Vertaling uit het Frans: Joris Wouters
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !
I
De auteur van het artikel Karl Marx voor het tribunaal van Joukowsky is klaarblijkelijk een begaafd man, en als hij in mijn uiteenzetting over de primitieve accumulatie ook maar één passage had gevonden die zijn conclusie steunt, dan had hij die geciteerd. Bij gebrek aan zo een passage, ziet hij zichzelf gedwongen te beroepen op proevertjes, een soort polemiek tegen een Russische “woordkunstenaar [belletriste]”, als aanhangsel gepubliceerd bij de eerste Duitse editie van Het Kapitaal. Wat is mijn klacht over deze schrijver? Dat hij het “Russisch communisme” niet in Rusland heeft ontdekt, maar in een boek van Haxthausen, de adviseur van de Pruisische overheid, en dat in zijn handen de Russische gemeenschap enkel nog dient als argument om te tonen dat het oude, verrotte Europa vernieuwd moet worden door de overwinning van het panslavisme. Misschien is mijn beoordeling van deze schrijver terecht, misschien is het verkeerd, maar het artikel kan in elk geval geen toegang verlenen tot mijn opvattingen over de inspanningen “die de Russen leveren om voor hun thuisland een pad van ontwikkeling te vinden dat verschilt van hetgeen West-Europa volgde en nog steeds volgt”.
In het nawoord van de tweede Duitse editie van Het Kapitaal spreek ik, met de hoogste waardering die hij verdient, over een “groot Russisch geleerde en recensent”. In zijn opmerkelijke artikel behandelde deze schrijver de vraag of Rusland moet beginnen met het afbreken van de landelijke gemeenschap om zo over te gaan naar het kapitalistisch regime, zoals de liberale economen willen, of dat ze zich, daarentegen, zonder de martelingen van dat regime te ervaren, al haar vruchten kan toe-eigenen door haar eigen historische omstandigheden [données historiques] te ontwikkelen. Hij sprak zich uit voor de laatste optie. En mijn eerbare recensent zou op zijn minst even gegrond zijn om uit mijn waardering van deze “grote geleerde en recensent” af te leiden dat ik zijn mening over dit vraagstuk deel, als wanneer hij uit mijn polemiek tegen de woordkunstenaar en panslavist concludeert dat ik hun opvattingen verwerp.
Tenslotte, aangezien ik zaken niet graag aan giswerk overlaat, zal ik rechtuit spreken. Om met kennis van zaken te kunnen oordelen over de hedendaagse economische ontwikkeling in Rusland, heb ik Russisch geleerd en vervolgens vele jaren de officiële publicaties en andere verslagen over dit onderwerp bestudeerd. Ik ben tot dit resultaat gekomen: als Rusland verder wandelt op het pad dat het sinds 1861 volgt, zal ze de mooiste kans die de geschiedenis ooit aan een volk heeft geschonken verliezen en alle wisselvalligheden van het kapitalistisch regime ondergaan.
II
In het hoofdstuk over de primitieve accumulatie beweerde ik niet meer te doen dan het pad te traceren waarlangs de kapitalistische economische orde in West-Europa voortkwam uit de baarmoeder van de feodale economische orde. Het volgt dus de beweging die, door het scheiden van de producent van zijn productiemiddelen, de eerste verandert in een loontrekker (proletariër in de moderne betekenis van het woord) en het laatste in kapitaal. In deze geschiedenis “maken alle revoluties tijdperken en dienen ze als hefbomen voor de vooruitgang van de kapitalistische klasse op het pad van haar formatie. Maar de basis van deze evolutie is de onteigening van de landbouwers”. Op het einde van het hoofdstuk behandel ik de historische tendens van de kapitalistische accumulatie en beweer ik dat de transformatie van het kapitalistisch eigendom in maatschappelijk eigendom hier het einde van is. Op dit punt in de tekst heb ik hiervoor geen enkel bewijs geleverd, voor de goede reden dat deze bewering zelf niet meer is dan een beknopt overzicht van de langetermijnontwikkelingen die eerder werden beschreven in de hoofdstukken over de kapitalistische productie.
Nu, welke toepassing op Rusland kan mijn commentator afleiden uit mijn historische schets? Enkel de volgende: als Rusland erop uit is een kapitalistisch land te worden, naar het voorbeeld van de West-Europese naties, – en gedurende de voorbije jaren heeft ze veel moeite gedaan in die richting – zal ze daar niet in slagen zonder eerst een goed deel van haar boeren in proletariërs te veranderen. En hierna, eenmaal opgenomen in de schoot van het kapitalistisch regime, zal ze aan dezelfde meedogenloze wetten onderworpen zijn als de andere profane naties. Dat is alles. Maar dat is te weinig voor mijn commentator. Hij moet en zal mijn schets over het ontstaan van het kapitalisme in West-Europa omvormen tot een historisch-filosofische theorie van het algemene pad dat onvermijdelijk aan alle volkeren is opgelegd [fatalement imposée], ongeacht de historische omstandigheden waarin ze zich bevinden, om tenslotte tot die economische inrichting te komen die met de grootste stijging van de productieve kracht van de maatschappelijke arbeid de meest volkomen ontwikkeling van de mens garandeert. Maar ik vraag om zijn vergiffenis. Hij doet me tezelfdertijd te veel eer aan als te veel schande. Laten we een voorbeeld nemen. Op verschillende plaatsen in Het Kapitaal maakte ik toespelingen op het lot dat de plebejers van het antieke Rome trof. Het waren oorspronkelijk vrije boeren die elk voor zichzelf hun eigen stuk grond bewerkten. In de loop van de Romeinse geschiedenis zijn zij onteigend. Dezelfde beweging die hun scheidde van hun productiemiddelen en bestaansmiddelen zorgde niet enkel voor het ontstaan van grootgrondbezit maar ook voor het ontstaan van grote geldkapitalen. En zo had men op een mooie ochtend, aan de ene kant, vrije mannen, van alles beroofd behalve hun arbeidskracht, en aan de andere kant, om deze arbeid uit te buiten, de bezitters van alle verworven rijkdommen. En wat gebeurde er? De Romeinse proletariërs werden geen loonarbeiders, maar een gepeupel van luilakken, nog verwerpelijker dan de vroegere “poor whites” van de zuidelijke staten van de Verenigde Staten, en samen met hen ontwikkelde niet de kapitalistische productiewijze, maar de slavernij. Gebeurtenissen die een treffende gelijkenis kennen, maar plaatsvinden in verschillende historische milieus [milieux historiques] leiden dus tot volstrekt uiteenlopende resultaten. Door elk van deze evoluties op zichzelf te bestuderen en ze vervolgens met elkaar te vergelijken, vindt men met gemak de sleutel [clef] tot deze fenomenen, maar we zullen daar nooit komen met de lopersleutel [passe-partout] van een historisch-filosofische theorie waarvan de hoogste deugd is dat ze suprahistorisch is.
In 1902 verscheen Histoire du Développement Economique de la Russie, een Franse vertaling van het origineel in het Russisch verschenen werk van Nicolason. Als aanhangsel bij dit werk werd ook een brief van Marx gepubliceerd. In deze brief uit 1877 spreekt Marx zich uit over de debatten die in Rusland ontstonden na de publicatie van Het Kapitaal. Nicolason beschrijft hoe Marx geprikkeld was door de debatten in Rusland en deze brief schreef met de bedoeling het te laten publiceren. Daar is het helaas nooit toe gekomen en de brief raakte verloren tussen andere geschriften tot het werd teruggevonden na Marx zijn dood. Nicolason stelt ook dat de brief origineel in het Frans werd geschreven.
De brief wordt door Feuer en The New International gedateerd op 1877. Nicolason verwijst naar een publicatie uit 1888 in de Moniteur Juridique.
Deze vertaling is gebaseerd op de Franse tekst zoals die als aanhangsel is gepubliceerd bij Histoire du Développement Economique de la Russie. Verder werd dit Franse aanhangsel ook vergeleken met twee Engelse vertalingen van deze brief. Eén vertaling verscheen in een bundeling van teksten van Marx en Engels, samengesteld door Lewis S. Feuer. De andere is een publicatie in The New International uit 1934, te consulteren op het webarchief marxists.org.
Marx, Karl. “A Letter on Russia by Karl Marx”. The New International, 1934.
“Russia’s Pattern of Development”. In Marx and Engels Basic Writings on Politics and Philosophy, onder redactie van Lewis S. Feuer, 6de dr., 476-79. Glasgow: Collins, The Fontana Library, 1976.
Nicolason. “Appendice C”. In Histoire du Développement Economique de la Russie, 506-9. Paris: V. Giard & E. Brière, 1902.
[https://archive.org/details/histoiredudvelop00nico/mode/2up]