Qr-MIA
       
Leest u dit met een smartphone?
Met (enkele) smartphones moet u zelf uitmaken welke modus voor u geschikt is


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:

Diagnose van onze tijd

1. De betekenis van de nieuwe sociale technieken

Laten wij de houding aannemen van een dokter die een wetenschappelijke diagnose tracht te stellen van een ziekte waaraan wij allen lijden. Er bestaat geen twijfel over dat onze maatschappij ziek geworden is. Wat is de kwaal en wat zou het geneesmiddel kunnen zijn? Als ik de situatie in één enkele zin zou moeten samenvatten, zou ik zeggen: wij leven in een tijdperk van overgang van laissez-faire[1] naar een planmatige maatschappij. De planmatige maatschappij, die zal komen, kan een van de volgende twee vormen aannemen: zij zal beheerst worden of door een minderheid in de vorm van een dictatuur, of door een nieuwe regeringsvorm die, ondanks zijn vergrote macht, toch democratisch zal worden gecontroleerd.

Als die diagnose juist is, varen wij allen in hetzelfde schuitje, Duitsland, Rusland, Italië zowel als Engeland, Frankrijk en de USA. Hoewel in vele opzichten nog verschillend, bewegen wij ons toch allen in dezelfde richting naar een soort van planmatige maatschappij en de vraag is, of het een goed soort van planning zal worden of een slecht soort; want planning met dictatuur of planning op basis van een democratische controle zal te voorschijn komen. Maar een diagnose is geen profetie. De waarde van een diagnose bestaat niet hoofdzakelijk in de voorspelling als zodanig, maar in de reden, die men kan opgeven voor zijn beweringen. De waarde van een diagnose bestaat hierin, dat zij die factoren scherp analyseert die de loop van de gebeurtenissen schijnen te bepalen. De belangrijkste veranderingen, waarvan wij momenteel getuigen zijn, kunnen uiteindelijk worden teruggebracht op het feit dat wij in een massamaatschappij leven. De massa kan niet meer bestuurd worden zonder een serie van uitvindingen en verbeteringen op het gebied van de economische, politieke en sociale technieken. Onder “sociale technieken”[2] versta ik al die methoden die ten doel hebben de menselijke gedragingen te beïnvloeden en die, geplaatst in de handen van de regering, een bijzonder krachtig middel zijn ter beheersing van het sociale leven.

Nu is het belangrijkste punt van deze verbeterde sociale technieken niet alleen dat zij buitengewoon efficiënt zijn, maar vooral, dat deze zelfde efficiency de kansen voor een minderheidsregering vergroot. Om te beginnen maakt de nieuwe militaire techniek een veel grotere concentratie van macht in de handen van weinigen mogelijk dan de techniek van welke voorafgaande periode dan ook. Terwijl de legers van de achttiende en negentiende eeuw waren uitgerust met geweren en kanonnen, werken onze legers met bommen, vliegtuigen, gas en gemechaniseerde eenheden. Een man met een geweer bedreigt slechts een paar mensen, maar een man met een bom kan er duizend bedreigen. Dat betekent, dat in onze tijd de verandering in de militaire techniek zeer veel bijdraagt tot de kansen van een minderheidsregering.

Dezelfde concentratie heeft plaatsgevonden op het gebied van regeren en besturen. Telefoon, telegraaf, radio, spoorwegen, auto’s en niet te vergeten het wetenschappelijke bedrijfsbeheer van elke grote onderneming, zij alle vergemakkelijken gecentraliseerde regering en bestuur. Eenzelfde concentratie kan worden opgemerkt in de middelen waarmee de openbare mening gevormd wordt. De gemechaniseerde massaproductie van ideeën door de pers en de radio werkt in deze richting. Voeg hierbij de mogelijkheid om de scholen en het gehele gebied van de opvoeding van één enkel centrum uit te beheersen en u zult beseffen dat de recente overgang van democratische regeringen in totalitaire systemen hier ook niet zozeer te danken is aan de veranderingen in de ideeën van de mensen als wel aan de veranderingen in de sociale techniek.

De nieuwe wetenschap van de menselijke gedragingen (human behaviour) verschaft de regering een kennis van de menselijke geest, die of kan worden aangewend in de richting van grotere efficiency, of kan worden tot een instrument dat afgestemd is op de emoties van de massa’s. De ontwikkeling van de sociale diensten, vooral die van maatschappelijk werk, maakt de uitoefening van een invloed mogelijk, die tot ons privéleven doordringt. Er bestaat dus nu een mogelijkheid om psychologische processen, die vroeger werden beschouwd als zuiver persoonlijk, te onderwerpen aan een publieke controle.

De reden waarom ik zo’n nadruk leg op deze sociale technieken is, dat zij de richting beperken waarin de moderne maatschappij zich nog enigszins kan ontwikkelen. De aard van deze sociale technieken is zelfs van fundamenteler belang voor de maatschappij dan de economische structuur of de sociale klassenindeling van een bepaalde orde. Met behulp van hen kan men de werking van het economisch systeem belemmeren of omvormen en sociale klassen vernietigen en vervangen door andere.

Ik noem ze technieken, omdat zij, zoals alle andere technieken, op zichzelf noch goed noch slecht zijn. Alles hangt af van het gebruik dat er van gemaakt wordt door de menselijke wil. Het meest belangrijke feit t.o.v. deze moderne technieken is, dat zij centralisatie bevorderen en als gevolg daarvan minderheidsregering en dictatuur. Wanneer men bommen, vliegtuigen en een gemechaniseerd leger tot zijn beschikking heeft, telefoon, telegraaf en radio als communicatiemiddelen, de techniek van een grote industrie en een hiërarchische, bureaucratische machine om goederen te produceren en te distribueren en menselijke zaken te leiden, dan kunnen de belangrijke beslissingen genomen worden van sleutelposities uit. De geleidelijk ontstane sleutelposities in de moderne maatschappij hebben planning niet alleen mogelijk, maar onvermijdelijk gemaakt. Processen en gebeurtenissen zijn niet langer het resultaat van de natuurlijke betrekkingen tussen zelfgenoegzame eenheden. Individuen en hun kleine ondernemingen komen niet langer tot een evenwicht door concurrentie en wederzijdse aanpassing. In de verschillende takken van het sociale en economische leven zijn gigantische combinaties ontstaan, complexe sociale eenheden, die te star zijn om zichzelf te reorganiseren en daarom van het centrum uit moeten worden bestuurd.

De, in vele opzichten, grotere efficiency van totalitaire staten is, zoals men gewoonlijk denkt, niet alleen het gevolg van hun efficiëntere en brutalere propaganda, maar ook van het feit, dat men zich onmiddellijk realiseerde dat een massamaatschappij niet geregeerd kan worden door de eenvoudige technieken die pasten in het tijdperk van de handwerker. Het afschuwwekkende van hun efficiency bestaat hierin, dat zij door coördinatie van al deze middelen het grootste deel van de bevolking knechten en een geloof, ideaal en gedrag voorschrijven die niet overeenstemmen met de werkelijke aard van de burger.

In deze beschrijving van de concentratie van de sociale technieken heb ik bewust gewezen op veranderingen die de wezenlijke structuur van de moderne maatschappij karakteriseren. Dat betekent, dat, indien de belangrijkste reden voor wat in Duitsland, Italië, Rusland en andere totalitaire landen geschiedde, gezocht moet worden in de veranderde aard van de sociale technieken, het slechts een kwestie van tijd en gelegenheid is, of de een of andere groep in de tot dusver democratische landen zal eveneens van hen gebruik gaan maken. In dit verband gezien zal een catastrofe, zoals een oorlog, plotselinge depressie, sterke inflatie of groeiende werkloosheid, die buitengewone maatregelen noodzakelijk maken (d.w.z. concentratie van de maximale macht in de handen van de een of andere regering), dit proces noodzakelijkerwijze versnellen.

Zelfs vóór het uitbreken van de oorlog veroorzaakten de bestaande totalitaire staten een dergelijke politieke spanning, dat de democratische landen genoodzaakt werden maatregelen te nemen, die dikwijls sterk overeenstemden met maatregelen, die in de totalitaire staten door revolutie van kracht waren geworden. Het spreekt vanzelf dat de tendenties tot concentratie sterk toenemen in een oorlog, waarbij conscriptie en de coördinatie van het gehele economische leven noodzakelijk worden.

Na deze korte beschrijving van de sociale technieken zou u met recht kunnen zeggen: “Wat een somber perspectief! Is daarvoor geen geneesmiddel te vinden? Zijn wij eenvoudig de slachtoffers van een blind proces, dat sterker is dan wij allen?” Geen diagnose is compleet, tenzij zij aanwijzingen geeft voor de een of andere therapie. Het heeft alleen zin de maatschappij te bestuderen zoals zij is, indien wij in staat zijn die stappen aan te geven, die, als zij tijdig worden genomen, de maatschappij kunnen veranderen in wat zij zou behoren te zijn. Gelukkig openbaart ons een verdere poging om tot een diagnose te komen enige aspecten van de situatie, die ons niet alleen bevrijden van ons beklemmende gevoel, maar zelfs een dringend beroep op ons doen om te handelen.

2. De derde manier: een militante democratie

Wat ik tot dusver heb beschreven zijn sociale technieken. Zoals alle technieken zijn zij in zichzelf noch goed, noch slecht. Alles hangt af van het gebruik, dat van hen gemaakt wordt door de menselijke wil en intelligentie. Als zij aan zichzelf worden overgelaten en zich zonder controle ongehinderd ontwikkelen, leiden zij tot dictatuur. Als zij dienstbaar worden gemaakt aan een goed doel en voortdurend in toom worden gehouden, als zij de mens niet beheersen, maar door de mens worden beheerst, behoren zij tot de schitterendste prestaties van de mensheid. Maar wij zullen slechts de loop van de gebeurtenissen kunnen keren en het lot van Duitsland, Italië en Rusland kunnen ontgaan, indien wij waakzaam zijn en onze kennis en ons oordeel ten goede aanwenden. Het laissez-faire principe zal ons geen stap verder brengen. Wij zullen de komende gebeurtenissen op het niveau van het bewuste denken, in de vorm van concrete kennis omtrent de maatschappij, onder de ogen moeten zien. Een dergelijke analyse zal moeten beginnen met enige voorafgaande ophelderingen, die ons wellicht kunnen helpen bij het bepalen van onze politiek. In de eerste plaats: niet alle planning is slecht. We zullen moeten onderscheiden tussen planning voor eenvormigheid en planning voor vrijheid en verscheidenheid. In beide gevallen speelt coördinatie een grote rol (d.w.z. coördinatie van de middelen van de sociale technieken zoals opvoeding, propaganda, bestuur, etc.); maar er bestaat een verschil tussen coördinatie in de geest van monotonie en coördinatie in de geest van variatie. De dirigent van een orkest coördineert de verschillende instrumenten en het hangt van hem af, of door deze coördinatie een gevarieerde maar harmonische klankenmassa ontstaat, of een monotone, die nooit een harmonie kan vormen. De ganzenpas-coördinatie van de dictators is de meest primitieve misvatting van coördinatie. Werkelijke coördinatie in de sociale sfeer betekent slechts een economischer en doelbewuster gebruik van de tot onze beschikking staande sociale technieken. Hoe meer wij nadenken over de beste vormen van planning, hoe meer wij tot de conclusie komen dat men zich in de meest belangrijke levenssferen met opzet moet onthouden van planning en dat de spontaneïteit beter gelegenheid kan worden gegeven zich te uiten, dan dat zij wordt verstikt door een overdreven leiding van bovenaf. Men kan een tijdschema opstellen voor een kostschool en besluiten dat op bepaalde uren de leerlingen geheel vrij moeten worden gelaten – toch is dat dan planning, als men maar meester is van de gehele situatie en beslist dat men zich met bepaalde levenssferen niet moet bemoeien. Dit soort van welbewuste onthouding van inmenging verschilt radicaal van de doelloze niet-inmenging van de laissez-faire maatschappij. Ofschoon het nogal duidelijk schijnt, dat planning niet noodzakelijk ganzenpas-coördinatie betekent, was het toch de bureaucratische en militaristische geest van de totalitaire staten die een juist begrip van deze betekenis van planning in de weg stond.

Er is een eenvoudige reden waarom een grote maatschappij op den duur niet kan blijven bestaan, indien zij slechts eenvormigheid kweekt. De Franse socioloog Durkheim wees er het eerst op in zijn boek De arbeidsverdeling in de maatschappij,[3] dat slechts zeer eenvoudige samenlevingen, zoals die van primitieve volken, kunnen functioneren op basis van homogeniteit en eenvormigheid. Hoe complexer de sociale arbeidsverdeling wordt, hoe meer gedifferentieerde typen zij vereist. De integratie en eenheid van een grote maatschappij worden niet bereikt door een uniform gedrag, maar door de wederzijdse aanvulling van verschillende functies.

In een sterk geïndustrialiseerde maatschappij blijven de mensen bij elkaar, omdat de boer de industriële arbeider, de wetenschapsman, de opvoeder nodig heeft en omgekeerd. Behalve deze beroepsmatige differentiatie is er individuele differentiatie nodig voor het ontstaan van uitvindingen en een doelmatige beheersing van de nieuwe ontwikkelingen. Dit alles bevestigt slechts onze bewering dat de bureaucratische en militaristische idee van planning vervangen moet worden door de nieuwe idee van planning voor vrijheid.

Een andere noodzakelijke opheldering is, dat planning niet gebaseerd behoeft te zijn op dictatuur. Coördinatie en planning kunnen uitgevoerd worden op basis van het democratische advies. Er is niets dat de parlementaire machinerie verhindert de noodzakelijke controle in een planmatige maatschappij uit te oefenen.

Maar het is niet alleen het abstracte principe van de democratie, dat gered, zowel als in een nieuwe vorm gegoten moet worden. Aan de groeiende eis voor sociale rechtvaardigheid moet worden voldaan, indien we het functioneren van de nieuwe sociale orde willen garanderen. De werking van het huidige economische systeem heeft de tendentie om, als zij aan zichzelf wordt overgelaten, in de kortst mogelijke tijd de inkomens- en vermogensverschillen tussen de verschillende klassen dusdanig te vergroten, dat hierdoor ontevredenheid en voortdurende sociale spanning moeten ontstaan. Maar daar de functionering van de democratie in wezen gebaseerd is op democratische toestemming, is het principe van de sociale rechtvaardigheid niet alleen een ethische kwestie, maar ook een voorwaarde voor het functioneren van het democratische systeem zelf. Redelijke verschillen in inkomen en vermogen kunnen, om de noodzakelijke prikkel tot inspanning te geven, gehandhaafd blijven, zolang zij niet in conflict komen met de voornaamste elementen van de planning en niet dusdanig uitgroeien dat zij de samenwerking tussen de verschillende klassen verhinderen.

Dit streven naar grotere rechtvaardigheid heeft het voordeel dat het zijn doel kan bereiken met de bestaande hervormingsmiddelen zoals belastingen, controle op de investeringen, publieke werken en door een radicale uitbreiding van de sociale diensten; revolutionair ingrijpen, dat onmiddellijk tot dictatuur zou leiden, is hiervoor niet nodig. De verandering, die door hervorming tot stand gebracht wordt in plaats van door revolutie, heeft ook het voordeel dat zij kan rekenen op de hulp van de vroegere leidende democratische groepen. Als een nieuw systeem begint met de uitroeiing van de oude leidende groepen van de maatschappij, vernietigt het daarmee tegelijkertijd al de traditionele waarden van de Europese cultuur.

Niets ontziende aanvallen op de liberale en conservatieve intelligentsia en de vervolging van de Kerken leiden tot de vernietiging van de laatste overblijfselen van christendom en humanisme en doen alle pogingen om de wereldvrede te brengen te niet. Als de nieuwe maatschappij wil blijven bestaan en als zij zich de pogingen, die de mensheid tot dusver heeft ondernomen waardig wil tonen, dan moet het nieuwe leiderschap met het oude worden vermengd. Tezamen kunnen zij de waardevolle elementen van de tradities helpen verjongen, ze daarbij voortzettend in de geest van de scheppende evolutie.

Maar het is duidelijk, dat de nieuwe sociale orde niet eenvoudig maar tot stand kan komen door een bekwamer en menselijker hantering van de sociale technieken de leiding van de geest, die meer is dan een systeem voor het oplossen van technische vraagstukken, is onontbeerlijk. Het systeem van het laissez-faire liberalisme kon de uiteindelijke beslissingen overlaten aan het wonder van de automatisch tot een evenwicht komende krachten van het economische en sociale leven. Het tijdperk van het liberalisme werd daarom gekenmerkt door een veelvuldigheid van doeleinden en waarden en een neutrale houding ten opzichte van de voornaamste levensproblemen.

Het laissez-faire liberalisme vergiste zich door te denken dat zijn neutraliteit tolerantie betekende. Toch betekent noch democratische verdraagzaamheid noch wetenschappelijke objectiviteit, dat wij voor datgene, wat wij geloven waar te zijn, niet zouden mogen strijden, of dat wij de discussie over de uiteindelijke waarden en doeleinden van het leven zouden moeten vermijden. De betekenis van verdraagzaamheid is, dat iedereen een eerlijke kans krijgt zijn zaak naar voren te brengen, maar niet, dat niemand vurig in zijn zaak zou mogen geloven. Deze neutraliteitshouding ging in onze moderne democratie zover, dat wij, enkel uit een soort gevoel van sportiviteit, ophielden in onze eigen doeleinden te geloven; wij geloofden niet langer dat vreedzame aanpassing wenselijk was, dat de vrijheid moest worden gered en de democratische controle moest worden gehandhaafd.

Onze democratie moet een militante democratie worden, als zij wil blijven bestaan. Natuurlijk bestaat er een fundamenteel verschil tussen de vechtlust van dictators, die een totaal systeem van waarden en een sociale organisatie als een dwangbuis aan hun burgers willen opleggen, en een militante democratie, die slechts strijdbaar wordt voor de verdediging van de als rechtvaardig aangenomen procedure van sociale verandering en van die fundamentele deugden en waarden, zoals broederliefde, wederzijdse hulp, fatsoenlijkheid, sociale rechtvaardigheid, vrijheid, respect voor de persoonlijkheid, enz., die de basis vormen voor het vreedzame functioneren van een sociale orde. De nieuwe strijdbare democratie zal daarom een nieuwe houding ten opzichte van deze waarden moeten aannemen. Zij zal verschillen van het relativistische laissez-faire van de voorafgaande periode, daar zij de moed zal hebben het over sommige fundamentele waarden eens te worden, die iedereen kan aanvaarden, die deel heeft aan de tradities van de Westerse beschaving.

De bestrijding van het nazisysteem heeft ons, meer dan wat ook, van het feit bewust gemaakt, dat de democratieën een aantal fundamentele waarden gemeen hebben, die overgeërfd zijn van de klassieke oudheid en vooral van het christendom en dat het niet te moeilijk is ze te formuleren en het er over eens te worden. Maar de strijdbare democratie zal van het liberalisme het geloof aanvaarden, dat het in een sterk gedifferentieerde moderne maatschappij – afgezien van die fundamentele waarden, waarover democratische overeenstemming noodzakelijk is – beter is de meer gecompliceerde waarden over te laten aan geloof, individuele keuze of vrij experimenteren. De synthese van deze twee principes zal worden gereflecteerd in ons opvoedingssysteem voor zover de fundamentele waarden, waar men het over eens is, het kind zullen worden bijgebracht met al de tot onze beschikking staande opvoedingsmethoden.

Maar met de meer complexe problemen zullen wij ons niet bemoeien om ons te vrijwaren van de slechte gevolgen van fanatisme.

De voornaamste problemen van onze tijd kunnen worden uitgedrukt in de volgende vragen. Is een planning mogelijk, die gebaseerd is op coördinatie, maar die toch ruimte openlaat voor vrijheid? Kan de nieuwe vorm van planning zich welbewust onthouden van inmenging, behalve in gevallen, waar vrije aanpassing niet heeft geleid tot harmonie, maar tot conflict en chaos? Bestaat er een vorm van planning, die zich beweegt in de richting van sociale rechtvaardigheid, daarbij geleidelijk de groeiende wanverhoudingen in inkomen en vermogen tussen de verschillende lagen van de natie eliminerend? Bestaat er een mogelijkheid om onze neutrale democratie in een militante democratie te veranderen? Kunnen wij onze houding ten opzichte van de waarden zodanig veranderen dat democratische overeenstemming over zekere fundamentele vraagstukken mogelijk wordt, terwijl de meer complexe problemen worden overgelaten aan de individuele keuze?

3. De strategische situatie

Onze diagnose zou incompleet zijn, als wij de mogelijkheden slechts in abstracto onderzochten. Elke sociologische of politieke therapie moet speciale aandacht schenken aan de concrete situatie waarin wij ons bevinden. Welke is dan de strategische situatie? Er zijn een aantal krachten die zich automatisch bewegen in de richting die ik hierboven heb aangegeven. Ten eerste bestaat er een groeiende teleurstelling over de laissez-faire methoden. Men realiseert zich langzamerhand dat zij niet alleen destructief hebben gewerkt op economisch gebied, waar zij conjunctuurschommelingen en verwoestende massawerkloosheid deden ontstaan, maar dat zij ook gedeeltelijk verantwoordelijk zijn voor het gebrek aan paraatheid in de liberale en democratische staten. Het principe van “Gods water over Gods akker te laten lopen” legt het nu eenmaal af tegen de doelmatigheid van coördinatie – het is te langzaam, is te veel gebaseerd op improvisatie en leidt slechts tot een verkwisting die inherent is aan een versplintering van het regeringsapparaat. In de tweede plaats valt er een toenemende teleurstelling te constateren over het fascisme, want hoewel het zeer efficiënt schijnt te zijn, is zijn efficiency des duivels. Ten derde rijst er ernstige twijfel over het communisme, zelfs in de geesten van hen voor wie het als een leerstelling het panacee betekende voor al de euvelen van het kapitalisme. Niet alleen zijn zij gedwongen de kansen van het communisme ernstig te overdenken, als het door revolutionaire methoden in de Westerse landen met hun gedifferentieerde sociale structuur zou worden ingevoerd, maar zij kunnen hun ogen ook niet sluiten voor zekere veranderingen, die in de tijd tussen Lenin en Stalin plaatsvonden. Hoe meer zij moeten toegeven, dat, wat geschiedde, een onvermijdelijk compromis was tussen realiteiten, hoe meer zij met de aanwezigheid van die realiteiten ook elders moeten rekening houden. Wat deze realiteiten ons leren is, kort gezegd, dat het communisme werkt, dat het efficiënt is en dat het voor zover het de verbetering van de toestand van de massa betreft, op belangrijke resultaten kan bogen. De misrekening begint met het feit, dat noch de invloed van de dictatuur, noch de invloed van de staat schijnen te verminderen. Marx en Lenin geloofden dat de dictatuur slechts een overgangsstadium was en zou verdwijnen na de vestiging van een nieuwe maatschappelijke orde. Heden weten wij dat dit een typische negentiende-eeuwse illusie was. Toen Marx deze gedachte ontwikkelde kon men wijzen op het lot van het absolutisme, dat overal langzaam terrein moest prijsgeven aan de democratie. Maar dit proces werd, gezien in het licht van onze analyse, veroorzaakt door het feit dat de sociale technieken in de negentiende eeuw nog zeer ondoelmatig waren en dat degenen die de macht hadden een compromis moesten sluiten met de krachten die van onderen opkwamen. Indien in een moderne totalitaire staat één enkele partij en haar bureaucratie het gehele apparaat eenmaal tot zich heeft getrokken, bestaat er weinig kans dat zij dit uit zichzelf weer uit handen zal geven.

Er bestaat dus tenminste een kans dat zich, uit de toestand van algemene vrees en teleurstelling, een houding zal ontwikkelen die meer neigt tot hervorming. Een oorlog schept automatisch een verenigd front, wat een soort van natuurlijke overeenstemming in opvattingen tot gevolg heeft, welke nodig is voor een dergelijke hervorming. Tenslotte hangt het van ons af, of wij van deze eensgezindheid het volle voordeel zullen weten te trekken. De kwestie, waar het op het ogenblik om gaat, is, of wij de betekenis van de zogenaamde noodmaatregelen begrijpen. Deze betekenen een stap in de richting van de noodzakelijke coördinatie van de tot onze beschikking staande sociale technieken, zonder dat daarbij de democratische controle, die gebaseerd is op de samenwerking van alle partijen, wordt prijsgegeven. Natuurlijk kunnen en mogen vele van deze noodmaatregelen niet blijven bestaan. Maar sommige moeten voortduren, daar zij eenvoudig een uitdrukking zijn van het fundamentele feit dat de vitale behoeften van de gemeenschap overal en altijd moeten voorgaan boven de individuele belangen. Aan de andere kant moeten wij, indien wij de grote tradities van de Westerse beschaving willen behouden, die rechten van het individu, waarvan de werkelijke vrijheid afhangt, krachtig verdedigen. In deze strijd om een nieuw en krachtiger gezag, gecombineerd met nieuwe vormen van vrijheid, moeten wij onze keuze bij het opbouwen van het nieuwe stelsel op bewuste principes baseren.

Tegen deze analyse van de strategische situatie kan men inbrengen dat van de politieke eenheid, die door de oorlog is ontstaan, niet verwacht kan worden dat zij zal blijven bestaan, als de bedreiging van de gemeenschappelijke vijand eenmaal is geweken.

Het voordeel van een door de oorlog ontstane noodtoestand is, van het standpunt van planning uit gezien, dat hij een eenheid van doel schept. Mijn antwoord hierop is, dat, wat de uitslag van de oorlog ook zal zijn, de dreiging van een sociale en economische chaos ons boven het hoofd hangt en het gevaar van de fascistische agressie kan gaan vervangen. Natuurlijk zal deze dreiging slechts samenwerking tussen groepen en partijen tot stand kunnen brengen, als deze onder de druk van de omstandigheden in staat zijn zich scheppend aan te passen en op een manier te reageren, welke op een hoger zedelijk peil staat en gebaseerd is op een vollediger begrip van de toestand, dan vereist is onder normale omstandigheden. Als dit gebeurt zou er heel goed samenwerking en overeenstemming kunnen ontstaan over bepaalde fundamentele, verdragende problemen en zou de overgang naar een hogere trap van beschaving planmatig kunnen geschieden. Evenals in het leven van het individu openbaart het uur van de crisis in het leven van de naties de aanwezigheid van een fundamentele vitaliteit. Wij moeten nu de grondslag leggen voor een volledig besef van de betekenis van dit uur.

De ongebreidelde kritiek over de vorm van vrijheid en democratie, die in de afgelopen decennia werd uitgeoefend, moet daarom ophouden. Zelfs als wij toegeven dat vrijheid en democratie noodzakelijkerwijs onvolmaakt zijn, zolang de sociale kansen beperkt worden door economische ongelijkheid, is het nog onverantwoordelijk om niet te beseffen hoe geweldig veel zij al vertegenwoordigen en dat door hen de mogelijkheden tot sociale vooruitgang worden vergroot. Vooruitstrevende groepen zullen eerder bereid zijn voor hervormingsmaatregelen te pleiten, daar het duidelijk wordt dat de recente revoluties de tendentie hebben op fascisme uit te lopen en dat de kans op revolutie zeer gering wordt, zodra een eensgezinde partij al de sleutelposities heeft gecoördineerd en in staat is elke georganiseerde tegenstand te verhinderen.

De teleurstellende ervaringen van de afgelopen paar jaar hebben ons geleerd, dat een dictatuur tegen de wil van een zelfs grote meerderheid van de bevolking kan regeren. De oorzaak is, dat de techniek van de revolutie ver ten achter is bij de techniek van de regering. Barricaden, de symbolen van de revolutie, zijn overblijfselen uit een tijd toen zij werden opgericht tegen een cavalerie. Dat betekent dat er een hoge premie staat op evolutionaire methoden. Wat de heersende klassen betreft, er is een kans dat de meer intelligente sectoren onder hen, onder veranderde omstandigheden, een geleidelijke overgang van de huidige niet-planmatige fase van het kapitalisme naar een democratische planmatige maatschappij met sociale doeleinden verkiezen boven het alternatief van het fascisme.

Ofschoon het fascisme hen niet formeel hun eigendom ontneemt, neemt de inmenging van de staat steeds toe en zal hen tenslotte onderwerpen. Het strategische probleem bestaat in hun geval hierin, dat zij hun rijen op een dergelijke manier moeten opbreken, dat de would-be fascisten gescheiden worden van hen, die alleen maar kunnen verliezen door een fascistisch experiment.

Volgens mijn mening kan een nieuwe sociale orde worden ontwikkeld en kunnen de dictatoriale tendensen van de moderne sociale technieken worden geremd, als onze generatie de moed, verbeeldingskracht en wil heeft om ze te beheersen en in de juiste richting te leiden. Dit moet onmiddellijk gedaan worden, omdat de technieken nog beweeglijk zijn en nog niet zijn gemonopoliseerd door één enkele groep. Het is onze taak de fouten te vermijden van vroegere democratieën, die door haar onwetendheid omtrent deze belangrijke stromingen de opkomst van de dictatuur niet konden voorkomen en het is de historische zending van dit land om, vanwege zijn oude beproefde tradities van democratie, vrijheid en spontane hervorming, een maatschappij te stichten die zal werken in de geest van het nieuwe ideaal “Planning voor Vrijheid”.

_______________
[1] In dit boek worden de termen “laissez-faire” en “liberalisme” gebruikt als ideaaltypen, d.w.z. de term geeft niet aan de werkelijkheid zoals die is of ooit was, maar hij legt opzettelijk de nadruk op bepaalde kenmerken, die van belang zijn voor de doeleinden van de behandelingswijze van het onderwerp en voor de waarderingen, die daarin voorkomen. Als men zich niet concentreert op dergelijke ideaaltypen om duidelijke tegenstellingen te ontwikkelen, zou het onmogelijk zijn in een politieke discussie duidelijk te maken wat men bedoelt. Aan de andere kant doen wij weer recht wedervaren aan de bron, waaraan wij zoveel stof ontlenen, als wij de lezer eraan herinneren dat het liberalisme, noch in zijn filosofie, noch in zijn praktijk, ooit geheel overeenkwam met wat men het zuivere laissez-faire zou kunnen noemen, d.w.z. met het geloof dat zelfaanpassing, zowel op economisch gebied als in andere sferen van sociale activiteit, spontaan tot een evenwicht leidt. Vooral het klassieke Engelse liberalisme eiste nooit een volkomen afwezigheid van controles. Niettemin is het, nadat deze beperkingen zijn gemaakt, toch waar, dat de laissez-faire ideologie op zoiets als spontane zelfaanpassing hoopte, en in haar overdreven vorm was zij gedeeltelijk verantwoordelijk voor de desintegratie van de gemeenschapscontroles in de latere fasen van de kapitalistische democratie, in de loop waarvan zich geen evenwicht, maar crises en monopolies ontwikkelden.
[2] Vgl. mijn Man and Society in an Age of Reconstruction: Studies in Modern Social Structure (3e uitg., Londen 1942), vooral deel V. Dit hoofdstuk geeft een korte, nieuwe uiteenzetting en een verdere uitwerking van dat boek, waar de lezer een meer gedetailleerde behandeling kan vinden van vele van de problemen die hier weergegeven worden. Verder werkt de auteur nog aan een boek, Essentials of Democratic Planning, dat op een meer systematische manier de verschillende aspecten van planning zal behandelen.
[3] E. Durkheim, De la division du travail social, 5e ed., Parijs 1926.