde Rijksdag weigerde om zijn leden tegen brute geweldshandelingen te beschermen, zoals er tegen Liebknecht werden bedreven, toen hij op 8 april de truc met de laatste Duitse oorlogslening kritisch wilde belichten! En de meest rabiate schreeuwers van deze parlementaire zelfmoord waren juist de vrijzinnigen. De geest van Eugen Richter, de hielenlikker van de reactie uit de tijd van de hongertoltarieven, leeft verder in zijn waardige nazaten. Onder de roep ‘landverraad’ storten mensen zoals Hubrich en Muller-Meiningen zich met de vuist op ieder die de Rijksdagtribune beklimt om kritiek op de regering uit te oefenen. Met de roep ‘landverraad’ leveren lieden zoals Payer en Liesching de parlementaire onschendbaarheid uit aan de militaire sabels. Voor Oertel en Heydebrand blijft er na dit liberale gebral weinig over om eraan toe te voegen. En de sociaaldemocratische meerderheidsfractie? Zij heeft hiertegen geen mond open gedaan. De ‘politici van het doorzetten’, Scheidemann en kameraden beschouwen zelfs een ieder die de sociaaldemocratische principes in ere houdt en de volkerenmoord bestrijdt als landverraders.
Landverraad! Landverraad!
Het meifeest is landverraad! Kritiek op de oorlogsleningen — landverraad! Internationale solidariteit — landverraad! Klassenstrijd — landverraad! Afwijzing van de begroting — landverraad! Stakingen om de hongerlonen te verhogen — landverraad! Openbare discussie over de woeker met levensmiddelen — landverraad! Geweeklaag van verhongerende vrouwen voor de winkels — landverraad! Wat duizendmaal in de sociaaldemocratische kranten, in sociaaldemocratische verkiezingsvergaderingen, in sociaaldemocratische Rijksdagtoespraken is gezegd, is heden landverraad.
De hele vijftigjarige werkzaamheid van de sociaaldemocratie die tegen oorlog, militarisme, klassenheerschappij, klassensolidariteit, nationale eenheid, vaderlandse leuzen was gericht, is landverraad!
Payer-Liesching-Hubrich, David-Landsberg-Scheidemann hebben alle openbare aanklagers overtroffen, alle politiecommissarissen beschaamd gemaakt, en wijlen Tessendorf nog achteraf tot weesjongen gemaakt. Stel u voor dat deze kerels de toegang zouden hebben tot de socialistenwetten van Bismarck! Ze zouden alle sociaaldemocratische afgevaardigden en redacteurs in het tuchthuis hebben geworpen, ze zouden onze August Bebel, onze oude Liebknecht aan de galg hebben gebracht! De Scheidemann-lieden veroorloofden zich de komedie om formeel een verzoekschrift in te dienen over de onschendbaarheid van Liebknecht, maar zij motiveerden dit met het argument dat Liebknechts strijd niet gevaarlijk was, dat het Duitse volk, door zijn kadavergehoorzaamheid toch niet in beweging te krijgen zou zijn! Ja, in de commissie van de Rijksdag zei de ‘sociaaldemocraat’ David met betrekking tot Liebknecht: Een hond, die blaft, bijt niet! Op al deze laster in de Rijksdag het juiste antwoord te geven, niet pleitend, niet formalistisch, maar socialistisch, niet debatteren, niet argumenteren, maar het verachtelijke gezelschap als een troep volksverraders te brandmerken, ja daartoe ontbrak juist — Liebknecht! Het antwoord moet hen echter door de massa’s van het proletariaat worden gegeven, door de massa’s van het hongerende, geknechte, als kanonnenvoer misbruikte volk. En de ‘honden’woorden van de sociaaldemocratische meerderheidssprekers moeten daarbij niet worden vergeten.
Een hond is, wie de laars van de heersers likt, die hem tientallen jaren met schoppen heeft bedacht.
Een hond is, wie in de muilkorf van de uitzonderingstoestand vrolijk kwispelt en de heren van de militaire dictatuur lief in de ogen kijkt, terwijl hij zachtjes om genade jankt.
Een hond is, wie het gehele verleden van zijn partij, wie alles, wat haar gedurende een mensenleeftijd heilig was, op commando van de regering afzweert, erop kwijlt en het in de modder trapt.
Een hond is, wie tegen een afwezige, tegen een gevangene schor blaft en daarbij de machthebbers van het ogenblik apportdiensten verleent.
Honden zijn en blijven ook lieden zoals David, Landsberg en consorten. En ze zullen stellig van de Duitse arbeidersklasse wanneer de dag van afrekening komt, de welverdiende trap ontvangen.
De zaak Liebknecht — zowel Liebknechts voorbeeld als ook de laaghartigheden van de Rijksdag en de fractiemeerderheid — hebben er behoorlijk toe bijgedragen dat deze dag zo spoedig mogelijk zal aanbreken en schoon schip zal maken. Immers nu moet het ook duidelijk zijn voor iedere man en vrouw uit het volk: dit parlement, deze verachtelijke slavenhorde van Payer tot David heeft voor het gerecht van de wereldgeschiedenis afgedaan en zijn rol gespeeld.
Slechts de eigen actie van de massa’s, slechts moedige initiatieven van de massa’s, slechts uitdrukkelijke klassenstrijdactie over de gehele linie kunnen er toe leiden dat er een einde komt aan de volkerenmoord, de militaire dictatuur, de langzame verhongering van het volk.
En dat zal de massa’s slechts gelukken, wanneer zij geleerd hebben in de strijd voor de idealen van het internationale socialisme, evenals Liebknecht, zich met de gehele persoonlijkheid in te zetten, wanneer zij niet alleen zingen, maar ook door daden en handelingen bewijzen:
‘we rekenen noch het tal der vijanden
noch alle gevaren...’
Wanneer zij met honderdduizenden stemmen, ja, met miljoenen stemmen in het hele rijk Liebknechts leuze aanheffen, steeds, en steeds weer:
Weg met de oorlog!
Proletariërs aller landen, verenigt U!
Illegaal pamflet van de Spartacusbond zomer 1916.
3. Het zwaartepunt van de klassenorganisatie van het proletariaat ligt in de Internationale.
4. Vóór alle andere organisatorische verplichtingen gaat de plicht tot het uitvoeren van de besluiten der Internationale.
De sabeldictatuur doet wat zij kan om haar onverzoenlijkste vijand tot overgave te bewegen. De militaire ‘rechtsvervolging’ tegen Karl Liebknecht staat voor de deur.
Deze rechtsvervolging is een onbeschaamde komedie! Zij vindt plaats achter gesloten deuren. De verdediging is tot het uiterste belemmerd. Als ‘rechters’ bekleden hoge militairen het beslissende voorzitterschap, met andere woorden juist de vertegenwoordigers van diezelfde sabelheerschappij waartegen Liebknecht zijn onverschrokken strijd voerde.
Het toppunt van eerloosheid vormt de aanklacht. Deze luidt: ‘poging tot oorlogsverraad te velde’! Hoewel Liebknecht op 1 mei niet op het slagveld was, maar in Berlijn, op de Potsdamer Platz, moet hem worden ingepraat, dat hij ‘te velde’ de meidemonstratie meemaakte. Hoewel hij als afgevaardigde van de Rijksdag, als parlementariër in Berlijn was, moet hij als soldaat berecht worden. Hoewel hij als vaandrager van het internationale socialisme op 1 mei demonstreerde om in alle landen de volksmassa’s tot strijd tegen de nationale allianties aan te wakkeren, wordt hem ‘oorlogsverraad’ aan het Duitse leger in de schoenen geschoven.
Het is duidelijk: de regering met haar handlangers overweegt een justitiële moord op Karl Liebknecht! De gehate voorvechter van het socialisme, de onverzettelijke verdediger van de arbeidersklasse moet door zijn doodsvijanden arglistig vermoord worden, hij moet van de publieke tribune worden verwijderd, de rustverstoorder moet in het niet verdwijnen!
En dit zuivere plan wordt met alle meest geraffineerde middelen voorbereid. De militaire justitie, die anders bliksemsnel werkt, als een guillotine, is ditmaal zó merkwaardig traag, dat de fameuze aanklacht pas vijf weken na de arrestatie van Liebknecht gereed was. Waarom? Omdat men eerst de Rijksdag en de Landdag kwijt moest zijn! Zo hondslaf deze beide instituten zich dan ook gedragen hebben, de scherprechters van de sabeldictatuur waren dan toch bang dat deze vreselijke aanklacht en deze bloedige farce van de rechtszitting enige echo zouden vinden op de tribune van de Rijksdag of van de Landdag en dat het volk daardoor in opwinding zou kunnen geraken.
Nog mooier! Op 9 juni verbreidde de spreekbuis van de Duitse regering, het nieuwsbureau Wolff, het bericht dat Liebknecht op grond van art. 89 van het Wetboek van Strafrecht zou zijn aangeklaagd.
Dat was een opzettelijke leugen. De regering bedroog op schaamteloze wijze de openbare mening!
Art. 89 van het Wetboek van Strafrecht kent als minimum straf gevangenis. De aanklacht tegen Liebknecht luidt in werkelijkheid art. 57 van het Militaire Wetboek van Strafrecht, en dit artikel stelt een minimum straf van 10 jaar tuchthuis!
Slechts in het gunstigste geval kan een vierde deel van deze straf, dat wil zeggen 2 1/2 jaar tuchthuis, worden toegestaan.
Liebknecht moet dus in elk geval tot een tuchthuisstraf veroordeeld worden, omdat daarmee ook het verlies van alle burger- en ererechten is verbonden, dus ook het verlies van zijn Rijks- en Landdagmandaat!
Dat is het doel van de hele gerechtelijke komedie! Het stuk vervalsing door het nieuwsbureau Wolff moet deze list in voorbereiding maskeren, het moet de openbare mening in binnen- en buitenland in slaap sussen, opdat de list onverwacht en in alle stilte kan plaats vinden!
Nu echter het summum van deze kuiperijen! Twee weken geleden heeft in Braunschweig een delegatie van het hoofdkwartier uit Hannover, met een kapitein aan het hoofd, de volgende toespraak gehouden in het ‘Comité voor Voedselvoorziening’:
‘Het is bekend aan het Opperbevel, dat het gist onder de arbeiders in Braunschweig en de onrust toeneemt. Wanneer men dit niet voorkomt dan zal er een algemene staking uitbreken en als aan een lont overspringen naar Hannover, Maagdenburg, Leipzig, Berlijn en andere steden. En dan is het uit met de oorlog! Dit ongeluk moet voorkomen worden! Voor dit doel moeten er in Braunschweig gaarkeukens worden ingericht om de arbeiders in toom te houden. Wanneer de stedelijke autoriteiten daarbij in gebreke blijven, dan zal het Opperbevel zelf ingrijpen. Het volk moet tot elke prijs gerustgesteld worden!’
Zo wil men flikflooien met de arbeiders, zo wil men hen zoals aan een hond een been toewerpen, opdat de gerechtelijke moord op Karl Liebknecht ongehinderd wordt uitgevoerd.
Arbeiders, Partijgenoten, Jullie Vrouwen van het Volk! Zullen jullie je door deze infame kuiperijen laten vangen? Zullen jullie de sluipmoord op jullie meest getrouwe leider dulden?!
Liebknecht streed voor ons allen. Hij heeft zich voor het proletariaat, voor het internationale socialisme opgeofferd. Hij heeft getoond dat men ook in Duitsland voor zijn socialistische overtuiging met zijn gehele menselijke persoonlijkheid instaat. Liebknecht is steeds bereid om de laatste druppel bloed te geven voor de bevrijding van de arbeidersklasse.
Zullen jullie hem nu rustig aan de wraak der kapitalisten, der jonkers, der Krupp clan, der militaire camarilla overlaten?
Arbeiders! De zaak van Liebknecht is jullie zaak. In Liebknecht wil men jullie treffen, jullie vermoorden en tot zwijgen brengen, opdat de volkerenmoord ongehinderd verder kan gaan. In Liebknecht moet de opstand van het Duitse proletariaat tegen de misdaad van de oorlog worden verpletterd. Zullen jullie dat dulden?
Néén, en duizendmaal néén!
Het zuivere plan tot justitiemoord achter de coulissen, in stille afzondering, moet te schande worden gezet! Verheft jullie stemmen! Toont dat er achter Liebknecht honderdduizenden, miljoenen staan, die net zo voelen en denken als hij. De beulen moeten het eens proberen Liebknecht tot het tuchthuis te veroordelen! Ze moeten het eens wagen! Het vonnis zal in het rijk en in de loopgraven zulk een echo verwekken dat de oorlogsmakers horen en zien zal vergaan!
Uit miljoenen kelen zal hen het devies van Liebknecht in de oren tuiten:
Weg met de oorlog!
Weg met de regering!
Illegaal pamflet van de Spartacusbond juni 1916.
Het ongelooflijke is dus geschied: de regering heeft het bestaan om het schandelijke vonnis tegen Liebknecht nog te verscherpen en aan de tuchthuisstraf ook nog de ontzegging van de ererechten, dat wil zeggen van die van het Rijksdag- en Landdagmandaat toe te voegen! De wraak is zoet, vooral wanneer zij zo gemakkelijk is, wanneer de tegenstander aan handen en voeten is geboeid en het duel vermomd als de komedie van een ‘rechtszitting’ achter gesloten deuren. Immers het is duidelijk: het vreeslijke vonnis is niet alleen ‘straf’ voor Liebknechts deelname aan de meidemonstratie, het is vergelding voor heel zijn optreden in Rijks- en Landdag, waar hij als enige in aller ogenschouw de bloedige klucht van de burchtvrede ontmaskerde, vergelding ook voor zijn houding in de arrestantencel en in de rechtszaal, waar de geknevelde weerstand bood aan zijn beulen, hen moreel bestrafte en als een eik vast en onwrikbaar stond in zijn geloof aan de revolutie en het internationale socialisme.
Nimmer zouden de machthebbers het echter hebben gedurfd zo’n schandelijk vonnis te vellen, waren zij niet sedert het uitbreken van de oorlog er aan gewend geraakt, dat Duitse sociaaldemocraten zich koest houden. Omdat zij de sociaaldemocratie sedert twee jaar als lijfwacht en handlanger van de regering beschouwden, stortten zij zich met briesende woede over hem, die rechtop bleef staan.
Want wat deed Liebknecht? Hij deed slechts wat de resoluties van de internationale congressen, wat het programma, de partijdagbesluiten, de principes, de tradities voor alle socialisten tot plicht maken. In de geest en in de zin van deze principes en resoluties handelde Liebknecht. Wanneer hetgeen hij deed ‘landverraad’ is, dan zouden alle Duitse afgevaardigden op de congressen en partijdagen, die vóór die resolutie stemden, de gehele partij die achteraf ook zichzelf hierdoor gebonden achtte, zich schuldig gemaakt hebben aan de voorbereiding, aanstichting, aanzetting tot landverraad. En toch durfden de Officieren van Justitie er in hun droom niet aan te denken om de sociaaldemocratie op grond van hun besluiten lastig te vallen. Tot 4 augustus 1914 was het voor vriend en vijand zonneklaar, dat de sociaaldemocratie zich met alle kracht tegen de oorlog keerde, dat zij onverbiddelijk tegen de voortzetting ervan stemde. Vandaag wordt Liebknecht voor de vervulling van deze vanzelfsprekende plicht in de gevangenis gegooid. Waarom? Uitsluitend en alleen omdat de officiële sociaaldemocratie de revolutionaire klassenstrijd heeft prijsgegeven, omdat zij veranderd is van een partij van de internationale proletarische klassenstrijd in een regeringspartij, in een voetveeg van de imperialistische klassenheerschappij.
Liebknechts tuchthuisvonnis is dus een kaïnsteken op het voorhoofd van de officiële Duitse sociaaldemocratie, een bezegeling van haar verraad aan de plichten van het internationale socialisme en de historische taken van het proletariaat.
Als offer van het bankroet der sociaaldemocratie in de oorlog belichaamt Liebknecht in het noodlot dat hem persoonlijk heeft getroffen, de lotgevallen van het Duitse proletariaat als klasse en neemt hij haar mee in zijn gevangeniscel. Liebknechts ‘landverraad’ bestaat daaruit, dat hij vocht voor de vrede. Maar de verdere lotgevallen van het Duitse en het internationale socialisme hangen af van de omstandigheid of het proletariaat erin zal slagen om de vrede te veroveren en te dicteren.
Het socialisme heeft zich bij het uitbreken van de wereldoorlog als historische factor uitgeschakeld. De oorlog bracht derhalve een geweldige versterking van de kapitalistische klassenheerschappij, van politieke en sociale reactie en van het militarisme. Hoe het na de oorlog zal zijn, welke toestanden en welke rol de arbeidersklasse te wachten staat, hangt geheel af van de wijze waarop de vrede tot stand komt. Is zij alleen maar het gevolg van een uiteindelijke uitputting over de gehele linie van de militaire machten of zelfs — wat het ergste zou zijn — van de militaire overwinning van één van de strijdende partijen, is de vrede met andere woorden een gevolg zonder dat het proletariaat er aan te pas is gekomen, bij volkomen rust in het inwendige staatsbestel, dan betekent zo’n vrede slechts de bezegeling van de nederlaag van het socialisme in de oorlog, een nederlaag van groot belang voor de wereldgeschiedenis. De meest radicale partijdag- en congresresoluties kunnen achteraf niet vervangen wat er op het juiste moment heeft ontbroken aan daden en handelingen. In dat geval blijft het imperialisme ook na de oorlog onbeperkt meester van de situatie en de sociaaldemocratie telt dan zowel in vrede als in oorlog niet meer mee als machtsfactor van het maatschappelijke leven. Na het bankroet van de 4e augustus 1914 is dus nu de tweede beslissende proef voor de historische roeping van de arbeidersklasse: Zal zij erin slagen om de oorlog, waarvan zij het uitbreken niet heeft kunnen verhinderen, te beëindigen, om de vrede niet uit de handen van de imperialistische bourgeoisie als het werk van ministeriële diplomatie te ontvangen, maar deze aan de bourgeoisie op te leggen, haar door strijd te veroveren?
Maar vechten voor de vrede betekent niet in de Rijksdag Bethmann Hollweg voor te houden, dat hij de verplichting zou hebben met Grey vredesonderhandelingen te beginnen. Vechten voor de vrede betekent niet onderdanige verzoekschriften aan de regering ondertekenen. Voor de vrede vechten, betekent ook niet om in door de politie toegestane vergaderingen te applaudisseren en de handen omhoog te steken voor vredesresoluties, en de volgende dag rustig verder te gaan met eigenhandig ammunitie voor de oorlog te maken, om het ‘uithoudingsvermogen’ te versterken en met hongerige magen de militaire dictatuur geduldig te verdragen.
Voor de vrede vechten betekent alle machtsmiddelen van de arbeidersklasse zonder consideratie te gebruiken, om zowel in het land als buiten aan het front de voortzetting van de volkerenmoord onmogelijk te maken, het betekent om net als Liebknecht voor geen offer en voor geen gevaar terug te deinzen, de burchtvrede te liquideren en de sabeldictatuur te lijf te gaan. Slechts wanneer zo’n vastbesloten massale strijd een einde aan de oorlog maakt, kan de vrede tot een nieuwe geweldige opbloei van het socialisme en tot de wedergeboorte van de Internationale als een levende macht leiden.
En slechts diezelfde vastbesloten strijd van de massa voor de vrede kan Liebknecht uit zijn cel bevrijden. Toen het Engelse volk in de zeventiende eeuw opstond voor de strijd voor de vrijheid, was zijn eerste stap de martelaren van de vrijheid te bevrijden. De duistere poorten van de Tower in Londen gingen open en het volk voerde onder gejuich zijn aanvoerders door de straten terwijl zij rozemarijn voor hun voeten wierpen.
Toen in Parijs de stormklokken der grote revolutie begonnen te luiden en deze het einde aankondigden van de feodale middeleeuwen in Europa, was de eerste geste van de volksmassa’s — de bestorming van de Bastille. Parijse vrouwen sloopten eigenhandig de gehate gevangenisburcht, waarin het Franse absolutisme de vrijheidshelden liet versmachten.
En ook in Rusland, toen de volksmassa in het jaar 1905 haar eerste overwinning over het tsaristische absolutisme en over de oorlog met Japan vierde, spoedde zij zich naar de gevangenispoorten en onder haar dwingende stormaanval spuwden de kerkers hun offers van de vele jaren uit.
Ook Liebknecht kan uit zijn gevangenis slechts door de massa van het Duitse proletariaat worden bevrijd, wanneer zij haar plicht, haar eer, daarmee haar ware macht heeft hervonden.
Liebknechts beulen weten goed met hoeveel liefde honderdduizenden in het land en in de loopgraven aan hem gehecht zijn. Juist voor deze arbeiders en soldaten wilde de militaire dictatuur tonen: ‘Wij achten nòch jullie droefheid nòch jullie woede, wij kunnen jullie alles bieden, niets zullen jullie wagen voor de bevrijding van Liebknecht, jullie bent en blijft kanonnenvoer!’
Het is nu aan de proletariërs in werkkleding en in uniform om het antwoord te geven.
Liebknecht riep, toen men hem in het Hoogste Krijgsgerecht op 23 juli het verzwaarde vonnis afkondigde, met trots opgeheven hoofd, en ik het herhaal het nogmaals:
Weg met de oorlog!
Weg met de regering!
Liebknechts ketenen zullen vallen wanneer de Duitse sociaaldemocratie het kaïnsteken van het verraad aan het internationale socialisme van het voorhoofd weg zal wissen, wanneer miljoenen mannen en vrouwen in het land en in de loopgraven de moed zullen vinden om net zo onbevreesd als Liebknecht de leuze aan te heffen:
Weg met de oorlog!
Weg met de regering!
Spartacusbrief Nr. 1,
20 september 1916
Proletariërs! Mannen en Vrouwen van de Arbeid! Kameraden!
In Duitsland heeft de revolutie zijn intree gedaan. De soldatenmassa’s, die vier jaar lang naar de slachtbank werden gedreven ter wille van kapitalistische winst, de arbeidersmassa, die vier jaar lang werd uitgezogen, uitgeperst, uitgehongerd — zij hebben zich verheven. Het vreselijke werktuig van onderdrukking: het Pruisische militarisme, deze gesel der mensheid, ligt gebroken ter aarde; de meest zichtbare vertegenwoordigers ervan en daarmee de meest zichtbare schuldigen aan deze oorlog, de keizer en de kroonprins, zijn het land uit gevlucht. Overal hebben zich arbeiders- en soldatenraden gevormd.
Proletariërs aller landen, wij zeggen niet dat in Duitsland alle macht werkelijk in de handen van het werkende volk komt, dat de volledige overwinning van de proletarische revolutie reeds is behaald. Nog zitten al die socialisten in de regering, die in augustus 1914 ons duurste goed, de Internationale, hebben prijsgegeven, die vier jaar lang de Duitse arbeidersklasse en de Internationale tegelijk hebben verraden.
Maar, Proletariërs aller landen, nu spreekt de Duitse proletariër zelf tot jullie. Wij geloven het recht te hebben om uit zijn naam voor jullie forum te treden. Wij hebben vanaf de eerste dag van deze oorlog ons best gedaan om onze internationale verplichtingen na te komen, doordat wij elke misdadige regering met alle kracht hebben bestreden en deze als de ware schuldigen van de oorlog hebben gebrandmerkt.
Nu, in dit uur zijn wij gerechtvaardigd voor de geschiedenis, voor de internationale en voor het Duitse proletariaat. De massa’s vallen ons geestdriftig bij, steeds wijdere kringen van het proletariaat nemen deel aan de kennis dat het uur van afrekening met de kapitalistische klassenheerschappij heeft geslagen.
Dit grootse werk kan echter niet alleen door het Duitse proletariaat worden volbracht, het kan slechts strijden en overwinnen, door een beroep te doen op de solidariteit van de proletariërs van de gehele wereld.
Kameraden der oorlogvoerende landen, wij kennen jullie situatie. Wij weten heel goed dat jullie regeringen, nu zij eenmaal de overwinning hebben behaald, vele lagen in de bevolking door de uiterlijke gloed van de overwinning verblinden. Wij weten, dat het hen zo gelukt om door het succes van de moord, de oorzaken en doelstellingen daarvan te doen vergeten.
Maar ook weten wij iets anders. Wij weten dat ook in jullie landen het proletariaat de meest gruwelijke offers aan vlees en goed heeft gebracht, dat het de gruwelijke slachting moe is, dat de proletariër nu naar huis terugkeert en thuis gebrek en ellende aantreft, terwijl er in de hand van een paar kapitalisten miljardenvermogens zijn opgehoopt. Hij heeft ingezien en zal verder inzien, dat de oorlog ook door jullie regeringen om de grote geldbuidel is gevoerd, dat jullie regering, toen zij sprak van ‘recht en beschaving’ en van ‘bescherming der kleine naties’ net zo goed de kapitaalwinsten meende als de onze toen zij sprak van ‘verdediging van het vaderland’; dat de vrede van ‘rechts’ en van de ‘Volkenbond’ uitloopt op dezelfde laaghartige roof als de vrede van Brest-Litovsk. Hier als daarginds dezelfde schaamteloze rooflust, dezelfde wil tot onderdrukking, dezelfde beslissing om de hardvochtige overmacht van het moordwapen tot het uiterste te benutten.
Het imperialisme van alle landen kent geen ‘goede verstandhouding’, het kent slechts één recht: de kapitaalwinst, slechts één taal: het zwaard, slechts één middel: het geweld. En wanneer het nu in alle landen, zowel bij jullie als bij ons, spreekt over ‘Volkenbond’, ‘Ontwapening’, ‘Recht van de kleine landen’, ‘Zelfbestemming der volkeren’, dan zijn dat slechts de gebruikelijke leugenachtige uitspraken der heersers, om de waakzaamheid van het proletariaat in slaap te wiegen.
Proletariërs aller landen! Deze oorlog moet de laatste zijn! Dat zijn wij verschuldigd aan de 12 miljoen vermoorde slachtoffers, aan onze kinderen en aan de mensheid.
Europa is door de verfoeilijke volkerenmoord geruïneerd. Twaalf miljoen lijken bedekken de gruwelijke plaatsen van de imperialistische misdaad. De bloei der jeugd en de beste mankracht der volkeren is neergemaaid. Ongetelde productiekrachten zijn vernietigd. De mensheid staat op het punt te verbloeden aan de meest ongehoorde aderlating in de wereldgeschiedenis.
Overwinnaar en overwonnene staan aan de rand van de afgrond. De mensheid wordt bedreigd door de vreselijkste hongersnood, door het vastlopen van het gehele productieapparaat, epidemieën en degeneratie.
De grote misdadigers van deze gruwelijke anarchie, van deze ontketende chaos: de heersende klassen, zijn niet in staat om hun eigen werk in toom te houden. Het roofdier, het kapitaal, dat de hel van de wereldoorlog heeft opgeroepen, is niet in staat deze weer uit te bannen, werkelijke orde te herstellen, de gekwelde mensheid brood en arbeid, vrede en cultuur, recht en vrijheid te waarborgen.
Dat wat door de heersende klassen als vrede en recht wordt voorbereid, is slechts een nieuw werk van het brute geweld, waaruit de hydra van de onderdrukking, van de haat en van nieuwe bloedige oorlogen haar duizend koppen opheft.
Het socialisme alleen is in staat om het grote werk van de duurzame vrede te volbrengen, de duizend bloedende wonden van de mensheid te helen, de weiden van Europa, die nu vertrapt zijn door de tocht van de apocalyptische oorlogsruiters, te veranderen in bloeiende tuinen, om op de plaats van de verwoeste productiekrachten tienvoudig nieuwe tevoorschijn te toveren, om alle fysieke en zedelijke energie van de mensheid tot nieuw leven te wekken en de haat en tweedracht te vervangen door broederlijke solidariteit, door eendracht en achting voor alles wat menselijk is.
Wanneer de vertegenwoordigers van het proletariaat aller landen elkaar de hand reiken om de vrede te maken, dan is de vrede in weinig uren gemaakt. Dan zijn er geen twistvragen meer zoals de linker Rijnoever, Mesopotamië, Egypte of de koloniën. Dan bestaat er slechts één volk: de werkende mensheid aller rassen en talen. Dan bestaat er slechts één recht: de gelijkheid van alle mensen. Dan bestaat er slechts één doel: welvaart en vooruitgang voor allen.
De mensheid staat voor het alternatief: op te lossen en onder te gaan in de kapitalistische anarchie of wel wedergeboorte door sociale revolutie. Het uur der beslissing heeft geslagen. Wanneer jullie gelooft aan het socialisme, dan is het nu de tijd om dit door daden te tonen. Wanneer jullie socialisten bent, dan gaat het er nu om te handelen.
Proletariërs aller landen, wanneer wij jullie nu oproepen tot de gemeenschappelijke strijd, dan gebeurt dit niet ter wille van de Duitse kapitalisten, die onder het merk ‘Duitse natie’ de gevolgen van eigen misdaad trachten te ontlopen; het gebeurt ter wille van ons en van jullie. Bedenkt: jullie triomfantelijke kapitalisten staan gereed, onze revolutie, welke zij evenzeer als de hunne vrezen, bloedig te onderdrukken. Jullie zelf bent door de ‘overwinning’ niet vrijer, jullie bent slechts nog meer slaaf geworden. Gelukt het om aan jullie heersende klassen, de proletarische revolutie in Duitsland net als in Rusland af te dwingen, dan zullen zij zich met verdubbelde kracht tegen jullie keren. Jullie kapitalisten hopen, dat de overwinning op ons, en op het revolutionaire Rusland, hen de macht zal verschaffen om jullie het vuur na aan de schenen te leggen en het duizendjarige rijk der uitbuiting boven het graf van het internationale socialisme op te richten.
Daarom kijkt het proletariaat van Duitsland in dit uur naar jullie uit. Duitsland is zwanger van de sociale revolutie, maar het socialisme kan slechts door het wereldproletariaat worden verwezenlijkt.
En wij roepen jullie daarom toe: Op ten strijde! Op tot handeling! De tijd van de lege manifesten, platonische revoluties en schallende woorden is voorbij: het uur van de daad heeft voor de Internationale geslagen. Wij roepen jullie op: Kiest overal Arbeiders- en Soldatenraden, die zich van de politieke macht meester maken en die samen met ons de vrede zullen maken.
Niet Lloyd George en Poincaré, niet Sonnino, Wilson en Erzberger of Scheidemann mogen de vrede sluiten. Onder het waaiend banier van de wereldrevolutie moet de vrede worden gesloten.
Proletariërs aller landen! Wij roepen jullie op om het werk van de socialistische bevrijding te voltrekken; om aan de geschonden wereld weer een menselijke gestalte te geven en om elk woord waar te maken, waarmee wij elkaar eertijds zo vaak begroetten en waarmee wij uit elkaar gingen:
De Internationale zal de mensheid zijn!
Leve de Wereldrevolutie van het Proletariaat!
Proletariërs aller Landen, verenigt U!
Uit naam van de Spartacusbond:
Karl Liebknecht, Rosa Luxemburg, Franz Mehring, Clara Zetkin.
Die Rote Fahne
25 november 1918.
18 november 1918
De revolutie is begonnen. Geen gejubel over het volbrachte, geen triomf over de verpletterde vijand is op zijn plaats, maar strengste zelfkritiek en ijzeren concentratie van de energie, om het begonnen werk door te zetten. Want het volbrachte is gering, en de vijand is niet verpletterd.
Wat is er bereikt? De monarchie is weggevaagd, de hoogste regeringsmacht is in handen van de Arbeiders- en Soldatenraden overgegaan. Maar de monarchie was nooit de eigenlijke vijand, deze was slechts façade, zij was het uithangbord van het imperialisme.
Niet de Hohenzoller heeft de wereldoorlog ontketend, de wereld aan alle kanten in brand gestoken en Duitsland aan de rand van de afgrond gebracht. De monarchie was zoals elke burgerlijke regering de zaakwaarneemster van de heersende klassen. De imperialistische bourgeoisie, de kapitalistische klassenheerschappij — dat is de misdadiger die voor de volkenmoord verantwoordelijk moet worden gemaakt. De afschaffing van de heerschappij van het kapitaal, de verwerkelijking van de socialistische maatschappijorde: dit en niets minder is het historische thema van de tegenwoordige revolutie. Een geweldig werk, dat niet in een handomdraai door een paar decreten van bovenaf volbracht kan worden, dat slechts door de eigen bewuste actie van de massa der arbeiders in stad en land in het leven kan worden geroepen, dat slechts door hoogste geestelijke rijpheid en onuitputtelijk idealisme der volksmassa’s door alle stormen veilig in de haven kan worden gebracht.
Uit het doel van de revolutie is de weg aangegeven, uit de taak volgt de methode. De gehele macht in handen van de werkende massa, in handen van de Arbeiders- en Soldatenraden, veiligstelling van het werk van de revolutie tegen haar op de loer liggende vijanden: dat is het richtsnoer voor alle maatregelen der revolutionaire regering.
Elke stap, elke daad van de regering zou als een kompas in deze richting moeten wijzen:
Uitbouw en herkiezing van de lokale Arbeiders- en Soldatenraden, opdat de eerste chaotische en impulsieve geste van haar ontstaan door een bewust proces vervangen wordt, waarbij zij met zichzelf in het reine komt over de doeleinden, de opgaven en de wegen van de revolutie; voortdurende presentie van deze vertegenwoordigers der massa en overdracht van de eigenlijke politieke macht uit het kleine comité van de Executieve Raad aan de bredere basis van de Arbeiders-en Soldatenraad.
Spoedigste bijeenroeping van het Rijksparlement der arbeiders en soldaten om de proletariërs van heel Duitsland als klasse, als compacte politieke macht te constitueren en deze macht achter het werk van de revolutie te stellen als schild en stootkracht.
Onverwijlde organisatie niet van de ‘boeren’, maar van de agrarische proletariërs en de kleine boeren, die als groep tot dusver nog buiten de revolutie staan. Vorming van een proletarische Rode Garde voor de onafgebroken bescherming van de revolutie en de opleiding van arbeidersmilities, om het gehele proletariaat te vormen tot een voortdurend gereedstaande wacht.
Uitbanning uit regering, justitie en leger van de overgenomen organen van de absolutistische militaire politiestaat.
Onmiddellijke confiscatie van de dynastieke vermogens en bezittingen, evenals van het grootgrondbezit als een voorlopige eerste maatregel ter verzekering van het levensonderhoud van de bevolking, omdat de hongersnood de gevaarlijke bondgenoot is van de contrarevolutie. Onmiddellijke bijeenroeping van het Wereldcongres van Arbeiders in Duitsland om het socialistische en internationale karakter van de revolutie scherp en helder te laten uitkomen; immers in de Internationale, in de Wereldrevolutie alleen is de toekomst van de Duitse revolutie verankerd.
Slechts de eerste meest noodzakelijke stappen hebben we hier opgesomd. Wat doet echter de huidige revolutionaire regering?
Zij laat de staat als bestuursorgaan van boven naar beneden rustig verder in handen van de steunpilaren van gisteren, van het absolutisme van de Hohenzollern en van de werktuigen van morgen van de contrarevolutie.
Zij roept de constituerende Nationale Vergadering bijeen, schept daarmee een burgerlijk tegenwicht voor de Arbeiders- en Soldatenvertegenwoordiging, schuift daarmee de revolutie op het spoor van een burgerlijke revolutie, verdoezelt de socialistische doeleinden van de revolutie;
zij doet niets om de nog voortbestaande macht van de kapitalistische klassenheerschappij te verpletteren;
zij doet alles om de bourgeoisie gerust te stellen, om de heiligheid van het eigendom te verkondigen, om de onaantastbaarheid van de kapitaalverhoudingen te verzekeren;
zij laat de bij iedere stap zich roerende contrarevolutie rustig begaan, zonder een appel aan de massa te doen, zonder het volk luid te waarschuwen.
Rust! Orde! Rust! Zo weerklinkt van alle kanten, in alle regeringsverklaringen, zo jubelt de echo uit alle burgerlijke lagen. Het getier tegen het spook van de ‘Anarchie’ en van het ‘Putschisme’, de bekende helse muziek van de bourgeois die bezorgd is om de brandkasten, eigendom en winst is de meest luide noot van de dag, en de revolutionaire Arbeiders- en Soldatenregering — duldt rustig deze algemene opmars voor de stormaanval tegen het socialisme, ja zij doet er in woord en daad aan mee.
Het facit van de eerste week van de revolutie heet: in de staat van de Hohenzollern heeft zich in wezen niets veranderd, de Arbeiders- en Soldatenregering fungeert als plaatsvervangster van de keizerlijke regering die bankroet is gegaan. Al haar doen en laten wordt beheerst door de vrees voor de arbeidersmassa. Voordat de revolutie nog kracht, dynamiek en vaart heeft verkregen wordt haar levenskracht: haar socialistisch en proletarisch karakter verloochend. Alles is in orde. De reactionaire staat van de beschaafde wereld wordt niet in 24 uur tot een revolutionaire volksstaat. Soldaten, die gisteren in Finland, Rusland, de Oekraïne, in de Oostzee als gendarmes van de reactie revolutionaire proletariërs vermoordden, en arbeiders, die dit rustig lieten gebeuren, zijn niet in 24 uur tot doelgerichte dragers van het socialisme geworden.
Het beeld van de Duitse revolutie beantwoordt aan de innerlijke rijpheid van de Duitse omstandigheden. Scheidemann-Ebert zijn de aangewezen regering van de Duitse revolutie in haar huidige stadium. En de onafhankelijken, die met Scheidemann-Ebert tezamen geloven socialisme te kunnen maken, die voor hen in de ‘vrijheid’ plechtig getuigen dat gemeenschappelijk met hen een ‘zuiver socialistische regering’ gevormd kan worden, kenmerken zichzelf als de aangewezen medeoprichters der firma in dit eerste provisorische stadium.
Maar de revoluties staan niet stil. Het is hun noodzakelijke opdracht om snel voorwaarts te gaan, om boven zichzelf uit te groeien. Het eerste stadium voert reeds door zijn innerlijke tegenstrijdigheden voorwaarts. De toestand is als begin begrijpelijk, als toestand op de lange duur onhoudbaar. Wil de contrarevolutie niet over de hele linie de overhand krijgen dan moeten de massa’s op hun hoede zijn.
Het begin is er. Het verdere verloop ligt niet in de hand van dwergen, die de loop der revolutie tegenhouden, spaken in het wiel van de wereldgeschiedenis steken. De dagorde van de wereldgeschiedenis luidt heden: verwerkelijking van het socialistische einddoel. De Duitse revolutie is in de baan van dit fonkelende gesternte terechtgekomen. Zij zal verder gaan, stap voor stap, door Sturm und Drang, door strijd en leed, door ramp en triomf verder naar het doel.
Zij moet!
Nr 3 van 18 november 1918
Die Rote Fahne
Afgelopen donderdag vond er in Berlijn in het Rijksdaggebouw een zitting plaats van de Soldatenraden. Het is daar stormachtig toegegaan: Een contrarevolutionaire kliek, die de dag tevoren was geformeerd, en zich achter Majoor Walz opstelde — Majoor Walz heeft zelf toegegeven dat hij deel heeft gehad aan de voorbereidingen van de revolutie om mededelingen aan het Opperbevel te kunnen verschaffen — trad vastberaden, in goede regie op en trachtte de revolutie met behulp van schreeuwlelijken dood te maken. Dat is niet gelukt. Na langdurige lawaaiscènes werd de vergadering ontbonden na de praktisch eensgezinde aanvaarding van een compromisvoorstel — wellicht het enige dat deze hele zitting compromitteert. Immers niets is natuurlijker, dan dat in tijden van revolutie de politieke opwinding en bewogenheid zich uit in luide vormen: mogen rode koppen dan niet het hoogste product van de politieke opvoeding van een volk zijn, zij zijn toch meer waard dan de halfgesloten oogleden van ‘de oude en vertrouwde partijgenoot’, die bij het voorlezen van de notulen door de voorzitter, de partijsecretaris, heerlijk in slaap dommelt.
Daarom hebben we niets gezegd tegen de opwinding en het wilde pathos van de massa’s: óók niet toen in het circus Busch bij die eerste plenaire zitting der Arbeiders- en Soldatenraden alle opwinding zich tegen ons keerde, toen de soldaten het geweer richtten op kameraad Liebknecht. Wij bestreden die lieden, wier afgezaagde demagogie de hemelbestormende wil van de massa’s in verkeerde banen stuurde; wij probeerden en proberen de massa’s een helder beeld van hun toestand en van hun doel te geven, alle geestdrift en Sturm und Drang aan hen over te laten, bij de enorme problemen die zij moeten oplossen. Wij blijven bij de uitspraak, dat men grote dingen slechts met geestdrift kan volvoeren.
De ‘Vorwärts’ dacht daar anders over. Daar zit ergens een redacteurtje achter zijn schrijfbureau en vraagt op de toon van een gezapige burger, hetgeen kenmerkend is voor allen die van paard verwisselen: ‘De hand op het hart! Geloven jullie dat een vergadering zoals die van gisteren geschikt en in staat is om over het lot van ons volk een beslissend woord te spreken?’
Na met deze retorische vraag over de vergadering het oordeel te hebben geveld, verzuimt de ‘Vorwärts’ niet om zijn oude kwakzalversmiddeltjes weer in herinnering te brengen. Dat is allereerst: Rust en Orde. Nadat alle gaven van deze roemruchte godinnen naar behoren zijn geprezen, volgt dan het tweede recept: politieke en parlementaire scholing.
We hebben de verheugende vruchten van de politieke en parlementaire scholing voor de arbeidersklasse reeds zo vaak beschreven dat we ze hier niet opnieuw zullen afschilderen: men lette op de ‘revolutionaire’ veroveringen van deze socialistische regering in drie weken revolutie, en men kijke naar de door de heer Friedrich Ebert, die zo ‘politiek en parlementair geschoold’ is, verrichte daden in zijn koehandel met Wilson. Dan heb je al genoeg van ‘politieke en parlementaire scholing’.
Maar de ‘Vorwärts’ heeft er niet genoeg van. Die ene vergadering van Soldatenraden in Berlijn, die zijn ‘politieke en parlementair geschoolde’ smaak niet zint, geeft aan dit blad de aanleiding, dit geval te generaliseren en daarop als volgt door te gaan:
‘Heeft men gebeurtenissen zoals die van gisteren meegemaakt, dan begrijpt men oprecht wat voor een inferieur volksbedrog de door narren geprezen Russische Sovjetregering is. Onze arbeiders en soldaten zijn — dat mag wel zonder nationale overdrijving worden uitgesproken — torenhoog verheven boven de Russen wat algemene ontwikkeling en politieke scholing betreft. Wanneer bij ons het systeem van de ‘Radengrondwet’ mislukt dan is dat het beste bewijs, dat dit systeem ook bij het meest ontwikkelde en intelligentste volk niet is door te voeren, omdat er juist een intrinsieke onmogelijkheid bestaat.’
Waarmee er dus, ‘zonder nationalistische overdrijving’, twee conclusies zijn getrokken:
ten eerste, dat de Duitse arbeiders en soldaten torenhoog verheven zijn boven de Russen wat hun algemene ontwikkeling en politieke scholing betreft;
ten tweede, dat het hele systeem niet is door te voeren, dat het lijdt aan een innerlijke onmogelijkheid, omdat nu eenmaal de ontwikkeling en de intelligentie van het meest ontwikkelde en intelligente volk hiervoor niet voldoende is, en dit alles leidt hem dan tot een derde conclusie: ‘Redding uit deze chaos brengt slechts de constituerende Nationale Vergadering.’
Een ding is bij dit alles zeker. Het Duitse volk heeft in doorsnee langer de school bezocht, heeft beter schrijven en rekenen geleerd dan het Russische. Daarnaast heeft het — d.i. één van de grondslagen voor de ‘politieke en parlementaire scholing’ — ook langer dan het Russische volk godsdienstonderwijs en vaderlandse geschiedenis genoten en het is daarna bij de hoge school ‘van de politiek-parlementaire scholing’, bij de Duitse Sociaaldemocratie in de leer gegaan.
Deze leermeester heeft het Duitse volk bevolen om de meest schaamteloze veroveringsoorlog ter wereld te beschouwen als een verdediging tegen een ‘smadelijke overval’; om de bedreigde bankkluizen der kapitalisten te verslijten voor ‘huis en hof’, de roof van België en Noord-Frankrijk voor ‘onze rechtvaardige zaak’ en de moord op hun proletarische broeders in Finland, in de Oekraïne, in Lijfland, Estland, in de Krim te beschouwen als een strijd voor ‘rust en orde’.
De hele betekenis van deze revolutie is het wilde optornen van de massa’s tegen deze resultaten van ‘parlementaire en politieke scholing’, zowel van de school als van de leermeesters, en reeds staat de ‘Vorwärts’ klaar om hen opnieuw naar de school te sturen van de ‘constituerende Nationale Vergadering’.
Zeker, dan kwamen ze allen weer terug, de ‘politiek en parlementair geschoolde’ heren, de Westarps, en de Erzbergers, de Stresemanns en de Groebers, de Payers en Haussmanns, alle erfgenamen van een door eeuwenlange, in de bourgeoisie eigengemaakte kunst om het volk te bedriegen. En met hen kwamen dan de Scheidemanns en de Eberts, David en Lensch die hen in alles na-apen. Allen zouden ze weer bij elkaar komen en hun beroep van volksbedrog voortzetten, zoals zij dat in de afgelopen vier oorlogsjaren met een gruwelijke virtuositeit hebben bedreven en dat eindigde op de bloedige slagvelden in Frankrijk en bij het eerste massaoptreden van de Duitse arbeiders en soldaten.
Met de streek die de ‘Vorwärts’ hier heeft geleverd, stelt dit blad zich waardig aan de zijde van zijn meester, Friedrich Ebert: Heeft deze getracht om de revolutie hand in hand met de heer Wilson door honger fysiek te doden, precies zo tracht de ‘Vorwärts’ haar geestelijk te vermoorden, namelijk door die ijzeren Tafel weer op te richten, die de burgerij en elke heersende klasse al duizenden jaren aan de onderdrukten hebben voorgehouden en waarop stond geschreven: ‘U bent niet rijp; U kunt het nimmer worden; een “innerlijke onmogelijkheid”; U heeft leiders nodig; die leiders zijn wij.’
Zij hebben zich nu gelukkig ontwikkeld voorbij de staatsfilosofie van de reactionairen uit alle tijden en landen, en dit schouwspel wordt er niet mooier op, wanneer deze zelfde ‘Vorwärts’, precies twaalf uur nadat het blad in een redactioneel artikel het geestelijke erfgoed van de massa’s ‘filosofisch’ tot een eeuwig verschijnsel heeft verklaard, in een demagogisch gekrakeel met een lid van het Uitvoerend Comité, een beroep doet op eer en geweten, omdat dit lid gezegd zou hebben dat ‘de massa’s nog niet rijp zijn’, en dat de ‘Vorwärts’, weer een dag later, aan diezelfde Soldatenraad een certificaat van rijpheid uitreikt, omdat er een besluit was genomen, dat paste in de kraam van de ‘Vorwärts’. De schaamteloosheid van de ‘Vorwärts’ wordt er door huichelarij niet beter op. Geen proletariaat ter wereld, ook het Duitse niet, kan de sporen van een duizendjarige slavernij van heden op morgen, de sporen van de boeien, welke de heren Scheidemann en consorten het hebben opgelegd, in een handomdraai van zich af te leggen. Evenmin als de politieke, bereikt de geestelijke gesteldheid van het proletariaat haar hoogste stand op de eerste dagen van de revolutie. Pas de revolutionaire strijd zal in elk opzicht het proletariaat tot volle rijpheid verheffen.
Het begin van de revolutie is het teken dat dit rijpingsproces begint. Het zal snel verder schrijden en de ‘Vorwärts’ heeft een goede maatstaf, waaraan zij kan toetsen of deze intrede tot volle rijpheid heeft plaatsgevonden. Op de dag waarop haar redacteuren, met de heren Scheidemann, Ebert, David en consorten, van hun zetels wegvliegen naar de plaats waar de Hohenzollerns of Ludendorffs zitten — op die dag is de volle rijpheid ingetreden.
Die Rote Fahne
Nr 18 van 3 december 1918
‘Orde heerst in Warschau’, deelde Minister Sebastiani in het jaar 1831 aan het Parijse parlement mee, toen de soldatenmeute van Paskievitsj, na de gruwelijke stormaanval op de voorstad Praga, de Poolse hoofdstad was binnengerukt en begon met het beulswerk op de opstandelingen.
‘Orde heerst in Berlijn!’ verkondigt de burgerlijke pers met veel triomf, verkondigen Ebert en Noske, verkondigen de officieren van de ‘zegevierende troepen’, die door het kleinburgerlijk gepeupel met doeken in de straten worden toegezwaaid, met hoera! worden toegejuicht. De roem en de eer van de Duitse wapens zijn voor de wereldgeschiedenis gered. De jammerlijk verslagenen van Vlaanderen en de Argonne hebben hun reputatie weer hersteld door de prachtige overwinning — over de 300 ‘Spartacisten’ in het blad ‘Vorwärts’. De tijden van de eerste roemrijke inval van Duitse troepen in België, de tijden van Generaal von Emmich, de overwinnaar van Luik, verbleken bij de daden van Reinhardt en zijn volgelingen in de straten van Berlijn. Neergestoken parlementariërs, die wilden onderhandelen over de overgave van de ‘Vorwärts’ en door de soldatenmeute van de regering met de geweerkolven dusdanig werden toegetakeld, dat de herkenning van hun lijken onmogelijk was, gevangenen die tegen de muur werden gezet en zodanig werden afgemaakt dat schedels en hersenen in het rond spatten: wie denkt er dan nog, bij het zien van zo roemrijke daden, aan de smadelijke nederlagen voor de Fransen, Engelsen en Amerikanen? ‘Spartacus’ heet de vijand en Berlijn de plaats, waar onze officieren weten te zegevieren. Noske, de ‘arbeider’, heet de generaal, die overwinningen weet te organiseren waar Ludendorff gefaald heeft.
Wie denkt daarbij niet aan de overwinningsroes van de meute van ‘de orde’ in Parijs, aan het bacchanaal van de bourgeoisie op de lijken van de strijders van de Commune, van diezelfde bourgeoisie, die even te voren zo erbarmelijk voor de Pruisen had gecapituleerd en de hoofdstad van het land had prijsgegeven aan de buitenlandse vijand, om zelf als de grootste lafaard de benen te nemen! Maar tegen slecht bewapende uitgehongerde Parijse proletariërs, tegen hun weerloze vrouwen en kinderen — hoe laaide toen weer de heldenmoed op van de bourgeoiszoontjes, van de ‘gouden jeugd’ en van de officieren! Hoe raasde toen de dapperheid van de zonen van Mars, die waren bezweken voor de buitenlandse vijand, in bestiale wreedheden op weerlozen, op gevangenen en op gevallenen!
‘Orde heerst in Warschau!’ — ‘Orde heerst in Parijs!’ — ‘Orde heerst in Berlijn!’ Zo lopen de berichten van de hoeders van ‘de orde’ elke halve eeuw van het ene centrum van de historische strijd in de wereld naar het andere. En de jubelende ‘overwinnaars’ merken niet dat een ‘orde’, die periodiek staande moet worden gehouden door bloedige slachtpartijen, onweerstaanbaar haar historisch lot, haar ondergang tegemoet gaat. Wat was deze laatste ‘Spartacus-week’ in Berlijn, wat heeft zij gebracht, wat leert zij ons? Nog midden in de strijd, midden in het triomfgehuil van de contrarevolutie moeten de revolutionaire proletariërs over het gebeurde rekenschap afleggen, de gebeurtenissen en hun resultaten meten aan de grote historische maatstaf. De revolutie heeft geen tijd te verliezen, zij stormt verder — over nog open graven, over ‘triomfen’ en ‘nederlagen’ — in de richting van haar grootse doeleinden. Haar richtlijnen, haar wegen bewust te volgen, dat is de eerste taak van de strijders voor het internationale socialisme. Was een definitieve overwinning van het revolutionaire proletariaat bij deze confrontatie, was de val van Ebert-Scheidemann en een oprichting van de socialistische dictatuur te verwachten? Stellig niet, wanneer men alle momenten rijpelijk in beraad neemt die voor deze vraag beslissend zijn. De achillespees van de revolutionaire zaak op dit ogenblik: de politieke onrijpheid van de soldatenmassa, die zich nog steeds door haar officieren laat misbruiken voor contrarevolutionaire doeleinden tegen het volk, is er alleen reeds het bewijs voor, dat een duurzame overwinning van de revolutie bij deze botsing niet mogelijk was. Anderzijds is deze onrijpheid van de militair zelf slechts een symptoom van de algemene onrijpheid van de Duitse revolutie.
Het platte land, waaruit procentueel een groot deel van de soldatenmassa afkomstig is, wordt evenals voorheen nog nauwelijks door de revolutie beroerd. Berlijn is tot dusver zo goed als geïsoleerd van het rijk. Wel staan de revolutionaire centra in de provincie — in het Rijnland, langs de kust, in Braunschweig, in Sachsen, in Würtemberg — met hart en ziel aan de kant van het Berlijnse proletariaat. Maar toch ontbreekt voorlopig nog de directe gelijke tred van de opmars, de directe coördinatie van de actie; dit zou het oprukken en de slagvaardigheid van de Berlijnse arbeiders onvergelijkelijk veel effectiever maken. Verder verkeren de economische veldslagen, de eigenlijke voortdurende vulkanische voedingsbronnen van de revolutionaire klassenstrijd, pas in het aanvangsstadium — dit wat betreft de diepere samenhang van die politieke onvolmaaktheden der revolutie.
Uit dit alles volgt dat er op dit ogenblik niet kan worden gerekend op een definitieve duurzame overwinning. Was derhalve de strijd van de laatste week een ‘fout’? Ja, wanneer het tenminste om een beoogde ‘opmars’, om een zogenaamde ‘putsch’ zou gaan! Wat was echter het uitgangspunt van de laatste week van strijd? Zoals tot dusver steeds het geval was, zowel op 6 december als op 24 december: een gewelddadige provocatie van de regering! Zoals eerder het bloedbad van weerloze demonstranten in de Chausséestraat en de steekpartij tegen de matrozen, zo was deze keer de aanslag op het Berlijnse hoofdbureau van politie de oorzaak van alle verdere gebeurtenissen. De revolutie opereert nu eenmaal niet uit eigen beweging op open terrein volgens een sluw door ‘strategen’ berekend plan. Haar tegenstanders hebben ook de initiatieven, ja zij ontplooien dit veel meer dan de revolutionairen zelf. Geconfronteerd met de brutale provocatie van de kant van Ebert-Scheidemann, waren de revolutionaire arbeiders gedwongen om naar de wapens te grijpen. Ja, het was een zaak van eer voor de revolutie om onmiddellijk de aanval met alle energie af te slaan, wilde de contrarevolutie niet aangewakkerd worden tot een verder oprukken, en de revolutionaire rijen van het proletariaat, het morele krediet der Duitse revolutie binnen de Internationale niet worden geschokt.
De onmiddellijke tegenstand ontstond ook spontaan en met een zo vanzelfsprekende energie vanuit de Berlijnse volksmassa, dat reeds terstond bij de eerste aanval de morele overwinning door de ‘straat’ werd behaald. Nu is het een intrinsieke wet van de revolutie, een wet van levensbelang, om nimmer bij een bereikte stap werkloos te blijven toezien, passief te blijven stilstaan. De beste afweer is een krachtige houw. Deze elementaire regel van elke strijd geldt pas goed voor alle stappen der revolutie. Het spreekt vanzelf en getuigt van gezond instinct, van de gezonde kracht van het Berlijnse proletariaat, dat het niet berustte in het opnieuw benoemen van Eichhorn in zijn ambt, dat het spontaan besloot tot het bezetten van andere machtsposities van de contrarevolutie: van de burgerlijke pers, van de officieuze nieuwsbureaus, van de ‘Vorwärts’. Al deze maatregelen ontsproten bij de massa uit het instinctieve inzicht dat de contrarevolutie van haar kant zich niet zou neerleggen bij de daar opgelopen nederlaag, maar het zou toeleggen op een algemene krachtmeting.
Ook hier staan wij voor een der grote historische wetten van de revolutie waartegen alle muggenzifterijen en betweterijen van zulke onbetekenende ‘revolutionairen’ van het slag van de USP stuk lopen, lieden die in elke strijd alleen maar onder allerlei voorwendselen ijveren voor de aftocht.
Zodra het grondprobleem van de revolutie duidelijk is gesteld — en in deze revolutie is dat de val van de regering Ebert-Scheidemann, de eerste hindernis voor de overwinning van het socialisme —, dan duikt dit grondprobleem telkens weer in heel zijn actualiteit op. In elke afzonderlijke episode van de strijd worden wij met de fataliteit van een natuurwet met dit probleem in zijn volle omvang geconfronteerd, ook al is de revolutie nog zo onvoorbereid op haar oplossing, al is de situatie nog zo onrijp. ‘Weg met Ebert-Scheidemann!’ — deze leuze duikt onvermijdelijk op in elke revolutionaire crisis, als de enige vruchtbare formule van alle partiële conflicten, en stuwt daardoor vanzelf, door haar innerlijke objectieve logica gedreven, of men het wil of niet, elke strijdepisode naar een hoogtepunt.
Uit deze tegenstelling tussen de toespitsing van de taak enerzijds en de niet aanwezige preliminaire voorwaarden tot haar oplossing anderzijds, in een beginstadium van de revolutionaire ontwikkeling, volgt dat de sporadische gevechten der revolutie formeel met een nederlaag eindigen. Maar de revolutie is de enige vorm van ‘oorlog’ — ook dit is haar bijzondere levenswet, waar de uiteindelijke overwinning slechts door een reeks van ‘nederlagen’ kan worden voorbereid! Wat toont ons de gehele geschiedenis van moderne revoluties en van het socialisme? Het eerste oplaaien van de klassenstrijd in Europa, nl. het oproer van de zijdewevers in Lyon, eindigde met een zware nederlaag. De Chartistenbeweging in Engeland — met een nederlaag. De opstand van het Parijse proletariaat in de junidagen van 1848 eindigde met een verpletterende nederlaag. De Parijse Commune eindigde met een vreselijke nederlaag. De gehele weg van het socialisme is — voorzover men kijkt naar revolutionaire veldslagen — met louter nederlagen bezaaid.
En toch voert deze zelfde geschiedenis stap voor stap zonder ophouden naar de uiteindelijke overwinning! Waar zouden wij heden staan zonder die ‘nederlagen’ waaruit wij historische ervaring, inzicht, kracht, idealisme hebben geput! Wij baseren ons vandaag, nu wij geheel zijn genaderd tot de laatste veldslag van de proletarische klassenstrijd, juist op die nederlagen, waarvan wij er niet één mogen missen, waarvan elk een deel is van onze kracht en van onze doelbewustheid.
Het gaat met revolutionaire strijd net andersom als met de parlementaire strijd. Wij hadden in Duitsland binnen vier decennia louter parlementaire ‘overwinningen’, wij gingen bepaald van de ene overwinning naar de andere. En het resultaat was bij de grote historische krachtmeting op 4 augustus 1914: een vernietigende politieke en morele nederlaag, een ongehoorde ineenstorting, een bankroet zonder voorbeeld. De revoluties hebben ons tot dusver alleen maar nederlagen gebracht, maar deze onvermijdelijke nederlagen zijn een gezamenlijke waarborg voor de toekomstige eindoverwinning.
Uiteraard onder één voorwaarde! De vraag rijst, onder welke omstandigheden de ondergane nederlaag heeft plaats gehad. Was zij het gevolg van het feit dat de voorwaarts stormende strijdlust van de massa’s stuk liep op de onvoldoende rijpheid van de historische voorwaarden, of werd revolutionaire actie zelf verlamd door halfslachtigheid, besluiteloosheid en interne zwakten?
Klassieke voorbeelden voor beide gevallen zijn enerzijds de Franse Februarirevolutie, anderzijds de Duitse Maartrevolutie. De heldhaftige actie van het Parijse proletariaat in het jaar 1848 is de levende bron geworden van de klassenenergie voor het gehele internationale proletariaat. De erbarmelijkheden van de Duitse Maartrevolutie hingen als een blok aan het been van de hele hedendaagse Duitse ontwikkeling. Zij bleven nawerken vanaf de bijzondere geschiedenis van de officiële Duitse sociaaldemocratie tot op de jongste gebeurtenissen van de Duitse revolutie — tot op de zojuist meegemaakte dramatische crisis.
In welk licht nu moet deze historische vraag, de nederlaag van deze zogenaamde Spartacus-week, bezien worden? Was het een nederlaag die voortsproot uit stormachtige revolutionaire energie en de ontoereikende rijpheid van de situatie óf wel uit zwakheid en halfslachtigheid van de actie?
Beide! Het gespleten karakter van deze crisis, de tegenstelling tussen het energieke, vastberaden, offensieve optreden van de Berlijnse massa en de besluiteloosheid, het aarzelen en de halfslachtigheid van de Berlijnse leiding is het bijzondere kenmerk van deze jongste episode.
De leiding heeft gefaald. Maar de leiding kan en moet opnieuw voortkomen door en uit de massa’s. De massa’s zijn het doorslaggevende element, zij zijn de rots, waarop de eindoverwinning van de revolutie wordt gebouwd. De massa’s waren op de hoogte, zij hebben deze ‘nederlaag’ gemaakt tot een keten van die historische nederlagen, die de trots en de kracht zijn van het internationale socialisme. En daarom zal uit deze ‘nederlaag’ de toekomstige overwinning opbloeien.
‘Orde heerst in Berlijn!’ Gij stompzinnige beulsknechten! Uw ‘orde’ is op zand gebouwd. De revolutie zal zich morgen reeds ‘met luide galm verheffen’ en tot Uw schrik onder bazuingeschal verkondigen:
Ik was, ik ben, ik zal zijn!
Die Rote Fahne
Nr 14, 14 januari 1919.