Leest u dit met een smartphone?
Met (enkele) smartphones moet u zelf uitmaken welke modus voor u geschikt is
Vooraleer Het Kapitaal Deel 1 onder Marx’ supervisie in 1867 van de persen rolde, had hij veel stukken die Engels na Marx’ dood opnam in wat nu de Delen Twee en Drie zijn, al enkele malen uitgeschreven. Een belangrijk deel van de andere vroegere versies van Het Kapitaal werd inmiddels reeds uitgegeven in het Duits of vertaald naar het Engels.
In 1859 publiceerde Marx het relatief korte, belangrijke en toegankelijke werk Bijdrage tot de kritiek op de politieke economie. Dit is samen met de lezing Loonarbeid en kapitaal uit 1847 erg nuttig als eerste kennismaking met de economische theorieën van Marx.
In 1857 en ’58, dus kort voor Bijdrage tot de kritiek op de politieke economie, trachtte Marx in wat later bekend werd als de Grundrisse, zijn opvattingen uit te diepen of te verfijnen. Hoe dit werk past in het oeuvre van Marx kan u lezen in het Woord Vooraf. In dit voorwoord willen we het hebben over de stijl, de vorm, de woordkeuze en de leesbaarheid van deze vertaling.
In tegenstelling tot de werken die hierboven vermeld werden, is de Grundrisse alles behalve gestructureerd of gepolijst. Dikwijls herhaalt Marx volledige betogen of herneemt hij hetzelfde thema vanuit een lichtjes andere invalshoek of geflankeerd door kritieken op nog andere voorgangers of tijdgenoten. Dit alleen al maakt het de lezer moeilijk en verklaart mede de geheimzinnige sfeer die rond dit werk is blijven hangen. Zelfs al had Marx nog tien jaar nodig om zijn opvattingen coherent uit te werken, toch zijn die nota’s belangrijk voor een goed begrip van Marx’ economische theorieën.
Regelmatig kan men lezen dat er ‘duizend marxismes’ zijn. Heel wat marxisten en filosofen hebben het over breuklijnen in de opvattingen van Marx. De analyses en interpretaties lopen sterk uiteen. In die discussies neemt de Grundrisse een sleutelpositie in omdat het kort voor de veel toegankelijker Bijdrage … (1859) geschreven werd, en omdat heel wat formuleringen veraf staan van de gepolijste meer analytische aanpak in de drie delen van Het Kapitaal. Het belang dat men eraan hecht, bepaalt hoe men Het Kapitaal uiteindelijk interpreteert. De discussies hebben veelal filosofische en methodologische uitlopers. Uiteindelijk mondt dit uit in de vraag of het economische luik van het marxisme en dus Het Kapitaal een natuurgetrouwe wetenschappelijke analyse van de inherente logica van het kapitalisme is of kan zijn, of daarentegen enkel een eerder moraliserende kritiek op de economen van zijn tijd is. Ernest Mandel verdedigde het eerste.
Soms wordt gewezen op leemtes in het werk van Marx, zoals het ontbreken van een theorie over het geld. De uitgebreide stukken in de Grundrisse samen met de vele opmerkingen verspreid in het volledige oeuvre van Marx wijzen op het tegendeel.
Het zoekende taalgebruik in Marx’ nota’s wordt omschreven als organisch, te synthetisch, hegeliaans. De vertaling trachtte dit ‘organisch’ woordgebruik te behouden, ook al weten we dat het voor de moderne lezer vreemd aanvoelt. Het is soms alsof Marx in die nota’s niet alleen wil beschrijven hoe het ‘is’, maar eerder hoe het organisch leeft en groeit.
De Grundrisse toont echter niet enkel hoe Marx steeds weer op zoek gaat naar een geschikte formulering of hoe zijn theorie vorm krijgt, maar kan ook helpen bij de interpretatie van Het Kapitaal. Dit is zeker zo voor de betekenis van het wetenschappelijke concept ‘waarde’ in zijn analyse van het kapitalisme. Ook wat dat betreft lopen de standpunten binnen het marxisme sterk uiteen. Het belangrijke onderscheid tussen ‘ruilwaarde’ en ‘gebruikswaarde’, de twee facetten van de ‘waren’ komt goed aan bod in de Grundrissse. Iedereen die voor het eerst geconfronteerd met het archaïsch aandoende woord ‘waar’ of ‘waren’ vraagt zich af waarom er niet gewoon ‘goederen’ staat.
Met het woord ‘goederen’ in plaats van ‘waren’ zou het specifieke van het kapitalisme ondergesneeuwd geraken. Het kapitalisme – als systeem, als totaliteit, als organisch geheel, als verzameling individuele kapitalen – bepaalt wat, wanneer, waar en hoe er al dan niet geproduceerd wordt. Er wordt geproduceerd om winst te maken, niet om tegemoet te komen aan individuele of maatschappelijke noden. Het produceert dus ‘waren’, geen ‘goederen’. De motivatie is de winst of de ‘ruilwaarde’, niet het tegemoet komen aan noden of de ‘gebruikswaarde’. De burgerlijke econoom zal hiertegen inbrengen dat de ondernemer toch ‘inspeelt’ op de individuele noden, en bij uitbreiding ook de maatschappelijke noden. Marx ontkent in de Grundrisse niet dat wat geproduceerd wordt gebruikswaarde of nut moet hebben, anders kan het immers niet worden verkocht. Marx onderzoekt de interne logica van een economie die produceert omwille van de ruilwaarde, dus impliciet omwille van de winst. Het theoretische model dat hij uitwerkt spitst zich toe op de ruilwaarde. In de werkelijkheid zijn ruilwaarde en gebruikswaarde onverbrekelijk met elkaar verbonden. In de theorie maakt Marx een dialectische opsplitsing, hij bakent zijn onderzoeksterrein af. ‘Waren’ door ‘goederen’ vervangen kan Marx’ analyse uithollen en herleiden tot een moraliserend betoog. Het verschuift zowel de motor – de drijfveer – van de economie als de verantwoordelijkheid, naar de consument. Tegelijkertijd wordt zo onbegrijpelijk hoe de Delen Twee en Drie van Het Kapitaal complementair zijn aan Deel Een.
Bij de vertaling werden keuzes gemaakt. Het moest mogelijk zijn om de vertaling naast de originele tekst te leggen. Daarom werd niet getracht om gebrekkige zinnen beter leesbaar te maken. Zinnen van een halve pagina werden evenmin in stukken gehakt. Als men bereid is op zoek te gaan naar de hoofdzin, valt het best mee. De lezer van deze vertaling bevindt zich in net dezelfde situatie als de lezer van het origineel. H/Zij wordt ondergedompeld in Marx’ zoektocht. Zo kan deze vertaling voor een beter begrip van het marxisme zorgen, en kan ze een middel zijn om een eigen mening te vormen.