Geschreven: augustus 1937
Bron: La Taupe 1970, Brussel, 2e druk
Deze versie: Spelling aangepast
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !
De wet van de tegenstelling in de dingen, d.w.z. de wet van de eenheid van de tegendelen, is de fundamentele wet van de materialistische dialectiek. Lenin heeft gezegd: “De dialectiek is eigenlijk de studie van de tegenstelling in het wezen zelf van de dingen”.[1] Lenin heeft dikwijls deze wet het wezen van de dialectiek genoemd; hij noemde hem ook de kern van de dialectiek.[2] Bij de studie van deze wet kunnen we niet anders dan een grote verscheidenheid van onderwerpen en een aantal filosofische vraagstukken aan te raken. Als we in staat zijn klaar te zien in al deze vraagstukken, dan zullen we een fundamenteel inzicht krijgen in de materialistische dialectiek. De vraagstukken zijn: de twee wereldbeschouwingen, de algemeenheid van de tegenstelling, de bijzonderheid van de tegenstelling, de voornaamste tegenstelling en het voornaamste aspect van een tegenstelling, de identiteit en de strijd van de aspecten van een tegenstelling, de plaats van het antagonisme in de tegenstelling.
De kritiek die de jongste jaren in de filosofische kringen van de Sovjet-Unie op het idealisme van de school van Deborin is uitgebracht heeft bij ons heel wat belangstelling gewekt. Deborins idealisme heeft een uiterst nefaste invloed uitgeoefend op de Chinese Communistische Partij en men kan niet loochenen dat het dogmatische denken binnen onze Partij iets met deze school te maken heeft. Daarom moet onze studie van de filosofie er op dit ogenblik speciaal op gericht zijn het dogmatisch denken uit te schakelen.
In de hele geschiedenis van de menselijke kennis zijn er altijd twee opvattingen geweest over de ontwikkelingswet van het heelal; de metafysische opvatting en de dialectische opvatting, die twee tegengestelde wereldbeschouwingen vormen. Lenin heeft gezegd:
“De twee fundamentele (of twee mogelijke? of de twee historisch waarneembare?) opvattingen over de ontwikkeling (de evolutie) zijn: de ontwikkeling als vermindering en vermeerdering, als herhaling, en de ontwikkeling als een eenheid van tegendelen (splitsing van een eenheid in tegendelen die elkaar wederzijds uitsluiten en hun onderling verband).”[3]
Lenin verwees hier naar deze twee verschillende wereldbeschouwingen.
In China bestaat een andere naam voor metafysica: hsuan-hsueh. Gedurende een lange periode in de geschiedenis zowel van China als van Europa heeft deze manier van denken die eigen is aan de idealistische wereldbeschouwing, een overheersende positie ingenomen in de gedachten van de mensen. In Europa was het materialisme van de bourgeoisie in haar beginstadium ook metafysisch. De marxistische materialistisch dialectische wereldbeschouwing ontstond toen de sociale economie van vele Europese landen het stadium van hoog ontwikkeld kapitalisme bereikte, toen de productiekrachten, de klassenstrijd en de wetenschappen een niveau bereikten dat nog nooit in de geschiedenis was voorgekomen, en toen het industrieproletariaat de grootste stuwende kracht in de historische ontwikkeling werd. Dan ontwikkelde zich onder de bourgeoisie, naast een openlijk en schaamteloos reactionair idealisme, ook een vulgair evolutionisme als verweer tegen de materialistische dialectiek.
De metafysische of vulgair evolutionistische wereldbeschouwing ziet de dingen geïsoleerd, statisch en eenzijdig. Ze ziet alle dingen in het heelal, hun vormen en hun soorten, als eeuwig van elkaar geïsoleerd en onveranderlijk. Als er toch verandering is, kan het alleen een kwantitatieve vermindering of vermeerdering zijn of een verandering van plaats. Daarbij ligt de oorzaak van zo’n vermeerdering of vermindering of plaatsverandering niet in de dingen maar er buiten, d.w.z. dat de stuwkracht extern is. De metafysici beweren dat al de verschillende dingen in het heelal en al hun kenmerken sinds hun ontstaan altijd dezelfde gebleven zijn. Alle verdere wijzigingen zijn eenvoudig kwantitatieve vermeerderingen of verminderingen geweest. Ze beweren dat een ding zich alleen kan blijven herhalen als een ding van dezelfde soort en niet in iets anders kan veranderen. In hun ogen kan men de kapitalistische uitbuiting, de kapitalistische concurrentie, de individualistische ideologie van de kapitalistische maatschappij enz., alle terugvinden in de oude slavenmaatschappij of zelfs in de primitieve maatschappij en zullen deze altijd ongewijzigd bestaan. Ze zoeken de oorzaken van ontwikkeling in factoren buiten de maatschappij: geografisch milieu, klimaat, enz. Op een simplistische wijze zoeken ze buiten een ding naar de oorzaken van zijn ontwikkeling en ze verwerpen de theorie van het dialectisch materialisme die zegt dat de ontwikkeling voortvloeit uit de tegenstelling binnen het ding. Bijgevolg kunnen ze noch de kwalitatieve verscheidenheid van de dingen verklaren, noch het feit dat een kwaliteit verandert in een andere. In Europa bestond deze denkwijze in de 17e en de 18e eeuw als mechanisch materialisme en op het einde van de 19e en in het begin van de 20e eeuw als vulgair evolutionisme. In China vond de metafysische denkwijze haar uitdrukking in het gezegde “De hemel is onveranderlijk en onveranderlijk is ook de tao”,[4] en ze werd lange tijd verdedigd door de heersende decadente feodale klasse. Het mechanisch materialisme en het vulgair evolutionisme, die in de jongste eeuw uit Europa werden ingevoerd, worden verdedigd door de bourgeoisie.
In tegenstelling tot de metafysische wereldbeschouwing zegt de materialistisch dialectische wereldbeschouwing dat men een ding intern en in zijn verhouding tot andere dingen moet bestuderen, wil men zijn ontwikkeling begrijpen; met andere woorden, men moet de ontwikkeling van de dingen beschouwen als hun interne en noodzakelijke zelfbeweging, terwijl elk ding in zijn beweging verbonden is met en inwerkt op de dingen er om heen. De fundamentele oorzaak van de ontwikkeling van een ding is niet extern maar intern; ze ligt in de tegenstelling in het ding. Er is interne tegenstelling in elk afzonderlijk ding, vandaar ook beweging en ontwikkeling. De tegenstelling in een ding is de fundamentele oorzaak van zijn ontwikkeling, terwijl zijn verhouding tot en inwerking op andere dingen secundaire oorzaken zijn. Dus bestrijdt de materialistische dialectiek fel de theorie van de externe oorzaken of van een externe stuwkracht, theorie die wordt voorgestaan door het metafysische mechanisch materialisme en het vulgaire evolutionisme. Het is evident dat louter externe oorzaken alleen mechanische beweging kunnen teweegbrengen, d.w.z., veranderingen in volume en hoeveelheid, maar niet kunnen verklaren waarom de dingen op duizend en een manieren kwalitatief verschillen en waarom een ding verandert in een ander ding. In feite, zelfs de mechanische beweging, voorgebracht door een externe kracht, gebeurt via de interne tegenstelling van de dingen. De gewone groei in planten en dieren, hun kwantitatieve ontwikkeling, is evenzo hoofdzakelijk het resultaat van hun interne tegenstelling. Op dezelfde manier is de sociale ontwikkeling niet in hoofdzaak aan de externe maar aan de interne oorzaken te wijten. Landen met nagenoeg gelijke geografische en klimatologische voorwaarden vertonen grote verscheidenheid en ongelijkheid in hun ontwikkeling. Daarenboven kunnen grote sociale veranderingen plaatsgrijpen in een land, alhoewel zijn geografie en klimaat onveranderd blijven. Het imperialistische Rusland veranderde in de socialistische Sovjet-Unie en het feodale Japan, dat zijn deuren gesloten had voor de buitenwereld, veranderde in het imperialistische Japan; nochtans vond in geen van beide landen verandering plaats in de geografie en in het klimaat. China, lang overheerst door het feodalisme, heeft een grote verandering ondergaan in de laatste honderd jaar en evolueert nu naar een nieuw, ontvoogd en vrij China; nochtans zijn de geografie en het klimaat van China onveranderd gebleven. Natuurlijk doen zich over de hele aarde en in de verschillende delen geografische en klimatologische veranderingen voor, maar deze zijn onbetekenend in vergelijking met de veranderingen in de maatschappij; geografische en klimatologische veranderingen worden duidelijk over perioden van tienduizenden jaren, terwijl sociale veranderingen duidelijk worden in duizend, honderd of tien jaar en in tijden van revolutie zelfs in een paar jaren of een paar maanden. Volgens de materialistische dialectiek zijn de veranderingen in de natuur in hoofdzaak te wijten aan de ontwikkeling van de interne tegenstellingen in de natuur. De veranderingen in de maatschappij zijn in hoofdzaak te wijten aan de ontwikkeling van de interne tegenstellingen in de maatschappij; d.w.z., de tegenstelling tussen de productiekrachten en de productieverhouding, de tegenstelling tussen de klassen en de tegenstelling tussen het oude en het nieuwe. De ontwikkeling van deze tegenstellingen doet de maatschappij vooruitgaan en geeft de stootkracht om de oude maatschappij door de nieuwe te vervangen. Sluit de materialistische dialectiek de externe oorzaken uit? Geenszins. De materialistische dialectiek stelt, dat de externe oorzaken de voorwaarde zijn voor verandering en dat de interne oorzaken de basis zijn van verandering en dat externe oorzaken uitwerking hebben door toedoen van de interne oorzaken. Bij een geschikte temperatuur verandert een ei in een kuiken, maar geen enkele temperatuur kan een steen veranderen in een kuiken, omdat de basis voor beide verschillend is. Er is voortdurende wisselwerking tussen de volkeren van verschillende landen. In het tijdperk van het kapitalisme en vooral in het tijdperk van het imperialisme en de proletarische revolutie zijn de wisselwerking en de wederzijdse invloed van verschillende landen zeer groot op politiek, economisch en cultureel gebied. De socialistische Oktoberrevolutie heeft niet alleen in de Russische geschiedenis maar ook in de wereldgeschiedenis een nieuw tijdperk ingeluid. Ze heeft invloed uitgeoefend op de interne veranderingen van de andere landen in de wereld en evenzo en op een bijzonder intense wijze op de interne veranderingen van China. Maar deze veranderingen hebben zich voorgedaan door toedoen van de interne ontwikkelingswetten van die landen, China inbegrepen. In het gevecht overwint het ene leger en wordt het andere verslagen; zowel de overwinning als de nederlaag worden bepaald door de interne oorzaken. Het ene overwint, omdat het sterk is of omdat de aanvoerders bekwaam zijn; het andere wordt overwonnen omdat het zwak is of omdat de aanvoerders onbekwaam zijn. Door toedoen van de interne oorzaken worden de externe oorzaken werkzaam. In het China van 1927 kon de bourgeoisie het proletariaat overwinnen door het opportunisme dat bestond in het Chinese proletariaat zelf (in de Chinese Communistische Partij). Nadat we dit opportunisme hadden uitgeschakeld ging de Chinese revolutie opnieuw vooruit. Later kreeg de Chinese revolutie opnieuw harde slagen te verduren van de vijand door het avonturisme dat in onze partij was opgedoken. Nadat we dit avonturisme hadden uitgeschakeld ging onze zaak opnieuw vooruit. We kunnen hieruit het volgende besluiten: om de revolutie naar de overwinning te leiden moet een politieke partij zich baseren op de juistheid van haar eigen politieke lijn en op de stevigheid van haar eigen organisatie.
De dialectische wereldbeschouwing kwam zowel in China als in Europa op vanaf de oudheid. De dialectiek van de Ouden had evenwel een enigszins spontaan en naïef karakter; in de sociale en historische omstandigheden van toen was ze niet in staat een theoretisch systeem uit te bouwen en dus de wereld in al zijn aspecten te verklaren. Ze werd verdrongen door de metafysica. De beroemde Duitse filosoof Hegel, die leefde op het einde van de 18e en in het begin van de 19e eeuw, heeft een zeer belangrijke bijdrage geleverd tot de dialectiek, maar zijn dialectiek was idealistisch. Marx en Engels, de grote voormannen van de proletarische beweging hebben een synthese gemaakt van de positieve resultaten uit de geschiedenis van de menselijke kennis; ze hebben vooral de rationele elementen uit de dialectiek van Hegel kritisch verwerkt; zo hebben ze de grote theorie van het historisch en het dialectisch materialisme opgebouwd: eerst dan voltrok zich een revolutie zonder voorgaande in de geschiedenis van de menselijke kennis. Deze theorie werd verder ontwikkeld door Lenin en Stalin. Zodra ze in China doordrong, bewerkstelligde ze geweldige veranderingen in de Chinese gedachte.
Deze dialectische wereldbeschouwing leert ons vooral hoe we de beweging van de tegendelen in de verschillende dingen moeten observeren en analyseren en op grond van deze analyse de methoden moeten vinden om de tegenstellingen op te lossen. Het is daarom ons zeer belangrijk een concreet inzicht te hebben in de wet van de tegenstelling in de dingen.
Om de uiteenzetting gemakkelijker te maken zal ik het eerst hebben over de algemeenheid van de tegenstelling en daarna over de bijzonderheid van de tegenstelling. De reden is, dat de algemeenheid van de tegenstelling korter uiteengezet kan worden, omdat ze vrijwel algemeen wordt erkend. Dit is zo sedert de grote scheppers en voortzetters van het marxisme, namelijk Marx, Engels, Lenin en Stalin de dialectisch materialistische wereldbeschouwing hebben ontdekt en de materialistische dialectiek met veel succes hebben toegepast bij het ontleden van vele aspecten van de menselijke en de natuurlijke geschiedenis en, zoals in de Sovjet-Unie, bij het omvormen van vele aspecten van de maatschappij en van de natuur. De bijzonderheid van de tegenstelling daarentegen is nog altijd niet duidelijk voor vele kameraden en vooral niet voor de dogmatici. Ze begrijpen niet dat de algemeenheid van de tegenstelling precies bestaat in de bijzonderheid van de tegenstelling. Ze begrijpen evenmin hoe belangrijk het is voor het leiden van onze revolutionaire praktijk, dat wij de bijzonderheid van de tegenstelling bestuderen in de concrete dingen waarmee we te maken hebben. Daarom is het nodig nadruk te leggen op de studie van de bijzonderheid van de tegenstelling en er voldoende tijd voor te nemen. Dus zullen we bij onze analyse van de wet van de tegenstelling in de dingen eerst de algemeenheid van de tegenstelling ontleden, daarna met speciale nadruk de bijzonderheid van de tegenstelling, om dan terug te komen op de algemeenheid van de tegenstelling.
Algemeenheid of absoluutheid van de tegenstelling heeft een dubbele betekenis. De eerste is, dat de tegenstelling voorkomt in het ontwikkelingsproces van alle dingen en de tweede is, dat, in het ontwikkelingsproces van elk ding, de beweging van tegendelen bestaat van het begin tot het einde.
Engels zei : “De beweging zelf is een tegenstelling.”[5] Lenin omschreef de wet van de eenheid der tegendelen als “de erkenning (de ontdekking) van tegenstrijdige en elkaar wederzijds uitsluitende, tegengestelde tendensen in alle natuurverschijnselen en in alle natuurlijke processen (met inbegrip van de geest en de maatschappij).”[6] Zijn deze ideeën juist? Ze zijn inderdaad juist. De onderlinge afhankelijkheid van de tegenstrijdige aspecten die eigen zijn aan alle dingen en de strijd tussen deze aspecten bepalen het bestaan en de ontwikkeling van alle dingen. Er bestaat niets waarin geen tegenstelling zit; zonder tegenstelling zou niets bestaan.
De tegenstelling is de basis van de eenvoudige bewegingsvormen (bv. mechanische beweging) en des te meer van, de complexe bewegingsvormen.
Engels heeft de algemeenheid van de tegenstelling als volgt uitgelegd:
Wanneer reeds de eenvoudige mechanische verandering van plaats een tegenstelling bevat, dan geldt dit des te meer voor de hogere bewegingsvormen van de materie en speciaal voor het organische leven en zijn ontwikkeling ... het leven bestaat er juist in dat een wezen elk ogenblik zichzelf en toch een ander is. Het leven is dus eveneens een tegenstelling die aanwezig is in de dingen en de processen zelf, die voortdurend ontstaat en zichzelf oplost. En zodra de tegenstelling ophoudt te bestaan, verdwijnt ook het leven en treedt de dood in. We hebben eveneens gezien dat we ook op het gebied van het denken niet aan de tegenstellingen kunnen ontsnappen. Er is bijvoorbeeld een tegenstelling tussen het menselijk kenvermogen dat in zich onbegrensd is en de reële aanwezigheid van kennis alleen in mensen die uiterlijk beperkt zijn en een beperkte kennis bezitten; deze tegenstelling nu vindt haar oplossing in de opeenvolging van de generaties die – praktisch voor ons tenminste – zonder einde is, in eindeloze vooruitgang.
... een van de grondbeginselen van de hogere wiskunde is de tegenstelling dat in bepaalde omstandigheden rechte en gebogen lijnen hetzelfde kunnen zijn ...
Maar ook de gewone wiskunde zit vol met tegenstellingen.”[7]
Lenin illustreerde de algemeenheid van de tegenstelling als volgt:
In de wiskunde: + en -. Differentiaal en integraal.
In de mechanica: actie en reactie.
In de natuurkunde: positieve en negatieve lading.
In de scheikunde: de binding en ontbinding van atomen.
In de sociale wetenschap: de klassenstrijd.[8]
In de oorlog vormen aanval en verdediging, opmars en terugtocht, overwinning en nederlaag onderling tegenstrijdige verschijnselen. Het ene kan niet bestaan zonder het andere. De twee aspecten zijn tegelijkertijd in strijd met en onderling afhankelijk van elkaar; dit vormt het geheel van een oorlog, brengt zijn ontwikkeling mee en lost zijn problemen op.
Elk verschil in menselijke opvattingen moeten we beschouwen als de weerspiegeling van een objectieve tegenstelling. De objectieve tegenstellingen worden weerspiegeld in het subjectieve denken en dit proces vormt de tegenstrijdige beweging van de opvattingen, stuwt de ontwikkeling van de gedachte voort en lost voortdurend de problemen in het menselijke denken op.
Binnen de partij duiken voortdurend tegenstelling en strijd tussen verschillende opvattingen op; dit is een weerspiegeling, binnen de partij, van de tegenstellingen tussen de klassen en tussen het oude en het nieuwe in de maatschappij. Indien er binnen de partij geen tegenstellingen waren en indien er geen ideologische strijd was om die tegenstellingen op te lossen, dan zou elke vorm van leven uit de partij verdwijnen.
Het is dus reeds duidelijk dat de tegenstelling algemeen en in alle processen bestaat, zowel in de eenvoudige als in de complexe vormen van beweging, zowel in de objectieve als in de ideologische verschijnselen. Maar bestaat de tegenstelling ook in het beginstadium van elk proces? Is er een beweging van tegendelen van het begin tot het einde in het ontwikkelingsproces van elk ding?
De school van Deborin stelt dat de tegenstelling niet verschijnt vanaf het begin van een proces, maar pas als het tot een zeker stadium is ontwikkeld. Men kan dit opmaken uit de artikelen waarin de filosofen uit de Sovjet-Unie kritiek op deze school hebben uitgeoefend. Uit deze stelling zou volgen dat de ontwikkeling van een proces, voor dit stadium bereikt is, niet wordt teweeggebracht door interne oorzaken maar door externe. Deborin valt daarmee terug op de metafysische theorieën van de externe oorzakelijkheid en van het mechanisme. Wanneer de school van Deborin deze zienswijze toepast op de analyse van concrete problemen, dan ziet ze in de huidige omstandigheden van de Sovjet-Unie alleen verschillen maar geen tegenstellingen tussen koelakken en de boeren in het algemeen; ze is het dus volkomen eens met Boecharin. In haar analyse van de Franse revolutie stelt ze, dat er, voor de revolutie, alleen verschillen en geen tegenstellingen bestonden in de Derde Stand die bestond uit de arbeiders, de boeren en de bourgeoisie. Deze opvattingen van de school van Deborin zijn antimarxistisch. Deze school begrijpt niet dat om het even welk verschil reeds [een] tegenstelling bevat en dat verschil zelf [een] tegenstelling is. Arbeid en kapitaal zijn, sinds het ontstaan van de twee klassen, altijd aan elkaar tegengesteld geweest, alleen in het begin was die tegenstelling nog niet intens. Zelfs onder de maatschappelijke voorwaarden die in de Sovjet-Unie bestaan, is er een verschil tussen de arbeiders en de boeren; juist dit verschil is een tegenstelling, hoewel ze anders dan de tegenstelling tussen arbeid en kapitaal niet zal verscherpt worden tot antagonisme of de vorm van klassenstrijd zal aannemen. Tijdens de periode van de opbouw van het socialisme hebben de arbeiders en de boeren een hecht verbond gesmeed en in het verloop van hun ontwikkeling van socialisme naar communisme lossen ze deze tegenstelling geleidelijk op. Het gaat hier dus om verschillende soorten tegenstellingen en niet om aanwezigheid of afwezigheid van tegenstelling. De tegenstelling is algemeen en absoluut, ze komt voor in het ontwikkelingsproces van alle dingen en doordringt elk proces van het begin tot het einde.
Wat bedoelt men met het ontstaan van een nieuw proces? De oude eenheid met haar samenstellende tegendelen gaat over in een nieuwe eenheid met haar samenstellende tegendelen, waarop een nieuw proces ontstaat dat het oude vervangt. Het oude proces eindigt en het nieuwe begint. Het proces bevat nieuwe tegenstellingen en begint zijn eigen geschiedenis van ontwikkeling van tegenstellingen.
Lenin heeft aangetoond dat Marx in zijn “Kapitaal” een modelanalyse heeft gemaakt van deze beweging van tegendelen die het ontwikkelingsproces van de dingen van het begin tot het einde doorloopt. Dit is de methode die moet gebruikt worden bij de studie van de ontwikkeling van alle dingen. Ook Lenin gebruikte deze methode correct en hield er zich aan in al zijn werken.
In zijn “Kapitaal” analyseert Marx eerst de meest eenvoudige, gebruikelijke, fundamentele, gewone en meest alledaagse verhouding in de burgerlijke (waren)maatschappij, een verhouding die miljoenen keren voorkomt: de ruil van waren. In dit zeer eenvoudig verschijnsel (in deze “cel” van de burgerlijke maatschappij) brengt de analyse al de tegenstellingen (of de kiemen van al de tegenstellingen) van de moderne maatschappij aan het licht. De verdere uiteenzetting toont ons de ontwikkeling (zowel de groei als de beweging) van deze tegenstellingen en van deze maatschappij in de Σ (som) van haar afzonderlijke delen en dit van het begin tot het einde.
Lenin voegde er aan toe: “Dit moet ook de methode zijn om de dialectiek in het algemeen uiteen te zetten of te bestuderen.”[9]
De Chinese communisten moeten zich deze methode eigen maken; pas dan zullen ze in staat zijn een juiste analyse te maken van de geschiedenis en van de huidige toestand van de Chinese revolutie en zullen ze hieruit haar perspectieven kunnen afleiden.
Er komt tegenstelling voor in het ontwikkelingsproces van alle dingen; ze doordringt het ontwikkelingsproces van elk ding van het begin tot het einde. Dit is de algemeenheid en de absoluutheid van de tegenstelling waarover we het zojuist hebben gehad. Nu moeten we de bijzonderheid en de betrekkelijkheid van de tegenstelling bespreken.
We moeren dit probleem op verschillende vlakken bestuderen.
Ten eerste, de tegenstelling in elke bewegingsvorm van de materie heeft haar bijzonderheid. De menselijke kennis van de materie is de kennis van bewegingsvormen; er bestaat immers in deze wereld niets anders dan materie in beweging en deze beweging moet bepaalde vormen aannemen. Bij de studie van elke bewegingsvorm van de materie moeten we onze aandacht wijden aan die punten die deze vorm gemeen heeft met andere bewegingsvormen. Maar het volgende is vooral belangrijk, omdat het de basis uitmaakt van onze kennis van de dingen: we moeten nagaan wat eigen is aan deze bewegingsvorm van de materie, we moeten het kwalitatief verschil tussen deze bewegingsvorm en andere vormen onderzoeken. Het is de enige manier om het ene ding van het andere te onderscheiden. Elke bewegingsvorm draagt in zich haar eigen bijzondere tegenstelling, die de eigen essentie uitmaakt waardoor het ene ding zich van het andere onderscheidt. Dit is de interne oorzaak, of, om zo te zeggen, de basis van de oneindige verscheidenheid van de dingen in de wereld. Er bestaan in de natuur vele bewegingsvormen: de mechanische beweging, het geluid, het licht, de warmte, de elektriciteit, de dissociatie, de verbinding, enz. Al deze vormen zijn onderling afhankelijk, maar in wezen is elke vorm verschillend van de andere. Het eigen wezen van elke bewegingsvorm wordt bepaald door zijn eigen bijzondere tegenstelling. Dit geldt niet alleen voor de natuur, maar ook voor maatschappelijke en ideologische verschijnselen. Elke maatschappijvorm en elke ideologievorm heeft zijn eigen bijzondere tegenstelling en zijn eigen wezen.
De afbakening van de verschillende wetenschappen berust precies op de bijzondere tegenstelling in de onderscheiden onderwerpen die ze bestuderen. Dus maakt de tegenstelling die eigen is aan een bepaald geheel van verschijnselen, het studieobject uit van een bepaalde tak van de wetenschap. Enkele voorbeelden: positieve en negatieve getallen in de wiskunde; actie en reactie in de mechanica; de positieve en de negatieve elektriciteit in de fysica; verbinding en dissociatie in de scheikunde; productiekrachten en productieverhoudingen, klassen en klassenstrijd in de sociale wetenschap; de aanval en de verdediging in de militaire wetenschap; het idealisme en het materialisme, de metafysische en de dialectische wereldbeschouwing in de filosofie; enz. Dit zijn de studieobjecten van de verschillende takken van de wetenschap, juist omdat elke tak zijn eigen bijzondere tegenstelling en bijzonder wezen heeft. Wanneer men niet de algemeenheid van de tegenstelling begrijpt, is men natuurlijk niet in staat om de algemene oorzaak of de algemene grondslag van de beweging of de ontwikkeling van de dingen te ontdekken; maar wanneer men niet de bijzonderheid van de tegenstelling bestudeert, dan is men niet in staat in een ding het, eigen wezen te ontdekken dat het van andere dingen onderscheidt, is men niet in staat onderscheid te maken tussen de dingen, en de takken van de wetenschap af te bakenen.
Als we kijken naar opeenvolgende stadia in de beweging van de menselijke kennis, dan stellen we vast dat er altijd een geleidelijke groei is van de kennis van individuele en bijzondere dingen naar kennis van de dingen in het algemeen. Eerst leren de mensen het bijzondere wezen van vele verschillende dingen kennen, pas daarna kunnen ze overgaan tot veralgemening en het gemeenschappelijke wezen van de dingen kennen. Wanneer de mensen de kennis van dit gemeenschappelijk wezen hebben verworven, dan gebruiken ze haar als gids en gaan zij over tot de studie van verschillende concrete dingen, die nog niet of niet grondig werden bestudeerd en ontdekken ze het bijzondere wezen van elk ding. Alleen op die manier zijn zij bekwaam om de kennis van het gemeenschappelijke wezen van de dingen te vervolledigen, te verrijken en te ontwikkelen en om te verhinderen dat deze kennis verdroogt of versteent. Dit zijn de twee kenprocessen: het eerste gaat van het bijzondere naar het algemene en het tweede van het algemene naar het bijzondere. Zo beweegt de kennis voort in kringlopen en (zolang de wetenschappelijke methode strikt wordt in acht genomen) brengt elke kringloop de menselijke kennis op een hoger niveau en verdiept haar meer en meer. De fout die onze dogmatici hierbij maken is de volgende: enerzijds, ze begrijpen niet dat we de bijzonderheid van de tegenstelling moeten bestuderen en het bijzonder wezen van individuele dingen moeten kennen vooraleer we de algemeenheid van de tegenstelling en het algemeen wezen van de dingen naar behoren kunnen kennen; anderzijds, ze begrijpen niet dat we verder moeten gaan en de concrete dingen, die nog niet grondig zijn bestudeerd of nu pas opduiken, moeten bestuderen, eens dat we het gemeenschappelijk wezen van de dingen kennen.
Onze dogmatici zijn luiaards. Ze willen geen enkele nauwgezette studie maken van concrete dingen. Ze beschouwen de algemene waarheden als iets wat uit de hemel komt vallen en ze maken er zuiver abstracte formules van waar de mensen niet bij kunnen. De normale weg, die de mensen volgen om tot de kennis van de waarheid te komen, verloochenen zij en keren zij om.
Evenmin begrijpen zij het onderling verband tussen de twee kenprocessen: het proces van het bijzondere naar het algemene en dan het proces van het algemene naar het bijzondere. Onze dogmatici snappen niets van de marxistische kennistheorie.
Bij elk groot systeem van bewegingsvormen van de materie is het noodzakelijk niet alleen de bijzondere tegenstelling van het systeem en het door die tegenstelling bepaalde wezen te bestuderen, maar ook de bijzondere tegenstelling en het wezen van elk proces in het lange ontwikkelingsverloop van elke bewegingsvorm van de materie te bestuderen. In elke bewegingsvorm is ieder ontwikkelingsproces dat reëel en niet denkbeeldig is, kwalitatief verschillend. Wij moeten dit in onze studie benadrukken en wij moeten daarvan uitgaan.
Kwalitatief verschillende tegenstellingen kunnen alleen door kwalitatief verschillende methoden worden opgelost. Bijvoorbeeld: de tegenstelling tussen het proletariaat en de bourgeoisie wordt opgelost door de methode van de socialistische revolutie; de tegenstelling tussen de grote volksmassa’s en het feodaal stelsel wordt opgelost door de methode van de democratische revolutie; de tegenstelling tussen de kolonies en het imperialisme wordt opgelost door de methode van de nationale revolutionaire oorlog; de tegenstelling tussen de arbeidersklasse en de boerenklasse in een socialistische maatschappij wordt opgelost door de methode van collectivisering en mechanisering van de landbouw; de tegenstelling in de communistische partij wordt opgelost door de methode van kritiek en zelfkritiek; de tegenstelling tussen maatschappij en de natuur wordt opgelost door de methode van het ontwikkelen van de productiekrachten. De processen veranderen; oude processen en oude tegenstellingen verdwijnen; nieuwe processen en nieuwe tegenstellingen ontstaan en de methoden om de tegenstellingen op te lossen verschillen dienovereenkomstig. In Rusland bestond een fundamenteel verschil tussen de tegenstelling die werd opgelost door de Februarirevolutie en de tegenstelling die werd opgelost door de Oktoberrevolutie en zo ook tussen de gebruikte methodes. Verschillende methodes gebruiken om verschillende tegenstellingen op te lossen is een beginsel dat de marxist-leninisten strikt in acht moeten nemen. De dogmatici nemen dit beginsel niet in acht. Ze begrijpen niet dat de omstandigheden verschillen in verschillende soorten revolutie en zo begrijpen ze niet dat verschillende methodes moeten gebruikt worden om verschillende tegenstellingen op te lossen. Integendeel, ze aanvaarden onveranderlijk iets wat in hun ogen een onveranderlijke formule is en passen die arbitrair en overal toe. Dit kan alleen maar tegenslagen berokkenen aan de revolutie of een warboel maken van wat eerst goed begonnen was.
Om de bijzonderheid van de tegenstellingen in hun geheel of in hun onderling verband in de ontwikkeling van een ding aan het licht te brengen, d.w.z. om het wezen van een proces aan het licht te brengen, is het nodig de bijzonderheid van de twee aspecten van elke tegenstelling in dat proces aan het licht te brengen: het is anders niet mogelijk het wezen van het proces te ontdekken. Hieraan moeten we eveneens de grootste aandacht besteden bij onze studie.
In het ontwikkelingsproces van elke grote zaak komen vele tegenstellingen voor. In het ontwikkelingsverloop van China’s burgerlijk democratische revolutie bijvoorbeeld is de situatie uiterst complex. Er is tegenstelling tussen al de onderdrukte klassen van de Chinese maatschappij en het imperialisme; tegenstelling tussen de grote volksmassa’s en het feodalisme; tegenstelling tussen het proletariaat en de bourgeoisie; tegenstelling tussen enerzijds de boeren en de stedelijke kleine bourgeoisie en anderzijds de bourgeoisie; de tegenstelling tussen de verschillende reactionaire heersende groepen, enz. Al deze tegenstellingen hebben hun eigen bijzonderheid en mogen dus niet gelijk behandeld worden; daarenboven hebben de twee aspecten van elke tegenstelling elk hun eigen kenmerken en ze mogen dus niet gelijk behandeld worden. Wij, die werken aan de Chinese revolutie, moeten niet alleen de bijzonderheid van deze tegenstellingen in hun geheel begrijpen, d.w.z. in hun onderling verband, maar moeten ook studie maken van de twee aspecten van elke tegenstelling als enig middel om het geheel te begrijpen. Als we spreken over het begrijpen van elk aspect van een tegenstelling bedoelen we het volgende: begrijpen welke specifieke plaats elk aspect inneemt, in welke concrete vorm het tot onderlinge afhankelijkheid en tot tegenstelling met zijn tegendeel komt, welke concrete methoden het gebruikt in de strijd met zijn tegendeel wanneer de twee zowel onderling afhankelijk als tegengesteld zijn en ook nadat hun onderlinge afhankelijkheid verbroken is. De studie van deze vraagstukken is van het grootste belang. Precies dit bedoelde Lenin, toen hij zei dat concrete analyse van concrete situaties het meest essentiële in het marxisme, de levende ziel van het marxisme is.[10] Onze dogmatici vegen hun voeten aan Lenins stelling; ze gebruiken nooit hun verstand om eens iets concreet te analyseren en als ze schrijven en spreken gebruiken ze altijd clichés zonder inhoud. Zo brengen ze een zeer slechte stijl van werken in onze Partij.
Bij het bestuderen van een vraagstuk moeten we subjectiviteit, eenzijdigheid en oppervlakkigheid vermijden. Subjectief zijn betekent de vraagstukken niet objectief te bekijken, d.w.z. de vraagstukken niet uit materialistisch standpunt te bekijken. Ik heb dit besproken in mijn essay Over de praktijk. Eenzijdig zijn betekent de vraagstukken niet alzijdig te bekijken; bijvoorbeeld, men begrijpt China maar niet Japan, alleen de Communistische Partij maar niet de Kwomintang, alleen het proletariaat maar niet de bourgeoisie, alleen de boeren maar niet de landheren, alleen de gunstige omstandigheden maar niet de moeilijke, alleen het verleden maar niet de toekomst, alleen afzonderlijke delen maar niet het geheel, alleen de tekortkomingen maar niet de successen, alleen de aanklager maar niet de aangeklaagde, alleen het ondergrondse revolutionaire werk maar niet het openlijke revolutionaire werk, enz. Kortom, het betekent dat men niet de kenmerken van beide aspecten van een tegenstelling begrijpt. Dit bedoelen we met een vraagstuk eenzijdig bekijken. Men kan dit ook noemen: het deel zien, maar niet het geheel; de bomen zien, maar niet het bos. Op die manier is het onmogelijk de methode voor het oplossen van een tegenstelling te vinden, is het onmogelijk de taken van de revolutie te volbrengen, opdrachten goed uit te voeren of de ideologische strijd in de partij op de juiste wijze vooruit te helpen. Als Soen Woe Tsoe in zijn uiteenzetting over militaire wetenschap zei: “ken de vijand en ken uzelf en u kunt zonder gevaar of nederlaag een honderd veldslagen leveren”,[11] dan doelde hij op de twee kanten in een veldslag. Wei Tsjeng[12] van de Tang-dynastie begreep ook dat eenzijdigheid verkeerd is, waar hij zegt: “Aanhoor beide zijden en u is verlicht; aanhoor slechts één zijde en u is verblind.” Maar onze kameraden bekijken de vraagstukken vaak eenzijdig en lopen zo vaak met het hoofd tegen de muur. In de roman “De helden van het Liangsjan-moeras” doet Soeng Tsjiang drie aanvallen op het dorp Tsjoe.[13] Hij wordt tweemaal verslagen, omdat hij onbekend is met de plaatselijke omstandigheden en de verkeerde methoden gebruikt. Daarna verandert hij zijn methode: hij verzamelt inlichtingen over de plaatselijke situatie, maakt zich vertrouwd met het spinnenweb van wegen, doorbreekt het verbond tussen de dorpen Lie, Hoe en Isjoe; dan laat hij zijn soldaten vermomd in het vijandelijke kamp binnendringen en afwachten, een krijgslijst die overeenkomt met die van het Trojaanse paard in het buitenlandse verhaal. Dan komt de derde slag en hij wint. Er zijn in De helden van het Liangsjan-moeras vele voorbeelden van materialistische dialectiek en de episode van de drie aanvallen op het dorp Tsjoe is een van de beste. Lenin zei:
“... om een onderwerp werkelijk te kennen moeten we alle zijden, samenhangen en “bemiddelende functies” ervan omvatten, bestuderen. We zullen dit nooit volkomen bereiken, maar de vereiste van alzijdigheid is een waarborg tegen fouten en verstarring.”[14]
We moeten deze woorden van Lenin goed onthouden.
Oppervlakkig zijn betekent dat men noch de kenmerken van een tegenstelling als geheel beschouwt, noch de kenmerken van elk aspect van die tegenstelling; het betekent dat men de noodzaak ontkent om diep in een ding door te dringen en nauwgezet de kenmerken van zijn tegenstelling te bestuderen; men bekijkt het evenwel van ver, men ontwaart een vage omtreklijn en tracht dan onmiddellijk die tegenstelling op te lossen (een vraag te beantwoorden, een geschil te beslechten, een taak uit te voeren, of een militaire operatie te leiden). Zo’n manier van werken leidt onvermijdelijk tot moeilijkheden. Wanneer de dogmatici en empiristen onder onze kameraden in China fouten maken, dan is precies dit de reden: hun kijk op de dingen is subjectief, eenzijdig en oppervlakkig. De dingen eenzijdig en oppervlakkig bekijken is eigenlijk ook subjectivisme. Immers, alle objectieve dingen zijn in werkelijkheid onderling verbonden en worden beheerst door interne wetten; nu zijn er mensen die de dingen niet trachten weer te geven zoals ze werkelijk zijn, maar ze eenzijdig en oppervlakkig beschouwen, noch onderling verband noch interne wetten kennen en dus een subjectieve methode gebruiken.
In de ontwikkeling van een ding heeft niet alleen het hele bewegingsproces van de tegendelen, zowel in hun onderlinge verbondenheid als in al hun aspecten, eigen kenmerken waaraan we aandacht moeten besteden; ook elk stadium in het proces heeft eigen kenmerken, waaraan we eveneens aandacht moeten besteden.
De fundamentele tegenstelling in het ontwikkelingsproces van een ding en het wezen van dit proces dat bepaald wordt door deze fundamentele tegenstelling zullen niet verdwijnen voordat het proces voltooid is; maar in een lang ontwikkelingsproces verschillen gewoonlijk de toestanden van elk stadium. De reden is de volgende: hoewel de aard van de fundamentele tegenstelling in het ontwikkelingsproces van een ding en het wezen van het proces onveranderd blijven, wordt de fundamentele tegenstelling in dit lang proces van stadium tot stadium scherper en scherper. Bovendien zijn er vele belangrijke en minder belangrijke tegenstellingen die bepaald of beïnvloed worden door de fundamentele tegenstelling; nu worden sommige hiervan verscherpt, andere worden tijdelijk of gedeeltelijk opgelost of afgezwakt en ook ontstaan er nieuwe tegenstellingen; bijgevolg kent het proces verschillende stadia. Als men geen aandacht besteedt aan de stadia in het ontwikkelingsproces van een ding, dan kan men de tegenstellingen in dat ding niet op de juiste wijze aanpakken.
Bijvoorbeeld: toen het kapitalisme van het tijdvak van de vrije concurrentie zich ontwikkelde tot imperialisme, kwam er geen verandering in de klassenatuur van de twee klassen die in fundamentele tegenstelling tot elkaar stonden – het proletariaat en de bourgeoisie – noch in het kapitalistische wezen van de maatschappij; maar de tegenstelling tussen deze twee klassen werd verscherpt, de tegenstelling tussen het monopoliekapitaal en het niet-monopoliekapitaal ontstond, de tegenstelling tussen de koloniale machten en de kolonies werd scherper, de tegenstelling tussen de kapitalistische landen, veroorzaakt door hun ongelijkmatige ontwikkeling, kwam bijzonder scherp tot uiting; en zo ontstond een bijzonder stadium van het kapitalisme: het stadium van het imperialisme. Het leninisme is het marxisme voor het tijdvak van het imperialisme en de proletarische revolutie, precies omdat Lenin en Stalin een juiste verklaring hebben gegeven van deze tegenstellingen en de theorie en de tactiek van de proletarische revolutie die deze tegenstellingen moet oplossen, op de juiste wijze hebben geformuleerd.
Nemen we het proces van China’s burgerlijk-democratische revolutie die begon met de revolutie van 1911; ook dit proces kent verschillende afzonderlijke stadia. Meer bepaald de periode van deze revolutie onder burgerlijke leiding en de periode van deze revolutie onder proletarische leiding zijn twee ruim verschillende historische stadia. Met andere woorden, het proletarische leiderschap heeft het aangezicht van de revolutie fundamenteel gewijzigd, heeft een hergroepering van de klassekrachten teweeggebracht, heeft de ontplooiing van de boerenrevolutie geweldig aangewakkerd, heeft een consequent karakter verleend aan de revolutie tegen imperialisme en feodalisme, heeft de mogelijkheid geschapen dat de democratische revolutie uitgroeit tot socialistische revolutie, enz. Niets hiervan was mogelijk in de periode dat de revolutie onder burgerlijke leiding stond. Hoewel niets veranderde in de aard van de fundamentele tegenstelling in het proces in zijn geheel beschouwd, d.w.z. in de anti-imperialistische, antifeodale, democratisch-revolutionaire aard van het proces (met de halfkoloniale, halffeodale aard als tegendeel), toch heeft dit proces meerdere ontwikkelingsstadia doorlopen in meer dan twintig jaar. In die jaren zijn grote dingen gebeurd: de mislukking van de revolutie van 1911 en de vestiging van het regime van de noordelijke oorlogsheren; de vorming van het eerste nationale eenheidsfront en de revolutie van 1924-27; het verbreken van het eenheidsfront en de desertie van de bourgeoisie naar het contrarevolutionaire kamp; de oorlogen onder de nieuwe oorlogsheren, de agrarische revolutionaire oorlog, de vorming van het tweede nationale eenheidsfront en de verzetsoorlog tegen Japan. Deze stadia werden gekenmerkt door specifieke toestanden zoals de verscherping van sommige tegenstellingen (bv. de agrarische revolutionaire oorlog en de Japanse invasie van de vier noordoostelijke provincies); de gedeeltelijke of tijdelijke oplossing van andere tegenstellingen bv. de liquidatie van de noordelijke oorlogsheren en onze confiscatie van het land van de landheren); en het ontstaan van nieuwe tegenstellingen (bv. de conflicten tussen de nieuwe oorlogsheren, de herovering van de grond door de landheren nadat wij onze revolutionaire bases in het zuiden verloren hadden).
Bij het bestuderen van de bijzonderheden van de tegenstellingen in elk stadium van het ontwikkelingsproces van een ding moeten we niet alleen hun onderling verband, hun totaliteit in beschouwing nemen, maar moeten we ook de twee aspecten van elke tegenstelling onderzoeken.
Bijvoorbeeld de Kwomintang en de Communistische Partij. Nemen we één aspect: de Kwomintang. In de periode van het eerste eenheidsfront voerde de Kwomintang Soen Jat-sen drie politieke hoofdlijnen uit: bondgenootschap met Rusland, samenwerking met de Communistische Partij, en hulpverlening aan de arbeiders en boeren; daarom was ze revolutionair en krachtig, was ze een verbond van verschillende klassen voor de democratische revolutie. Na 1927 echter veranderde de Kwomintang in het tegendeel en werd ze een reactionair blok van landheren en grote bourgeoisie. Na het Sian-incident in december 1936 begon ze opnieuw te veranderen, nu in de richting van een beëindiging van de burgeroorlog en van samenwerking met de Communistische Partij om samen het Japanse imperialisme te weerstaan. Dit zijn de bijzondere kenmerken van de Kwomintang in die drie stadia. Natuurlijk zijn deze kenmerken ontstaan uit velerhande oorzaken. Nemen we nu het tweede aspect, de Chinese Communistische Partij. In de periode van het eerste eenheidsfront stond de Chinese Communistische Partij nog in haar kinderschoenen; ze leidde moedig de revolutie van 1924-27 maar bleek niet rijp genoeg om de aard, de taken en de methoden van de revolutie te begrijpen en daardoor werd het mogelijk dat het Tsjen Toe-sjioeisme, dat in de laatste periode van deze revolutie opdook, uitwerking kreeg en de nederlaag van de revolutie veroorzaakte. Na 1927 voerde de Chinese Communistische Partij moedig de agrarische revolutionaire oorlog aan, vormde ze het revolutionair leger en de revolutionaire basisgebieden; ze maakte evenwel fouten van avonturistische aard, die zowel voor het leger als voor de basisgebieden grote verliezen ten gevolge hadden. Sinds 1935 heeft de Partij deze fouten hersteld en leidt ze het nieuw eenheidsfront voor verzet tegen Japan. Een grote strijd die zich nu volop ontwikkelt. In het huidige stadium is de Communistische Partij een partij die door de vuurproef van twee revoluties is gegaan en rijke ervaring heeft verworven. Dit zijn de bijzondere kenmerken geweest van de Communistische Partij in de drie stadia. Ook deze kenmerken zijn omstaan uit velerhande oorzaken. Indien we beide reeksen kenmerken niet bestuderen, kunnen we onmogelijk de bijzondere verhoudingen tussen de twee partijen tijdens hun verschillende ontwikkelingsstadia begrijpen, met name de vorming van een eenheidsfront, het verbreken van het eenheidsfront en de vorming van een nieuw eenheidsfront. Nog fundamenteler bij het bestuderen van de bijzondere kenmerken van de twee partijen is het onderzoek van de klassebasis van de twee partijen en van de daaruit voortvloeiende tegenstellingen tussen elke partij en andere krachten in de verschillende perioden. Bijvoorbeeld: in de periode van haar eerste samenwerking met de Communistische Partij stond de Kwomintang in tegenstelling tot het buitenlandse imperialisme en was dus anti-imperialistisch; anderzijds stond ze in tegenstelling tot de grote volksmassa’s in het land zelf: hoewel ze de werkmensen met de lippen vele weldaden beloofde, gaf ze hun in werkelijkheid weinig of niets. In de periode van haar anticommunistische oorlog collaboreerde de Kwomintang met het imperialisme en het feodalisme tegen de grote volksmassa’s; ze haalde een streep door al wat het volk in de revolutie had gewonnen en verscherpte zo haar tegenstelling met het volk. In de huidige periode, de anti-Japanse oorlog, staat de Kwomintang in tegenstelling tot het Japanse imperialisme; ze verlangt samenwerking met de Communistische Partij zonder evenwel haar strijd tegen de Communistische Partij en het volk en haar onderdrukking te verminderen. Wat betreft de Communistische Partij: ze heeft altijd, in elke periode, aan de kant gestaan van de grote volksmassa’s tegen het imperialisme en het feodalisme, maar in de huidige periode van de oorlog tegen Japan heeft ze een gematigde politiek tegen de Kwomintang en de binnenlandse feodale machten aangenomen, omdat de Kwomintang zich heeft uitgesproken voor verzet tegen Japan. Bovengenoemde omstandigheden hebben meegebracht dat de ene keer bondgenootschap bestond tussen de twee partijen en de andere keer strijd; en zelfs in de perioden van bondgenootschap bestond een ingewikkelde situatie van bondgenootschap en strijd tegelijkertijd. Als we niet de bijzondere kenmerken van beide aspecten van de tegenstelling bestuderen, zullen we er niet in slagen de betrekkingen van elke partij met de andere krachten te begrijpen noch de betrekkingen tussen de twee partijen.
Hieruit kunnen we besluiten dat we niet subjectief, willekeurig en vooringenomen te werk mogen gaan, maar dat we een concrete analyse moeten maken wanneer we de bijzonderheid bestuderen van welke tegenstelling ook – van de tegenstelling in elke bewegingsvorm van de materie. de tegenstelling in elk ontwikkelingsproces van een bewegingsvorm, de twee aspecten van de tegenstelling in elk ontwikkelingsproces, de tegenstelling in elk stadium van een ontwikkelingsproces en de twee aspecten van de tegenstelling in elk stadium. Zonder concrete analyse kunnen we de bijzonderheid van gelijk welke tegenstelling onmogelijk kennen. We moeten steeds deze woorden van Lenin voor ogen houden: de concrete analyse van een concrete situatie.
Marx en Engels waren de eersten die ons uitstekende voorbeelden hebben gegeven van zulke concrete analyses.
Marx en Engels hebben de wet van de tegenstelling in de dingen toegepast op de studie van het sociaalhistorisch ontwikkelingsproces. Ze ontdekten de tegenstelling tussen de productiekrachten en de productieverhoudingen, de tegenstelling tussen de uitbuitende en de uitgebuite klassen, zowel als de hieruit voortvloeiende tegenstelling tussen de economische grondslag en de superstructuur (politiek, ideologie, enz.) en ze ontdekten hoe deze tegenstellingen onvermijdelijk leiden tot verschillende soorten sociale revolutie in verschillende soorten klassenmaatschappij.
Als Marx deze wet toepaste op de studie van de economische structuur van de kapitalistische maatschappij, ontdekte hij dat de fundamentele tegenstelling van deze maatschappij de tegenstelling is tussen het sociale karakter van de productie en het particuliere karakter van de eigendom. Deze tegenstelling komt tot uitdrukking in het georganiseerde karakter van de productie in de afzonderlijke ondernemingen en de anarchie van de productie in de globale maatschappij. En in de klasseverhoudingen komt deze fundamentele tegenstelling tot uitdrukking in de tegenstelling tussen de bourgeoisie en het proletariaat.
De dingen zijn oneindig verscheiden en hun ontwikkeling kent geen grens. Daarom kan, wat algemeen is in een bepaalde context, bijzonder zijn in een andere context. Omgekeerd kan wat bijzonder is in de ene context, algemeen worden in een andere. Alle landen waar het kapitalisme bestaat en zich ontwikkelt, hebben de tegenstelling tussen het sociale karakter van de productie en de particuliere eigendom van de productiemiddelen gemeen. Binnen de kapitalistische maatschappij is dit de algemeenheid van de tegenstelling. Maar deze tegenstelling van het kapitalisme behoort alleen bij een bepaald historisch stadium in de algemene ontwikkeling van de klassenmaatschappij; binnen de globale ontwikkeling van de tegenstelling tussen de productiekrachten en de productieverhoudingen in de klassenmaatschappij in haar geheel is dit de bijzonderheid van de tegenstelling. Maar precies door de bijzonderheid van al deze tegenstellingen in de kapitalistische maatschappij bloot te leggen belichtte Marx grondiger, adequater en vollediger de algemeenheid van de tegenstelling tussen de productiekrachten en de productieverhoudingen in de klassenmaatschappij in het algemeen.
Er bestaat eenheid tussen het bijzondere en bet algemene; in elk ding bestaat de algemeenheid zowel als de bijzonderheid van de tegenstelling, vermits het algemene aanwezig is in het bijzondere. Daarom moeten we bij de studie van een ding zowel het bijzondere als het algemene en hun onderling verband trachten te ontdekken; moeten we, in het ding zelf, zowel het bijzondere als het algemene en hun onderling verband ontdekken; en moeten we het onderling verband van dit ding met de vele dingen er buiten ontdekken. In zijn beroemde werk De grondslagen van het leninisme verklaart Stalin waaruit het leninisme historisch is ontstaan; analyseert de internationale toestand waaruit het leninisme is gegroeid; hij analyseert de tegenstellingen van het kapitalisme die zich tot het uiterste toespitsen onder het imperialisme en hij toont aan hoe deze tegenstellingen de proletarische revolutie tot een zaak voor onmiddellijke actie maakten en gunstige voorwaarden schiepen voor een onmiddellijke aanval op het kapitalisme. Meer nog, hij onderzocht om welke redenen Rusland het vaderland werd van het leninisme, waarom tsaristisch Rusland het snijpunt werd van alle tegenstellingen van het imperialisme en waarom het voor het Russische proletariaat mogelijk was de voorhoede te worden van het internationaal revolutionair proletariaat. Aldus analyseerde Stalin de algemeenheid van de tegenstelling in het imperialisme en hij toonde daarbij aan waarom het leninisme het marxisme van het tijdvak van het imperialisme en de proletarische revolutie is; tegelijkertijd analyseerde hij de bijzonderheid van het tsaristisch Russische imperialisme binnen deze algemene tegenstelling en hij toonde hierbij aan waarom Rusland de bakermat werd van de theorie en de tactiek van de proletarische revolutie en hoe de algemeenheid van de tegenstelling vervat is in haar bijzonderheid. Stalins analyse verschaft ons een voorbeeld om de bijzonderheid en de algemeenheid van de tegenstelling en hun onderling verband te begrijpen.
Marx en Engels en evenzo Lenin en Stalin hebben over het gebruiken van de dialectiek voor de studie van objectieve verschijnselen altijd gezegd dat men daarbij alle vormen van subjectivisme en vooringenomenheid moet vermijden en dat men moet uitgaan van de concrete omstandigheden in de feitelijke objectieve beweging van deze verschijnselen om hun concrete tegenstellingen, de concrete rol van elk aspect van elke tegenstelling en het concrete onderling verband tussen de tegenstellingen te ontdekken. In hun studie nemen onze dogmatici nooit zulk een houding aan en daarom slaan ze altijd de bal mis. Hun falen moet ons waarschuwen dat we ons deze houding, die de enig juiste is bij studie, moeten eigen maken.
Het verband tussen de algemeenheid en de bijzonderheid van de tegenstelling is het verband tussen het algemeen karakter en het individueel karakter van de tegenstelling. Met algemeen karakter bedoelen we dat [de] tegenstelling bestaat in alle processen, en alle processen van het begin tot het einde doorloopt; beweging, dingen, processen, denken, alles is tegenstelling. De tegenstelling ontkennen is alles ontkennen. Dit is een algemene waarheid, die zonder uitzondering geldt voor tijden en alle landen. Vandaar het algemeen karakter, de absoluutheid van de tegenstelling. Maar dit algemeen karakter is vervat in elk individueel karakter; zonder individueel karakter kan geen algemeen karakter bestaan. Als alle individueel karakter werd verwijderd, wat voor algemeen karakter zou dan nog overblijven? Omdat elke tegenstelling bijzonder is, ontstaat individueel karakter. Alle individueel karakter bestaat voorwaardelijk en tijdelijk en daarom is het relatief.
Deze waarheid over het algemene en het individuele karakter, over absoluutheid en betrekkelijkheid is de kern van het vraagstuk van de tegenstelling in de dingen; dit niet begrijpen staat gelijk met het verzaken van de dialectiek.
Er zijn in het vraagstuk van de bijzonderheid van de tegenstelling nog twee punten die we speciaal moeten analyseren en wel de voornaamste tegenstelling en het voornaamste aspect van een tegenstelling.
Er zijn vele tegenstellingen in het ontwikkelingsproces van een complex ding; hiervan is één noodzakelijkerwijze de voornaamste tegenstelling waarvan bestaan en ontwikkeling het bestaan en de ontwikkeling van de andere tegenstellingen bepalen of beïnvloeden.
In de kapitalistische maatschappij bijvoorbeeld vormen de twee tegengestelde krachten proletariaat en bourgeoisie de voornaamste tegenstelling. Maar er zijn andere tegenstellingen, zoals de tegenstelling tussen wat overblijft van de feodale klasse en de bourgeoisie, de tegenstelling tussen de kleine plattelandsbourgeoisie en de bourgeoisie, de tegenstelling tussen het proletariaat en de kleine plattelandsbourgeoisie, de tegenstelling tussen de niet-monopoliekapitalisten en de monopoliekapitalisten, de tegenstelling tussen de burgerlijke democratie en het burgerlijk fascisme, de tegenstelling
tussen de kapitalistische landen en de tegenstelling tussen het imperialisme en de koloniën. Welnu, al deze tegenstellingen
worden bepaald of beïnvloed door die voornaamste tegenstelling.
In een halfkoloniaal land als China vertoont het verband tussen
voornaamste tegenstelling en de secundaire tegenstelling een ingewikkeld beeld.
Wanneer het imperialisme tegen zo’n land een agressieoorlog voert kunnen de verschillende klassen, behalve enkele verraders, zich tijdelijk verenigen in een nationale oorlog tegen het imperialisme. Dan wordt de tegenstelling tussen het imperialisme en dat land de voornaamste te tegenstelling, terwijl al de tegenstellingen onder de verschillende klassen binnen het land (met inbegrip van wat de voornaamste tegenstelling was: de tegenstelling tussen het feodale stelsel en de grote volksmassa’s) tijdelijk verschuiven naar een secundaire en ondergeschikte plaats. Dit was het geval in China tijdens de Opiumoorlog van 1840, de Chinees-Japanse oorlog van 1894 en Boksersoorlog van 1900 en het is ook nu het geval in de huidige Chinees-Japanse oorlog.
Maar in andere omstandigheden nemen de tegenstellingen een andere plaats in. Wanneer het imperialisme niet door oorlog onderdrukt, maar door mildere middelen van politieke, economische en culturele aard, dan capituleren de heersende klassen in de halfkoloniale landen voor het kapitalisme en dan vormen beide krachten een verbond
voor gezamenlijke onderdrukking van de volksmassa’s. Dan nemen de massa’s dikwijls hun toevlucht tot burgeroorlog tegen het verbond van imperialisme en feodale klassen, terwijl het imperialisme dikwijls indirecte methoden eerder dan directe actie gebruikt om de reactionairen in de halfkoloniale landen te helpen het volk te onderdrukken; dit maakt de interne tegenstellingen bijzonder scherp. Dit gebeurde in China tijdens de revolutionaire oorlog van 1911, tijdens de revolutionaire oorlog van 1924-27 en de tien jaren agrarische revolutionaire oorlog sinds 1927. Oorlogen onder de verschillende reactionaire heersende groepen in de halfkoloniale landen, bv. de oorlogen onder de oorlogsheren in China, behoren tot dezelfde categorie.
Als een revolutionaire burgeroorlog zich zo ver ontwikkelt dat hij het bestaan zelf van het imperialisme en zijn knechten, de binnenlandse reactionairen, bedreigt, dan gebruikt het imperialisme dikwijls andere methoden om zijn heerschappij te handhaven; ofwel probeert het het revolutionaire front van binnen uit te splitsen, ofwel stuurt het een gewapende macht om de binnenlandse reactionairen op directe wijze te helpen. Dan staan het buitenlandse imperialisme en de binnenlandse reactie vrij openlijk aan de ene pool en staan de volksmassa’s aan de andere pool en dit vormt dan de voornaamste tegenstelling die de ontwikkeling van de andere tegenstellingen bepaalt of beïnvloedt. De hulpverlening van verschillende kapitalistische landen aan de Russische reactionairen na de Oktoberrevolutie is een voorbeeld van gewapende interventie. Tsjang Kai-Sjeks verraad in 1927 is een voorbeeld van splitsing van het revolutionair front.
Maar wat er ook gebeurt, er bestaat geen twijfel aan dat er in elk stadium van een ontwikkelingsproces maar één voornaamste tegenstelling is die de hoofdrol vervult.
Bestaat er dus in enig proces een aantal tegenstellingen, dan moet er een de voornaamste zijn en de leidende en beslissende rol spelen, terwijl de overige een secundaire en ondergeschikte plaats innemen. Daarom moeten we bij het bestuderen van elk complex proces met twee of meer tegenstellingen al het mogelijke doen om de voornaamste tegenstelling te vinden. Is de voornaamste tegenstelling eenmaal ontdekt, dan kunnen alle vraagstukken gemakkelijk opgelost worden. Dit is de methode die Marx ons leert in zijn onderzoek van de kapitalistische maatschappij. Lenin en Stalin leren ons eveneens deze methode in hun onderzoek van het imperialisme en de algemene crisis van het kapitalisme en in hun onderzoek van de Sovjeteconomie. Duizenden geleerden en mensen die in de actie staan hebben deze methode niet begrepen en het resultaat is dat ze in de mist verloren lopen, onbekwaam zijn om de kern van een vraagstuk te vatten en natuurlijk geen weg vinden om de tegenstellingen van dat vraagstuk op te lossen.
Zoals we gezegd hebben, mogen we niet alle tegenstellingen in een proces behandelen alsof ze gelijkwaardig waren, maar moeten we onderscheid maken tussen de voornaamste tegenstelling en de secundaire tegenstellingen en moeten we vooral aandacht besteden aan het vinden van de voornaamste tegenstelling. Maar mogen de twee tegengestelde aspecten in enige tegenstelling, of dit nu de voornaamste of een secundaire is, als gelijkwaardig behandeld worden? Ook dat mag niet. In elke tegenstelling is de ontwikkeling van de tegengestelde aspecten ongelijk. Soms schijnen ze evenwichtig, wat evenwel alleen tijdelijk en betrekkelijk is; de fundamentele toestand is ongelijkheid. Van de twee tegengestelde aspecten is noodzakelijkerwijze één het voornaamste en is het andere secundair. Het voornaamste aspect is het aspect dat de leidende rol vervult in de tegenstelling. De aard van een zaak wordt hoofdzakelijk bepaald door het voornaamste aspect van een tegenstelling, het aspect dat de overheersende plaats inneemt.
Maar deze toestand is niet statisch; het voornaamste aspect en de secundaire aspecten van een tegenstelling gaan in elkaar over en de aard van het ding verandert op overeenkomstige wijze. In een bepaald proces of in een bepaald ontwikkelingsstadium van een tegenstelling is A het voornaamste aspect en B het secundaire; in een ander stadium of in een ander proces zijn de rollen omgekeerd een verandering die afhangt van de mate dat de kracht van elk aspect in zijn strijd tegen het ander aspect tijdens het ontwikkelingsproces van een ding is toegenomen of afgenomen.
We spreken er vaak over “dat het nieuwe het oude verdringt”. De verdringing van het oude door het nieuwe is en algemene, eeuwige en onaantastbare wet van het heelal. Dat een ding overeenkomstig zijn aard en de externe voorwaarden via sprongen van verschillende vorm verandert in een ander ding, dat is het proces waarin het nieuwe het oude verdringt. In elk ding is er tegenstelling tussen zijn oude en nieuwe aspecten en dit geeft aanleiding tot veel gevechten met wisselende kansen. Het resultaat van deze gevechten is dat het nieuwe aspect dat het mindere was nu het meerdere wordt en de overhand krijgt, terwijl het oude aspect dat het meerdere was nu het mindere wordt en geleidelijk afsterft. En op het ogenblik dat het nieuwe aspect de overhand krijgt over het oude, verandert het oude ding kwalitatief in een nieuw ding. Hieruit blijkt dat de aard van een ding hoofdzakelijk bepaald wordt door het voornaamste aspect van de tegenstelling, het aspect dat de overhand gekregen heeft. Als het voornaamste aspect, dat de overhand gekregen heeft, verandert, dan verandert de aard van het ding ook.
In de kapitalistische maatschappij is de positie van het kapitalisme verandert: het was een ondergeschikte kracht in het oude feodale tijdperk en werd de overheersende kracht en zo ook veranderde de aard van de maatschappij van feodaal in kapitalistisch. In het nieuwe kapitalistische tijdperk veranderde de positie van de feodale krachten: eens overheersend werden ze ondergeschikt om dan geleidelijk uit te sterven. Dit was bv. het geval in Engeland en Frankrijk. Met de ontwikkeling van de productiekrachten verandert de bourgeoisie: ze was een nieuwe klasse en vervulde een progressieve rol; ze wordt een oude klasse en vervult een reactionaire rol tot ze uiteindelijk wordt omverworpen door het proletariaat en een klasse wordt die, ontzet uit het particulier bezit van de productiemiddelen en uit de macht, eveneens geleidelijk uitsterft. Het proletariaat dat veel talrijker is dan de bourgeoisie en groeit tegelijk met de bourgeoisie maar onder haar heerschappij, is een nieuwe kracht; aanvankelijk is het ondergeschikt aan de bourgeoisie maar geleidelijk wordt het sterker; het wordt een onafhankelijke klasse die de leidende rol vervult in de geschiedenis en uiteindelijk verovert het de politieke macht en wordt het de heersende klasse. Dan verandert de aard van de maatschappij en de oude kapitalistische maatschappij wordt de nieuwe socialistische maatschappij. Dat is de weg die de Sovjet-Unie nu al gaat en die alle andere landen onvermijdelijk zullen gaan.
Neem bv. China. In de tegenstelling die van China een halfkolonie maakt neemt het imperialisme de voornaamste plaats in: het onderdrukt het Chinese volk, en China, eens onafhankelijk land, werd veranderd in een halfkoloniaal land. Maar deze stand van zaken zal onvermijdelijk veranderen; in de strijd tussen de twee kanten zal de kracht van het Chinese volk die groeit onder de leiding van het proletariaat, China onvermijdelijk veranderen van een halfkolonie in een onafhankelijk land, terwijl het imperialisme zal omvergeworpen worden. Oud China zal onvermijdelijk veranderen in Nieuw China.
De verandering van Oud China in Nieuw China houdt ook in dat de verhouding tussen de feodale krachten en de nieuwe volkskrachten binnen het land verandert. De oude feodale landherenklasse zal omvergeworpen worden en van heersende klasse zal ze overheerste klasse worden; en ook deze klasse zal geleidd1jk afsterven. Het volk, eens overheerst, zal onder de leiding van het proletariaat heerser worden. Dan zal de aard van de Chinese maatschappij veranderen en de oude halfkoloniale-halffeodale maatschappij zal veranderen in een nieuwe democratische maatschappij.
Voorbeelden van zulke wederzijdse omvormingen vinden we in onze ervaringen uit het verleden. De Qing-dynastie, die nagenoeg driehonderd jaar lang heerste, werd omvergeworpen in de revolutie van 1911 en de revolutionaire Tongmenghui onder de leiding van Soen Jat-sen bleef lange tijd overwinnaar. In de revolutionaire oorlog van 1924-27 kwam verandering in de revolutionaire krachten van het verbond tussen communisten en Kwomintang in het zuiden: ze waren zwak, werden sterk en behaalden de overwinning in de Noordelijke Expeditie, terwijl de oorlogsheren uit het noorden, die eens almachtig waren, omvergeworpen werden. In 1927 werden de volkskrachten, geleid door de Communistische Partij numeriek zeer verzwakt door de aanvallen van de Kwomintang-reactionairen; maar nadat ze het opportunisme in hun rijen hadden uitgeschakeld groeiden ze opnieuw geleidelijk aan. In de revolutionaire basisgebieden onder communistische leiding zijn de boeren, eens overheersten, nu de heersers geworden, terwijl de landheren de omgekeerde verandering hebben ondergaan. Zo gaat het altijd in de wereld, het nieuwe vervangt het oude, het oude wordt uitgeschakeld om plaats te maken voor het nieuwe, en het nieuwe ontstaat uit het oude.
In bepaalde tijden van de revolutionaire strijd wegen de moeilijkheden zwaarder dan de gunstige omstandigheden, vormen aldus het voornaamste aspect van de tegenstelling, terwijl de gunstige voorwaarden het secundaire aspect vormen. Maar door hun inspanningen kunnen de revolutionairen de moeilijkheden geleidelijk overwinnen en een voordelige nieuwe situatie scheppen; zo maakt de moeilijke situatie plaats voor een voordelige. Dit was het geval na de nederlaag van de revolutie in China in 1927 en gedurende de Grote Mars van het Chinese Rode Leger. In de huidige Chinees-Japanse oorlog verkeert China opnieuw in een moeilijke situatie, maar dat kunnen we veranderen; we kunnen de situatie zoals die tussen China en Japan bestaat fundamenteel veranderen. Omgekeerd kunnen voordelige omstandigheden ook veranderen in moeilijkheden indien de revolutionairen fouten maken. Aldus werd de overwinning van de revolutie van 1924-27 een nederlaag. De revolutionaire basisgebieden die na 1927 in de zuidelijke provincies waren ontstaan, waren in 1934 alle verslagen.
Hetzelfde geldt voor de tegenstelling in de overgang van onwetendheid naar kennis als we beginnen studeren. In het allereerste begin van onze studie van het marxisme staat onze onwetendheid of ons schaarse kennen van het marxisme in tegenstelling tot de kennis van het marxisme. Maar door volgehouden studie kan onwetendheid veranderd worden in kennis, schaarse kennis in substantiële kennis en blind toepassen van het marxisme is een meesterlijk hanteren.
Sommige mensen denken dat dit niet geldt voor bepaalde tegenstellingen. Zijn bijvoorbeeld in de tegenstelling tussen productiekrachten en productieverhoudingen de productiekrachten het voornaamste aspect, is in de tegenstelling tussen theorie en praktijk de praktijk het voornaamste aspect, is in de tegenstelling tussen economische basis en superstructuur de economische basis het voornaamste aspect, dan komt er geen verandering in de plaats die deze tegendelen innemen. Dit is de mechanistisch materialistische opvatting, niet de dialectisch materialistische. Het is waar dat de productiekrachten, de praktijk en de economische basis in het algemeen de voornaamste en beslissende rol vervullen. Wie dit ontkent is geen materialist. Maar we moeten vaststellen dat aspecten zoals productieverhoudingen, theorie en superstructuur onder bepaalde voorwaarden op hun beurt verschijnen in de voornaamste en beslissende rol. Als ontwikkeling voor de productiekrachten onmogelijk wordt indien niet de productieverhoudingen veranderen, dan vervult de verandering in de productieverhoudingen de voornaamste en beslissende rol. Het uitwerken en voorstaan van revolutionaire theorie vervult de voornaamste en beslissende rol in tijden dat er, zoals Lenin zegt, “zonder revolutionaire theorie geen revolutionaire beweging kan bestaan.”[15] Wanneer een bepaald werk, en welk werk ook moet gedaan worden, maar er is nog geen richtlijn, methode, plan of politiek, dan is het beslissen over een richtlijn, methode, plan of politiek de voornaamste en beslissende zaak. Wanneer de superstructuur, politiek, cultuur, enz. de ontwikkeling van de economische basis in de weg staan, dan zijn politieke en culturele veranderingen de voornaamste en beslissende zaak. Gaan we in tegen het materialisme, wanneer we dit zeggen? Neen. De reden is de volgende: indien we erkennen dat in de algemene ontwikkeling van de geschiedenis het materiële het geestelijke bepaalt en het maatschappelijk zijn het maatschappelijk bewustzijn, dan erkennen we en moeten we ook erkennen dat het geestelijke inwerkt op de materiële dingen, het maatschappelijk bewustzijn op het maatschappelijk zijn en de superstructuur op de economische basis. Dit gaat niet in tegen het materialisme; integendeel, het vermijdt het mechanisch materialisme en verdedigt krachtig het dialectisch materialisme.
Bij onze studie van de bijzonderheid van de tegenstelling zullen we vastlopen in abstracties, onbekwaam zijn de contradictie concreet te begrijpen en bijgevolg onbekwaam zijn de juiste methode te vinden om haar op te lossen, tenzij we deze twee facetten onderzoeken: de voornaamste tegenstelling en de niet-voornaamste tegenstellingen in een proces en het voornaamste aspect en de niet-voornaamste aspecten van een tegenstelling; tenzij we, om het anders uit te drukken, het kenmerkende karakter van deze twee facetten van de tegenstelling onderzoeken.
Het kenmerkende karakter of de bijzonderheid van deze twee facetten van de tegenstelling vertegenwoordigt de ongelijkheid van de krachten die in de tegenstelling bestaan. Niets in de wereld ontwikkelt zich op volstrekt gelijkmatige wijze. We moeten de theorie van de gelijkmatige ontwikkeling of de theorie van het evenwicht bestrijden. Trouwens, precies in deze concrete kentrekken van een tegenstelling en in de veranderingen in het voornaamste en in de secundaire aspecten van een tegenstelling tijdens het verloop van haar ontwikkeling manifesteert zich de kracht van het nieuwe dat het oude verdringt. De studie van de verschillende toestanden van ongelijkheid in tegenstellingen – van de voornaamste tegenstelling en de secundaire tegenstelling en van het voornaamste aspect en de secundaire aspecten van een tegenstelling – is de essentiële methode voor een revolutionaire politieke partij om haar strategische en tactische lijn te bepalen zowel in het politieke als militaire vlak. Alle communisten moeten hieraan aandacht besteden.
Nu we de algemeenheid en de bijzonderheid van de tegenstelling begrijpen, moeten we het vraagstuk van de identiteit en de strijd van de aspecten van een tegenstelling gaan bestuderen.
De identiteit, de eenheid, het samenvallen, het in elkaar doordringen, het in elkaar versmelten, de onderlinge afhankelijkheid (of het van elkaar afhankelijk zijn voor het voortbestaan) de onderlinge verbondenheid of de onderlinge samenwerking: al deze termen hebben dezelfde betekenis en verwijzen naar de volgende twee punten. Ten eerste, het bestaan van elk van de twee aspecten van een tegenstelling in het ontwikkelingsproces van een ding onderstelt reeds het bestaan van het andere aspect; beide aspecten bestaan samen in een enkele eenheid. Ten tweede, in bepaalde omstandigheden verandert elk van de twee tegengestelde aspecten in zijn tegendeel. Dit is de betekenis van identiteit.
Lenin heeft gezegd:
De dialectiek is de theorie die aantoont hoe de tegendelen identiek kunnen zijn, hoe ze het zijn (hoe ze het worden) onder welke voorwaarden ze identiek zijn, terwijl het ene verandert in het andere waarom het menselijk verstand deze tegendelen niet moet beschouwen als dood, star, maar als levende voorwaardelijke, beweeglijke tegendelen waarvan het ene verandert in het andere.[16]
Wat betekent deze passus?
De tegengestelde aspecten in elk proces sluiten elkaar uit, bestrijden elkaar, en stellen zich tegen elkaar op. Deze tegengestelde aspecten bestaan zonder uitzondering in het ontwikkelingsproces van alle dingen en in alle menselijk denken. Een eenvoudig proces bevat maar één paar tegendelen terwijl een complex proces er meerdere bevat. En de verschillende paren tegendelen zijn op hun beurt aan elkaar tegengesteld. Zo zijn alle dingen in de objectieve wereld en alle menselijke gedachten opgebouwd en zo ook worden ze in beweging gebracht.
Maar als dat zo is, bestaat er bitter weinig identiteit of eenheid. Hoe kunnen we dan spreken van identiteit of eenheid?
Het zit hem zo, dat geen enkel tegengesteld aspect geïsoleerd kan bestaan. Het verliest zijn bestaansvoorwaarde, zodra het aspect dat zijn tegendeel is, niet bestaat. Denk even na, kan enig tegengesteld aspect van een ding of van een begrip uit de menselijke geest onafhankelijk bestaan? Zonder leven zou er geen dood zijn; zonder dood zou er geen leven zijn. Zonder “boven” geen “onder”; zonder “onder” geen “boven”. Zonder ongeluk, geen geluk; zonder geluk, geen ongeluk. Zonder gemakkelijkheid, geen moeilijkheid; zonder moeilijkheid, geen gemakkelijkheid. Zonder grootgrondbezitters, geen pachters; zonder pachters, geen grootgrondbezitters. Zonder bourgeoisie, geen proletariaat; zonder proletariaat, geen bourgeoisie. Zonder de imperialistische onderdrukking van een aantal landen, geen kolonies of halfkolonies; zonder kolonies of halfkolonies, geen imperialistische onderdrukking van een aantal landen. Het is zo voor alle tegendelen. In bepaalde omstandigheden zijn ze enerzijds aan elkaar tegengesteld en zijn ze anderzijds onderling verbonden, dringen ze in elkaar door, versmelten ze in elkaar en zijn ze onderling afhankelijk en dit kenmerk noemt men de identiteit. In bepaalde omstandigheden vertonen alle tegengestelde aspecten het kenmerk dat ze niet-identiek zijn en daarom noemt men ze tegengesteld. Ze bezitten echter ook het kenmerk dat ze identiek zijn en daarom zijn ze onderling verbonden. Dat bedoelt Lenin als hij zegt dat de dialectiek bestudeert “hoe de tegendelen ... identiek kunnen zijn”. Hoe kunnen ze identiek zijn? De reden is dat elk tegendeel voorwaarde is voor het bestaan van het andere tegendeel. Dit is de eerste betekenis van identiteit.
Maar volstaat het alleen te zeggen dat elk van de tegengestelde aspecten de voorwaarden is voor het bestaan van het andere, dat er identiteit onder hen bestaat en dat ze bijgevolg in één enkele entiteit kunnen samen bestaan? Neen, dat volstaat niet. De zaak is niet beperkt tot het feit dat ze voor hun bestaan onderling afhankelijk zijn; belangrijker is dat het ene verandert in het andere. Dit wil zeggen: onder gegeven omstandigheden verandert elk van de tegengestelde aspecten in een ding in zijn tegendeel, het neemt de plaats in van zijn tegendeel. Dit is de tweede betekenis van identiteit van de tegenstelling.
Waarom is er hier ook identiteit? Kijk, door middel van de revolutie verandert het proletariaat, het was overheerst en wordt heerser; terwijl de bourgeoisie, eerst heerser, verandert tot overheerste en haar plaats verandert voor de plaats voor de plaats die haar tegendeel oorspronkelijk innam. Dit is al gebeurd in de Sovjet-Unie en het zal zo gebeuren in de hele wereld. Was er onder [de] gegeven voorwaarden geen onderling verband en identiteit van tegendelen, hoe zou zo’n verandering dan kunnen plaatsvinden?
De Kwomintang, die in een bepaald stadium van de moderne Chinese geschiedenis een positieve rol speelde, werd na 1927 een contrarevolutionaire partij door haar inherente klasse-aard en door de verleidelijke beloften van het imperialisme (dit zijn de voorwaarden); maar tengevolge van de verscherping van de tegenstelling tussen China en Japan en de eenheidsfrontpolitiek van de Communistische Partij (dit zijn de voorwaarden) is ze gedwongen in te stemmen met het verzet tegen Japan. Tegengestelde dingen veranderen in hun tegendeel en hierin ligt een welbepaalde identiteit.
Onze agrarische revolutie is een proces geweest waarin de landherenklasse, die het land bezit, verandert in een klasse die het land kwijt is; terwijl de boeren, die ooit hun land kwijt waren, veranderen tot kleine bezitters die land verwierven en dat proces zal zich herhalen. Onder bepaalde voorwaarden zijn hebben en niet hebben, verwerven en verliezen onderling verbonden; er bestaat identiteit tussen die twee zaken. Onder het socialisme verandert de particuliere eigendom van de boeren in gemeenschappelijke eigendom van de socialistische landbouw; dit is al gebeurd in de Sovjet-Unie zoals het overal elders ook zal gebeuren. Er leidt een brug van particuliere eigendom naar gemeenschappelijke eigendom die in de filosofie identiteit, of verandering in elkaar, of interpenetratie genoemd wordt.
De dictatuur van het proletariaat of de dictatuur van het volk versterken is in werkelijkheid de voorwaarden voor het afschaffen van deze dictatuur voorbereiden en vooruitgaan naar een hoger stadium waarin alle staatsstelsels zullen uitgeschakeld zijn. De Communistische Partij oprichten en opbouwen is in werkelijkheid de voorwaarden voor de uitschakeling van de Communistische Partij en alle politieke partijen voorbereiden. Een revolutionair leger onder de leiding van de Communistische Partij opbouwen en de revolutionaire oorlog voeren is in werkelijkheid de voorwaarden voor de permanente uitschakeling van de oorlog voorbereiden. Deze tegendelen zijn tegelijkertijd complementair.
Oorlog en vrede veranderen, zoals iedereen weet, in elkaar. Oorlog verandert in vrede; de Eerste Wereldoorlog bijvoorbeeld veranderde in naoorlogse vrede, de burgeroorlog in China is nu opgehouden en heeft plaats gemaakt voor binnenlandse vrede. Vrede verandert in oorlog; de Kwomintang-Communistische samenwerking bijvoorbeeld veranderde in 1927 in oorlog en de hedendaagse toestand van wereldvrede kan veranderen in een tweede wereldoorlog. Hoe komt dat? Omdat in de klassenmaatschappij tegengestelde dingen zoals oorlog en vrede onder gegeven omstandigheden identiteit bezitten.
Alle tegengestelde dingen zijn onderling verbonden; niet alleen bestaan ze onder gegeven voorwaarden in één enkele entiteit samen, maar onder andere gegeven voorwaarden veranderen ze ook in elkaar. Dit is de volle betekenis van de identiteit van de tegendelen. Dit is wat Lenin bedoelde als hij besprak “hoe ze identiek zijn terwijl het ene verandert in het andere.”
Waarom “moet het menselijk verstand deze tegendelen niet beschouwen als dood, star, maar als levende voorwaardelijke, beweeglijke tegendelen waarvan het ene verandert in het andere”? Omdat de dingen in de objectieve werkelijkheid juist zo zijn. Feit is dat de eenheid of identiteit van tegendelen in objectieve dingen niet dood of star is, maar levend, voorwaardelijk, beweeglijk, tijdelijk en betrekkelijk; onder bepaalde voorwaarden verandert elk tegengesteld aspect in zijn tegendeel. Weerspiegeld in het menselijk denken wordt dit de marxistische wereldbeschouwing van de materialistische dialectiek. Alleen de heersende klassen van het verleden en het heden en hun dienstbare metafysici beschouwen tegendelen niet als levend, voorwaardelijk, beweeglijk en in elkaar veranderend, maar als dood en star en zij verspreiden deze verkeerde opvatting overal om de volksmassa’s te misleiden en zo hun heerschappij te bestendigen. De taak van communisten is de verkeerde opvattingen van reactionairen en metafysici bloot te leggen, de dialectiek die inherent is aan de dingen te propageren en zo de verandering van de dingen te versnellen en het doel van de revolutie te verwezenlijken.
Als we spreken over identiteit van tegendelen onder gegeven voorwaarden, dan bedoelen we werkelijke en concrete tegendelen en de werkelijke en concrete verandering van het ene tegendeel in het andere. In de mythologie komen er talloze veranderingen voor: bv. Kuafu’s wedloop met de zon in het Boek van Bergen en Zeeën (Shan Hai Ching),[17] Yi’s neerschieten van negen zonnen in Huai Nan Tzu,[18] de tweeënzeventig gedaanteveranderingen van Koning Aap in De Pelgrimstocht naar het Westen (Hsi Yu Chi),[19] de vele episoden met geesten en vossen die de gedaante van mensen aannemen in De Vreemde Vertellingen van Liao Chai,[20] enz. Maar deze veranderingen van tegendelen in de legenden zijn geen werkelijke veranderingen die concrete tegenstellingen weerspiegelen. Het zijn naïeve, denkbeeldige, subjectief opgevatte veranderingen die door de ontelbare, werkelijke en complexe veranderingen van tegendelen in de menselijke geest worden opgeroepen. Marx heeft gezegd : “Alle mythologie overwint, beheerst en schept de natuurkrachten in de verbeelding en door de verbeelding; ze verdwijnt bijgevolg met de werkelijke heerschappij over de natuurkrachten.”[21] De ontelbare veranderingen in de mythologie (en ook in de sprookjes) vermaken de mensen, omdat ze met veel verbeelding de menselijke verovering van de natuurkrachten schilderen en van de beste mythen gaat, zoals Marx zegt, “eeuwige bekoring” uit; maar de mythen ontstonden niet op grondslag van concrete tegenstellingen die in gegeven voorwaarden bestaan en zijn dus geen wetenschappelijke weerspiegeling van de werkelijkheid. Dit wil zeggen, dat de aspecten die een tegenstelling uitmaken in de mythen en sprookjes alleen een denkbeeldige identiteit bezitten en geen concrete identiteit. De wetenschappelijke weerspiegeling van de identiteit in werkelijke veranderingen is marxistische dialectiek.
Waarom kan een ei wel en een steen niet veranderen in een kuiken? Waarom bestaat identiteit tussen oorlog en vrede en niet tussen oorlog en steen? Waarom kunnen menselijke wezens alleen menselijke wezens baren en niet iets anders? De enige reden is dat de identiteit van tegendelen alleen bestaat in noodzakelijke gegeven voorwaarden. Zonder deze noodzakelijke gegeven voorwaarden kan er geen sprake zijn van identiteit.
Hoe komt het dat de burgerlijk-democratische Februarirevolutie in het Rusland van 1917 direct verbonden was met de proletarische socialistische Oktoberrevolutie terwijl de burgerlijke revolutie in Frankrijk niet direct verbonden was met een socialistische revolutie en de Parijse Commune van 1871 uitliep op een mislukking? Hoe komt het anderzijds dat het nomadenstelsel in Mongolië en Centraal Azië direct verbonden was met het socialisme? Hoe komt het dat de Chinese revolutie een kapitalistische toekomst kan uit de weg gaan en direct kan verbonden worden met het socialisme zonder de oude historische weg van de westelijke landen op te gaan, zonder een periode van burgerlijke dictatuur door te maken? De reden ligt alleen in de concrete voorwaarden van de tijd. Wanneer bepaalde noodzakelijke voorwaarden aanwezig zijn, ontstaan bepaalde tegenstellingen in het ontwikkelingsproces van de dingen en daarenboven zijn de tegendelen in die tegenstellingen onderling afhankelijk en verandert het ene tegendeel in het andere; anders zou niets van dit alles mogelijk zijn.
Dit is het vraagstuk van de identiteit. Wat is strijd dan? En wat is de verhouding tussen identiteit en strijd?
Lenin heeft gezegd:
De eenheid (congruentie, identiteit, werkingsgelijkheid) van de tegendelen is voorwaardelijk, tijdelijk, voorbijgaand, betrekkelijk. De strijd van elkaar uitsluitende tegendelen is absoluut, precies zoals ontwikkeling, beweging absoluut is.[22]
Wat betekent deze passus?
Alle processen kennen een begin en een einde, alle processen veranderen in hun tegendelen. Van alle processen is de duurzaamheid relatief, maar de veranderlijkheid die tot uitdrukking komt in de verandering van een proces in een ander, is absoluut.
Er zijn twee bewegingsvormen in alle dingen: de bewegingsvorm van betrekkelijke rust en de bewegingsvorm van opmerkelijke verandering. Beide zijn veroorzaakt door de strijd tussen de twee tegengestelde elementen die een ding bevat. Als het ding in de eerste bewegingsvorm verkeert ondergaat het alleen kwantitatieve en niet kwalitatieve verandering en bijgevolg verschijnt het uitwendig als rustend. Als het ding in de tweede bewegingsvorm verkeert, heeft de kwantitatieve verandering van de eerste vorm reeds een hoogtepunt bereikt en brengt de ontbinding van het ding als entiteit teweeg; daarop een kwalitatieve verandering en vandaar komt het verschijnen van een merkbare verandering. Eenheid, solidariteit, verbondenheid, harmonie, evenwicht, impasse, stagnatie, rust, continuïteit, hechtheid, aantrekking zoals we die in het dagelijkse leven zien, zijn alle verschijningsvormen van de dingen in toestand van kwantitatieve verandering. Aan de andere kant is de ontbinding van de eenheid, solidariteit, verbondenheid, harmonie, evenwicht, impasse, stagnatie, rust, continuïteit, hechtheid, aantrekking en de verandering in hun tegendeel telkens de verschijningsvorm van de dingen in de toestand van kwalitatieve verandering, het veranderen van een proces in een ander. De dingen veranderen voortdurend van de eerste in de tweede bewegingsvorm; de strijd van de tegendelen bestaat in beide vormen, maar de tegenstelling wordt opgelost in de tweede vorm. Daarom zeggen we dat de eenheid van tegendelen voorwaardelijk, tijdelijk en betrekkelijk is, terwijl de strijd van elkaar uitsluitende tegendelen absoluut is.
Als we hierboven zeiden dat twee tegengestelde dingen samen kunnen bestaan in één enkele entiteit en dat het ene in het andere kan veranderen door de identiteit die bestaat, dan bedoelden we voorwaardelijkheid; d.w.z., onder bepaalde voorwaarden kunnen twee tegengestelde dingen één worden en kan het ene het andere worden. Maar zonder deze voorwaarden kunnen deze dingen geen tegenstelling vormen, kunnen ze niet in dezelfde entiteit samen bestaan en kan het ene niet veranderen in het andere. Omdat de identiteit van tegendelen alleen maar onder bepaalde voorwaarden geldt, zeggen we dat de identiteit voorwaardelijk en betrekkelijk is. We kunnen hieraan toevoegen: de strijd tussen tegendelen doordringt een proces van het begin tot het einde en maakt dat een proces verandert in een ander, en, deze strijd is alomtegenwoordig en daarom is hij onvoorwaardelijk en absoluut.
Voorwaardelijke, betrekkelijke identiteit verenigd met onvoorwaardelijke absolute strijd vormen de beweging van alle tegendelen in alle dingen.
In China zeggen we dikwijls: “Dingen die aan elkaar zijn tegengesteld, vullen elkaar ook aan.”[23] Dit wil zeggen dat er identiteit bestaat tussen de dingen die aan elkaar zijn tegengesteld. Dit gezegde is dialectisch en spreekt de metafysica tegen. “Aan elkaar tegengesteld zijn” verwijst naar het wederzijdse uitsluiten of de strijd tussen tegengestelde aspecten. “Elkaar aanvullen” betekent dat de twee tegengestelde aspecten onder gegeven voorwaarden zich verenigen en identiteit verkrijgen. Maar nog ligt in identiteit strijd besloten en zonder strijd kan er geen identiteit bestaan.
In identiteit is strijd, in bijzonderheid is algemeenheid en in individualiteit is algemeenheid. Om het met Lenin te zeggen: “er is in het relatieve werkelijk iets absoluuts.”[24]
In het vraagstuk van de strijd van tegendelen ligt de vraag besloten wat antagonisme is. Wij antwoorden dat antagonisme één vorm, maar niet de enige vorm van de strijd van tegendelen is.
In de menselijke geschiedenis bestaat het antagonisme tussen klassen als een bijzondere uitingsvorm van de strijd tussen tegendelen. Laten we eens de tegenstelling tussen de uitbuitende en de uitgebuite klassen bekijken. Zulke tegengestelde klassen bestaan lange tijd samen in dezelfde maatschappij, het weze een slavenmaatschappij, een feodale of een kapitalistische maatschappij, en ze bevechten elkaar. Maar pas wanneer de tegenstelling tussen de twee klassen zich tot een bepaald stadium heeft ontwikkeld, neemt ze de vorm van open antagonisme aan en ontwikkelt ze zich tot revolutie. Hetzelfde geldt voor de verandering van vrede in oorlog in de klassenmaatschappij.
Voor de ontploffing is een bom één enkele entiteit waarin tegendelen onder bepaalde voorwaarden samen bestaan. De ontploffing vindt alleen plaats wanneer een nieuwe voorwaarde, de ontsteking, aanwezig is. Een analoge situatie ontstaat in al die natuurverschijnselen die uiteindelijk de vorm van openlijk conflict aannemen om oude tegenstellingen op te lossen en nieuwe dingen voort te brengen.
Het is uiterst belangrijk dat men dit duidelijk inziet. Het laat ons toe te begrijpen dat revoluties en revolutionaire oorlogen onvermijdelijk zijn in de klassenmaatschappij; dat het zonder deze revolutionaire oorlogen niet mogelijk is dat enige sprong vooruit wordt gemaakt in de sociale ontwikkeling, dat de reactionaire heersende klassen worden omvergeworpen en dat het bijgevolg voor het volk onmogelijk is de politieke macht te veroveren. De communisten moeten de misleidende propaganda van de reactionairen, zoals de bewering dat de maatschappelijke revolutie niet noodzakelijk en niet mogelijk is, aan de kaak stellen. Zij moeten de marxistisch-leninistische theorie van maatschappelijke revolutie verdedigen en de mensen helpen begrijpen dat de maatschappelijke revolutie niet alleen volstrekt noodzakelijk maar ook volstrekt uitvoerbaar is en dat de hele geschiedenis van de mensheid en de overwinning van de Sovjet-Unie deze wetenschappelijke waarheid bevestigen.
We moeten evenwel de omstandigheden van elke specifieke strijd van tegendelen concreet onderzoeken en we mogen de besproken formule niet klakkeloos op alles van toepassing brengen. Tegenstelling en strijd zijn universeel en absoluut; maar de methoden om [de] tegenstelling op te lossen, d.w.z. de strijdvormen, verschillen overeenkomstig de verschillen in de aard van de tegenstellingen. Sommige tegenstellingen worden gekenmerkt door uitgesproken antagonisme, andere niet. Overeenkomstig de concrete ontwikkeling in de dingen ontwikkelen zich sommige tegenstellingen, die oorspronkelijk niet-antagonistisch waren, tot antagonistische tegenstellingen; terwijl andere, die oorspronkelijk antagonistisch waren, zich ontwikkelen tot niet-antagonistische tegenstellingen.
Zoals we reeds zeiden, zolang als klassen bestaan zijn tegenstellingen tussen juiste en onjuiste ideeën in de Communistische Partij de weerspiegeling in de Partij van klassentegenstellingen. Aanvankelijk, wat bepaalde vraagstukken betreft, hoeven zulke tegenstellingen zich niet noodzakelijk te openbaren als antagonistisch. De geschiedenis van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie toont ons dat de tegenstellingen tussen de juiste ideeën van Lenin en Stalin en de onjuiste ideeën van Trotski, Boecharin en anderen zich in het begin niet in een antagonistische vorm openbaarden, maar zich naderhand ontwikkelden tot antagonisme. Er zijn gelijkaardige gevallen in de geschiedenis van de Chinese Communistische Partij. In het begin openbaarden de tegenstellingen tussen de juiste ideeën van vele partijkameraden en de onjuiste ideeën van Chen Duxiu, Zhang Guohua en anderen zich evenmin in een antagonistische vorm, maar achteraf ontwikkelden ze zich tot antagonisme. Momenteel openbaart de tegenstelling tussen juiste en onjuiste ideeën zich niet in een antagonistische vorm en indien kameraden die fouten gemaakt hebben, ze kunnen verbeteren, dan zal die tegenstelling zich niet ontwikkelen tot antagonisme. Hiertoe moet de Partij aan de ene kant een ernstige strijd leveren tegen onjuiste ideeën; en moet ze aan de andere kant aan de kameraden die fouten gemaakt hebben, ruim de gelegenheid bieden om wakker te worden. Onder zulke voorwaarden is het blijkbaar ongeschikt strijd te leveren tot het uiterste. Maar als de mensen die fouten maakten, daarin volharden en nog ergere fouten maken, dan bestaat de mogelijkheid dat die tegenstelling zich zal ontwikkelen tot antagonisme.
In economisch opzicht is de tegenstelling tussen stad en platteland uiterst antagonistisch; dit is zo in de kapitalistische maatschappij waar de steden onder de heerschappij van de bourgeoisie het platteland meedogenloos plunderen en dit is ook zo in de Kwomintang-gebieden in China waar de steden onder de heerschappij van het buitenlandse imperialisme en de Chinese compradorische grootbourgeoisie het platteland op de meest roofzuchtige wijze plunderen. Maar in een socialistisch land en in onze revolutionaire basisgebieden is deze antagonistische tegenstelling veranderd in een niet-antagonistische. En deze tegenstelling zal verdwijnen als de communistische maatschappij bereikt is.
Lenin heeft gezegd: “antagonisme en tegenstelling zijn geenszins hetzelfde. Onder het socialisme zal het eerste verdwijnen en het tweede zal blijven.”[25] Dit wil zeggen, antagonisme is een vorm maar niet de enige vorm van de strijd tussen tegendelen; de formule van het antagonisme kunnen we niet klakkeloos op gelijk wat toepassen.
We kunnen nu in enkele woorden samenvatten. De wet van de tegenstelling in de dingen, d.w.z. de wet van de eenheid van tegendelen, is de fundamentele wet van de natuur en van de maatschappij en daarom ook de fundamentele wet van de gedachte. Deze wet is tegengesteld aan de metafysische wereldbeschouwing. Ze betekent een grote revolutie in de geschiedenis van het menselijk kennen. Overeenkomstig het dialectisch materialisme is de tegenstelling aanwezig in alle processen van objectief bestaande dingen en van de subjectieve gedachte en ze doordringt deze processen van het begin tot het einde; dit is de algemeenheid en absoluutheid van de tegenstelling. Elke tegenstelling en alle aspecten van een tegenstelling hebben hun eigen kenmerken; dit is de bijzonderheid en de betrekkelijkheid van de tegenstelling. Onder gegeven voorwaarden bezitten tegendelen identiteit en kunnen ze bijgevolg samen bestaan in één enkele entiteit en kan het ene tegendeel veranderen in het andere; dit is opnieuw de bijzonderheid en de betrekkelijkheid van de tegenstelling. Maar de strijd tussen de tegendelen houdt nooit op, hij duurt voort, zowel wanneer de tegendelen samen bestaan als wanneer het ene tegendeel verandert in het andere; en hij wordt bijzonder merkbaar als het ene tegendeel verandert in het andere; dit is weer de algemeenheid en de absoluutheid van de tegenstelling. Bij het bestuderen van de bijzonderheid en betrekkelijkheid van de tegenstelling moeten we letten op het onderscheid tussen de voornaamste tegenstelling en de niet-voornaamste tegenstellingen en op het onderscheid tussen het voornaamste aspect en de niet voornaamste aspecten van een tegenstelling; bij het bestuderen van de algemeenheid van de tegenstelling en de strijd van de tegendelen in de tegenstelling moeten we letten op het onderscheid tussen de verschillende vormen van strijd. Anders zullen we fouten maken. Indien we er door studie toe komen de boven genoemde essentiële punten werkelijk te begrijpen, dan zullen we bekwaam zijn de dogmatische ideeën, die indruisen tegen de grondbeginselen van het marxisme-leninisme en die schadelijk zijn voor onze revolutionaire zaak, uit te schakelen en dan zullen onze kameraden met praktische ervaring bekwaam zijn hun ervaring te organiseren in beginselen en de herhaling van empiristische fouten te vermijden. Dit waren een paar eenvoudige conclusies waartoe we zijn gekomen bij het bestuderen van de wet van de tegenstelling.
_______________
[0] Noot uit de Engelse uitgave Selected Works, Peking: Dit essay over filosofie schreef Mao Zedong na zijn essay Over de praktijk en met dezelfde bedoeling de ernstige fout van dogmatisme te boven te komen die toen in de partij bestond. Dit essay, dat oorspronkelijk bestond uit lezingen voor de Anti-Japanse Militair-Politieke Academie, werd door de auteur herwerkt om opgenomen te worden in zijn Selected Works.
[1] V.I. Lenin, “Overzicht van Hegels Lezingen over de geschiedenis van de filosofie”, verz. w., Russ. ed., Moskou, 1958, vol. 38. p. 249
[2] Lenin heeft gezegd in zijn essay “Over het vraagstuk van de dialectiek”: “Het in twee splitsen van een enkel geheel en het kennen van zijn tegenstrijdige delen (zie citaat uit Philon over Heraclitus in het begin van het derde deel, “Over het kennen”, in Lasalle’s boek over Heraclitus) is het wezen (een van de essentiële kanten, een van de fundamentele zoniet het fundamentele kenmerk of trek) van de dialectiek.” (Verz. w. Russ. ed., Moskou, 1958, vol. 38, p. 357). In zijn “Overzicht van Hegels Wetenschap van de logica” schrijft Lenin: “De dialectiek kan samengevat worden als de leer van de eenheid van tegendelen. Dit raakt de kern van de dialectiek, maar dit behoeft uitleg en ontwikkeling.” (Ibid. p. 215).
[3] V.I. Lenin, “Over het vraagstuk van de dialectiek”, verz. w. Russ. ed., Moskou, 1958, vol. 38. p. 358
[4] Een opmerking van Dong Zhongshu (179-104 v. Chr.), een bekende volgeling van de Confuciaanse school onder de Han-dynastie.
[5] Friedrich Engels, “Dialectiek. Kwantiteit en kwaliteit”, in Anti-Dühring”. Eng. ed., F.L.P.H., Moskou, 159, p. 166.
[6] V.I. Lenin. “Over het vraagstuk van de dialectiek”, verz. w., ed. Moskou, 1958, vol. 38, pp. 357-358.
[7] Friedrich Engels. op. cit., pp. 166-167.
[8] V.I. Lenin, “Over het vraagstuk van de dialectiek , verz. w., ed., Moskou, 1958, vol. 38, p. 357.
[9] Ibid., pp. 358-359.
[10] Zie “Strategische vraagstukken in China’s revolutionaire oorlog”, noot 10.
[11] Zie ibid., noot 2.
[12] Wei Zheng was een staatsman en historicus van de Tang- dynastie.
[13] “Helden van de moerassen”, een beroemde 14-eeuwse roman, verhaalt een boerenopstand tegen het einde van de Song-dynastie. Het dorp Tsjoe lag in de buurt van Liangsjanpo, waar Song Jiang, leider van de opstand en held van de roman, zijn basis had. Chu Chao-feng, het dorpshoofd, was een despotisch grootgrondbezitter.
[14] V.I. Lenin, “Opnieuw over de vakverenigingen, de huidige situatie en de fouten van Trotski en Boecharin”, Keuze uit zijn werken, Eng. ed., International Publishers, New York, 1943, vol. 9, p. 66.
[15] V.I. Lenin, “Wat de doen?” verz. w., Eng. ed., F.L.P.H., Moskou, 1961, vol. 5. p. 369
[16] V.I. Lenin, “Overzicht van Hegels De wetenschap van de logica”, verz. w., Russ. ed., Moskou, 1958, vol. 38. pp. 97-98
[17] Shan Hai Ching (Het Boek van Bergen en Zeeën), geschreven in het tijdvak van de Oorlogvoerende Staten (403-221 v. Chr.) In één van de verhalen houdt Kuafu, een superman, een wedloop met de zon. Hij wint, maakt een tocht in de zon, maar sterft van dorst. Zijn wandelstaf veranderde in het Teng-woud.
[18] Yi is een legendarische held van het oude China, een beroemd boogschutter. Volgens een legende die is opgeschreven in Huai Nan Tzu, stonden er ten tijde van keizer Yao tien zonnen aan de hemel. Wegens de schade die de zonnen aan de plantengroei aanrichtten gaf Yao an Yi de opdracht ze neer te schieten. Volgens een andere legende die door Wang Yi (2e eeuw n. Chr.) wordt verteld, zou Yi negen van de 10 zonnen neergeschoten hebben.
[19] “De Pelgrimstocht naar het Westen” is een roman uit de 16e eeuw. Sun Wukong, de held, is een aap die de macht heeft zich in 72 vormen te veranderen, bv. die van vogels, bomen, stenen.
[20] De vreemde verhalen van Liaozhai, geschreven door Pu Songling in de 17e eeuw, is een beroemde verhalenbundel over demonen en vosgeesten.
[21] Karl Marx, “Een bijdrage tot de kritiek van de politieke economie”, Eng. ed., Chicago, 1904, pp. 310-311.
[22] V.I. Lenin, “Over het vraagstuk van de dialectiek”. verz. w., Russ. ed., Moskou, 1958, vol. 38, p. 358.
[23] Dat “dingen die aan elkaar zijn tegengesteld, elkaar ook aanvullen”, verscheen het eerst in de “Geschiedenis van de vroege Han-dynastie”, een werk van de gevierde geschiedschrijver uit de 1e eeuw n. Chr. Ban Gu. Dat gezegde is een volksuitdrukking geworden.
[24] V.I. Lenin, “Over het vraagstuk van de dialectiek”, Russ. ed., Moskou, 1958, vol. 38, p. 358.
[25] V.I. Lenin, “Aantekeningen bij Boecharins Economie van de overgangsperiode”, Keuze uit de werken. Russ. ed ., Moskou-Leningrad, 1931, vol. 11. p. 357.