Geschreven: 1918
Bron: Uitgave: J.J. Bos & Co., tweede druk — Amsterdam
Transcriptie: Rick Denkers
Deze versie: spelling
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, november 2008
Laatste bewerking: 21 november 2008
De eerste druk van deze brochure verscheen buiten mijn voorkennis, zonder opgave van schrijver en ongecorrigeerd. Ik kan mij daarom enkel voor deze tweede druk verantwoordelijk stellen.
H. Roland Holst
Laren, juli 1918
De eerste druk van deze brochure is buiten ons om gereed gemaakt, zodat we op de typografische verzorging geen invloed hebben gehad en dus geen verantwoordelijkheid daarvoor dragen.
J.J. BOS & Co
Amsterdam, juli 1918
In de tijd vóór de oorlog, dachten de arbeidersjongens, die in de loting vielen en in dienst moesten, in ‘t algemeen weinig na over de betekenis van dat dienen. Het was vervelend om weg te moeten van je familie en je werk voor dat lamme soldaatje spelen maar er was nu eenmaal niets aan te doen. Bij geen verstandig mens scheen het op te komen, dat er iets aan te doen kon zijn. Ook de “roden”, de leden der SDAP, zeiden wel dat het leger heel anders moest worden. Het moest nl. ingericht worden op democratische voet, de diensttijd korter, die malle apenpakjes en al dat ouderwetse belachelijke vertoon afgeschaft. Ook stelden hun afgevaardigden in het parlement elk jaar allerlei kleine verbeteringen voor, zij vroegen verhoging van traktement voor onderofficieren, militaire kleermakers, enz.; ook stemden ze geregeld tegen de oorlogsbegroting, omdat het leger een machtsinstrument der bezittende klasse was, maar daarbij bleef het. En iedereen scheen te denken dat het zo geheel en al in orde was.
Een heel enkele keer hoorde men wel eens van gevallen van dienstweigering: zo’n verdwaasde tolstoïaan of anarchist, zo’n halfzachte plantenvreter, die zei dat zijn beginsel hem verbood om soldaat te zijn. Die moest dan een jaar of zo brommen: men had medelijden met de armen kerel, maar vond hem toch eigenlijk wel erg onnozel.
En ook werden de troepen een enkele keer, als er grote werkstakingen uitbraken en de politie kon het alléén niet af, gebruikt om de staking te doen mislukken, bv. door te zorgen, dat de arbeiders niet met de onderkruipers in aanraking konden komen en tegen ze spreken. Dat gebeurde in 1903, dat gebeurde een paar keer bij stakingen in de Rotterdamse haven en bij de staking der zeelieden en havenarbeiders in 1911 in Amsterdam.
Op zo’n ogenblik stonden de soldaten plotseling; tegenover een werkelijkheid, waar ze in de gewone dagelijkse kazerne sleur haast nooit aan dachten, dan sprongen allerlei twijfelingen en vragen open in hun gemoed. En dan probeerden de “roden” hen te bereiken, ze belegden vergaderingen voor de miliciens en wezen hen er op, voor welk vuil werk ze gebruikt werden: om de winst der kapitalistische klasse te beschermen. En ze herinnerden de soldaten er aan, dat ze toch zelf ook kinderen waren van het volk, zonen der onterfde massa, en wekten hen op niet te vergeten waar ze behoorden te staan
Maar ze zeiden zelden of nooit ronduit tegen hen, wat ze daarom behoorden te doen: allemaal dienstweigeren, in opstand komen tegen het gezag. Daarvoor schrikten ze terug: ze wilden die verantwoordelijkheid niet op zich nemen. Want de soldaten die weigerden hun officieren te gehoorzamen, konden heel streng worden gestraft; ze kwamen immers in botsing met de krijgstucht en de militaire wetten.
En de sociaaldemocraten leerden, dat men zich aan de wetten houden moet, totdat het volk zelf de macht zou krijgen, om ze te veranderen. Dat zou gebeuren door de organisatie en het stembiljet. Zo liep dan die propaganda onder de militairen op niet veel uit. En als de stakingen die beroering gebracht hadden voorbij waren, bleef alles weer als vanouds.
Toen de grote oorlog kwam. Toen veranderde alles, toen werd het soldaatje spelen, ook voor de Hollandse arbeidersjongens ernst. De grote meerderheid der mannelijke bevolking werd plotseling tot de militairen dienst opgeroepen. Door heel ons werelddeel vond een algemene mobilisatie plaats. De legers der oorlogvoerende staten botsten in een vreselijke schok tegen elkaar, de kanonnen donderden, de bloedstroom begon te vloeien, die nu vier jaar lang onafgebroken de gronden drenkt en de zeeën kleurt.
En de neutrale staten stuurden hun legers naar de grenzen, om die te verdedigen tegen elke schending der neutraliteit en te waken voor de onafhankelijkheid van het vaderland. En, wat de burgerlijke klasse niet verwacht had en niet had durven hopen: de grote sociaaldemocratische partijen gingen in alle landen van West- en Centraal-Europa met de regeringen mee. Zij zeiden dat nu elke gedachte moest achterstaan bij deze ene: het vaderland te verdedigen; zij stemden overal vóór de oorlogs- en mobilisatiekredieten, zij sloten de godsvrede met de regeringen.
Zij stelden de pers en de organisaties, die de arbeidende klasse in een lange strijd tegen de bourgeoisie had opgebouwd, nu zonder voorbehoud in de dienst der bourgeoisie.
Zij vergaten dat zij gepredikt hadden de arbeider heeft geen vaderland. Zij wisten alles uit, wat ze ooit geschreven hadden over de eenheid van alle verdrukten, uitgebuiten en ontrechten, buiten alle grenzen om boven alle verschil van naties en rassen uit. Ze vergaten, hoe ze geleerd hadden dat enkel de gemeenschappelijke strijd van de verdrukte massa’s tegen hun verdrukkers kon leiden tot de opheffing van het privaatbezit der arbeidsmiddelen, tot de vervanging van een maatschappelijke orde, gegrond op uitbuiting, winst en concurrentie, door het socialistisch stelsel dat vrijheid en welvaart betekent voor allen, broederlijke samenwerking voor het algemene heil.
Hun knapste mannen zeiden, dat die beginselen heel mooi waren in vredestijd, maar opgeschort moesten worden als er oorlog uitbrak dat dan elk proletariaat zijn regering en zijn heersende klasse moet steunen, dat dan elk soldaat zijn plicht moet doen. Wat betekende: dat alle zonen der arbeidende massa’s van de verschillende volken zich tot het uiterste moesten inspannen om elkaar te vermoorden, alle ellende lijden, alle ontberingen van de oorlog verdragen om te zorgen dat hun vaderland overwon. Of, voor wat de neutrale landen betreft: alle persoonlijke lasten en bezwaren, en niet minder de algemene versterking van het militarisme dulden, om gereed te zijn voor het ogenblik dat ook hun land in de oorlogskolk zou worden meegesleept.
Niet dienstweigering, maar dienstvervulling aan de kapitalistische regeringen was het parool, dat de officiële sociaaldemocratische partijen aan de arbeidende massa’s uitgaven bij het begin van de oorlog. En het is in de eerste plaats de schuld van hen, die dit parool uitgaven, zo thans, na ruim vier jaar, de beestachtige mensenslachting nog op steeds reusachtiger schaal wordt voortgezet.
Want door dit parool hebben zij de enige kracht uitgeschakeld, die aan die slachting een einde kan maken, eer alle oorlogvoerende staten totaal uitgeput en half uitgemoord zijn — en eer alle volken, ook de neutrale, ondermijnd zijn door voedselgebrek en bezwaard door een enorme schuldenlast als gevolg van de uitgaven tijdens de mobilisatie.
De enige kracht, welke dat zou kunnen, is de strijd der massa’s tegen de oorlog en zijn gevolgen; het openlijke, daadwerkelijke en daadkrachtige verzet tegen de regeringen en de heersende klassen, tegen al het gruwelijke leed, de grenzeloze ellende en de ontzettende ontaarding, die de oorlog over de gehele wereld brengt. Het daadwerkelijke verzet van de zijde der arbeiders dat is vóór alles de staking. Het daadwerkelijke verzet van de zijde der soldaten dat is vóór alles de dienstweigering.
* * *
Sedert het begin van de oorlog zijn er in alle landen socialisten geweest die, tegen het parool der officiële sociaaldemocraten in, de massa’s der arbeiders en der soldaten hebben opgewekt tot verzet tegen de oorlogen zijn gevolgen. Syndicalisten, anarchisten, revolutionaire marxisten en christen-socialisten hebben dit verzet gepropageerd niet alleen, maar zijn in dit verzet voorgegaan. Allen, die zich ondanks de verschillen in hun levensbeschouwing en opvattingen, noemen met de gemeenschappelijke naam van revolutionaire socialisten, hebben zich aaneen gesloten en sluiten zich steeds meer aaneen, om dit verzet te propageren, op te wekken en zoveel mogelijk te leiden.
Zij die hierin samengaan zeggen, dat deze oorlog evenals alle oorlogen tussen zgn. beschaafde naties in onze tijd, een oorlog is ter wille der belangen van groepen grote kapitalisten, die de productie der wereld beheersen en van wie daardoor de overgrote meerderheid der mensen afhankelijk is. Die groepen van machtige kapitalisten, bankiers, fabrikanten, spoorwegkoningen, mijnbezitters, reders, plantagebezitters in de koloniën, vormen de onzichtbare werkelijke regeringen die de zichtbare regeringen, de vorsten, ministers, enz., in een bepaalde richting voortdrijven. Voor die groepen is de overwinning van hun land een levensbelang want zij betekent, dat hun land, dat is zij zelve, een groot deel van de wereldmarkt zal beheersen en vele economisch minder ontwikkelde volken vrijelijk uitbuiten. Die overwinning betekent, dat hun land al zijn koloniën zal behouden en er misschien nog nieuwe krijgen bij de vrede. Zo betekent voor die kapitalistische groepen in ons eigen land de zelfstandigheid van Nederland, dat Nederland zijn uitgestrekte, rijke koloniën behoudt. Die groepen zijn bereid, om voor dat doel de werkelijke zelfstandigheid van Nederland prijs te geven, d.w.z. een verbond tussen Nederland en een of meer grote staten tot stand te brengen, die dan natuurlijk zouden bevelen hoe het leger hier ingericht zou moeten worden, hoe sterk de vloot zou moeten zijn, enz. Zij zijn bereid om honderden miljoenen uit te geven, ten einde een groot leger en een grote vloot te maken ter verdediging der koloniën. En zij zijn óók bereid, om Nederland te doen deelnemen aan deze of aan een volgende oorlog, tegen de landen die de Nederlandse koloniën zouden willen roven. Dat bedoelen zij met de zelfstandigheid van Nederland. En daarvoor in de eerste plaats dient de mobilisatie, met haar lasten en bezwaren, haar verstompende verveling, met de achteruitgang van levensstandaard en de verarming die zij over tienduizenden gezinnen van gemobiliseerden brengt en met de enorme uitgaven die zij nodig maakt. Uitgaven, die in de hoogste graad onproductief zijn, dat wil zeggen dat er met al die honderden miljoenen guldens niets nuttigs bereikt word, geen dijken en wegen, geen polders en ontginningen, geen hospitalen en scholen, niets.
Maar diezelfde groepen van machtige kapitalisten, die zulke grote belangen hebben bij een vrede, die de overwinning van hun land brengen of de onafhankelijkheid van hun land bevestigen zal, omdat zulk een vrede maakt, dat de goudstroom der winsten ook verder naar hen toe zal vloeien, diezelfde kapitalisten halen óók geweldige winsten uit de oorlog zelf, Voor het grote kapitaal in de oorlogvoeren de zowel als in de neutrale landen is de oorlog een prachtige zaak. De grote bankiers die de leningen afsluiten de fabrikanten van munitie, de textielfabrikanten, de schoenfabrikanten en alle fabrikanten van voedingsmiddelen die aan het leger leveren verdienen schatten. De reders en de grote handelshuizen in de neutrale landen hebben in de eerste oorlogsjaren schatten verdiend. De bezitters van bossen en de houthandelaars maken reeds jarenlang ongehoorde winsten. Hoe erger het gebrek knijpt, hoe erger de schaarste aan levensmiddelen wordt, die, wat ons eigen land aangaat, grotendeels door de winstzucht der bezittende klassen en de misdadige uitvoerpolitiek der regering kunstmatig is veroorzaakt, des te meer ontspringen weer nieuwe, schandelijke winsten uit de vervalsing van levensmiddelen, het in de handel brengen van allerlei minderwaardige surrogaten, waarmee de arbeidende massa’s hun honger mogen stillen en hun naaktheid bedekken. Hoe langer de oorlog duurt, des te erger woedt overal de nood, des te slechter en armer aan voedingswaarde wordt het brood, des te schaarser melk, vet, vlees en brandstof, des te hoger stijgen de prijzen van kleding en schoenen en allerlei onmisbare artikelen des te dieper zinken de massa’s weg in verarming en ellende.
Hoe deze massa’s, in de loop van de komende wintermaanden, zullen moeten leven, waarmee zij zich zullen moeten voeden en kleden, om niet om te komen van gebrek dat vraagstuk staat nu dreigend voor alle regeringen. Maar de regeringen kunnen het niet beantwoorden, want zij zijn werktuigen van het machtige grootkapitaal.
Wat zullen zij doen?
Zij zullen hoogstens doorgaan met de verdeling der beschikbare levensmiddelen zó te organiseren, dat de armen niet doodvallen van de honger. Maar nooit zó, dat de massa’s niet vreselijk zullen lijden.
De regeringen zijn nog steeds bezig de honger te organiseren.
Het kan hun weinig schelen, of de massa’s lijden, ondervoed worden, verzwakken en vervallen, of de kleine kinderen bij bosjes sterven, als plantjes die geen voedsel genoeg vinden in de schrale grond, of duizenden andere kinderen opgroeien, tot pieterige stumperdjes, getekend door de tuberculose het kan hun alles weinig schelen zolang die massa’s maar onderdanig hun werk blijven verrichten in dienst van het kapitaal. Zolang de soldaten der oorlogvoerende staten elkaar blijven vermoorden zolang de soldaten der neutrale staten de grenzen blijven bewaken, zolang de arbeiders in de fabrieken, in de mijnen, aan de havens, aan de spoor- en tramwegen, aan de gasfabrieken en elektrische centrale blijven doorzwoegen, zolang zal het kapitaal geen einde maken aan de oorlog, al gaat de ellende alle maat te boven.
De arbeidende massa’s zelve moeten er een einde aan maken door hun verzet. De soldaten moeten weigeren te vechten, de arbeiders en arbeidsters moeten weigeren te werken voor het kapitaal, dat is voor de verlenging van de oorlog, voor de bestendiging der ellende.
Dat is de gedragslijn die nu, luid en stoutmoedig, wordt gepredikt door de revolutionaire socialisten van alle landen die in de massa’s hier en daar weerklank begint te vinden en af en toe door hen begint te worden opgevolgd.
Demonstraties en stakingen tegen de honger, tegen de oorlog, tegen de regeringen en tegen het kapitaal hebben plaats gevonden in haast alle oorlogvoerende en neutrale landen: in Zweden, in Noorwegen, in Oostenrijk, in Duitsland, in Frankrijk, in Zwitserland, in Spanje en in de Verenigde Staten van Noord-Amerika. Ook in ons eigen land hebben in de eerste dagen van juli 1917 te Amsterdam 20.000 arbeiders het werk neergelegd, om te protesteren tegen het gebrek aan levensmiddelen en tegen de gewelddadige onderdrukkingsmethoden van het gemeentebestuur van Amsterdam, dat naar het oude recept aller heersende de honger der ellendige massa’s wilde stillen met sabelhouwen en kogels.
In Rusland hebben onophoudelijke massastakingen in de munitiebedrijven en massale dienstweigering zowel aan als achter het front het tsarisme doen ineenstorten.
In een later stadium der revolutionaire ontwikkeling, hebben de arbeiders en soldaten in hun sovjets of raden broederlijk samenwerkend, ook de burgerlijke regering ten val gebracht.
De staking-in-massa der arbeiders, de dienstweigering-in-massa der soldaten zijn twee wegen die leiden naar een zelfde doel: het einde van de oorlog, het einde der heerschappij van het kapitaal. Samen luiden zij de strijd in voor het socialisme, de enige goede strijd in onze dagen, de enige waarvoor het de moeite waard is te lijden en te sterven, de enige die voert tot bevrijding van druk en van honger voor de grote massa, tot waarachtige vrede en eenheid van alle mensen.
De massale staking, telkens weer, der arbeiders, de massale dienstweigering, telkens weer, der soldaten, dat zijn de twee grote, elkaar aanvullende middelen, om die vrede, die vrijheid en die eenheid te veroveren. Wanneer de massa’s der soldaten en de massa’s der arbeiders elkaar trouw helpen, kunnen ze een einde maken aan de oorlog, wanneer ze voortgaan elkaar te helpen, kunnen ze een einde maken aan het kapitalisme.
Maar dit is het juist, wat de regeerders van alle landen boven alles vrezen. Wanneer de eenheid tussen arbeiders en soldaten tot stand komt zijn zij verloren. Dat heeft de Russische revolutie opnieuw onweerlegbaar bewezen.
Zolang de heersende klasse op een aanzienlijk deel van het leger kan rekenen, om te schieten op de arbeiders-in-uniform van andere landen, of om te schieten op de arbeiders zonder uniform van het eigen land, voelen zij zich sterk.
Soldaten! Of uw meesters u morgen bevelen om Engelse of Duitse arbeiders neer te schieten, of om uw geweren te keren tegen de arbeiders en arbeidersvrouwen in Nederland, die hongerbetogingen houden of staken tegen de regering, dat is in de grond der zaak precies hetzelfde. Het ene zowel als het andere bevel gehoorzamen betekent: dat gij de kapitalistische instellingen en wetten helpt verdedigen, die de aarde maken tot een jammerdal voor de overgrote meerderheid der mensen.
De heersende klassen voelen zich nog sterk. Zij zien, hoe ook thans nog, na vier jaar afschuwelijke, barbaarse oorlog, de massa der arbeiders en soldaten gehoorzaamt aan hun bevelen. Sommigen uit domheid, omdat ze werkelijk geloven dat het plicht is om die bevelen te volgen. Wanneer de oorlog verklaard wordt nietwaar, dan heten plotseling de mensen van andere landen vijanden: die zijn slecht, wreedaardig, gemeen, men moet hun al het kwaad doen dat men kan, ze ten onder brengen en zoveel mogelijk uitroeien, om niet door hen overweldigd te worden. Sommige soldaten zijn dom genoeg om dat te geloven. En wanneer er grote demonstraties zijn, of vooral stakingen, van arbeiders die de honger niet meer willen verdragen, dan heten die betogers en stakers plotseling “oproermakers” nietwaar? Dat wil zeggen vijanden van de staat en van de openbare orde, en zij moeten als zodanig behandeld worden.
Maar soldaten, er zullen wel niet velen onder u zijn, die dit nog geloven, die werkelijk geloven dat ‘t plicht is, om wat men de huidige maatschappelijke orde noemt, te verdedigen. Daarmee verdedigt gij immers het roofstelsel, waardoor het grote kapitaal de massa’s uitzuigt. Gij verdedigt de gruwelen van deze oorlog en van elke koloniale veroveringspolitiek. (In Djambi heeft het Indische gezag, dat de wil uitvoert van het Indische kapitaal, onlangs dozijnen opstandelingen opgehangen; meer dan 1000 zijn tot deportatie en dwangarbeid veroordeeld). Gij verdedigt de onderdrukking van alle zwakke naties en van de grote massa’s van alle volken. Gij verdedigt en schraagt al de ellende, die onafscheidelijk is van het huidige stelsel: de kinderuitbuiting, de prostitutie, het alcoholisme, het strafstelsel, enz. enz.
Neen, wij kunnen niet geloven, dat zeer veel soldaten die bevelen nog gehoorzamen uit overtuiging. Wij kunnen niet geloven dat zij het voor hun plicht houden om te schieten op dichte massa’s ongewapende mannen, vrouwen en kinderen, tot verzet gedreven door ellende, door verontwaardiging over de ergerlijke uitvoer politiek der regering en het schandelijke opkopen van levensmiddelen door de bourgeoisie. Wij kunnen niet geloven dat vele der soldaten, die in de bloedige Juliweek van 1917 naar Amsterdam werden gecommandeerd om dat verzet neer te schieten, de stem van hun geweten volgden toen ze op bevel salvo’s afgaven op die mannen, vrouwen en kinderen.
Wij geloven dat zij, teruggekeerd in de kazerne, of al eerder misschien, zodra zij hun slachtoffer zagen vallen, hun geweten in zich voelden branden, dat zij zich in wanhoop afvroegen: Zou het mijn schot geweest zijn, dat die man, die vrouw, die jongen dodelijk heeft getroffen? Maar dan ben ik... een moordenaar.
De militaire discipline heeft aan uw gevoelens van menselijkheid een sterke teugel aangedaan soldaten! De militaire discipline heeft uw gevoelens van klassesolidariteit onder een zware steenklomp verstikt! Maar er is geen teugel zo sterk, of hij kan worden stukgebeten, en geen steen zo zwaar, of hij kan uit de weg worden geruimd. Dat hebben ook de vele gevallen van dienstweigering, die in de bloedige Juliweek te Amsterdam voorkwamen, op Kattenburg en in de Jordaan, bewezen. Zeer vele soldaten hebben het bevel niet gehoorzaamd, niet geschoten op hun medemensen, maar in de lucht. Dit is zeker. Ware het anders, het aantal slachtoffers zou veel groter zijn.
En niet weinige soldaten: mariniers en Groningse landstorm, zijn verder gegaan. Ze hebben de dienst geweigerd. Ze hebben aan hun meerderen gezegd: dat schandelijke werk is ons werk niet. We doen het niet.
Soldaten, het militaire gezag tracht uw geweten, uw menselijkheid en uw klassensolidariteit te verstikken Het wil u maken tot moordmachines in zijn handen, zoals de kanonnen moordmachines in uw handen zijn. Het wil dat ge leert gehoorzamen zonder denken, zonder u af te vragen wat uw daden betekenen, wat hun werking is. U dat te leren is immers het doel van de militaire africhting, het maandenlang opgevoed worden in het prompt, onvoorwaardelijk, onmiddellijk uitvoeren der bevelen die men u geeft.
Maar de plooi van machinale gehoorzaamheid, die de discipline in u wil strijken, wordt telkens weer uitgestreken door de feiten. De veer van het eigen denken, eigen oordelen en eigen willen, die men met geweld in u naar omlaag drukt, springt telkens weer naar boven. De feiten zijn te duidelijk over de hele wereld! Het lijden van de volksmassa, van uw eigen gezinnen, van uw vaders en moeders, uw broers en zusters, uw vrouwen en kinderen wordt te erg. De zelfzucht der bezittende klasse uit zich in al te zeer afstotende vormen. Het kapitaal openbaart zich op te ontzettende wijze als het vreselijke monster, dat aan de massa’s het bloed uit de aderen, het merg uit de botten zuigt. Uw verstand laat zich niet meer bedotten, uw gevoel niet meer onderdrukken, uw geweten niet meer verkrachten.
Gij weet wat uw plicht is, soldaten. Gij weet wat gij behoort te doen.
Doet het dan, kameraden. Overwint de sleur, de mensenvrees, de angst voor straf, de laffe weifeling. Volgt de stem van uw verstand, van uw gevoel en van uw geweten. Helpt de arbeiders. Weigert dienst aan de bourgeoisie.
Weest niet half, maar stoutmoedig en dapper. Zeker, zij die te Amsterdam in de eerste dagen van juli in de lucht schoten, hebben goed en menselijk gehandeld. Maar in de lucht schieten is toch nog maar een begin van het zich ontworstelen aan de banden der discipline.
Het is nog niet een dapper zich losscheuren van die banden. Het is nog niet de daad die, telkens herhaald, de zege brengt.
De mariniers en de Groningers, die zeiden: neen, wij laten ons daartoe niet gebruiken, zij deden die daad.
Gij moet de moed hebben allen dienst aan het kapitaal te weigeren.
Gij moet de moed hebben reeds wanneer men u wil vervoeren naar een plaats waar staking is, of in ‘t algemeen onrust onder de massa’s, waar zij op straat demonstreren voor hun eisen te weigeren daarheen te gaan.
Gij moet de moed hebben om in dergelijke ogenblikken van spanning te trachten uw kameraden openlijk te overreden, die nog niet zo ver zijn als gij hen bezweren uw voorbeeld te volgen. Verklaart in de kazerne dat gij niet uittrekken wilt, laat u liever arresteren dan toe te geven.
Zó moet ge handelen, zolang ge minderheid zijt. De minderheden moeten door hun voorbeeld een baan openen. Het dappere optreden, de opofferingsgezindheid van minderheden, dikwijls aanvankelijk van kleine minderheden, doen deze als de omstandigheden gunstig zijn het snelst tot meerderheden aangroeien.
Zodra ge echter meerderheid zijt, zodra uw voorbeeld uw makkers aan uw zijde brengt, dan moet ge nog méér doen dan enkel weigeren.
Helpt de arbeiders, beschermt ze tegen het woeden der politie, voegt uw kracht bij hun kracht, poogt zonder wreedheid, en zo mogelijk zonder ruw geweld, de rechtvaardige eisen der volksmassa’s door te zetten.
Dit alles is nu soldatenplicht. Samen met de arbeidende massa’s tegen de kapitalisten en allen die hen steunen. Samen gestreden voor brood en vrijheid, rusteloos, zonder ontmoediging — hoe dikwijls men ook wordt teruggeslagen.
Soldaten! Gij kent het gezegde: de dienst der vrijheid is een zware dienst. De weg, die wij u oproepen in te slaan, is een moeilijke en steile weg. Maar wie telt de offers, in de Wereldoorlog gebracht?
Miljoenen offerden hun bloeiende jeugd, hun kracht, hun gezondheid, hunner ogen licht, hun ledematen, waarvoor? Opdat het Duitse of het Engelse imperialisme zou heersen over Mesopotamië; opdat België van Engeland of van Duitsland afhankelijk zou zijn. De offers, waartoe het revolutionaire socialisme u oproept, gij brengt ze niet voor de overwinning van het ene of andere imperialistische statenverbond, gij brengt ze voor de bevrijding van het arbeidende volk en voor het geluk der mensheid. Zegt niet een stem in uw binnenste, dat dit het heerlijkste en het hoogste is wat een mensen kan doen: ter wille van het grote geheel offers te brengen?
Organiseert u, makkers, van heden af aan, om uw verzet tegen het militarisme en tegen de heerschappij van het grootkapitaal zo doelmatig mogelijk te maken. Richt overal, ten einde dat verzet voor te bereiden, in navolging van wat in Rusland geschiedde, soldatenraden op. Houdt door middel van deze raden geregeld voeling met de revolutionaire arbeidersbeweging, opdat, wanneer plotseling stakingen en volksbewegingen uitbreken, ge weet wat ge te doen hebt, om de zaak der vrijheid het best te dienen laat dan geen besluiteloosheid, geen onzekerheid in uw rijen heersen.
Op tot de strijd tegen het onmenselijke imperialisme, dat de volken uitmoordt, dat honger en ellende over de aarde brengt en haar maakt tot een hel van verschrikking!
Op tot de strijd voor het communisme, dat alleen de volkeren verzoenen en de mensheid bevrijden kan!