Georges Politzer
Beginselen van de filosofie
Deel 4 — De dialectiek


Derde wet: de tegenstrijdigheid

Wij hebben gezien dat de dialectiek de dingen in een voortdurende verandering en ontwikkeling ziet. Alle dingen zijn onderworpen aan de dialectische beweging (eerste wet).

Deze dialectische beweging is mogelijk omdat elk ding, elk verschijnsel op het moment dat wij het bestuderen, slechts het resultaat is van een aaneenschakeling van processen, d.w.z. van een reeks ontwikkelingstrappen die uit elkaar voortvloeien. Na een grondige analyse hebben wij geconstateerd dat deze aaneenschakeling van processen zich noodzakelijkerwijs en onvermijdelijk in de tijd voltrekt en wel in een voortgaande lijn, ondanks de tijdelijke teruggangen.

De ontwikkeling hebben wij een “historische ontwikkeling” of wel een “spiraalsgewijze” ontwikkeling genoemd. Wij weten ook dat de ontwikkeling uit zichzelf, uit een innerlijke kracht of wetmatigheid, het autodynamisme voortkomt.

Wat zijn nu de wetten van deze innerlijke noodwendige beweging, van dit autodynamisme? Welke wetten maken het mogelijk dat de verschillende ontwikkelingstrappen uit elkaar voortkomen? Met andere woorden, wat zijn de “wetten van de dialectische beweging"?

De dialectiek leert ons dat de dingen niet eeuwig zijn. Zij hebben een begin, een tijd van rijpheid, van ouderdom en tenslotte een einde, de dood.

Alle dingen maken deze ontwikkelingstrappen door: geboorte, rijpheid, ouderdom en dood. Waarom? Waarom zijn de dingen niet eeuwig?

Dit is een oude vraag die de mensen altijd heeft beziggehouden. Waarom moeten wij sterven? De mensen kunnen deze noodzaak niet vatten en zij hebben in de loop van de geschiedenis van het eeuwige leven gedroomd en op middelen gezonnen om deze toestand te veranderen, in de Middeleeuwen bijvoorbeeld door te zoeken naar een magische drank (het levenselixer).

Waarom moet dus alles wat ontstaat weer afsterven? Om deze grote wet van de dialectiek goed te kunnen begrijpen willen wij haar vergelijken met de metafysische denkwijze.

1 Leven en dood

Volgens de metafysische zienswijze beschouwt men de dingen als geïsoleerd en opzichzelfstaand en dientengevolge bekijkt men de dingen op een eenzijdige wijze, d.w.z. slechts van één kant. Een metafysicus bekijkt het verschijnsel dat men het leven noemt dus, zonder het in verband te brengen met een ander verschijnsel. Hij ziet het leven voor- en op zichzelf, op een eenzijdige wijze, slechts van één kant. Ten aanzien van de dood doet hij hetzelfde; hij past zijn eenzijdige zienswijze toe en concludeert: leven is leven, dood is dood. Daartussen bestaat geen verband, men kan niet tegelijkertijd levend en dood zijn, daar deze twee hoedanigheden tegengesteld en volstrekt tegenstrijdig zijn.

Dit is een oppervlakkige denkwijze. Bij nader onderzoek bemerkt men immers dat leven en dood niet tegenover elkaar geplaatst en zelfs niet zo scherp gescheiden kunnen worden. De ervaring, de werkelijkheid tonen immers aan dat de dood de voortzetting van het leven is, dat de dood uit het leven voortkomt.

En omgekeerd, kan uit de dood ook het leven ontstaan? Ja. Uit het ontbindingsproces van een dode plant ontstaat immers nieuw leven; zij dient bijvoorbeeld als mest en maakt de aarde vruchtbaarder. In vele gevallen helpt de dood het leven, maakt het ontstaan van nieuw leven mogelijk. Ook in de levende lichamen is het leven slechts mogelijk omdat er een voortdurende vervanging van de cellen plaats vindt, waarbij er oude afsterven en nieuwe ontstaan.[43]

Leven en dood gaan dus voortdurend in elkaar over. In alle dingen constateren wij dus deze belangrijke wet: alle dingen slaan steeds in hun tegendeel om.

2 De dingen slaan in hun tegendeel om

De metafysici plaatsen de tegengestelde dingen tegenover elkaar, maar de werkelijkheid laat ons zien dat de tegendelen steeds in elkaar overgaan. Dat de dingen niet zichzelf blijven, maar in hun tegendeel omslaan.

Waarheid en dwaling hebben, menen wij, niets met elkaar gemeen. De waarheid is de waarheid en een dwaling een dwaling. Dit is een eenzijdige zienswijze, die de tegendelen scherp tegenover elkaar plaatst, zoals men leven en dood tegenover elkaar zou willen plaatsen.

Als wij zeggen: “Kijk het regent”, dan kan het gebeuren dat het heeft opgehouden te regenen voordat wij onze zin hebben uitgesproken. Onze opmerking was juist toen wij hem begonnen, maar werd niettemin een onwaarheid. (De oude Grieken wisten dit al en hadden het spreekwoord: wie zich niet vergissen wil, zwijge!).

Laten wij het voorbeeld van de appel nog eens nemen. Wij zien op de grond een rijpe appel liggen en zeggen: hier is een rijpe appel. Maar de appel lag misschien al enige tijd op de grond en is al begonnen te verrotten, zodat de waarheid die wij meenden te verkondigen, een onjuistheid blijkt te zijn geworden.

Ook de wetenschappen leveren ons talrijke voorbeelden van wetten, die lange tijd als waarheden zijn beschouwd, maar die op een bepaald tijdstip door de vorderingen van de wetenschap, dwalingen bleken te zijn.

Wij zien dus dat een waarheid in een dwaling kan omslaan. Maar kan een dwaling eveneens in een waarheid veranderen?

In de begintijd van de beschaving, vooral in Egypte, stelden de mensen zich het opkomen en ondergaan van de zon als een gevecht tussen de goden voor; dit is onjuist voorzover men meent dat de goden de zon voortduwen of wegtrekken om hem te laten op- of ondergaan. Maar de wetenschap bevestigt voor een deel deze redenering door de verklaring dat de zon inderdaad door (overigens zuiver natuurkundige) krachten bewogen wordt. Wij zien dus dat dwaling en waarheid niet zo absoluut tegengesteld zijn.

Hoe is het mogelijk dat de dingen in hun tegendeel omslaan? Hoe kan het leven in de dood overgaan?

Als het leven voor 100% leven was en de dood voor 100% dood, dan zouden zij onmogelijk in elkaar over kunnen gaan. Maar de dood is al in het leven aanwezig en het leven dus in de dood aanwezig.

Bij nader onderzoek blijkt dat de cellen waaruit elk levend organisme is opgebouwd, steeds vernieuwd worden, dat er op dezelfde plaats cellen verdwijnen en nieuwe verschijnen. Voortdurend zijn er levende en dode cellen in een levend wezen. Leven en dood zijn dus tegelijk aanwezig.

In de medische wetenschap heeft men een speciale methode gevonden om het bloed van een dode te bewaren en te gebruiken voor bloedtransfusies; zo draagt het bloed van een dode dus bij tot het herstel van een levende. Wij kunnen- bijgevolg zeggen dat er in de dood nog leven aanwezig is.

“Het leven is dus eveneens een in de dingen en gebeurtenissen zelf aanwezige, steeds zichzelf stellende en oplossende tegenstrijdigheid; en zodra de tegenstrijdigheid ophoudt, houdt ook het leven op, treedt de dood in.”[44]

Niet alleen gaan de dingen steeds in elkaar over, maar bovendien is elk ding niet alleen zichzelf, maar ook nog iets anders en wel zijn tegendeel, want elk ding bevat zijn tegendeel. Elk ding of verschijnsel is tegelijk zichzelf en zijn tegendeel. In elk ding zijn dus tegengestelde krachten tegelijk aanwezig.

Wat gebeurt er nu met deze krachten? Zij zijn in strijd met elkaar. Een ding wordt dus niet slechts door één kracht die in één enkele richting werkt, maar in werkelijkheid door twee tegengestelde krachten in tegengestelde richtingen gedreven. Het wordt gedreven in positieve (bevestigende) en in negatieve (ontkennende) richting, in de richting van het leven en in die van de dood. Wat betekent dit?

In het leven zijn er krachten die het leven in stand houden, die dus naar de bevestiging van het leven streven. Maar in het levende organisme zijn er ook krachten aanwezig, die naar de vernietiging, de ontkenning van het leven streven. In alle dingen zijn er dus krachten werkzaam, die naar de bevestiging en andere die naar de ontkenning drijven en tussen deze bevestigende en ontkennende krachten ligt de tegenstelling.

De dialectiek stelt dus vast dat de dingen veranderen. Maar waarom veranderen zij? Omdat de dingen met zichzelf in strijd zijn, omdat zij innerlijk tegenstrijdige krachten bevatten die met elkaar strijden, omdat elk ding een tegenstrijdigheid inhoudt. Dit is dan de derde wet van de dialectiek: de dingen veranderen omdat zij de tegenstrijdigheid in zich dragen.

Zo wij soms genoodzaakt zijn om min of meer ingewikkelde woorden te gebruiken (zoals dialectiek en autodynamisme), ofwel begrippen die in strijd schijnen met de gebruikelijke logica en dus ook moeilijk te begrijpen zijn, dan doen wij dit niet omdat wij zo graag de dingen ingewikkeld willen voorstellen en de bourgeoisie daarin willen navolgen. Nee, maar deze handleiding, hoe eenvoudig ook, moet niettemin zo volledig mogelijk zijn en het de lezers mogelijk maken om de werken van Marx, Engels en Lenin, die deze termen gebruiken, te bestuderen. In ieder geval willen wij in dit werk trachten de ongebruikelijke woorden die wij hanteren moeten, voor allen duidelijk te maken.

3 Bevestiging, ontkenning en ontkenning van de ontkenning

Met de tegenstelling binnen de kapitalistische maatschappij bedoelen wij dat er in die maatschappij krachten aanwezig zijn die met elkaar in strijd zijn. Enerzijds de kracht die naar zelfbevestiging streeft, de bourgeoisie die zich wil handhaven. Anderzijds de maatschappelijke kracht die naar de ontkenning van de bourgeoisie streeft: het proletariaat. Deze tegenstrijdigheid ligt dus in de feiten besloten, daar de bourgeoisie niet kan bestaan zonder haar tegendeel, het proletariaat, in het leven te roepen. Of, zoals Marx zegt: “De bourgeoisie brengt haar eigen doodgravers voort.”[45]

Om hieraan te ontkomen zou de bourgeoisie van haar eigen bestaan moeten afzien, wat ondenkbaar is. Door zichzelf te bevestigen, schept zij tegelijk haar eigen ontkenning.

Laten wij het voorbeeld van het ei bekijken, dat gelegd en uitgebroed wordt door de kip. Wij weten dat zich in het ei de kiem bevindt, die onder bepaalde omstandigheden en bij een bepaalde temperatuur tot ontwikkeling komt. Uit deze kiem groeit het kuiken. Zo was de kiem dus de ontkenning (de negatie) van het ei. In het ei herkennen wij twee krachten, de één streeft naar de bestendiging van het ei, de ander naar het ontstaan van het kuiken. Het ei is dus in strijd met zichzelf, en zo zijn alle dingen in strijd met zichzelf.

Deze redenering is misschien moeilijk te volgen, omdat wij aan de metafysische denkwijze gewend zijn. Daarom moeten wij ons inspannen om de dingen te leren zien zoals zij in werkelijkheid zijn.

Elk ding is te beschouwen als een bevestiging, die voortkomt uit een ontkenning. Het kuiken is een bevestiging, die is ontstaan uit de ontkenning van het ei. Het kuiken is dus een stadium uit het ontwikkelingsproces. Maar uit het kuiken zal weer een kip groeien en binnen dit groeiproces bestaat er dus een tegenstelling tussen de krachten die er naar streven dat het kuiken tot kip wordt en de krachten die het kuiken een kuiken willen laten blijven. De kip is dus de ontkenning (negatie) van het kuiken, dat op zijn beurt de ontkenning (negatie) van het ei was.

De kip is bijgevolg de negatie van de negatie. Op deze wijze volstrekt zich de dialectische ontwikkeling.

1) Bevestiging ofwel these (stelling).
2) Negatie ofwel antithese (tegenstelling).
3) Negatie van de negatie ofwel synthese.

In deze drie begrippen vat men de dialectische ontwikkeling samen. Zij worden gebruikt om de aaneenschakeling van ontwikkelingstrappen aan te duiden en aan te tonen dat iedere trap de vernietiging van de vorige trap betekent. Vernietiging is ontkenning (negatie). Het kuiken is de negatie van het ei, daar het bij zijn geboorte het ei vernietigt.

De korenaar is eveneens de negatie van de graankorrel. De korrel ontkiemt in de grond, deze ontkieming is de negatie van de graankorrel. Uit de kiem groeit de plant, die op haar beurt bloeit en een aar voortbrengt. De aar is de negatie van de plant ofwel de negatie van de negatie.

Het begrip negatie, dat door de dialectiek gebruikt wordt, is dus een samenvattend woord voor de omschrijving van de vernietiging. De negatie vindt plaats daar waar iets verdwijnt, vernietigd wordt.

1) Het leenstelsel is de negatie van het slavendom.
2) Het kapitalisme is de negatie van het leenstelsel.
3) Het socialisme is de negatie van het kapitalisme.

Wij moeten dus een onderscheid maken tussen het begrip ontkenning, dat betekent: nee zeggen, en het dialectische begrip negatie, dat vernietiging betekent.

Maar onder negatie wordt weer niet iedere vorm van vernietiging verstaan, alleen de dialectische vernietiging. Wanneer wij een vlo doden, dan gaat deze niet te gronde door een innerlijk vernietigingsproces, door een dialectische negatie. De vernietiging van de vlo is dus niet het gevolg van een innerlijke ontwikkeling, maar van een zuiver mechanische ingreep.

De vernietiging is alleen dan een negatie, wanneer zij het product van de bevestiging is, wanneer zij daaruit voortkomt. Bijvoorbeeld: terwijl het ei, waarop de kip broedt, de bevestiging betekent van wat het ei is, brengt het tegelijk zijn negatie voort: het wordt kuiken en dit kuiken betekent dus de vernietiging, de negatie van het ei doordat het de schaal openbreekt.

In het kuiken zijn eveneens twee tegengestelde krachten aanwezig: “kuiken” en “kip”. Het kuiken wordt kip: negatie van de negatie. Deze kip gaat op haar beurt eieren leggen en uitbroeden en een nieuwe reeks processen begint.

Bij het voorbeeld van het graan zagen wij eveneens de bevestiging, vervolgens de negatie en dan de negatie van de negatie.

Als derde voorbeeld willen wij de geschiedenis van het materialisme nemen.

Eerst vinden wij het primitieve, spontane materialisme, dat door zijn gebrek aan kennis zijn eigen negatie voortbrengt: het idealisme. Maar het idealisme dat het oude materialisme “negeert”, wordt op zijn beurt “genegeerd” door het moderne, dialectische materialisme, daar de filosofie in haar verdere ontwikkeling, samen met de wetenschappen, de vernietiging van het idealisme te weeg brengt. Dus ook hier bevestiging, negatie en negatie van de negatie.

In de ontwikkeling van de maatschappij kunnen wij dezelfde cyclus waarnemen. De geschiedenis begint met een primitieve communistische samenleving, een klassenloze maatschappij, gebaseerd op het gemeenschappelijke bezit van de grond. Deze bezitsvorm wordt echter een belemmering voor de verdere ontwikkeling van de productie en brengt dientengevolge zijn eigen negatie voort: de klassenmaatschappij, gegrond op de particuliere eigendom en de uitbuiting van de ene mens door de andere. Maar deze maatschappijvorm draagt eveneens zijn eigen negatie in zich. Omdat een hogere ontwikkeling van productiemiddelen de noodzaak met zich meebrengt van de ontkenning van de verdeling van de maatschappij in klassen en van de particuliere eigendom. En zo komen wij weer op ons uitgangspunt terug. De noodzaak van de communistische maatschappij, maar nu op een hoger plan. In het begin was er gebrek aan producten, nu beschikken wij over een zeer hoge productiecapaciteit.

Wij merken hierbij dus op, dat wij bij alle voorbeelden die wij besproken hebben, wel steeds op ons uitgangspunt terugkeren, maar op een ander, een hoger plan (ontwikkeling in de vorm van een spiraal).

Wij zien dus dat de tegenstrijdigheid een belangrijke wet van de dialectiek is. Dat de ontwikkeling een strijd is tussen tegengestelde krachten. Dat de dingen niet alleen in elkaar overgaan, maar dat zij bovendien in hun tegendeel omslaan. Dat de dingen met zichzelf in strijd zijn, omdat er in de dingen een strijd tussen tegengestelde krachten plaatsvindt, omdat zij een innerlijke tegenstrijdigheid bevatten.

Opmerking. Wij moeten goed beseffen dat de bevestiging, de negatie, en de negatie van de negatie, slechts samenvattende begrippen zijn voor de momenten van de dialectische ontwikkeling en dat wij dus niet in de wereld op zoek moeten gaan naar deze drie stadia. Wij zullen deze immers niet altijd kunnen terugvinden; maar soms alleen het eerste of tweede, daar de ontwikkeling niet voltooid is. Wij moeten dus niet op een mechanische wijze deze ontwikkelingsvormen als zodanig willen zien. Voor alles moeten wij onthouden dat de tegenstrijdigheid de grote wet van de dialectiek is. Dit is het voornaamste.

4 Samenvatting

Wij weten dat de dialectiek een methode van denken, van redeneren en onderzoeken is, die het mogelijk maakt juiste waarnemingen en onderzoekingen te doen, daar hij ons dwingt de oorsprong van alle dingen op te sporen en hun ontwikkelingsgeschiedenis te volgen.

Ongetwijfeld heeft de oude denkmethode voor zijn tijd zijn bestaansrecht gehad. Maar volgens de dialectische methode te werk gaan, is inzien dat alle schijnbaar onbeweeglijke dingen niets anders zijn dan een schakel in het ontwikkelingsproces, waarin alles wordt en vergaat, waarin

“ ...zich bij alle schijnbare toevalligheid en ondanks alle tijdelijke achteruitgang tenslotte een voorwaartsgaande ontwikkeling doorzet.”[46]

Alleen de dialectiek stelt ons in staat de ontwikkeling, de evolutie van de dingen te doorgronden. Alleen de dialectiek maakt het ons mogelijk de vernietiging van het oude en het ontstaan van het nieuwe te begrijpen. Alleen de dialectiek laat ons elke ontwikkelingstrap als een uit tegendelen bestaand geheel zien. Volgens de dialectische opvatting bestaat de natuurlijke ontwikkeling immers uit een voortdurende strijd tussen tegengestelde krachten en beginselen.

Terwijl de eerste wet van de dialectiek de vaststelling van de beweging en de verandering is: “Niets blijft zoals het was, noch waar het was.” (Engels), weten wij nu ook dat de verklaring van deze wet te vinden is in het feit dat de dingen niet alleen een aaneenschakeling van ontwikkelingsprocessen doormaken, waarin de verschillende trappen uit elkaar voortvloeien, maar ook in hun tegendeel omslaan. De tegenstrijdigheid is dus de belangrijkste wet van de dialectiek.

Wij hebben nu dus uiteengezet wat de tegenstrijdigheid van uit dialectisch standpunt betekent, maar wij moeten dit vraagstuk nog nader onderzoeken, niet alleen terwille van de nauwkeurigheid, maar ook om op zekere misvattingen te wijzen, die moeten vermeden worden.

Ongetwijfeld moeten wij eerst nog wennen aan de uitspraak dat de dingen in hun tegendeel omslaan. Dit lijkt ons vreemd, onbegrijpelijk, omdat wij gewoon zijn volgens de oude metafysische methode te redeneren. Maar wij hebben deze wet aan de hand van voorbeelden uitvoerig besproken en zijn toen tot de ontdekking gekomen dat het in de werkelijkheid inderdaad zo toegaat, ook hebben wij daarbij gezien waarom.

Wij kunnen dan ook vaststellen dat de dingen veranderen en zich ontwikkelen, omdat zij de tegenstrijdigheid in zich dragen, omdat zij een eenheid van tegendelen bevatten.

5 De eenheid van de tegendelen

Elk ding is een eenheid van tegendelen. Deze bewering lijkt op het eerste gezicht een ongerijmdheid. “Tussen een ding en zijn tegendeel bestaat geen overeenkomst”, zo redeneert men over het algemeen. Maar voor de dialectiek is elk ding tegelijk zichzelf en zijn tegendeel, is elk ding een eenheid van tegendelen. Dit willen wij nu trachten duidelijk te maken.

De eenheid van de tegendelen is voor de metafysica een onmogelijkheid. Voor haar bestaan de dingen uit één stuk, zij zijn met zichzelf in overeenstemming. En nu willen wij het tegendeel beweren, nl. dat de dingen uit twee stukken bestaan — zichzelf en hun tegendeel — dat er in de dingen twee tegenstrijdige krachten aanwezig zijn en wel omdat de dingen niet met zichzelf in overeenstemming zijn, maar in tegenspraak met zichzelf.

Nemen wij het voorbeeld van de wetenschap, de kennis en de onwetendheid. Volgens de metafysische denkwijze zijn dit twee volstrekte tegengestelde en tegenstrijdige dingen. Iemand die onwetend is, is geen geleerde en een geleerde is niet onwetend.

Toch laten de feiten ons zien dat er geen sprake is van een dergelijke scherpe tegenstelling. Wij weten dat er eerst onwetendheid heeft geheerst en dat vervolgens de wetenschap tot ontwikkeling kwam. Hierin wordt dus de dialectische stelling bewaarheid, dat de dingen in hun tegendeel omslaan: de onwetendheid is in wetenschap veranderd.

Er bestaat geen totale onwetendheid; de onwetendheid bevat nog altijd een spoor van kennis. In de onwetendheid ligt al een kiem van wetenschap besloten: de stelling dat elk ding zijn tegendeel bevat is dus juist.

Nu de wetenschap. Bestaat er een totale wetenschap? Nee. Het is onmogelijk alles te weten. Lenin zei: “Het terrein van het wetenschappelijk onderzoek is onuitputtelijk”. Met andere woorden: er is altijd nieuwe kennis te vergaren. Er bestaat dus geen totale wetenschap. Alle kennis, alle wetenschap bevat een deel onwetendheid.[47]

Er bestaan in feite een relatieve onwetendheid en een relatieve wetenschap; een mengeling van onwetendheid en wetenschap. Bij dit voorbeeld constateren wij dus niet een omslaan van de dingen in hun tegendeel, maar de aanwezigheid van de tegendelen in één en hetzelfde ding, ofwel de eenheid van de tegendelen.

Bij de al eerder aangehaalde voorbeelden van leven en dood, waarheid en dwaling, zouden wij eveneens kunnen constateren dat daarin de eenheid van de tegendelen bestaat, d.w.z. dat elk verschijnsel zowel zichzelf als zijn tegendeel bevat. Engels kon dan ook zeggen:

“Gaat men echter bij het onderzoek steeds van dit gezichtspunt uit, dan valt de eis van definitieve oplossingen en van eeuwige waarheden voorgoed weg; men is zich steeds bewust van de noodzakelijke beperktheid van alle gewonnen kennis, van het feit dat zij bepaald wordt door de omstandigheden, waaronder zij werd gewonnen; maar men laat zich ook niet meer imponeren door de voor de nog steeds gangbare oude metafysica onoverwinnelijke tegenstellingen tussen juist en onjuist, goed en slecht, identiek en verschillend, noodzakelijk en toevallig; men weet dat deze tegenstellingen slechts relatieve geldigheid hebben, dat het nu als juist erkende evengoed zijn verborgen, later te voorschijn komende onjuiste kant heeft, als het nu als onjuist erkende zijn juiste kant, krachtens welke het vroeger als juist kon gelden”, enz.[48]

Deze tekst van Engels laat ons duidelijk zien hoe wij de dialectiek moeten begrijpen en wat de werkelijke betekenis van de eenheid van de tegendelen is.

6 Fouten die vermeden moeten worden

Om geen misverstand te doen ontstaan, is het nodig die grote wet van de dialectiek over de tegenstrijdigheid degelijk uiteen te zetten.

In de eerste plaats moet men zich ervoor hoeden deze wet niet mechanisch toe te passen. Men moet bijvoorbeeld niet denken dat iedere kennis een deel waarheid plus een deel dwaling bevat.

Indien wij deze wet zo toepassen, dan zouden wij diegenen gelijk geven, die beweren dat in elke opvatting een deel waarheid en een deel onwaarheid schuilt, en dat “wanneer wij de onwaarheid weglaten, wij de waarheid overhouden”. Deze mening wordt gehuldigd in sommige kringen, waar men zich voor marxisten uitgeeft en verklaart dat het marxisme terecht aantoont dat het economische leven in de kapitalistische maatschappij beheerst wordt door de grote ondernemingen, de trusts en de banken en dat dit economische leven dan ook slecht functioneert. Maar, voegt men er aan toe, de marxistische theorie van de klassenstrijd is onjuist: als men deze theorie laat vallen, houdt men dus een goede maatschappijleer over. Er wordt ook wel beweerd dat het marxisme in zijn ontleding van de maatschappij juist en waar is, “maar waarom de dialectiek hieraan verbinden?” Dit is de onjuiste zijde van het marxisme, zeggen zij, laten wij die dialectiek overboord gooien en de rest van het marxisme als de ware theorie behouden.

Dit zijn voorbeelden van de mechanische toepassing van de wet over de eenheid van de tegendelen.

Een ander voorbeeld. Toen Proudhon de theorie over de eenheid van de tegendelen gelezen had, dacht hij dat alle dingen dus een goede en een kwade zijde bevatten. Daar hij zag dat de maatschappij uit twee klassen bestond, de bourgeoisie en het proletariaat, zei hij: “laten wij het slechte deel, het proletariaat, verwijderen”. Zo werkte hij dan zijn kredietstelsel uit, dat de verdeling van het bezit moest mogelijk maken, d.w.z. de proletariërs de gelegenheid geven om bezitters te worden. Zo zouden er dus alleen nog maar bourgeois bestaan en de maatschappij eindelijk goed ingericht zijn.

Maar wij weten dat er geen proletariaat zonder bourgeoisie kan bestaan. Dat de bourgeoisie haar bestaan aan het proletariaat dankt. De twee tegendelen zijn niet van elkaar te scheiden. Deze eenheid van de tegendelen is een werkelijke, innerlijke eenheid, een ondeelbare eenheid. Om de tegenstrijdigheid op te heffen, is het dus niet voldoende om de tegendelen van elkaar te scheiden. In een maatschappij die berust op de uitbuiting van de ene mens door de andere, bestaan er onvermijdelijk twee tegengestelde klassen: meester en slaven in de Oudheid, heren en horigen in de Middeleeuwen, bourgeoisie en proletariaat in onze tijd.

Om de kapitalistische maatschappij op te heffen ‘en een klassenloze maatschappij te vestigen, moeten de bourgeoisie en het proletariaat beide opgeheven worden. Dit zal het de bevrijde mensen mogelijk maken een materieel en geestelijk hoger ontwikkelde maatschappij te stichten en naar het communisme in zijn hoogste vorm te streven — en niet, zoals onze tegenstanders beweren, naar een communisme dat berust op een “gelijke verdeling van de armoede”.

Wij moeten dus omzichtig te werk gaan wanneer wij de wet van de eenheid van de tegendelen op een voorbeeld of studieonderwerp willen toepassen. Wij moeten bijvoorbeeld niet overal en altijd de negatie van de negatie of de eenheid van de tegendelen willen terugvinden of van toepassing brengen, want over het algemeen is onze kennis zeer beperkt, zodat wij in onze redenering zouden kunnen vastlopen.

Van belang is het volgende beginsel: de dialectiek en haar wetten dwingen ons om de dingen te onderzoeken, om de ontwikkeling ervan na te gaan en de krachten en tegenstrijdigheden die de ontwikkeling bepalen, op te sporen. Wij moeten dus de eenheid van de tegendelen in de dingen bestuderen. En deze eenheid van de tegendelen betekent in feite niets anders dan dat een bevestiging nooit een absolute bevestiging kan zijn, omdat zij tegelijk een zekere negatie bevat. En dit is dan het belangrijkste beginsel: de dingen veranderen, omdat zij hun eigen negatie in zich dragen. De negatie is het “oplosmiddel” (het ontbindende element); zonder dit zou er geen ontwikkeling plaats vinden. Daar de dingen wel veranderen, moeten zij dus een ontbindend element bevatten. Wij kunnen bij voorbaat vaststellen dat dit element aanwezig is, daar wij de verandering in de dingen waarnemen, maar wij kunnen het slechts ontdekken door een nauwgezet onderzoek van de zaak zelf, want het toont niet overal hetzelfde aspect.

7 De praktische consequenties van de dialectiek

In de praktijk dwingt de dialectiek ons dus in de dingen niet één, maar twee kanten te beschouwen.

De grote fout van de metafysica is juist dat zij in de dingen slechts een kant ziet, ze op eenzijdige manier beoordeelt. En de vele fouten die wij nog maken, worden dan ook bepaald door de mate waarin wij eenzijdig oordelen en redeneren.

Terwijl de idealistische filosofie verklaart dat de wereld alleen in de ideeën van de mensen bestaat, erkennen wij dat er inderdaad dingen zijn, die alleen in ons denken bestaan. Dit is dus juist. Maar het idealisme is eenzijdig, het ziet alleen dit aspect. Het ziet alleen de mens die dingen uitdenkt, die niet in de werkelijkheid bestaan en het concludeert daaruit dat er geen werkelijkheid buiten ons denken bestaat. Het idealisme schenkt terecht aandacht aan het denkvermogen van de mens, maar door het criterium van de praktijk niet toe te passen, ziet het niets anders dan dit.

Het metafysische materialisme dwaalt eveneens, omdat het de vraagstukken slechts van één kant benadert. Het beschouwt de wereld als een mechanisme. Bestaat er een mechanische beweging? Ja. Speelt de mechanica dus een belangrijke rol? Inderdaad. Het is dus juist dat het metafysische materialisme hierop wijst, maar het is onjuist om uitsluitend de mechanische beweging in aanmerking te nemen.

Wij zijn geneigd de dingen en de mensen slechts van een kant te bezien. Bij het beoordelen van een kameraad zien wij vaak alleen zijn goede of zijn slechte zijde. Wij moeten beide zien, anders zou het niet mogelijk zijn kaders voor de organisaties te vormen. In de politiek leidt de eenzijdige denkwijze tot sektarisme. Wanneer wij een tegenstander ontmoeten die tot een reactionaire partij behoort, dan beoordelen wij hem naar de politiek van zijn leiders. En toch is hij misschien slechts een kleine, ontevreden, verbitterde ambtenaar en moeten wij dus niet over hem oordelen als over een grote fascistische ondernemer. Dezelfde redenering kan ook worden toegepast t.a.v. de ondernemers en zo moeten wij inzien, dat zij in onze ogen slecht zijn omdat zij zelf gedreven worden door het maatschappelijke stelsel en dat zij dus onder andere sociale omstandigheden misschien anders zouden zijn.

Wanneer wij steeds uitgaan van de eenheid van de tegendelen, dan zullen wij in staat zijn de dingen in hun veelzijdigheid te beschouwen. Wij zullen dan begrijpen dat deze ambtenaar een reactionair is, maar anderzijds toch ook een werker en dat er in hem dus een tegenstrijdigheid bestaat Wij moeten dan nagaan waarom hij tot deze reactionaire partij is toegetreden en tegelijkertijd waarom hij daartoe niet had moeten toetreden. Zo zullen wij op een minder sektarische wijze oordelen en discussiëren.

Volgens de dialectische denkwijze moeten wij de dingen dus vanuit alle gezichtshoeken beschouwen, die wij onderscheiden kunnen.

Tot slot nog een theoretische samenvatting. De dingen veranderen omdat zij een innerlijke tegenstrijdigheid inhouden (zij zijn zichzelf en hun tegendeel). De tegendelen komen met elkaar in botsing en uit deze conflicten ontstaan de veranderingen. De verandering is dus de oplossing van het conflict.

In het kapitalisme bijvoorbeeld ligt een dergelijke tegenstrijdigheid besloten: de tegenstelling tussen de bourgeoisie en het proletariaat. Dit conflict is de oorzaak van de verandering en de overgang van de kapitalistische maatschappij in een socialistische maatschappij betekent de opheffing van het conflict.

Waar tegenstrijdigheid is, is verandering, beweging. De tegenstrijdigheid is de negatie van de bevestiging en wanneer het derde stadium, de negatie van de negatie bereikt is, dan is ook de oplossing bereikt, want op dat moment is de oorzaak van de tegenstrijdigheid opgeheven, overwonnen.

Terwijl dus de wetenschappen: scheikunde, natuurkunde, biologie enz. de ontwikkelingswetten op hun speciale gebied onderzoeken, bestudeert de dialectiek de meest algemene bewegingswetten.

“De dialectiek is niets anders dan de wetenschap van de algemene bewegings- en ontwikkelingswetten van de natuur, van de menselijke samenleving en van het denken.”[49]

_______________
[43] Fr. Engels: Anti-Dühring, blz. 158.
[44] K. Marx en Fr. Engels: Het Communistisch Manifest, blz. 56. Pegasus 1956.
[45] Fr. Engels: Feuerbach, blz. 35.
[46] De geschiedenis van de wetenschap is de geschiedenis van de voortgaande uitbanning van de dwaling, d.w.z. van zijn vervanging door een nieuwe naar steeds minder ongerijmde dwaling.” (Engels).
[47] Fr. Engels: Feuerbach, blz. 35.
[48] Fr. Engels: Anti-Dühring, blz. 184.
[49] Fr. Engels: Anti-Dühring, blz. 168.