Geschreven: 28 oktober 1885
Bron: Tegen het reformisme, Uitgeverij Progres, Moskou 1990. Een bundel teksten (extracten) rond het thema reformisme
Vertaling: Uitgeverij Progres
Deze versie: Spelling - Voetnoten zijn niet overgenomen
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, februari 2009
Laatste bewerking: 09 februari 2009
28 oktober 1885
De chronische depressie in alle beslissende industrietakken is nog steeds troef in zowel Engeland als in Frankrijk en Amerika, vooral in de ijzerproductie en de katoenverwerking. Dit is een situatie zonder precedent, ook al is deze het onvermijdelijke gevolg van het kapitalistische systeem: de overproductie heeft zulke kolossale proporties aangenomen dat het zelfs niet op een crisis kan uitdraaien! Het vrije kapitaal dat geïnvesteerd wil worden is in zo’n overvloed geproduceerd dat de balans hier jaarlijks een winst van 1 à 1 1/2 % aangeeft en er is nauwelijks √1/2 % beschikbaar om voor korte termijnen op de bank te zetten met dagelijkse uitbetaling of om op een willekeurig moment op te nemen zonder kennisgeving vooraf (money at call). Maar juist het feit dat de eigenaar van het kapitaal zijn geld liever op de bank zet dan het in nieuwe industrieprojecten belegt, toont aan hoe rot hem de hele economie voorkomt. Deze vrees voor nieuwe beleggingen en speculaties in de oude trant, die reeds tijdens de crisis van 1867 te bespeuren viel, is dan ook de hoofdoorzaak van het feit dat het niet tot een ernstige crisis komt. Maar uiteindelijk zal hij toch eenmaal moeten aanbreken en dan hopelijk een einde gaan maken aan de oude vakbonden in Engeland. Ze behouden in alle rust hun van meet af aan typerende werkplaatsenkarakter, dat met de dag steeds ondraaglijker wordt. Jullie zullen wel denken, dat tot de vakbonden van mechanici, timmerlui, metselaars e.d. elke arbeider van een overeenkomstig beroep ongehinderd kan toetreden? Zet dat maar meteen uit jullie hoofden. Wie tot een bond wil toetreden, moet een aantal jaren (meestal zeven) in de leer gaan bij een arbeider die lid is van deze bond. Deze maatregel moest het aantal arbeiders binnen de perken houden, maar bleek volkomen nutteloos en leidde er alleen maar toe dat de vakman geld ontving zonder iets concreets uit te voeren. Tot 1848 was dit nog duldbaar. Maar sindsdien heeft de grandioze industriële hause een hele klasse van arbeiders gecreëerd — een even grote of zelfs grotere dan de categorie ‘geschoolden’ in de trade-unions — arbeiders, die niet minder of zelfs meer werk verrichten, maar geen lid kunnen worden van een bond. Deze mensen zijn direct grootgebracht in de werkplaatsengeest van de trade-unions. Maar denk je dat de trade-unions het ooit in hun hoofd zouden halen om deze onzin uit de oude doos af te schaffen? Vergeet het maar. Ik herinner me niet gelezen te hebben over het indienen van een dergelijk voorstel op welk congres van trade-unions dan ook. Deze sufferds willen de maatschappij hervormen naar hun voorbeeld en niet zichzelf overeenkomstig de ontwikkeling van de maatschappij. Ze klampen zich vast aan hun traditionele vooroordeel dat hun alleen maar schade brengt, in plaats van al die vodden af te werpen, het aantal leden en hun macht daarmee te verdubbelen en feitelijk opnieuw te worden wat ze nu van dag tot dag steeds meer ophouden te zijn, en wel: verenigingen van arbeiders van een gegeven beroep tegen de kapitalisten. Ik denk dat dit je veel duidelijk maakt in het gedrag van de geprivilegieerde arbeiders hier.
Het is hier vooral noodzakelijk dat er zoveel mogelijk officiële leiders van de arbeiders in het parlement komen. Dan zal de zaak gauw in orde komen: ze zullen zichzelf zo snel mogelijk blootgeven. De verkiezingen in november zullen in dit opzicht veel opleveren, tien à twaalf van hen krijgen waarschijnlijk mandaten, tenminste als hun liberale vriendjes hun op het laatste moment niet beentje lichten. De eerste verkiezingen volgens het nieuwe systeem zijn altijd een soort loterij en onthullen slechts een klein stukje van de revolutie waar ze het voorspel van zijn. Maar het algemene kiesrecht, — en hier geeft het nieuwe kiesrecht, bij afwezigheid van een agrarische sectie en bij Engelands dominerende industrie, de Engelse arbeiders evenveel kracht als het Duitse algemene, — fungeert vandaag de dag als de beste hefboom van de proletarische beweging, en zal dat ook hier gaan doen. Daarom is het ook zo belangrijk om zo snel mogelijk de Sociaal-Democratische Federatie te ontbinden, waarvan de leiders door en door politieke carrièremakers, avonturiers en veelschrijvers zijn. Hun hoofd, Hyndman, doet daar uit alle macht aan mee. Hij kan niet wachten ‘tot het belletje twaalf slaat’, zoals dat in het volksliedje gebeurt, en in zijn jacht naar succes compromitteert hij zichzelf met de dag steeds meer. Die man is een zielig aftreksel van Lassalle.
Vertaald uit het Duits