Friedrich Engels

Engels aan Friedrich Adolf Sorge


Geschreven: 7 december 1889
Bron: Tegen het reformisme, Uitgeverij Progres, Moskou 1990. Een bundel teksten (extracten) rond het thema reformisme
Vertaling: Uitgeverij Progres
Deze versie: Spelling - Voetnoten zijn niet overgenomen
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, februari 2009

Laatste bewerking:


7 december 1889

Een voorbeeld van het feit, dat het heus niet simpel is om een grote natie een doctrinaire en dogmatische hersenspoeling te geven, zelfs als je de allerbeste theorie in handen hebt, die is geënt op de eigen levensvoorwaarden van deze natie, en zelfs als er relatief betere leermeesters voorhanden zijn dan die waarover de Socialistische Arbeiderspartij beschikt, zien we hier in Engeland. De beweging is uiteindelijk van het dode punt losgekomen en ik denk definitief. Maar hij is niet direct socialistisch en die Engelsen die onze theorie het best begrepen hebben staan buiten de beweging: Hyndman, omdat hij een onverbeterlijke afgunstige intrigant is; Bax, omdat hij een kamergeleerde is. Formeel is de beweging in de eerste plaats trade-unionistisch, maar hij verschilt volkomen van de beweging van de oude trade-unions, die de gekwalificeerde arbeiders in zich verenigde, de arbeidersaristocratie. De mensen gebruiken vandaag een heel andere aanpak, mobiliseren enorm veel bredere massa’s, schokken de maatschappij aanzienlijk heviger, komen met veel verder voerende eisen: de achturige werkdag, een overkoepelende federatie van alle organisaties, volledige solidariteit. De bond van arbeiders in het gaswezen en ongeschoolde arbeiders hebben voor het eerst, dankzij Tussi [Eleanor Aveling-Marx. Red.], de oprichting van een vrouwensectie bereikt. Daarbij beschouwen zij hun eisen van nu als tijdelijk, hoewel ze zelf nog niet duidelijk weten naar wat voor doel ze uiteindelijk streven. Maar het vage beeld ervan zit zo diep in hen verankerd, dat ze vanzelf hun aanvoerders alleen kiezen uit diegenen die openlijk als socialisten ageren. Net als alle anderen moeten ze leren van hun eigen ervaring, van hun eigen fouten. Maar aangezien ze in tegenstelling tot de oude trade-unions bijtende spot drijven met elke toespeling op de gelijkstelling tussen de belangen van kapitaal en arbeid, zullen ze voor deze scholing wel weinig tijd nodig hebben. Ik hoop dat de toestand met de algemene verkiezingen nog zo’n drie jaar aanblijft: 1) opdat de Russische lakei Gladstone de macht niet in handen kan krijgen in tijden van acute militaire spanning, wat al genoeg zou zijn om de tsaar [Alexander III. Red.] de oorlog te laten provoceren; 2) opdat de anticonservatieve meerderheid zo sterk aangroeit, dat een werkelijke home-rule voor Ierland een noodzaak wordt, anders neemt Gladstone de Ieren opnieuw bij de neus en zal deze hinderpaal — het Ierse vraagstuk — niet worden weggenomen; 3) en opdat intussen de arbeidersbeweging zich verder ontwikkelt en zoveel mogelijk rijpt, speciaal dankzij de inwerking van de ongunstige commerciële conjunctuur, die we mogen verwachten na de huidige bloeiperiode. Dan zal het volgende parlement 20 à 40 vertegenwoordigers van de arbeiders tot zijn rangen kunnen rekenen en wel van een ander type dan Potter en Cremer & Co.

Het meest weerzinwekkende hier is de burgerlijke ‘achtenswaardigheid’ waarvan het vlees en bloed van de arbeiders doordrenkt zijn. De sociale gelaagdheid van de maatschappij in ontelbare, door iedereen blindelings erkende gradaties, waar eenieder zijn eigen trots uit put die echter meteen ook doordrongen is van ingeboren ontzag voor de ‘beteren’ en ‘meerderen’, is zo oud en zo hardnekkig, dat het de bourgeoisie nog altijd weinig moeite kost om de arbeiders aan te lokken. Zo ben ik er lang niet zeker van dat John Burns in zijn hart niet meer trots is op zijn populariteit bij kardinaal Manning, de lord mayor [A. Isaacs. Red.] en in het algemeen bij de bourgeoisie dan bij zijn eigen klasse. En Champion — een luitenant in ruste — zat een paar jaar terug in een aantal zaakjes met burgerlijke elementen, vooral conservatieven, en preekte op een kerkelijk congres van popen het socialisme enz. En zelfs Tom Mann, die ik voor de beste onder hen houd, ook hij heeft het er graag over dat hij gaat ontbijten bij de lord mayor. En als je ze met de Fransen vergelijkt, dan raak je ervan overtuigd hoeveel goeds een revolutie doet. Overigens zullen de bourgeois er weinig baat bij hebben als het hun al lukt om enige leiders in hun netten te strikken. Tegen die tijd krijgt de beweging genoeg kracht om dat alles te overwinnen.

Vertaald uit het Duits


Zoek knop