Geschreven: september 1920
Bron: De Nieuwe Tijd, 26e jaargang, 1921
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?
Laatst bijgewerkt:
Verwant: • Over de burgeroorlog, twee toespraken • Lessen van Oktober • Oktober 1917-97 |
De wonden van de burgeroorlog zijn in Moskou nog niet geheeld. Er zijn plaatsen waar men op een slagveld meent te zijn waar het vuur juist gestaakt is. De straten en stegen waarvan tenminste niet enige huizen de sporen van kogels dragen zijn zeldzaam. Moskou is een oude stad, die geleidelijk groeide door de eeuwen heen en heeft verscheidene ceintuurboulevards en muren. Op de boulevards is vinnig gestreden en achter de muren heeft men zich verschanst. De poorten van de Kitajgorod, een soort bakstenen afsluiting die in het eigenlijke centrum van de stad de vroegere handelswijk afsluit, moeten woedend aangevallen en verdedigd zijn. De voorste huizen van de straten, die er aan grenzen, zijn letterlijk doorzeefd van kogels. Zelfs de overwelvingen van de brede lage poorten hebben iets tragisch open gereten, afgebrokkeld en uitgehold als zij zijn door de talrijke ontploffingen. In de Illinkastraat staat een kerkje, dat een juweel van Russische kunst is; zijn byzantijnse torens, die heel blauw gekleurd zijn, zijn bezaaid met schitterende gouden sterren en gekroond met sierlijke vergulde kruizen. zoals de meeste orthodoxe kruizen staan deze op de liggende halve maan, want het christendom is een overwinning. In de heerlijke zonneochtenden is het een genot dit kleurenfeest gade te slaan; dan bemerkt men dat de hele gevel van het kerkje honderden wonden heeft. Ongetwijfeld heeft er onder een van deze blauwe met goud besterde klokkentorens een mitrailleur gestaan. En met verbittering hebben de mensen elkaar hier gedood. Op goed geluk af lopende in de stille en rustige straatjes, waar de strijd niet veel te betekenen heeft gehad, bemerkt men als men naar boven kijkt om een venster nog vers gebleven plekken in de muur. Een schutter, die zich daar verdekt had opgesteld, heeft men door geweerschoten naar beneden moeten halen.
Het Rode Plein, waarvan de hoge muren en de torens van het Kremlin een der zijden vormen, wordt door een der paleizen bestreken. Men kan waarschijnlijk op de voorgevel van dit grote moderne gebouw geen oppervlakte van vijftig vierkante centimeters vinden, die niet door kogels getroffen is. De jonkers hadden zich achter de vensters verschanst en al schietende is men van het plein tot het paleis doorgedrongen.
In het hartje van de stad staat het Metropolehotel (nu het tweede Sovjethuis en Commissariaat van buitenlandse zaken) van betrekkelijk recente bouw, dat op zijn gevels vreemde witte plekken vertoont. Enige granaten hebben er gaten in geslagen, die weer geheel volgestopt zijn zonder ze echter opnieuw te schilderen. Op de hoek van de Twerskoj boulevard en de grote Nikitskaiastraat heeft een viersprong de tragische aanblik van de voorbije bewogen dagen behouden. Hier staan twee hoge moderne huizen met balkons van gesmeed ijzer en van een stalenconstructie, waarvan niets meer dan muurfragmenten, stukken ijzer en staal, achter de verkalkte voorgevel zijn overgebleven. De vensters zijn zwarte gapende gaten; ’s avonds wordt het oog er plotseling getroffen door de rustige schittering der sterren. Daar vóór is een heel blok huizen totaal verwoest. Er staan nog maar muurresten van. De bolsjewistische artillerie, die aan het eind van de boulevard stond, heeft dit nest der jonkers dusdanig vernietigd.
De aangrenzende huizen zijn hevig aangevallen en verdedigd. De lijsten van sommige vensters zijn letterlijk door kogels tot franje geschoten. Maar op de boulevards of in de met tuinen omgeven straten zie ik sommige plekken waar de grote dagen van de burgeroorlog verschrikkelijker hoewel minder opvallender kentekenen hebben achtergelaten. De voorbijganger ziet ze nauwelijks en denkt er niet meer aan. Daar is bijvoorbeeld tegenover een grootte met bomen beplante boulevard, waar moeders met hun kleintjes wandelen, een kleine witte muur en in deze muur zijn op manshoogte twee of drie kleine holten... Hier heeft men een man “tegen de muur gezet” en gefusilleerd. Een man ... wie? Een van de onze, een van hun? Een opstandeling uit de voorsteden of een elegante jonker? Revolutionair, loop door en onderdruk uw gevoelens! Zelfs binnen de muur van het Kremlin, bijna tegenover de toren van Ivan de Verschrikkelijke, die heel Moskou beheerst, tegenover de enorme bronzen klok en de kanonnen, waarvan de korte loop meer dan anderhalve arsjin diameter heeft, staat een lang roodgeverfd gebouwtje met tralievensters, dat sporen vertoont van eerst kort geleden hersteld te zijn. Op zestig centimeters van de grond bemerkt men een doorlopende rij heldere vlekken ... Niets demonstreert zó helder de wildste episode uit de Oktobergevechten. Tegen deze muur fusilleerden de jonkers met mitrailleurs de ontwapende, menigte arbeiders uit het arsenaal van het Kremlin. Mitrailleurs schieten lager, dat kan men zien...
Een in 1919 te Moskou verschenen boek, getiteld Moskou in Oktober 1917, geeft enige getuigenissen van actoren van het revolutionaire drama. Er is nog steeds niets definitiefs geschreven over de Oktoberrevolutie; wij zijn dus genoodzaakt met dit verhaal genoegen te nemen om een voorlopig beeld te schetsen van wat in Moskou de beslissende Oktobergevechten waren. Door persoonlijke gesprekken aangevuld, laten mijn inlichtingen toch nog veel te wensen over. Ik geloof dan ook eerst de tekortkomingen ervan te moeten aanstippen. Het bedoelde bundeltje, een vrij levendige uitgave, is geen geschiedschrijving van de gebeurtenissen waarvan het eerder een indruk geeft. Het is maar klein: tweehonderd bladzijden, 27 tekeningen[1] van militante bolsjewieken komen er in voor. Men treft er geen enkele aanwijzing aan omtrent de medewerking – die toch zeer levendig was – aan de beweging van de linker sociaalrevolutionairen en de anarchisten. Een ernstige leemte, die vroeg of laat aangevuld zal moeten worden.
De regering van Kerenski, waar de sociaalrevolutionairen een overwegende invloed hadden, was een coalitieregering, die tegelijkertijd uit socialisten, sociaalrevolutionairen, mensjewieken en cadetten (constitutioneel-democratische partij van Miljoekov) bestond. Haar politiek bestond uit het op sleeptouw houden van het proletariaat in de grote steden, dat beslissende hervormingen eiste, uit het beloven van grond aan de boeren en het trouw steunen van de zaak der Geallieerden, d.w.z. van de imperialistische Entente. Dit hield in dat de oorlog tot elke prijs doorgezet moest worden, in tegenstelling met de wil van de overweldigende meerderheid der soldaten en arbeiders voor wie de revolutie het einde van de moordpartij betekende. Kerenski, die overigens door Tsjernov (s-r) en door de mensjewistische leiders Tscheidsche, Tsereteli, Dane gesteund wordt, draagt de vervulling der beloofde sociale hervormingen aan de Constituerende Vergadering – waarvan hij de verkiezingen uitstelde – op en beijvert zich om de oorlog voort te zetten en de revolutie op te houden. De 18e juni, laat hij, onder de druk van de generale staven van de geallieerden en met behulp van intimidatie en andere redmiddelen het laatste Russische offensief losgaan. Aanvalsbataljons, bijna uitsluitend uit vroegere officieren samengesteld, worden nutteloos door de Duitse kogels weggemaaid. Men kent de rampzalige strategische tegenslagen van dit offensief. Vanaf dit ogenblik is de regering Kerenski verloren. De 3e en 4e juli komt een revolutionaire beweging in de fabrieken te Petrograd op, die door de massa’s zelf gedragen wordt, die geen bekende leiders heeft en die het gehele breekbare gebouw van de macht dreigt omver te werpen. Deze beweging richt zich ook tegen de officiële leiders van de Sovjet, Tsereteli, Dane, Tscheidsche.
Zij is van buitengewoon historisch belang, want zij toont de arbeidersbevolking van Petrograd in opstand, zelfs tegen degenen, die beweren uit haar naam te spreken, door een daad haar wil tot voortzetting van de revolutie demonstrerend. Inderdaad werd de beweging van 3-4 juli door de anarchisten ontketend en geleid. Het Centraal Comité van de Bolsjewistische Partij oordeelde haar voorbarig en keurde haar niet goed. Trotski legt de houding van de Partij op dit moment als volgt uit:
“Wij meenden dat de tijd om op deze wijze te handelen nog niet gekomen was, in verband met de terughoudende geest van het platteland. Maar aan de anderen kant vreesden wij dat de gebeurtenissen aan het front de chaos in het hart van de revolutie niet zouden scheppen en de massa’s niet zouden doen wanhopen. De houding van onze Partij tijdens de gebeurtenissen van 3-5 juli was dus onbepaald. Wij vreesden dat Petrograd zich van de rest van het land zou afscheiden en hoopten evenwel dat zijn energiek voorbeeld de situatie zou redden. Onze agitators trokken met de massa’s op en toonden zich onbuigzaam.” (Trotski, De Oktoberrevolutie). Onvoldoende ondersteund door deze, afgekeurd door anderen, mislukt deze beweging. De gewapende macht – die van jonkers, Kozakken, Ridders van St. George – onderdrukt haar. Men doodt, martelt en kerkert de “opruiers”. Men verwoest de clubs der arbeiders. Men houdt systematisch een klopjacht op de bolsjewieken, die voor alles verantwoordelijk worden gesteld tengevolge van de door hen aangenomen houding, Loenatsjarski en Trotski worden in de gevangenis geworpen. Lenin en Zinovjev houden zich schuil. Eind augustus heeft de reactie haar hoogtepunt bereikt. Een complot wordt gesmeed door Kornilov, Kerenski en Savinkov – terrorist in alle opzichten – om de dictatuur in te stellen. Kornilov stort zich in het avontuur, verloochend door zijn bondgenoten, zodra deze begrepen hebben, dat de militaire dictatuur zich niet kon vestigen. Om de hoofdman terug te drijven roept men van Kroonstad de bolsjewistische en anarchistische matrozen te hulp, die men gisteren minachtte en strafte om hun deelname aan de Juliopstanden. De Sovjet bewapent de arbeiders. Een grote stap is gedaan, ...
En de oorlog gaat door, zoals de geallieerden het willen. Geen enkele der hervormingen, die de eigenlijke voorwaarden der revolutie zijn, wordt ingevoerd, noch die, welke de revolutie zelf heeft verwezenlijkt in moreel opzicht. De Constituerende Vergadering is nog problematisch. De gevangenissen zitten vol bolsjewieken en verschillende opstandelingen. De geallieerde missies nemen in aantal toe, agiteren en werken met geld. Van de socialisten die regeren, denken enigen aan een dictatuur van de bourgeoisie, anderen dromen er van om uit de chaos door welsprekendheid en door overtuiging een democratische republiek te doen ontstaan, waar rijken en armen het met elkaar eens zullen worden om tot het socialisme te komen. Dit is wel de algemene toestand aan de vooravond van de Oktoberrevolutie waarvan wij nu de voorbereiding gaan onderzoeken, voornamelijk wat Moskou betreft.
Na de Juliopstand, schikt de vervolgde Bolsjewistische Partij zich naar de klaarblijkelijke wil der massa’s en beslist om “in het gezicht van de opstand te gaan werken.” De in deze geest gevoerde bolsjewistische agitatie slaat zó goed in, dat de “partij van de opstand” de 24e september, bij de verkiezingen van de gemeente Doema’s te Moskou, 50 % van het totaal aantal stemmen verkrijgt. De overweldigende meerderheid van de arbeidersbevolking is dus met haar. De 12e augustus, toen de Democratische Conferentie van revolutionairsocialisten, mensjewieken en cadetten plaats vond, is de gemoedstoestand der arbeiders zodanig, dat zij direct tot de algemene werkstaking besluiten en dat de koks van het hotel Metropole weigeren om het eten voor de leden van de Conferentie klaar te maken. De heren zijn met lege magen vertrokken.
In de boezem van de Bolsjewistische Partij aarzelt men echter nog. Lenin en de linkerzijde wilden direct een oproep tot bewapening doen. Lenin schrijft in deze zin aan het Centraal Comité, dat besluit om zelfs deze brief niet in de partij bekend te maken. Trotski en Boecharin zijn ook “links”. Onder de gematigden treft men Zinovjev, Kamenev, Rykov en Noguine aan. Lenin zet echter krachtig door en richt zich rechtstreeks tot alle strijdwillenden. Hij schrijft hun: “Het uur is gekomen!” En hier is het de plaats om melding te maken van de hoofdrol van de man, die deze ernstige woorden uitspreekt.
Lenin heeft met een helderziendheid, die men geniaal kan noemen, het historische moment weten te kiezen.
Eind september komt het Centraal Comité bij de mensjewiek Soukhanov bijeen, om de opstand te bespreken. Lenin komt, vermomd, met een pruik op, aan, weldra door een onkenbare Zinovjev gevolgd. De extremisten en de gematigden zijn er tegenwoordig; deze keer hebben de eersten de overhand. Lenin, Trotski, en V. N. Iakoflefa (van Moskou) laten het besluit nemen, tegen Zinovjev en Kamenev, dat men de eerste gelegenheid zal aangrijpen om de wapens op te nemen. Deze vergadering is het uitgangspunt voor een parallelle actie in de beide hoofdsteden.
Een twaalftal dagen vóór de revolutie besluit een handvol strijders te Moskou (Lomov, Iakoplefa, Boecharin, Smirnof, Obelenski) om de arbeiders op te roepen om hun eisen door te zetten, zonder rekening te houden met de autoriteiten van de Kerenski regering. Na een oproep van Boecharin en Smirnof, decreteert de Sovjet de achturendag, de toewijzing van de beschikbare woningruimte in de stad aan de arbeiders en nodigt de lederbewerkers uit om zelf hun fabrieken aan de gang te maken. Want men moest met geweld van een socialistische regering zulke bescheiden hervormingen veroveren. Enige dagen later heeft een stedelijke vergadering, van de Bolsjewistische Partij plaats. Semachko, Ossinski en Smirnof spreken er over de opstand. “Met de cijfers en statistieken in de hand”, schrijft een getuige (N. Norov), “tonen zij aan, dat als het proletariaat, dat alleen de oorlog kan beëindigen, niet de macht in handen neemt, Rusland geruïneerd zal zijn, dat het brood en de brandstoffen zullen ontbreken; dat de spoorwegen en de fabrieken niet langer zullen functioneren. Hun redevoeringen hebben een wetenschappelijk, academisch karakter. Het scheen geen vergadering te zijn van revolutionairen, die een sociale omwenteling voorbereidden, maar een van een wetenschappelijk genootschap. Het auditorium, dat voor de helft uit vertegenwoordigers van de militaire organisaties bestond, scheen onverschillig. Niemand vroeg het woord voor discussie. Bij de stemming, gingen alle handen op: “de Vergadering stemde eensgezind voor de opstand”. Dit geschiedde zonder ophef, zelfs zonder grote woorden, daar het een zaak betrof, die klaarblijkelijk in ieders oog noodzakelijk scheen.
Het is duidelijk dat men nu tussen twee dictaturen zit. Of de reactie, of de revolutie. De reactie treedt reeds op.
Kerenski laat artillerie tegen de Sovjet van Kalouga optrekken. Maar de soldaten, die men naar het front wil laten marcheren, weigeren de gehoorzaamheid. Zodat zelfs Martov om vrede vraagt.
Te Petrograd begint de situatie zich te ontwikkelen. Kerenski eist de absolute onderwerping van de Sovjet aan de bevelen van de regering en de wegzending van de revolutionaire regimenten naar het front.
Dit wordt hem categorisch geweigerd. Een stormbataljon en de militaire school van Oranienbaum marcheren nu naar Petrograd om de Sovjet te ontbinden. Maar deze legermacht neemt onderweg af, zo gunstig zijn de geesten de bolsjewieken gezind. Om het Smolny-instituut, waar de Sovjet en het bolsjewistisch Centraal Comité gevestigd zijn af te snijden van de voorsteden aan de andere kant van de Neva, waar de arbeiders wonen, heeft men toen de schitterende gedachte gekregen om de bruggen op te halen. Maar dat was buiten de bolsjewistische matrozen gerekend. Hun kanonneerboot de Aurora vaart direct de Neva op en richt zijn kanonnen op het Winterpaleis, waar Kerenski heel bescheiden onderdak is. De bruggen gaan omlaag. Van weerszijden aarzelt men. Lenin verschijnt in Smolny en de aarzeling verdwijnt. Het hoofdpostkantoor en de telegraaf zijn genomen. Snel ontwikkelt zich een gevecht rondom het Winterpaleis dat door een bataljon vrouwen verdedigd wordt. Ogenblikkelijk is, bijna zonder bloedvergieten, de volledige overwinning behaald. Kerenski is verdwenen. Het bolsjewistisch Centraal Comité en het revolutionair militair comité leiden de actie (25 oktober oude stijl). Kameraad Lomov wordt met de meeste spoed naar Moskou gezonden om er de beweging te ontketenen.
Er zijn op dit ogenblik te Moskou twee machten. De gemeente Doema en het bolsjewistisch Centraal Comité. In de Sovjet dwarsbomen de revolutionairsocialisten en de mensjewieken nog met succes de pogingen der vooruitstrevende elementen. De Doema van Moskou biedt een merkwaardig schouwspel. Zij wordt gepresideerd door de burgemeester van de stad, een “revolutionairsocialist” – een bekend “rechtse” – Roudnev, een personage dat plechtige bezoeken bij Kornilov aflegt, dat kerkelijke plechtigheden bijwoont en dat graag met de cadetten instemt om de “anarchistische minderheden” te bedreigen.
De Doema is samengesteld uit bourgeois, kleinburgers, intellectuelen en heeft een flinke meerderheid van sociaalrevolutionairen en cadetten waarbij zich herhaaldelijk mensjewieken aansluiten. Zij is impopulair. Evenals bij de Conventie wordt er vanaf de tribunes luidruchtig geprotesteerd en wel om de bolsjewistische oppositie toe te juichen. De discussie over het wederinvoeren van de doodstraf aan het front voor de soldaten doet een afgrond opengaan tussen de Doema en haar lastgevers. Daartegen hebben de verkiezingen voor de gemeente-Doema in de verschillende wijken der stad de meerderheid aan de bolsjewieken bezorgd en wel in 14 districten van de 17. De mensjewieken zijn in elkaar gezakt, de sociaalrevolutionairen zijn geslagen, de cadetten hebben gewonnen. De partijen der uitersten – reactie of revolutie – staan tegenover elkaar. Nu stellen de arbeiders aan de reactionaire Doema een ultimatum: de algemene werkstaking zal worden uitgeroepen als hun eisen niet onmiddellijk ingewilligd worden.
De Doema beraadslaagt hierover de 23e oktober onder voorzitterschap van de soc.-rev. Minor. Een stormachtige zitting. Mensjewieken en soc.-revolutionairen verklaren het “vaderland in gevaar” en wijzen op “de vijand voor de poorten”. Van de tribunes regent het scheldwoorden “Verraders! Verraders!” In de gangen wordt bijna gevochten, waar een bolsjewiek door de kamerbewaarders mishandeld wordt. Aan het eind van de zitting is de algemene werkstaking een feit: de chauffeurs weigeren om de leden van de Vergadering naar huis te brengen.
Twee dingen vallen sterk op: de overeenkomst der gebeurtenissen tussen Petrograd en Moskou; de spontaniteit, de eensgezindheid van de arbeidersbeweging, die blijkt uit feiten even kentekenend als de houding der chauffeurs.
Om een wettige macht tegenover deze reactionaire Doema te stellen, hebben de bolsjewieken in een algemene vergadering de gekozenen van alle locale Doema’s samengeroepen en ondanks de oppositie van de mensjewieken en soc.-revolutionairen de sovjet van de Doema’s gesticht, die de Centrale Doema afzet, als niet langer de belangen en de wil van het volk vertegenwoordigende. De 24e oktober zit burgemeester Roudnev voor bij de vorming van een Comité voor Algemeen Welzijn. Sociaalrevolutionairen en cadetten werken er aan mee, maar het meest rechtse element heeft er van af het eerste ogenblik de overhand. De cadetten Astrov en Kichkine maken er deel van uit. Men denkt een Gallifet gevonden te hebben: de kolonel Riabtsev.
Met koortsachtige spoed wordt nu de Doema van wapens en munitie voorzien.
Witte gardes worden gevormd. De jonkers (leerlingen der militaire scholen) maken de kern uit van het reactionaire leger. De onevenredigheid der krachten is op het eerste gezicht verschrikkelijk. De reactie heeft haar jonkers, een elitekorps, mitrailleurs in overvloed, gepantserde auto’s. De arbeiders hebben – aan de vooravond en bij het losgaan der beweging – slechts enkele troepencontingenten, hun Rode gardes en een paar honderd man, merendeels soldaten, die als gevangenen van Dwinsk gekomen zijn; weinig mitrailleurs en geen kanonnen. Hun krachten zullen eerst tijdens de strijd zelf toenemen.
De houding van de burgemeester is dan ook die van de sterke man. Omringd door officieren, overheidspersonen en bestuurders van vakverenigingen van spoorwegpersoneel ontvangt hij de arbeidersafgevaardigden en stelt hun zijn voorwaarden: capitulatie, arrestatie van het Revolutionaire Comité, of zijn artillerie zal het gebouw van de Sovjet in elkaar schieten. De bolsjewistische parlementairs, hebben ondanks het hun gegeven woord enige moeite om uit de generale staf der Witten te komen, waarbij twintig geweren op hun gericht zijn. De strijd ontwikkelt zich om het bezit van het Kremlin, dat door bolsjewistische soldaten bewaakt wordt, maar door jonkers omringd is. Op het Rode Plein wordt het eerste bloed vergoten: dat van de mannen van Dwinsk, waarop de jonkers geschoten hebben. Heel in het begin is het voordeel aan de kant der reactie. De jonkers nemen het Kremlin en manoeuvreren om de Sovjet in te sluiten. Zij bezetten verscheidene wijken: hun tactiek is om het centrum van de arbeiderswijken te isoleren, dat is de Sovjet, de zetel van het Revolutionair Militair Comité. Een ogenblik slagen zij daarin en men krijgt de stellige indruk dat de Sovjet genomen zal worden. Op twintig plaatsen wordt hardnekkig gevochten. De volgende dag komen Rode gardes van de voorsteden, die van Toula en van verschillende omliggende gemeenten. Kozakken en ulanen weigeren tegen de arbeiders op te marcheren. De 2e november capituleren jonkers en Witte garden.
Maar laten we de uiterste en beslissende fazen van deze strijd van nabij bekijken. En vooral de aanwezige krachten. Een der leden van het Militair Revolutionair Comité, N. Mouralov geeft er de volgende benaderende voorstelling van: “Onze vijanden moesten ongeveer 10.000 man hebben. Zij hadden jonkers van de Alexandrovski en Alexeeskscholen, alle onderofficiersscholen, de generale staf van het district, het Comité van algemeen welzijn, de militaire afdelingen der soc.-rev. en mensjewieken, de jeugd van de scholen. Wij hadden daartegenover verzameld: alle regimenten infanterie, de eerste reserve artilleriebrigade, het wielrijdersbataljon, de mannen van Dwinsk, Pavlovsk, Kostroma Serpoukhof, dat is ongeveer een actief van 15.000 man en 25.000 man in reserve, 3000 gewapende arbeiders, 6 lichte batterijen en enige grote stukken.” Deze simpele opsomming belicht hel de klassengroepering der strijders; daar, alle elementen der bourgeoisie en kleinbourgeoisie, de intellectuelen inbegrepen; hier de grijze massa soldaten; d.w.z. boeren en arbeiders in uniform, het kanonnen vlees...
De 25e oktober, kiest de verenigde vergadering der beide sovjets van soldaten en arbeiders, met 394 tegen 106 stemmen (mensjewieken en partijlozen) en 25 onthoudingen het Militair Revolutionair Comité. De soc.-rev. hadden geweigerd aan de stemming deel te nemen. Dit comité is samengesteld uit de bolsjewieken Oussievitch, Mouratov, Lomhov, Smirhof, de mensjewieken Nikolajev en Teytelbaum en uit Konstantinov, afgevaardigde van een ondergeschikte groep, “de Eendracht”.
Eerst de 26e en 27e worden de gebeurtenissen van Petrograd bekend. Het MRC geeft dezelfde dag aan het garnizoen bevel om zich op alle gebeurlijkheden gereed te houden en om slechts aan de bevelen der leden te gehoorzamen. De 26e spreekt de vergadering van gedelegeerden van het garnizoen met 106 tegen 18 stemmen het vertrouwen voor het MRC uit.
Het Hoofdbestuur der Vakverenigingen te Moskou, de spoorwegarbeiders organisatie en de “internationalistische sociaalrevolutionairen” zenden hun afgevaardigden naar het comité. Deze bonte samenstelling was niet van dien aard dat de krachten er door verhoogd werden. De mensjewieken hadden bovendien verklaard slechts toe te treden “om zo spoedig mogelijk tot ontbinding te komen bij de poging der bolsjewistische leiders om de staatsgreep uit te voeren.”
Reeds de 26e eist de commandant der troepen van het Comité tot Openbaar Welzijn, Riaktsev, de onmiddellijke ontbinding van het MRC, overgave van het Kremlin en uitlevering der wapens. De rev.-socialisten van de Sovjet der boeren ondersteunen deze eis.
De 28e kondigt het mensjewistische dagblad Vfered (Voorwaarts) de uittreding van de mensjewieken uit het MRC aan en stelt de bolsjewieken geheel verantwoordelijk voor het vergoten bloed.
Intussen worden de straatgevechten voortgezet.
De 28e, ’s nachts, geeft de bolsjewistische commandant van het Kremlin, wiens verbindingen afgesneden waren en op een dwaalspoor was geleid, het Kremlin over. De jonkers bezetten direct het hele centrum van de stad, de stations, de elektrische centrale, de telefoon: het MRC, dat in de Sovjet gelegerd was is bijna ingesloten. Maar dezelfde dag komt er opstand in de arbeiderswijken; de Rode gardes stromen toe, oefenen vanuit de voorsteden druk uit op het centrum en de overwinning der revolutie is in zicht. In de avond van de 29e wordt een wapenstilstand van 24 uur getekend. De jonkers willen tijd winnen om versterking te krijgen. Zodra enige contingenten Witten waren aangekomen, verbreken zij de wapenstilstand op de Nikitskie Vorota. Maar de revolutionaire troepen en de Rode gardes winnen uur op uur terrein. Alle artillerie is in handen der opstandelingen. Spoedig zijn de jonkers nog slechts alleen in het bezit van het Kremlin. Na lang aarzelen – uit vrees om kunstwerken te verwoesten – besluit het MRC tot het bevel om het Kremlin te bombarderen. De 2e november vraagt de voorzitter van het Comité van Openbaar Welzijn een wapenstilstand. Om 4 uur op dezelfde dag was de capitulatie der Witten een voldongen feit. Het MRC verzekerde de jonkers bij inlevering der wapens het leven en de vrijheid.
Deze clementie moest voor de revolutie noodlottig worden. Jonkers, officieren, cadetten, sociaalrevolutionairen, die pas gedurende een week gestreden hadden en in het geval dat ze overwonnen hadden onmeedogenloos hun tegenstanders gefusilleerd zouden hebben (we zullen er spoedig talrijke voorbeelden van zien), verspreidden zich direct in het uitgestrekte Rusland om er de burgeroorlog te organiseren. De revolutie zou ze terugvinden bij Jaroslav, Kazan, bij de Don en in de Krim – en bij alle binnenlandse complotten. Een strijder, (M. Oloninsky), wiens getuigenis wij voor ons hebben, schrijft de verantwoordelijkheid van deze fout aan het MRC toe. Hij schrijft:
“De overwinning was onvolledig tengevolge van de houding van het MRC. En als wij deze overwinning behaalden, zoals zij was, dan is dit te danken aan het spontaan elan der massa’s, aan het stoïcisme en aan de energie der strijders uit de arbeiderswijken die leefden en marcheerden met de massa.”
De straatgevechten zijn rijk aan aandoenlijke episoden. Hiervan is geen geschiedenis geschreven en die het weten hebben geen tijd om te schrijven. Uit het handjevol herinneringen, dat zij ons geven zal ik slechts enige karakteristieke episodes vermelden die waardevol zijn, want zij tonen de geest waarmee de verdedigers van de oude wettelijke orde bezield waren en verder het begin van de Witte terreur tijdens het gevecht. Een Lets kameraad, O. Berzin, commandeerde het garnizoen van het Kremlin dat gevormd werd door bolsjewistische soldaten van het 193e en 56e infanterie. De jonkers hielden echter de toegangen bezet, zodat men, om in het Kremlin te komen, twee wachten moest passeren, die van de Roden en die der Witten. In de nacht van de 28e oktober werd O. Berzin, die geen verbinding meer met de stad had, waar het schieten bijna opgehouden was, door kolonel Riabtsev aan de telefoon geroepen, die hem meedeelt “dat alle opstandige troepen de wapens hebben overgegeven, dat de orde hersteld is en dat hij 25 minuten krijgt voor de capitulatie.” Berzin antwoord: “Wij geven ons over.” Maar toen hij dit de soldaten meedeelt, leggen ze op hem aan onder beschuldiging van verraad. Men moeite slaagt hij er in ze te kalmeren. Hij gaat de poorten openen. Zodra hij verschijnt schreeuwen de jonkers tegen hem: “Gooi je sabel neer.” Zijn revolver en zijn strepen worden hem afgerukt. Iemand geeft hem een oorveeg in bijzijn van een generaal en van een commandant. Terwijl hij de jonkers van deur tot deur brengt, wordt hij beledigd en geslagen. Hij valt herhaaldelijk en dan zijn het officieren, die zich op hem werpen. Hier en daar hoort hij het getiktak der mitrailleurs en hij begrijpt dat men zijn mensen fusilleert. Terwijl hij in een kamer bewaakt wordt, krijgt Berzin bezoek van kolonel Pekarsky (van het 56e infanterie) die hem komt zeggen: “Zo! Jij daar! Het verbaast me dat ze je nog niet doodgeschoten hebben. Ze moeten je doodmaken.”
De arsenaalarbeiders van het Kremlin, die natuurlijk met de volksopstand sympathiseerden, hadden zich er toe bepaald aan hun dagelijks werk te blijven. Zij hoorden eerst van het binnendringen der jonkers, toen men hun fabriekscomité kwam arresteren. Een poosje daarna kregen ze bevel zich van hun identiteitsstukken te voorzien en op een rij in de tuin te gaan staan. Toen zij daar aankwamen, werden er drie mitrailleurs zichtbaar. Zij kunnen zich echter niet voorstellen dat men hen zomaar gaat fusilleren, zonder oordeel, zonder redenen, hen, ontwapenden, hen, die niet meegevochten hebben! Een bevel weerklinkt. “Richten! Staat!” De mannen staan onbewegelijk met de hand op de naad van de broek. Dan klinkt een signaal en het geraas van drie in werking gebrachte mitrailleurs wordt vermengd met ontstelde kreten, met gereutel en gesnik. Allen, die door de eerste losbranding nog niet neer gemaaid zijn, werpen zich op de enige uitgang: een klein nauw deurtje dat achter hun open gebleven is. Het vuren gaat door: na enige minuten ligt er voor die deur een hoop mannen, huilend en bloedend en die verder met de mitrailleurs bewerkt worden. Op deze stapels doden en stervenden wordt een kanon afgeschoten. De granaten bespatten de muren der naburige gebouwen met bloed en vlees. De weinige overlevenden konden slechts het leven redden tengevolge van het dringend verzoek van hun chef, generaal Koigorodov, die hun zelf te hulp snelde (volgens het verhaal van de ontsnapte Ilja Noskov).
Deze moord op een menigte ontwapende slachtoffers is geen op zich zelf staand feit. De Witten arresteerden en fusilleerden natuurlijk wat zij konden. Zij arresteerden mensen naar het gezicht dat zij zetten, op een aanwijzing, op een enkel woord. Daar gaan zij een vertrek binnen om verborgen wapens te zoeken. Zij vinden ze niet. Maar men heeft ze vrij koel ontvangen.
“Ik geloof dat we bij bolsjewieken zijn” zegt een der speurders tot zijn ondervraagde, de kameraad Boeravtsev, “en ik verbied u het huis te verlaten”. “Hebt u een mandaat waaraan u dit recht ontleent?” Het beslissende antwoord is: “Heb er geen nodig”. Er gaat een kwartier voorbij en de jonkers komen terug: “Je bent bolsjewiek. Ga met ons mee!” De man gaat mee onder krachtige bewaking en wordt van alle kanten beschimpt. “Als hij probeert om te ontsnappen, schiet hem dan neer”, hoort hij achter zich zeggen. Men sluit hem in een leeg vertrek van de militaire school te Alexandrovsk op, waar hij gauw van meerdere medegevangenen gezelschap krijgt. Het is de kamer der ter dood veroordeelden. In de naburige gang zit een kolonel, die met een kraakstem de vonnissen uitspreekt: “Direct fusilleren.” “Met de volgende partij fusilleren.” “Naar de veroordeeldenkamer.” Ieder ogenblik kunnen ze gehaald worden om voor het executiepeloton gebracht te worden.
Wie zijn deze veroordeelden? Arbeiders, jongens, soldaten (dit zijn de meesten), enige intellectuelen. De aanleiding der arrestatie is: het bezit van een wapen, van een pas van het MRC of een denunciatie. Dan zijn er nog van die toevallig gearresteerden, zoals dat ogenschijnlijke bourgeoisjongmens, dat ontijdig het elektrisch licht in zijn kamer had ontstoken – dit was voor een signaal gehouden. Hij rekende er op bevrijd te worden en verveelde met zijn smeken de bewakers die zich in de deur van het vertrek vertoonden. Een officier komt binnen, hoort hem eerst aan, neemt hem dan gestreng op en zegt: “Wat? Wat? – in vrijheid, jij? Je moet aan de galg!” Zo gaat het de hele dag door. De veroordelingen volgen elkaar al sneller op. Ieder ogenblik gaat de deur open om een nieuw slachtoffer door te laten, dat met een door het doodsvonnis ontdaan gelaat, wankelend en overspannen binnenkomt. Maar men raakt gewend aan de gedachte van de komende executie: en de berichten van buiten der nieuw gekomenen geven een beetje hoop. Die avond veroorzaakt een incident verwarring onder de veroordeelden: een gevangene begint in een aangrenzende gang te schreeuwen en met zijn bewakers te vechten. Men stopt hem een prop in de mond en zijn stem verstikt; zij horen hem wegbrengen. “Tegen de muur” ongetwijfeld ...
De auteur van dit verhaal werd gered door de overwinning der Roden. Een ander vertelt hoe de jonkers op straat arresteerden. Het betreft een soldaat, lid van het Comité van zijn bataljon, die op de hoek van een straat gegrepen wordt door een patrouille, waar prins Gagarin aan het hoofd staat. Zodra vindt men niet het geschrift van het regimentscomité in zijn zak of de soldaat wordt geslagen, terwijl er om hem heen geschreeuwd wordt: “Aan de lantaarn! Tegen de muur!”
De gevangene zegt tegen prins Gagarin:
“De Duitsers behandelen zó hun gevangenen niet”. En tot antwoord geeft de prins aan de jonkers bevel: “Slaat er met de geweerkolf op!”
De soldaat valt bewusteloos neer. Als hij bijkomt hoort hij dat hij gefusilleerd zal worden. Hij wordt met anderen naar het Kremlin gebracht. Bij het vertrek geeft prins Gagarin bevel om iedereen neer te schieten, die zich durft omdraaien en bij aankomst laat hij de leerlingen van de 2e school zweren om geen gevangene levend te laten wegkomen.
Dit soort voorvallen was natuurlijk zeer talrijk. Zij bewijzen dat bij de verdedigers van de Kerenski-regering de vaste wil voorzat om de arbeidersopstand in bloed te verstikken. Zo is het eerste optreden van de Witte terreur. Als overwinnaars meenden de mannen van de democratische orde, dat ze door het decimeren van de arbeidersbevolking van de hoofdstad de revolutionaire beweging definitief konden tegenhouden. Op die wijze was de terreur onvermijdelijk. De belangen der bourgeoisie en van de kleine bourgeoisie eisen het: haar dienaren beschouwden het als een heel natuurlijke zaak. Zoals men gezien heeft vergoot de zegevierende revolutie geen nutteloos bloed en pleegde geen daden van wraak; zij moest tenslotte gedwongen tot de terreur overgaan, en eerst veel later.
Van de eerste aanvang der gevechten legden de reactionairen de grootste verachting voor de vrijheid en het leven der “rebellen” aan de dag. Had de opstandeling zich niet zelf buiten de wet gesteld? Hij is geen burger meer, maar iemand die dood moet. Zo beschouwen hem de juristen van de bourgeoisie, haar wetgevers, haar huurlingen en haar schriftgeleerden.
Maar, wie zijn deze doodschieters? De leiders: officieren van het ancien regime, door de democratie herenigd; industriëlen, advocaten en handelsmensen, cadetten, sociaalrevolutionaire “strijders” (helaas) d.w.z. strijders van de partij die aan de revolutie de Kaliajevs, de Saronovs en zoveel echte helden gegeven heeft. Moest hun afdwaling zó groot zijn en waren er zulke ernstige oorzaken om hen zo tot verbondenen met de reactie te maken! De ondergeschikten, de manschappen waren: jonkers, schooljeugd en studenten. En dit is hartverscheurend. Het revolutionair verleden van de Russische schooljeugd gaf aanleiding om er iets anders van te verwachten. Het klassen inzicht groef aan de ochtend van een politieke en aan de vooravond van een sociale revolutie, een onoverbrugbare kloof tussen het onontwikkelde volk met de vereelte handen, de arbeiders en soldaten, en de intellectuelen die uit de kleine bourgeoisie voortkwamen.
Laten we proberen om enige strijdmomenten, enige tonelen, enige beelden naar verspreide memories te belichten. Het Militair Rev. Comité zetelde in de gebouwen van de Sovjet aan het eind van de Toerskaiastraat tegenover het oude Skobelevplein. ’s Avonds op de tweede dag van de strijd werd zijn situatie bijzonder kritiek. De jonkers bezetten de aangrenzende wijken. De Sovjet vormde een soort eilandje dat binnen enkele uren overstroomd kon worden. Het schieten kwam al nader en nader. De verdedigers van het Comité werden geteld: zij waren met zijn tweehonderden.
Op de tweede verdieping houdt het MRC in een kamer, die op de plaats uitkomt, voortdurend zitting, evenals het Comité van Vijf dat door de Partij aangewezen is. De generale staf bevindt zich in een vertrek daarnaast. Van buiten klinkt geschreeuw en rumoer en daar bovenuit het voortdurend geknetter der geweren. Mouralov, Noguin, Lomov, Oussievitch – die binnen enige uren gedood zal worden – en Soloviev zijn daar, nu beraadslagend en dan weer rustend op een hoek van de divan. Plotseling alarm! Halsoverkop moeten ze naar een ander vertrek verhuizen, want dit wordt blootgesteld aan het vuur van een mitrailleur die op een naburig dak geplaatst moet zijn. De fusillade schijnt onder het raam te knetteren. Misschien zal over enkele ogenblikken de laatste weerstand in dit centrum geboden zijn. Vlug maken twee jonge vrouwen – de secretaressen van het MRC – rode armbanden voor de leden van het Comité. Als de vijand binnenkomt kan hij goed zien dat de leiders zich niet verstoppen! Plotseling overstemt geraas deze groep opstandelingen, die niet wanhoopten aan de overwinning maar vreesden zelf de overwinning niet meer te kunnen beleven: “Onze artillerie staat op het plein!” Waarachtig. Het eerste kanonschot doet de ruiten trillen. En het schot is raak: de granaat ontploft in een kamer van het Hotel National (tegenwoordig het eerste Sovjetgebouw), dat door de jonkers bezet is.
De generale staf van de opstand is gered.
“Smidovitch, een oude bolsjewistische strijder, komt in het comité na juist een vergadering van spoorwegarbeiders meegemaakt te hebben. Hij geeft verslag van hetgeen hij gesproken heeft. Plotseling houdt hij op, zijn oog is op een revolver gevallen:
Wil je wel geloven dat ik geen eens kan schieten! zegt deze oude opstandeling.
Hij neemt de revolver en draait hem om en om. Het schot gaat af, zonder gelukkig iemand te treffen.
En die heeft nogal grijs haar! mompelt iemand verwijtend.
Maar het dient nergens toe om nog meer van deze tonelen te laten zien. Te veel zaken zouden te vermelden zijn. In een enkel verhaal dat ik gekregen heb, hoort men tijdens het vertellen zoveel aangrijpends, dat dit van het oproer een heldere en prachtige indruk geeft, in een herberg (traktir) bevindt zich een wijkcomité der opstandelingen. Mannen liggen te slapen op zakken, met laarzen aan en de revolver in de gordel. Het vertrek staat vol kisten met munitie. Een arbeider met een koortsig gezicht, rode branderige ogen, die hol staan ten gevolge van drie slapeloze nachten, tekent passen af. Anderen, een jonge en een oude man en een vrouw met slordig haar, die ook in geen 48 uur geslapen heeft, bespreken een plattegrond van de stad. Op enige afstand is een mitrailleur aan de gang, en wat verder dreunt het kanon.
Een ander toneel. Het is nacht, het regent. Plassen staan op straat. Een enkele lantaarn werpt geel schijnsel op de trottoirs dat zigzagt in de plassen. Twee vrouwen gaan over de donkere straten en hoor en boven het geguts van het water het rumoer van de strijd. Het comité heeft ze een zending toevertrouwd. Met kloppend hart gaan zij op stap. Ssst! Daar klinken stappen. Een schaduw verschijnt aan de andere kant van de straat, gevolgd door andere. Een patrouille verkenners, vast jonkers, die de toegangen tot de Sovjet onderzoeken. Vluchten? Onmogelijk. Weerstand bieden? Nutteloos. Hoe ellendig is het echter zo z’n leven te eindigen, zonder nog iets gedaan te hebben, met een kogel in je nek! Zij wachten beangst af. Het zijn Roden! “Gegroet kameraden!” Zij zijn voorbij.
Ander toneel. Twee opstandelingen staan bij een huis, dat door een granaat geschonden is, op wacht. Het is een donkere nacht. Zij hurken of liggen tussen afgevallen kalk, puin, gebroken flessen, overblijfselen van een spiegel. Bij het schijnsel van een ontploffing zagen zij dat dit een winkel van een coiffeur geweest is. Tweemaal ontploffen er bommen in het vertrek; zij worden door puin bedekt maar als door een wonder gespaard. Onheilspellend en geheimzinnig sluipen rovers voorbij, met het geweer in de hand; zij merken dat het hier gevaarlijk is en verdwijnen. De twee opstandelingen waken. Van de strijd zien zij slechts een lijk, dat op straat ligt bij de drempel van een huis. De burgeroorlog lijkt veel op de anderen oorlog. Maar met meer haat. Lang hebben de jonkers hun stelling behouden. Tenslotte zijn zij er uit verjaagd. Tirailleurs gewijs naderen de Roden aan beide kanten van de straat, de huizenkanten houdende. Steeds meer weerstand; hier en daar bloed op de trottoirs en enige uitgestrekte vormen daar op de zuilen van de poort. Maar uit de nabije ramen klinken nog revolverschoten. Dat doen de bewoners van deze stadswijk, handelslieden, ambtenaren, intellectuelen, die hun laatste patronen verschieten om zich dan te verbergen. Want al onderzoekt men de huizen, ze zien er van binnen als van onschuldige bourgeois uit. Een man die dicht langs een venster loopt wordt plotseling neergeschoten. En deze onnodige en anonieme moord is wreed. De “bewoner” wreekt zich. Ha!, ge hebt zijn rust als kiezer, als man van orde, als goed echtgenoot en als goed uitbuiter verstoord, gij ongeluk brengende socialisten, communisten en anarchisten! Wat zou men u van harte fusilleren!
De organisatie der Roden was vrij volmaakt, dankzij vooral het beproefde mechanisme der Bolsjewistische Partij. De leemten werden aangevuld door de toewijding en de energie van de strijders. En wat schijnen de voorwaarden voor de overwinning te zijn bij een opstand:
1. Het bestaan van een krachtige, soepele, bewuste en vastbesloten revolutionaire organisatie;
2. De massa-actie en eensgezindheid bij de arbeiderselite;
3. Actie van de troepen in samenwerking met de revolutionairen.
De partijcomités hielden onafgebroken, dag en nacht, zitting (district en provinciecomités van Moskou). Alle beslissingen van enig belang werd door de Partij in samenwerking met het MRC genomen. Zij zijn het, die de eerste dag van de strijd besluiten om alle burgerlijke en twijfelachtige socialistische bladen te verbieden. De volgende dag verschenen slechts de bolsjewistische Pravda en de Isvestia van de Sovjet, d.w.z. dat de pers met één slag teruggebracht werd tot hetgeen zij later blijvend moest worden tijdens de binnen- en buitenlandse burgeroorlog. De generale staven werden dikwijls op staande voet gevormd. Men kreeg een functie en wie die goed vervulde behield haar. Als er op een punt versterkingen nodig waren, ging een koerier naar de generale staf van het district en riep uit alle macht: “Kameraden, we moeten beslist 25 of 50 man hebben!” Het sectorhoofd stelde een order samen op een blaadje van zijn notitieboekje en gaf het de leider van het direct gevormde detachement vrijwilligers. Er waren er in het algemeen te veel of te weinig, zelden het vereiste aantal.
De meeste strijders, die de actie leidden, sliepen niet. De nachten en de dagen smolten samen in de herrie en de verterende activiteit van de strijd. Wanneer de vermoeidheid hen overmande, sliepen ze met de elleboog op tafel tot ze wakker werden door het gebulder van het kanon of door de komst van een kameraad, die kinderlijk verontwaardigd doet: wie gaat er nu op zo’n ogenblik slapen!
De sectorleiders werden door het MRC slechts gemachtigd om hun post te verlaten om zelf hun verslag te komen uitbrengen als hun afdeling het gewonnen had. Daar de opstandelingen geen veldtelefoon hadden, onderhielden koeriers de verbinding tussen de afdelingen.
Rijdende militaire keukens voorzagen de strijdende Roden van eten.
Het gebeurde dikwijls dat de vertrouwensposten opnieuw verdeeld werden, naargelang de omstandigheden het noodzakelijk maakten. Niets is van meer betekenis dan deze benoemingen in tijden van opstand. De posterijen worden bezet, er moet direct iemand heen. “Jij gaat”, zegt men tegen V.N. Podbielsky. “Goed, ik ga.” Podbielsky, die tot toen absoluut geen verstand had van die grote administratie, moest toch tot zijn dood volkscommissaris van PTT blijven.
Enige ogenblikken vóór het tekenen van het staken der vijandelijkheden bemerken de leden van het MRC “die er afgemat en vuil uitzien met hun door slaap ontstoken ogen,” dat zij een militaire commandant voor het gebied moeten aanwijzen. Een commandant of een commissaris? Zij aarzelen. Die begrippen worden verward. Ga als “Commissaris”! Doe jij het, Mouralov? “Goed!” En klaar is het. De benoeming wordt op een Remington getypt, verzegeld ... en vanaf dat ogenblik heeft Moskou een nieuwe militaire autoriteit.
Op de binnenplaats van het Sovjetgebouw loopt de nieuwe commissaris Mouralov met andere kameraden door de modder op een auto te wachten. Een typisch staaltje is ook dit tweegesprek:
Wat wil jij zijn, Lopachov?
Tja! Ik geloof dat er een post van toegevoegd generaal is
Algemeen gelach.
Goed, je gaat als toegevoegd generaal, verstaan ouwe!
“En ik”, zegt een ander, “ik ben je adjudant.”
Dat is goed.
En een half uur later ontvangen oude generaals met schaamte en onderdanigheid hun nieuwe hiërarchische chefs.
“Zo werd een nieuw militair gezag geschapen. Doodgewoon samengesteld of eigenlijk uit de actie zelf voortgekomen en zoals alles wat geboren wordt, gedoopt met bloed” (A. Arosev.)
Daar de Bolsjewistische Partij de enige machtige en talrijke organisatie was, die de wil der massa’s begreep en er in toestemde zich aan het hoofd der beweging te plaatsen, had zij bij deze gebeurtenissen de leidende rol. Met haar werkten linker sociaalrevolutionairen (in het bijzonder Sablin) en de anarchisten in groten getale en met toewijding, krachtig samen.
Maar de meeste sociaalrevolutionairen, de hele regeringspartij, de rechtervleugel en het centrum en ook de meeste mensjewieken, stonden aan de kant der bourgeoisie vanaf de eerste dag klaar, om het arbeidersbloed te vergieten om “de democratische orde” te herstellen.
Het officieel orgaan van de soc-rev. Troud (de Arbeid) publiceerde de 5e november, toen de straten nog niet gereinigd waren van het bloed van de slachtoffers van de burgeroorlog, deze regels:
“Zij, die in de Doema en in het Kremlin zetelden, zij, uit wiens naam de jonkers handelden, vormden de socialistische gemeentedoema en het comité van de soc. rev. partij.”
“Door op de arbeiders in de Moskouse straten te schieten,” schreef kameraad Novitsky (aan wie ik dit citaat ontleen), “schoten de soc-rev. op hun eigen partij”.
In diezelfde tijd, vóór en na de revolutie, overlaadden de mensjewistische bladen de bolsjewieken met verwijten en scheldwoorden. Toch aarzelde men in de boezem van die partij. De 25e oktober verklaarde de mensjewiek Deviatkin in de Moskouse Doema uit naam van zijn fractie: “Als de regering represailles gaat toepassen, staan wij aan de kant van de arbeidersklasse.” Inderdaad gaven de mensjewistische leiders blijk van een vijandige houding ten opzichte van de proletarische revolutie: de gezamenlijke soc.dem. arbeiders sloten zich desalniettemin zonder uitzondering bij de beweging aan.
De 2e november 1917 overwon de arbeidersrevolutie te Moskou, zoals zij de 25e oktober te Petrograd overwonnen had.
In die tussentijd was de positie niet minder netelig en moeilijk. Een nieuwe strijd begon, oneindig veel gevaarlijker en scherper dan de straatgevechten.
Alles moest georganiseerd worden ondanks de voortdurende reactionaire samenzwering en de sabotage der ambtenaren en intellectuelen.
Welke erfenis kreeg het nieuwe Sovjetbewind? De gedesorganiseerde transportmiddelen, stilstand der industrie, schaarste, wanorde, oproer, sabotage en de kwaadwilligheid van al degenen wier belangen of vooroordelen ze aan het verleden koppelde. De grote les hieruit is dat dit zich overal na de overwinning zal voordoen.
Terwijl de bolsjewieken de Doema bezetten, organiseerden de reactionaire leden van de oude Doema – die men in vrijheid gelaten had – de soc.-revolutionairen en de cadetten, zich openlijk en in het geheim voor de reactie; de contrarevolutionaire samenzwering werd voor lange duur gesmeed.
Het beeld dat de gebouwen van de Doema aan nieuwe bezoekers biedt is symboliek. De granaten hebben de muren op verschillende plaatsen doen scheuren. Men ziet weggezakte vloeren, kamers waar alles tot puin is geschoten, gebroken trappen en overal gebroken ruiten. Documenten en papieren liggen op de bureaus verspreid alsof er een orkaan doorheen gewaaid is. De dossiers dienden om de ramen toe te stoppen. De laden van de bureaus zijn opengebroken. De schrijfmachines zijn vrijwel onbruikbaar. Bovendien gingen de stedelijke ambtenaren op aanstoken van het oude bestuur in staking. En deze staking tegen de arbeidersrevolutie werd door de gemeenteambtenaren vier maanden volgehouden. Men kan zich voorstellen wat een toestand daaruit voorkwam en hoe zwaar de verantwoordelijkheid woog.
Om onder die omstandigheden de gemeenteadministraties weer op gang te brengen betekende natuurlijk iets geweldigs. De staking van alle ambtenaren – geen enkele uitgezonderd – der dokters, onderwijzers, ingenieurs, technici, enz., de boycot der openbare diensten, de sabotage der nieuwe employés aan de ene kant en aan de anderen kant de noodzakelijkheid om de arbeiders hun gewoon loon uit te betalen, (en de burgerlijke en militaire besturen gaven aan 200.000 arbeiders werk), tienduizenden vluchtelingen en invaliden te voeden, de hospitalen en gestichten te onderhouden, tot elke prijs de waterleiding, reiniging, tram, abattoirs, gasfabrieken, elektrische centrale te doen functioneren, dat was het probleem waarvoor de werkers en strijders, die op dit gebied zo goed als geen ondervinding hadden opgedaan, plotseling kwamen te staan en die, om dit probleem op te lossen, slechts over eigen middelen konden beschikken” (Anioutkin).
Thans kan men zeggen dat de Sovjet van Moskou op de hoogte van zijn taak was. Ten spijt van alles functioneerden de openbare diensten normaal. De toestand kon slechts na maanden en jaren burgeroorlog kritiek worden.
Zó voltrekt zich in de hoofdstad van een der grootste beschaafde landen een revolutie, waarvan de historische belangrijkheid nog lang niet gewaardeerd kan worden: de eerste sociale revolutie van de moderne tijd, de eerste onteigening der rijken door de zich van hun rechten bewuste arbeiders. In het kort zullen we trachten de ervaringen weer te geven.
1. De Oktoberrevolutie in Rusland is door de massa’s gewild, die in juli te Petrograd zelf het initiatief tot de daad nemen. Zij is noodzakelijk, zowel economisch en politiek als psychologisch.
2. Het snelle succes is verzekerd door een talrijke revolutionaire elite, die in de ondergrondse strijd tegen het tsarisme beproefd, geschoold en gehard is. Aan het hoofd van deze keurbende staat een grote goed georganiseerde partij (bolsjewieken). In deze partij staat een man op, die met een buitengewoon verstand van de verhoudingen begaafd is en het geschikte moment weet te kiezen. Dit is de geweldige verdienste van Lenin.
3. Daar twee onherleidbare minderheden, waarvan de een reactionair, de ander revolutionair is, tegenover elkaar staan, kon de strijd slechts door de wapens beslist worden. Er waren slechts twee oplossingen mogelijk: de reactionaire dictatuur of de revolutionaire. De samenwerking der massa’s is beslissend voor de overwinning. Daarbij is in aanmerking te nemen dat de houding van de troepen strategisch van de grootste betekenis is. De trouw van enige regimenten had aan de reactie een overwinning kunnen bezorgen, die ongetwijfeld voorbijgaand, maar wreed en groot in haar gevolgen had kunnen zijn.
4. Vanaf het begin van de burgeroorlog toont de reactie (alleen de reactie) zich door de vaste wil bezield om de Witte terreur te vestigen. Eerst later, veel later, zijn het de onophoudelijke complotten, moordaanslagen, sabotage en buitenlandse inmenging, die het noodzakelijk maken om de Rode terreur toe te passen.
5. In de sociale strijd zijn de van origine kleinburgerlijke elementen (officieren, intellectuelen, studenten) en de ambtenaartjes en kantoorbedienden, die dicht bij de kleine bourgeoisie staan en eenzelfde mentaliteit bezitten, het gevaarlijkst voor het proletariaat. Hoe hun partijprogram ook luidt, en of hun verleden liberaal of zelfs revolutionair is, zij sluiten zich onvermijdelijk en hardnekkig bij de reactie aan. Hun passieve weerstand na de revolutie is even geducht als hun actieve weerstand tijdens de revolutie.
6. De revolutiegevechten veroorzaken weinig slachtoffers ondanks de verbittering der beide partijen. De verdere weerstand van de bourgeoisie en de kleine bourgeoisie (staking der technici, sabotage, enz.) werd daarentegen in Rusland de oorzaak van aanhoudende misère en van eindeloze tegenslagen.
Na een overwinning in de opstand is het van het grootste belang dat de revolutionaire arbeiders, indien zij niet op de medewerking van een voldoend aantal bewuste technici kunnen rekenen, deze kunnen dwingen om onder scherpe controle samen te werken.
De ondervinding der Oktoberrevolutie zal, als zij beter bekend is, rijk zijn aan goede lessen. De strijders zullen zelf uit dit resumé te snel en te onvolledig de theoretische gevolgtrekking opmaken, die er uit te halen zijn.
Petrograd, september 1920
_______________
[1] Vooral die van de kameraden Ovsiannikov, Norov, Olminsky, Lomov, Mouralov, O. Berzine, Noskov, Vinograskaia.