Geschreven: januari 1961
Bron: Links nr. 5, 21 januari 1961
Transcriptie: Valeer Vantyghem
Deze versie: spelling
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, oktober 2008
Laatste bewerking: 10 oktober 2008
Zie ook: § Bestaat er nog een arbeidersklasse? § De arbeiders onder het neo-kapitalisme |
Jarenlang is men in onze middens, en in alle groeperingen die voorstander zijn van klassensamenwerking en klassenverzoening, op de krukken van twee mythen voortgestrompeld: de mythe van de kleinburgerlijke arbeidersklasse, die zogezegd niet meer in staat zou zijn dezelfde actiemiddelen van weleer te gebruiken; de mythe van het zg. sociaal ‘kapitalisme’, dat in werkelijkheid helemaal geen kapitalisme meer zou zijn, maar een nieuwe vorm van maatschappij, gebaseerd op sociale vooruitgang en vertrouwelijke samenwerking tussen vakbonden en ondernemers, dankzij de democratische arbitrage van een staat die alleen maar de grondwettelijke vrijheden van alle burgers verdedigt en al lang geen klassenstaat meer zou zijn.
Die twee mythen heeft de grote staking als zeepbellen doen uiteen spatten. Voor de Belgische, voor de Europese arbeidersbeweging betekent zij een aansporing, terug aan te knopen bij de grote tradities van het strijdend socialisme. Terzelfder tijd bevestigt zij dat de terugkeer tot dit strijdend socialisme — waarvoor Links samen met La Gauche, sinds zijn oprichting heeft gestreden — zowel mogelijk als noodzakelijk is.
In de loop van de jongste vier weken heeft de grote burgerij van dit land aan de werkende klasse een praktische les in klassenstrijd gegeven, die alles overtreft wat we sinds de eerste wereldoorlog in ons land hebben beleefd. Deze les bewijst dat de kapitalistische klasse van dit land tegen de arbeidersklasse een verbeten, onverbiddelijke en meedogenloze klassenoorlog voert.
Wie ten overstaan van deze klassenoorlog niet bereid is de arbeidersklasse op haar beurt voor verbeten klassenstrijd te organiseren, maar haar in de waan laat dat het ‘sociaal kapitalisme’ de klassenstrijd naar de rommelzolder heeft verwezen, die ontwapent alleen zij eigen klasse, ten overstaan van de woedende klassenstrijd van haar tegenstander.
Onder de titel ‘Jongeren ontdekken de harde waarheid’, schreef Volksgazet op zaterdag 7 januari 1961, in haar editoriaal:
‘Sedert het conflict is uitgebarsten hebben zij (de jongeren EM), in het verloop van een paar weken gecondenseerd als het ware, de hele geschiedenis van de socialistische arbeidersbeweging opnieuw beleefd. Zij stellen vast hoe zoals in de jaren voor de eerste wereldoorlog ALLE machten zich tegen de werkende massa verenigen. De STAAT is er, met zijn gendarmes en zijn weder opgeroepen soldaten, met zijn prikkeldraadbarricades ; zijn waterkanonnen, zijn mitrailleurs, maar ook met zijn opeisingbevelen, zijn rechters die hun klassenhaat botvieren, zijn gevangenissen. Het Hof, de opgeschrikte liberale en katholieke partijen, het gerecht, zij vormen één front tegen “het werkvolk”, dat voor “krapuul” en “kanalje” wordt uitgescholden’.
Prachtig gezegd! Men moet er enkel de conclusie uit trekken die zich opdringt: een staat die naast het grootkapitaal, naast de hogere geestelijkheid, naast het klassengerecht, naast het hof zijn plaats inneemt in dit eenheidsfront tegen het werkende volk, is en blijft een klassenstaat, een burgerlijke staat, ‘zoals in de jaren voor de eerste wereldoorlog’. Ondanks het algemeen stemrecht — dat een machtig wapen is en blijft van de werkende klasse, dat wij onder geen voorwaarden bereid zijn op te offeren — is dit klassenkarakter van de staat niet veranderd!
In een interessant artikel, verschenen in De Nieuwe Gids van 13 januari 1961, heeft de h. Leo Fraeters, adjunct secretaris van het Algemeen Christelijk Vakverbond, onder de betekenisvolle titel ‘De regels van het spel’ geschreven dat de Belgische vakbeweging, zowel ACV als ABVV, zich tot nog toe aan volgende spelregels heeft gehouden: ‘De bestendige verbetering van de arbeids- en loonvoorwaarden in een regime dat zelf voortdurend dient te worden aangepast en verbeterd’, de zg. ‘vernieuwers’ (in werkelijkheid willen zij terugkeren tot opvattingen die nog ouder zijn dan die van Karl Marx!), verdedigen een stelling die op die van de h. Fraeters gelijkt. Zij komt ongeveer neer op het volgende: de Belgische staat heeft al dat klassengeweld tegen de werkende klasse enkel en alleen ontketend omdat de vakbonden (of de boeman Renard) zich niet meer aan de ‘regels van het spel’ hebben gehouden.
In de eerste plaats dient men daarop te antwoorden dat de socialistische vakbeweging en de socialistische partij zich nooit hebben verbonden hun strijd te beperken tot de ‘aanpassing en verbetering’ van het kapitalistisch regime. Zij hebben beiden tot vandaag de opheffing van dit regime en zijn vervanging door het democratisch socialisme, op hun vaandel geschreven.
In de tweede plaats bewijst de hele moderne geschiedenis van het kapitalisme, dat in dit regime een bestendige verbetering van de arbeid- en loonvoorwaarden onmogelijk is. Er zijn periodieke verbeteringen en periodieke pogingen van het Kapitaal, toegestane concessies terug te nemen. Heeft de h. Fraeters vergeten dat de hele herrie rond de ‘eenheidswet’ juist ontstond, omdat de regering met haar bestedingsbeperking de in het ‘sociaal pact’ van het begin van dit jaar gedane concessies meer dan neutraliseert, met een verlaging van de koopkracht die op 3-4 % van de totale loonsom kan worden geschat? Zal de h. Fraeters misschien die eigenaardige opvatting van het syndicalisme verdedigen dat de vakbeweging wel het recht heeft voor een ‘bestendige verbetering van arbeid- en loonvoorwaarden’ te strijden, maar dat hij haar het recht ontkent zich tegen maatregelen van sociale achteruitgang, van loonsverlaging of van vermindering van de koopkracht, met alle middelen, incluis staking, te verdedigen?
Zal de h. Fraeters dit ontkennen, nadat de heren De Saegher en Theo Lefèvre dit enige maanden geleden openlijk hebben toegegeven? Zal de h. Fraeters volgend citaat kunnen verloochenen dat uit zijn eigen christelijke werkerskrant De Volksmacht van 10 september stamt?
‘Er zijn in ons land vele drukkingsgroepen die zo oud zijn dat iedereen ze op de duur normaal is gaan vinden, en er haast niet meer over spreekt. Wij bedoelen, in de eerste plaats, de grote banken met de Socété Générale op kop, alsook het Verbond der Belgische Nijverheden. Er is in de laatste eeuw in België geen Eerste Minister aan het bewind gekomen, zonder eerst even contact te nemen met de twee vernoemde ‘drukkingsgroepen’. ’
Wij kunnen eraan toevoegen dat de Belgische regeringen niet alleen ‘contact’ moeten nemen met het grootkapitaal, maar telkens zij schuchtere pogingen ondernemen om een economische en financiële politiek te volgen die niet aan de wensen van de ‘drukkingsgroepen’ beantwoorden, met geweld gedwongen worden ervoor te buigen.
Moeten wij eraan herinneren, hoe de regering Poullet-Vandervelde ten val werd gebracht? Hoe de regering Van Zeeland in 1935 werd gedwongen, de frank te devalueren? Hoe de verschillende regeringen na 1944 werden verhinderd de steenkoolmijnen te saneren? Hoe men zelfs op de regering Eyskens, bij middel van kapitaalsvlucht, drukking heeft uitgeoefend, om maatregelen van sociale achteruitgang in de ‘eenheidswet’ te doen opnemen?
Durft de h. Fraeters misschien volgende ‘regels van het spel’ verdedigen: in de praktijk hebben de grootkapitalisten het recht, met hun economische macht bestendig drukking uit te oefenen op het Parlement, maar de vakbonden hebben de plicht, aan elke drukking op datzelfde Parlement bij middel van staking te verzaken? Wij dagen hem uit de stelling te verdedigen dat de vakbeweging eenzijdig aan haar drukking op de regering bij middel van staking moet verzaken, alvorens men het grootkapitaal onschadelijk heeft gemaakt. Want ons is niet bekend, dat voor, tijdens of na de staking, de regering, de CVP of het ACV in de praktijk maatregelen hebben genomen om te beletten dat de banken, de holdings, de VBN, het VEV, de grote ondernemingen, bestendige buitenparlementaire drukking op het Parlement uitoefenen, de wensen van de kiezers en de gekozenen bestendig naar hun egoïstische belangen verdraaien, vervormen of vervalsen!
Het pleidooi van de h. Fraeters ten gunste van mythische regels van het spel’ is dus een pleidooi ten gunsten van eenzijdige ontwapening van de arbeidersklasse in de klassenstrijd ten gunste van het grootkapitaal. Het is dus een daad van klassenstrijd, van klassenoorlog, — van klassenstrijd en klassenoorlog ten gunste van het grootkapitaal. Wat de leden van het ACV, wat oprechte christenen van zulk een interventie ten gunste van de woekeraars en ten nadele van de armen en de verdrukten, zullen denken, dat moet de h. Fraeters maar met zijn eigen geweten trachten in het reine te trekken...
De ‘spelregels’ zijn dus vervalst. De staat blijft dus een klassenstaat. Betekent dit, dat de socialistische arbeidersbeweging door dit vast te stellen bij ons ‘het regime van Chroesjtsjov’ wil invoeren? , zoals de h. Fraeters dit demagogisch beweert?
Wanneer wij beweren dat de ‘spelregels’ tegen de werkende klasse vervalst zijn, dan willen wij ze door betere spelregels vervangen. Wanneer wij vaststellen dat de ‘politieke democratie’ van bij ons geen echte democratie is, dan stippelen wij terzelfder tijd de maatregelen uit, om die democratie te vervolmaken. Zonder economische ontmachtiging van het grootkapitaal, zonder ontwrichting van de macht der holdings, zonder echte economische gelijkheid, geen echte politieke democratie. Structuurhervormingen zijn dus een eerste voorwaarde voor het scheppen van een ware democratie. Economische voorwaarden te scheppen die het aan de werkende klasse mogelijk maken, evenzo veel kranten te verspreiden als de grote kapitalistische trusts, evenzo veel invloed uit te oefenen op de openbare opinie als het grootkapitaal, zijn een andere voorwaarde voor het scheppen van een ware democratie.
Trouwens zelfs onder voorwaarden van echte democratie, van socialisatie van grote productie- en distributiemiddelen, willen wij aan de werkende klasse het recht laten, desnoods met staking op een voor haar ongunstig besluit van de Regering en de Staat te kunnen reageren. à propos: heeft de h. Kadar de arbeidersraden in Boedapest niet ontbonden, onder voorwendsel dat zij ... politieke agitatie en politieke stakingen hadden georganiseerd? Heeft de h. Ulbricht niet zojuist het recht op staking uit het Oost-Duitse arbeidsrecht geschrapt onder voorwendsel dat men ‘niet tegen zijn eigen democratische staat kan staken’? Bevindt zich de h. Fraeters hier in zeer vreemd gezelschap?
En welke stelling neemt hij in ten overstaan van de eis van La Libre Belgique, La Métropole en andere kranten om het recht tot staking in de openbare diensten (gans in Ulbrichts zin!) te beperken of op te heffen? Wat denkt hij van de sancties van de regering tegen de stakers in openbare diensten? Wij hebben indertijd de christelijke stakers van de Spaarkas tegen de sancties van Achille Van Acker verdedigd. Verdedigt de ‘zuivere’ syndicalist Fraeters vandaag onze stakers tegen de sancties van de heren Eyskens, Lefèvre, Harmel, Moureaux en P.W. Seghers?
Maar indien de mythe van het ‘mak’, ‘wijs’, ‘verstandig’, ‘verzoeningsgezind’ grootkapitaal vandaag verdwenen is onder de brutale charges van de gendarmerie, onder het geknal van traangasbommen, onder de meedogenloze broodroofpolitiek van talrijke ondernemers, onder de slagen van de geweerkolven die op weerloze mannen en vrouwen neerhagelden, onder het gemor en het geklaag van honderden gewonde en aangehouden makkers, onder het gekreun van de familie van onze vermoorde vriend Laurent Rodder, dan is ook de mythe van het ‘kleinburgerlijke’, ‘verdwenen’ proletariaat, zogezegd ‘opgelost’ in een vormloze massa van het ‘groot publiek’, onder invloed van een gestegen levensstandaard, in het niet opgegaan.
Men heeft de waarheid te lang verzwegen, maar tienduizenden arbeiders kunnen voor haar getuigen: de staking is niet ontketend door André Renard, maar door de arbeiders zelf! Hetgeen André Renard tot eer strekt, hetgeen hem tot het symbool van deze staking heeft gemaakt en hem een ereplaats geeft in de geschiedenis van de ontvoogding van onze werkende klasse, dat is alleen het feit dat hij, tegen alle ontketende hellehonden in, tegen de chargerende gendarmerie, de haatsproeiende radio, de tot razernijgebrachte burgerij, de schuimbekkende pennenknechten van het kapitaal, de moed heeft gehad zich aan de spits van de staking te stellen en haar leiding en organisatie te geven voor zover dit mogelijk was.
Want als men één groep voor die spontane staking verantwoordelijk kan maken, dan is het niet die van André Renard, maar wel de groep van de verblinde rechtse vakbondsleiders die op die fatale zitting van het Nationaal Comité van het ABVV van 16 december tegen de staking hebben gestemd.
Eén van hen heeft nog op zondag 18 december — jawel, twee dagen voor 20 december! — op het Congres van de BSP, beweerd, dat de arbeiders ‘niet wilden staken’. Drie dagen later volstond de actie van de sector ‘Gemeente en Provinciepersoneel’ van de ACOD om in talloze grote bedrijven van België van beneden een geweldige drukking te ontketenen en de grootste staking uit de 20ste eeuw in ons land te doen ontstaan.
Had men op 16 december Renards plan voor een geleidelijke mobilisatie, een referendum in alle bedrijven, en een algemene werkstaking in de tweede helft van januari aanvaard, dan ware het waarschijnlijk niet tot die spontane uitbarsting gekomen, dan ware de staking in januari onmiddellijk een werkelijke algemene staking geworden, indien de burgerij al niet vroeger door de knieën was gegaan. Maar onze rechtse ‘pompiers’, die de strijdwil van de arbeiders een ware kaakslag hadden gegeven, hebben die geweldige spontane uitbarsting geprovoceerd.
De feiten hebben het dus bewezen: niet de ontembare massa van onze werkende klasse, die als leeuwen hebben gevochten, maar een gedeelte van de vakbondsleiding, mist de nodige strijdvaardigheid om het syndicalisme in ons land aldus tot doorbraak te helpen. Daaruit moeten wij allen de nodige lessen trekken.
Indien de grootse staking, niet onmiddellijk het resultaat heeft opgeleverd betreffende de christelijke arbeiders, zo is dit hoofdzakelijk te wijten aan de aarzeling en de ondoelmatigheid van de houding van talrijke vakbondsleiders van het ABVV in Vlaanderen en in het Brusselse. Maar er is één Vlaams Gewest waar de staking terzelfder tijd werd uitgebreid met Wallonië: het gewest Gent. Daar heeft het ABVV meerdere duizenden leden op het ACV gewonnen en dit in twee weken tijd! Het zal niet lang duren of we krijgen vergelijkende berichten uit de grote bedrijven van het Antwerpse als Cockerill Hoboken of Bell Telephone
Voor diegenen die zich kunnen vrij maken van de invloed van het betaald geschrijf van burgerlijke kranten, voor diegenen die de eenheid met de christelijke arbeiders en bedienden belangrijker achten dan met de katholieke advocaten en patroons, is dit een veeg teken. Een strijdvaardige arbeidersbeweging, die het geweldige energiepotentieel van onze klasse en kritische energie weet om te zetten, zal zowel de eenheid van actie met de christelijke werkmakkers als de doelmatige strijd tegen het grootkapitaal, voor structuurhervormingen, in betrekkelijk korte tijd kunnen verwezenlijken.
En men kan geen beter eresaluut brengen aan de duizenden en duizenden naamloze kameraden die zich in de jongste weken waardig hebben getoond aan onze pioniers en aan de beste strijders uit het roemrijke verleden van de Europese arbeidersbeweging, door te vechten voor wat zij met alle macht hebben trachten te bereiken: een linkse koers in onze arbeidersbeweging die ons een beslissende stap vooruit brengt naar de bevrijding van de arbeid, naar en socialistisch België.