Documenten van de Linkse Oppositie


Geschreven: 1923 - 1924
Vertaling: Peter den Haan
HTML: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, mei 2006


Voorwoord van de vertaler

De documenten en toespraken die hierin zijn verzameld, geven een belangrijk inzicht in het proces van stalinistische degeneratie binnen de Russische Communistische Partij en met name binnen het Centraal Comité in de jaren vlak na de revolutie. Als gevolg van de periode van Oorlogscommunisme onder invloed van de burgeroorlog en daarna de Nieuwe Economische Politiek (de N.E.P.) waren een aantal tijdelijke maatregelen genomen die bureaucratische deformatie in de hand werkte. Het triumviraat, onder leiding van partijsecretaris Stalin, wist stap voor stap haar positie te verstevigen op basis van een teruggang in de revolutionaire beweging, als gevolg van nederlagen voor de arbeidersbeweging, met name die van de Duitse revoluties en de Chinese Revolutie in 25-27. Hoewel ‘Het testament van Lenin’, zoals de brief aan Trotski van Lenin om een blok te vormen tegen de bureaucraat Stalin en zijn kornuiten wordt genoemd, wel in het Nederlands is gepubliceerd, is het voor het eerst dat deze vroege kritiek op de bureaucratische degeneratie in het Nederlands verschijnt.

De Sovjet-Unie bestaat niet meer en daarmee is gelijk de noodzaak voor de kapitalistenklasse in het westen vervallen om de schijn op te houden dat ze het beste voor hebben met de hele samenleving. Alle verworvenheden van de arbeidersbeweging liggen onder vuur. Daarnaast hebben de traditionele arbeiderspartijen alle ideologische banden met het marxisme verbroken en viert binnen de vakbondsleiding het rechtsreformisme hoogtij. Het besef dat deze verworvenheden een bijproduct van de klassenstrijd zijn, hebben zij niet meer. Onvermijdelijk zullen arbeiders en jongeren, op zoek naar antwoorden om de crisis in de leiding van de arbeidersbeweging te omzeilen of te overwinnen, stuiten op het vraagstuk van de Russische Revolutie. De opkomst en ondergang van dit belangrijkste sociale experiment van de 20ste eeuw valt niet te begrijpen zonder kennis te nemen van het werk van Trotski en de Oppositie. Daarnaast is de wijze waarop de kritieken naar voren worden gebracht een lichtend voorbeeld van de marxistische theorie in de praktijk en als zodanig dan ook een onmisbaar startpunt in onze analyse van het stalinisme. Daarom kunnen we er trots op zijn dat deze werken nu voor het eerst in het Nederlands beschikbaar komen.

Peter den Haan, april 2004.

1 Trotski luidt de noodklok

In de zomer van 1923 braken er stakingen uit in een aantal sleutelsectoren van de industrie in de Sovjet-Unie. Arbeiders in de machinewerkplaatsen in Sormovo, Kharkov , het Donetz-bassin en andere gebieden, legden het werk neer vanwege het niet uitbetalen van loon, in sommige gevallen al drie maanden niet. In augustus probeerde de Staatsbank de sterk stijgende prijzen van industriële goederen te laten dalen, door de kredietfaciliteiten aan industriële ondernemingen te verlagen, maar tegelijkertijd werden hierdoor de posities van de rijke boeren (de Koelakken) en de kapitalistische ondernemers (de NEP-lui) versterkt.
De circulatie van papiergeld werd verhoogd om de oogst te kunnen financieren, terwijl de prijzen van voedselproducten daalde, waardoor de kleine arme boeren nog verder verarmden. Ondertussen werd de ontevredenheid van de arbeidersklasse nog versterkt door de groeiende kloof van de Communistische Partij met de massa’s, wat leidde tot de heropleving van fracties en groeperingen in de Partij, die pleitten voor meer arbeidersdemocratie, gekoppeld aan een verzwakking van het partijapparaat.
In antwoord op deze groeiende economische, financiële en politieke crisis stelde het Centraal Comité van de partij 3, speciale commissies tegen het einde van september 1923 aan; een om de groeiende kloof tussen landbouw en industrieproducten te onderzoeken; een andere om de kwestie van het loon van de arbeiders te onderzoeken en een derde, onder leiding van Dzerzhinski, om aanbevelingen te doen over hoe de onenigheid en fractiestrijd binnen de partij op te lossen.
De aanbevelingen van Dzerzhinski’s commissie als uitgangspunt nemend, presenteerde Trotski op 8 oktober een brief aan het Centraal Comité, waarin hij de aanval opende op het regime dat zich in de partij aan het ontwikkelen was en de fouten van de Politbureauleiders, Kamenev, Zinovjev en Stalin. De brief in zijn geheel is nooit gepubliceerd maar hieronder volgen een aantal delen eruit die Trotski’s analyse van de crisis in de partij weergeeft.

Uit Trotski’s brief

Een van de voorstellen van kameraad Dzerzhinski’s commissie stelt dat we het verplicht moeten maken voor partijleden die weet hebben van groeperingen binnen de partij, zij dit bekend dienen te maken aan de GePeOE, het Centraal Comité en de Centrale Controle Commissie. Maar het lijkt toch de meest elementaire plicht van elk partijlid om het partijapparaat ervan op de hoogte te brengen, als er vijandige elementen afdelingen binnen de partij willen misbruiken, dat het toch niet nodig zou moeten zijn om zes jaar na de oktoberrevolutie zo’n speciale resolutie te introduceren? Alleen al de roep om zo’n resolutie is al een buitengewoon helder symptoom, samen met een aantal minder duidelijke ...

De roep om zo’n resolutie betekent: a) dat illegale oppositionele groepen zich binnen de partij hebben gevormd, die een bedreiging voor de revolutie kunnen vormen; b) dat er een dusdanige atmosfeer in de partij hangt die het toelaat dat kameraden, die kennis hebben van zulke groeperingen, dit niet aan het partijapparaat kenbaar maken. Allebei deze feiten getuigen van een buitengewone verslechtering van de situatie binnen de partij sinds het 12e congres ...

Tijdens de zwaarste periode van het Oorlogscommunisme had het systeem van het aanstellen binnen de partij nog niet een tiende van de impact die het nu heeft. Het aanstellen van de secretarissen van de provinciale comités is nu de regel. En dat creëert een situatie dat de secretaris in essentie onafhankelijk van de plaatselijke organisatie is ...

Het 12e Congres werd gehouden onder het teken van democratie. Veel van de toen gehouden toespraken ter verdediging van arbeidersdemocratie leken mij overdreven en in zekere mate zelfs demagogisch, vanuit het oogpunt van onverenigbaarheid van een volledig ontwikkelde arbeidersdemocratie met het regime van de dictatuur. Maar het was klip en klaar dat de druk van de periode van Oorlogscommunisme plaats zou moeten maken voor een levendiger en bredere verantwoordelijkheid van de partij. Maar dit huidige regime — welke zich is gaan vormen voor het 12e congres en daarna en nu haar uiteindelijke vorm heeft gekregen — staat veel verder van arbeidersdemocratie af dan het regime tijdens de zwaarste periode van oorlogscommunisme. De bureaucratisering van het partijapparaat heeft zich tot ongehoorde proporties ontwikkeld dankzij de methode van het selecteren van secretarissen. Er is een brede laag van partijwerkers gecreëerd, die hun eigen mening in de partij volledig ontkennen, in ieder geval het openlijk uiten hiervan, er zo van uitgaand dat de secretariële hiërarchie het apparaat is waaruit partijmeningen en partijbeslissingen ontstaan. Onder deze laag, en afziend van hun eigen mening, ligt de brede massa van de partij, voor wie elk besluit staat als een bevel of een commando. In deze basislaag van de partij heerst een ongebruikelijke mate van ontevredenheid ... Deze ontevredenheid kan zichzelf niet oplossen door de invloed van de massa’s op de partijorganisatie te laten toenemen (door verkiezing van Partijcomités, secretarissen, etc.), en neemt daarom heimelijk toe en leidt zo tot interne spanningen ...

Het is aan de leden van het Centraal Comité en de leden van de Centrale Controle Commissie bekend dat ik, terwijl ik doortastend en zonder terughoudendheid binnen het Centraal Comité het gevecht aanga tegen fout beleid, ik resoluut af heb gezien om zo’n gevecht binnen het Centraal Comité af te laten hangen van een kleine kring kameraden, in het bijzonder dan nog diegene, die in het geval van een redelijk correcte partijlijn, prominente plaatsen in het Centraal Comité zouden innemen. Ik moet verklaren dat mijn inspanningen van de laatste anderhalf jaar tevergeefs zijn geweest. Hierdoor is het gevaar ontstaan dat de partij onverwacht wordt getroffen door een zeer zware crisis ...

In het licht van de ontstane situatie zie ik het niet alleen als mijn recht, maar ook als mijn plicht om de werkelijke situatie aan elk partijlid bekend te maken, waarvan ik denk dat hij of zij voldoende voorbereid is, ontwikkeld is en genoeg zelfbeheersing heeft, om zonder fractionele krampen de partij uit deze doodlopende steeg te leiden.

2 Het Platform van de 46

Een week nadat Leon Trotski zijn brief naar het Centraal Comité had gestuurd, presenteerden 46 prominente bolsjewieken, waarvan sommigen belangrijke leidende economische posten vervulden, hun eigen kritiek op het economische en interne partijbeleid van de partijleiders Kamenev, Zinovjev, Stalin, Rykov en Tomski. Deze verklaring van de oppositie, die bekend werd als ‘Het Platform van de 46’ , werd aangeboden aan het Politburo op 15 oktober 1923, na onder een aantal partijleden te hebben gecirculeerd. Zij riep op tot het zo snel mogelijk beleggen van een speciale conferentie van het Centraal Comité en de leiders van de oppositie, om de verschillen die Het Platform had aangegeven, op te lossen.
De 46 die de verklaring ondertekenden hadden waarschijnlijk geen direct contact met Trotski op dat moment, maar hun inzichten komen grotendeels overeen. Buiten de 46 waren er ook andere, leidende, bolsjewieken, zoals Rakovski en Krestinski, die in het buitenland diplomatieke functies vervulden, die Trotski’s mening deelden. Van Radek, op zijn beurt, werd verteld dat hij er bij het Centraal Comité op aandrong om tot een overeenkomst met Trotski te komen.

Aan het Politburo van het Centraal Comité van de Russische Communistische Partij

De buitengewoon kritieke situatie rond onze positie dwingt ons (in het belang van onze partij, in het belang van de arbeidersklasse) om openlijk te stellen, dat het voortgaan volgens het beleid van de meerderheid van het Politburo, grote rampspoed over de hele partij kan brengen. De economische en financiële crisis, begonnen aan het einde van juli van dit jaar, met alle politieke gevolgen die dat heeft gehad, inclusief op het interne partijleven, hebben onomstotelijk het tekortschieten van de leiding van de Partij aangetoond. Zowel op het economische terrein als mede in het bijzonder op het gebied van de interne partij verhoudingen.

Het toevallige, ondoordachte en onsystematische karakter van de besluiten van het Centraal Comité, die op economisch terrein er niet in is geslaagd de eindjes aan elkaar te knopen, heeft tot een situatie geleid waarin, ondanks de ongetwijfeld grote successen op het gebied van de industrie, landbouw, financiën en transport — successen die de economie van het land spontaan hebben bereikt en niet dankzij, maar eerder ondanks de tekortschietende, zo niet, totale afwezigheid van leiding — we nu niet alleen het vooruitzicht hebben van het afnemen van zulke successen, maar ook van een diepe economische crisis.

We zien de naderende ineenstorting van de Tsjervonets munteenheid, die spontaan is omgevormd tot een basisvaluta voordat het begrotingstekort is weggewerkt; een kredietcrisis waarin de Staatsbank niet langer zonder risico van ineenstorting van industrie of handel in industriële goederen of zelfs het opkopen van graan voor de export, kan financieren; een daling in de verkoop van industriële goederen als gevolg van hoge prijzen, die te verklaren zijn aan de ene kant door het ontbreken van een geplande georganiseerde leiding in de industrie, en aan de andere kant door een onjuist kredietbeleid; de onmogelijkheid om het programma van graanexport uit te voeren omdat er geen graan gekocht kan worden; extreme lage prijzen voor landbouwproducten die schade toebrengt aan de boeren en een dreigende massale inkrimping van de landbouwproductie; ongelijkheid in de salariëring die logischerwijs ontevredenheid onder de arbeiders veroorzaakt door de budgettaire chaos, indirect ook chaos veroorzakend in het staatsapparaat. ‘Revolutionaire’ methodes om bezuinigingen in het budget te realiseren en nieuwe en duidelijke besparingen in de uitvoering zijn geen overgangsmaatregelen meer en zijn een terugkerend fenomeen geworden, die het staatsapparaat keer op keer in beroering brengt en, als gevolg van het gebrek aan een plan achter de uitgevoerde besparingen, dan ook nog op een toevallige en spontane manier.

Dit zijn een aantal elementen van de al begonnen economische, krediet- en financiële crisis. Als er niet onmiddellijk uitgebreide, goed doordachte, planmatige en energieke maatregelen worden genomen, als de afwezigheid van leiderschap blijft voortduren, moeten we de mogelijkheid onder ogen zien van een acute economische ineenstorting, die onvermijdelijk interne politieke complicaties tot gevolg zal hebben en onze effectiviteit naar buiten toe alsmede de mogelijkheid om actie te ondernemen zal verlammen. En vooral het laatste, zoals iedereen zal begrijpen, is voor ons nu belangrijker dan ooit; het lot van de wereldrevolutie en de internationale arbeidersklasse hangt ervan af.

Op precies dezelfde wijze zien we ten aanzien van de interne partijverhoudingen hoe dezelfde incorrecte leiding de Partij verlamt en kapot maakt; dit wordt met name duidelijk in de periode van crisis die we nu door maken.

Wij verklaren die niet uit het gebrek aan politieke capaciteiten van de huidige leiding; integendeel, hoezeer we ook verschillen in onze opvattingen over waar we staan en in de keuzes om dit te veranderen, we gaan ervan uit dat de huidige leiding niet voor niets en niet zomaar aangesteld is door de partij, om deze belangrijke posten in de arbeidersdictatuur te bezetten. Wij verklaren dit uit het feit, dat achter de façade van officiële eenheid, we in de praktijk zeer eenzijdig individuen rekruteren, en er een gang van zaken is, die zeer eenzijdig en toegespitst is op de inzichten en voorkeuren van een klein groepje. Als gevolg van een partijleiding die verstoord is door zulke bekrompen overwegingen, houdt de partij , in aanzienlijke mate, steeds meer op dat levende onafhankelijke collectief te zijn die heel gevoelig de levende realiteit tot zich neemt, omdat ze met haar verbonden is met wel duizend draden. In plaats daarvan zien we, en in toenemende mate, een amper verhulde tweedeling binnen de partij groeien tussen de secretariële hiërarchie en ‘stemvee’; tussen de beroepsmatige partijbonzen die van bovenaf worden geselecteerd en de gewone massa die niet meer aan het normale partijleven deelnemen.

Dit feit is aan elk partijlid bekend. Leden van de partij die ontevreden zijn over deze of gene beslissing van het Centraal Comité, of van een provinciaal comité, die twijfel ergens over hebben, iemand die als individu een of andere fout, onregelmatigheid of ergens ongeregeldheden waarneemt, zijn bang hierover op partijbijeenkomsten te spreken en zijn zelfs bang er in een gewoon gesprek over te praten, tenzij de gesprekspartner volkomen te vertrouwen is ten aanzien van de ‘discretie’; vrije discussie binnen de partij is praktisch verdwenen, de publieke opinie van de partij wordt gesmoord. Vandaag de dag zijn het niet de partij, niet de brede laag van leden die kandidaten voor de provinciale comités en het Centraal Comité van de RCP voordraagt en kiest. Integendeel juist, de secretariële hiërarchie selecteert meer en meer leden uit de conferenties en congressen, die zo, meer en meer, de uitvoerende lichamen van die hiërarchie worden.

Het aldus gevestigde regime in de partij is volstrekt ontoelaatbaar; het vernietigt de onafhankelijkheid van de partij, de partij vervangend door een gerekruteerd bureaucratisch apparaat, dat onder normale omstandigheden zonder haperingen functioneert, maar onvermijdelijk faalt in periodes van crisis en nu volledig ineffectief blijkt te zijn met het oog op de aanstaande heftige gebeurtenissen.

De gecreëerde situatie wordt verklaard uit het feit dat het regime van de dictatuur van een fractie in de partij, die in feite was ontstaan na het 10e congres, zichzelf heeft overleefd. Velen van ons hebben zich bewust bij zo’n regime neergelegd. De ommezwaai in het beleid van 1921 en daarna de ziekte van kameraad Lenin, vereiste volgens sommigen een dictatuur binnen de partij, als tijdelijke maatregel. Andere kameraden stonden vanaf het begin hier sceptisch of afwijzend tegenover. Hoe het ook zij, tegen de tijd van het 12e Congres had dit regime zichzelf overleefd. En het begint nu haar keerzijde te tonen. Banden binnen de partij beginnen te verzwakken. De partij begon af te sterven. Extreme en overduidelijk morbide oppositiebewegingen binnen de partij begonnen een anti-partij karakter te dragen, omdat er geen kameraadschappelijke discussie over hete hangijzers meer was. Zulke discussies zouden zonder problemen het ziekelijke karakter van deze bewegingen hebben aangetoond, zowel aan de massa van de partij, als aan de meerderheid van degenen die aan die discussie deelnemen. Nu is het resultaat illegale bewegingen die leden buiten de grenzen van de partij drijft en de partij scheidt van de arbeidende massa’s.

Als deze gecreëerde situatie op korte termijn niet drastisch wordt veranderd, zal de economische crisis in Sovjet Rusland en de crisis van de dictatuurfractie in de partij, een zware slag toebrengen aan de arbeidersdictatuur in Rusland en de Russische Communistische Partij. Met zo’n ballast op haar schouders kan de dictatuur van het proletariaat in Rusland en haar leiding, de RCP, de fase van de aanstaande nieuwe wereldwijde ongeregeldheden niet anders tegemoet zien, dan met het vooruitzicht van nederlagen, over het gehele front van de proletarische strijd. Natuurlijk zou het op het eerste gezicht heel simpel zijn om dit vraagstuk op te lossen door te besluiten dat op dit moment, met het oog op alle omstandigheden, er geen enkele ruimte is om een verandering in de koers van de partij naar voren te brengen, om nu op de agenda nieuwe en moeilijke taken te plaatsen, etc., etc. Maar het is volkomen duidelijk dat zo’n gezichtspunt niets anders betekent dan officieel de ogen te sluiten voor de werkelijkheid, omdat juist het grootste gevaar schuilt in het feit dat er geen echte eenheid in woord of daad is in het zicht van een buitengewoon moeilijke binnenlandse en buitenlandse situatie. De strijd die nu woedt binnen de partij is des te bitterder, nu hij meer in stilte en in het geheim wordt gevoerd. Dat we deze kwestie in het Centraal Comité brengen, is juist met het doel om zo snel en zo pijnloos mogelijk de tegenstellingen die de partij in stukken scheurt aan de oppervlakte te brengen en de partij zonder oponthoud weer op een gezonde basis te zetten. Echte eenheid in opvattingen en actie is onmisbaar. De aanstaande moeilijkheden vragen om een verenigd, kameraadschappelijk, volledig bewust, buitengewoon krachtig, buitengewoon toegewijde actie van alle leden in onze partij. Het fractieregime moet worden afgeschaft en wel in de eerste plaats door diegenen die het hebben ingesteld; het moet worden vervangen door een regime van kameraadschappelijke eenheid en interne partij democratie.

Om het bovenstaande te kunnen realiseren en de noodzakelijke maatregelen te kunnen treffen om de economische, politieke en partijcrisis het hoofd te bieden, stellen wij aan het Centraal Comité voor, als eerste belangrijke stap, om een conferentie te organiseren van leden van het Centraal Comité en de meest prominente en actieve partijwerkers, waarbij ervoor gezorgd dient te worden dat de lijst van genodigden een aantal kameraden behelst, die een andere kijk op de gang van zaken heeft dan de meerderheid van het Centraal Comité.

Handtekeningen van de Verklaring aan het Politburo van het C.C van de R.C.P. over de interne situatie van de partij, 15 oktober 1923;

E. Preobrazjenski

B. Breslav

L. Serebryakov

Niet geheel in overeenstemming met sommige punten in deze brief in de uitleg over de oorzaken van de ontstane situatie, maar in overweging genomen dat de partij direct wordt geconfronteerd met vraagstukken die nooit geheel kunnen worden opgelost met de methodes zoals die tot op heden zijn toegepast, verbind ik mij volledig aan de eindconclusies van deze brief.

A. Beloborodov

Met de voorstellen het geheel eens, hoewel in sommige opzichten niet geheel eens met de motivatie;

A. Rozengolts

M. Alski

In essentie deel ik de gezichtspunten in deze oproep. De roep om een snelle en oprechte behandeling van al onze ziektes is nu zo urgent geworden, dat ik de oproep om een congres te organiseren, die op een praktische manier de opeenstapeling van problemen kan helpen voorkomen, volledig steun;

Antonov-Ovseenko

A. Benediktov

I. N. Smirnov

Y. Pyatakov

V. Obolensky (Osinski)

N. Muralov

T. Sapronov

De positie in de partij en de internationale situatie is zodanig dat een ongewone inspanning en concentratie van Partijkrachten meer dan ooit noodzakelijk is. Ik verbind mij aan de declaratie en beschouw het exclusief als een poging om de eenheid in de partij te herstellen en haar voor te bereiden op de aanstaande gebeurtenissen. Uiteraard kan er op dit moment geen enkele sprake zijn van welke interne partijstrijd dan ook. Het is essentieel dat het Centraal Comité de positie sober beoordeelt en urgente maatregelen neemt om de ontevredenheid, binnen de partij en ook bij de massa buiten de partij, weg te nemen.

A. Goltsman

V. Maksimovoski

D. Sosnovoski

Danishevski

O. Shmidel

N. Vaganyan

I. Stukov

A. Lobanov

Rafail

S. Vasilchenko

Mikh. Zhakov

A. M. Puzakov

N. Nikolaev

Omdat ik de laatste tijd wat afzijdig heb gestaan van het werk op de partijcentra zie ik af van een oordeel van de eerste twee paragrafen van het inleidende deel; met de rest ben ik in overeenstemming;

Averin

Ik ben in overeenstemming met de uitleg in het eerste deel van de economische en politieke situatie van het land. Ik vind dat in het deel dat de situatie in de partij beschrijft enige overdrijving is binnengeslopen. Het is uitermate noodzakelijk dat er onmiddellijk maatregelen worden genomen om de eenheid in de partij te bewaren;

I.. Boguslavski

P. Mesyatsev

T. Khorechko

Ik ben het niet eens met een aantal meningen in het eerste deel van de verklaring; ik ben het niet eens met een aantal beschrijvingen van de situatie in de partij. Tegelijkertijd ben ik er heilig van overtuigd dat de toestand van de partij vraagt om het nemen van radicale maatregelen, omdat de huidige toestand van de partij ongezond is. Ik ondersteun volledig de praktische voorstellen.

A. Bubnov.

A. Voronski.

V. Smirnov

E. Bosch

I. Byk.

V. Kossior

F. Lokatskov

Ik ben het volledig eens met de inschatting van de economische situatie. Ik vind een verzwakking van de politieke dictatuur op dit moment gevaarlijk, maar opheldering is noodzakelijk. Ik vind een conferentie uitermate onmisbaar.

Kaganovich

Drobnis

P. Kovalenko

A. E. Minkin

V. Yakovleva

Ik ben het volledig met de praktische voorstellen eens.

B. Eltsin

Ik teken met hetzelfde voorbehoud als kameraad Bubnov.

L. Levitin

Ik teken met hetzelfde voorbehoud als Bubnov, hoewel ik het met de vorm en de toon niet eens ben, wat me er toe overhaalt om het met de praktische voorstellen van de verklaring des te meer eens te zijn.

I . Paludov

Ik ben het niet helemaal eens met het eerste deel over de economische situatie in het land; deze is echt heel serieus en vraagt om uitermate doordachte overwegingen, maar de partij is er tot nu toe niet in geslaagd mensen voort te brengen die beter leiding kunnen geven dan nu al het geval is. Over de kwestie van de situatie binnen de partij vind ik dat er elementen van waarheid zit in alles wat gezegd is en vind het daarom noodzakelijk dat er urgente maatregelen worden genomen.

F. Sudnik.

3 De Partijbijeenkomst in Moskou 11 december 1923

Op een speciale bijeenkomst van het Centraal Comité met de ondertekenaars van het Platform van 46, werd besloten tot een conferentie met het Politburo en 10 leidende partijorganisaties. Op deze zitting van 25 oktober 1923 bracht Preobrazjenski een zespunten actieplan naar voren om de arbeidersdemocratie in de partij te herstellen, maar hier werd niet over gediscussieerd. De bijeenkomst produceerde een nietszeggende resolutie ‘Over de interne partijsituatie’, waarover de aanwezige oppositieleden zich van stemming onthielden of tegen stemden. De resolutie beschreef min of meer de inhoud van Trotski’s brief van 8 oktober en de daaropvolgende correspondentie met het Politburo als een ‘overduidelijke politieke fout’, die alleen maar groepen zoals die van de 46 aanmoedigde, terwijl de 46 zelf, scherp werden veroordeeld. Voor het moment probeerde de Stalin-Zinovjev leiding de 46 van Trotski te isoleren. In lijn met de formele aanname van meer arbeidersdemocratie in deze resolutie, maakte Zinovjev in een speciaal artikel in de Pravda van 7 november bekend, dat de pagina’s van de krant opengesteld zouden worden voor een algemene discussie over de crisis in de partij en waaraan leden zowel als niet-leden deel konden nemen. Terwijl de Pravda een enorm aantal artikelen en brieven plaatste van over de gehele Sovjet-Unie, vaak buitengewoon kritisch op het beleid van de leiding en de oplage van de krant als gevolg hiervan verdubbelde, deed het triumviraat van Kamenev, Stalin en Zinovjev verwoedde pogingen om zich met, de nu zieke, Trotski te verzoenen. Het resultaat was een door Kamenev, Stalin en Trotski gezamenlijk opgestelde resolutie, die ‘Een Nieuwe Koers’ voor de partij uitzette naar interne partijdemocratie en economische planning. Deze resolutie, die werd aangenomen door het Politburo op 5 december, leek de essentie van de kritiek van Trotski te bevatten, die het dan ook in eerste instantie als een gedeeltelijke overwinning beschouwde in het gevecht tegen bureaucratische degeneratie. Voor het triumviraat was de resolutie echter een manoeuvre om de 46 van Trotski te isoleren en, tegelijkertijd, een formele concessie te doen aan de wijdverbreide ontevredenheid onder de gewone partijleden.
Op 8 december schreef Trotski een brief voor partijbijeenkomsten, die hij door zijn ziekte zelf niet kon toelichten, waarin hij de gelegenheid te baat nam nader uit te weiden over de resolutie van het Politburo (zie De Nieuwe Koers, p.68-74). Zijn aanval op de groeiende partijbureaucratie en de ‘oude garde’ binnen de partij, ging hierin veel verder als de tactische concessies van het triumviraat. Hij wees op het precedent van zo’n degeneratie, zoals had plaatsgevonden binnen de Duitse sociaaldemocratie voorafgaand aan de Eerste Wereldoorlog. Ondertussen verbreedde de oppositie, geleid door de 46, haar strijd door steun te winnen voor haar platform in de partijorganisaties: hierin hadden ze enig succes, met name in Moskou. Maar Stalin, als hoofd van het partijsecretariaat, nam zijn toevlucht tot het manipuleren van bijeenkomsten en conferenties om te voorkomen dat de oppositie evenredig werd vertegenwoordigd. Trotski was echter terughoudend om openlijk de leiding van de oppositie op zich te nemen, zolang Lenin nog leefde en het triumviraat er voor terugdeinsde hem openlijk aan te vallen, ondanks zijn openlijke kritiek. En dus richtte op 11 december 1923, op de bijeenkomst van de Moskouse partijorganisatie, Kamenev als vertegenwoordiger van het triumviraat, zijn aanval op de 46, stevig het partijapparaat verdedigend, maar Trotski geeneens noemend. Maar Sapronov, in zijn hierna volgende weerwoord voor de oppositie, benutte Trotski’s brief als wapen in zijn aanval op bureaucratisering in de partij. Als gevolg hiervan werd Trotski’s brief de voorbode van een nieuwe fase in de strijd van de oppositie, waarin Trotski voor de eerste keer naar boven dreef als de leider in het gevecht voor de regeneratie van de Bolsjewistische Partij.

Sapronovs’ toespraak

Kameraden. We hebben vandaag het verslag van kameraad Kamenev aangehoord, een vertegenwoordiger van het Centraal Comité die, in plaats van de kwestie van de interne partij democratie te behandelen, al zijn tijd verspilde aan de verdediging van het partijapparaat en maar volhield dat aanvallen op het partijapparaat aanvallen op de oude garde zijn en dus op het Centraal Comité. En daarom is het duidelijk dat het waarschijnlijk een kwestie is van de omverwerping van het Centraal Comité, een staatsgreep en een contrarevolutie.

In werkelijkheid staat de zaak er heel anders voor. Het wordt tijd dat kameraad Kamenev, nu het Politburo en het Presidium van de Centrale Controle Commissie een resolutie over democratie hebben aangenomen, ophoudt om de partij bang te maken met spookbeelden, zelfs al hebben sommige apparatsjiks hierover nachtmerries; de Partij deelt deze visie van een splitsing en dreigende staatsgreep niet. Voor het eerst na drie jaar van lethargie begint ze haar brein te pijnigen en onmiddellijk beginnen de apparatsjiks, die deze aanhoudende lethargie hebben geschapen of in ieder geval in stand gehouden, in paniek te raken door deze breinkraker en gelijk allerlei visioenen van omverwerpingen te krijgen. In de openbare toespraken tegen het apparaat zien ze dit als spreken tegen de Partij en tegen de dictatuur van het proletariaat. En dan komen er eindeloze verhandelingen over waarom je geen partij kunt runnen zonder apparaat en dat je geen staat kunt runnen zonder apparaat en zo verder.

Een van de kameraden met wie ik werk in de provinciale Sovjet is kameraad Polidorov. Hij wilde aantonen dat er een tijd zal komen waarin niet alleen comités en Sovjets, maar ook levende mensen overbodig zouden zijn. Voor statistici zouden er mechanische vervangers komen die berekenen hoeveel er toegewezen dient te worden aan arbeidskrachten, productie, etc. Dit was een toekomstdroom van hem en natuurlijk stelt niemand vandaag voor aan kameraad Kamenev dat het partijapparaat vervangen dient te worden door Polidorovs’ fantasie. Dat is niet de kwestie. De kwestie is dat er een apparaat is en een ‘apparaat’. Het is geen kwestie van het apparaat te vernietigen, maar het weer gezond te maken. Na een lange periode van economische stagnatie zeggen we dat we bepaalde delen moeten repareren en van nieuwe onderdelen moeten voorzien; dus waarom na drie jaar stagnatie zou de partij niet eens nadenken over het herstel of renovatie van individuele delen van haar apparaat? Kameraad Kamenev beweert dat alleen met behulp van het apparaat de dictatuur van het proletariaat kan overleven, de partij overleeft, enzovoort. Hij blijft maar doorzeuren over het feit dat de resolutie unaniem was aangenomen door het Politburo. Maar leden van het Politburo zelf verschillen van mening over de implementatie van de voorstellen en in de inschatting over het apparaat.

In de vandaag gepubliceerde brief van kameraad Trotski wordt de zaak als volgt ingeschat: Hij zegt: “in de neiging de rol van het apparaat te overschatten en het initiatief van de partij te onderschatten, bekritiseren sommige behoudsgezinde kameraden de resolutie van het Politburo”. Deze aanhaling is precies van toepassing op kameraad Kamenev en dat is klip en klaar voor iedereen die zijn verslag heeft gehoord. Kameraad Kamenev heeft voor de resolutie gestemd, maar zijn complete toespraak was opgebouwd in oppositie tegen de resolutie — op een overschatting van het apparaat en een onderschatting van de partij. Verder uit de brief van kameraad Trotski: “het zwaartepunt dat volgens de oude koers ten onrechte was gelegd bij het apparaat is nu vervangen door de nieuwe koers zoals uitgesproken in de resolutie van het Centraal Comité, naar de activiteit, het initiatief en de kritische geest van alle partijleden als de georganiseerde voorhoede van het proletariaat. De nieuwe koers wil helemaal niet zeggen dat het partijapparaat nu belast is met het opstellen van decreten en resoluties om een democratisch regime op die en die datum te realiseren. Nee. Dit regime zal door de partij zelf gerealiseerd moeten worden. Om het kort te zeggen; de partij zal het apparaat ondergeschikt aan haarzelf moeten maken zonder op te houden een centralistische organisatie te zijn”. Dat is hoe kameraad Trotski, die evenals kameraad Kamenev voor de resolutie van het Politburo stemde, deze kwestie beschouwt. Blijkbaar beschouwen leden van het Politburo deze kwestie op andere wijze, want de inschatting van het apparaat door kameraad Trotski staat haaks op die van kameraad Kamenev. En het is niet Kamenev die in deze gelijk heeft. Het is onjuist om de zaak zo voor te stellen dat het apparaat ons zal redden. Alleen apparatsjiks zien hun redding in het apparaat en niet in het initiatief van de partij.

We kennen de partij apparaten van westelijk Europa en we kennen de Duitse sociaaldemocratie. We weten allemaal heel goed, kameraad Kamenev incluis, dat de Duitse sociaaldemocratie tot nu toe alleen heeft kunnen overleven dankzij haar apparaat. (een stem: ‘hoor, hoor’.) Kameraad Emelyan Yaroslavski is, voor zover mij bekend, secretaris van de Centrale Controle Commissie en nu zegt hij “hoor, hoor”. Het is waar dat het apparaat de sociaaldemocratie heeft gered, maar is het ook waar dat de Duitse sociaaldemocratie de belangen van de arbeidersklasse verdedigd? (applaus.) Van wie wordt de partij gered door het apparaat? Niet van de bourgeoisie, niet van Stinnes en niet van Krupp. Hij wordt gered van de revolutionaire Duitse arbeidersklasse. (applaus.) Kameraad Kamenev stelt voor dat wij gered worden van de partij door het apparaat. Het tegenovergestelde dient juist te gebeuren. De partij is sterk genoeg om haar apparaat te herbouwen en haar bij te stellen op het juiste moment en dat moet ze ook doen: niet de partij voor het apparaat, maar het apparaat voor de partij. Dat is hoe de zaak ervoor staat. En we hoeven er heus niet bang voor te zijn dat zonder een apparaat we misschien de partij vernietigen. Dat is dezelfde aloude overschatting van het apparaat waar ik het eerder al over had.(rumoer, stemmen: “ja, dat hebben we gelezen”.) Ik weet dat jullie het hebben gelezen, maar ik vind het toch nuttig het in mijn toespraak te herhalen dus daarom vraag ik jullie me niet te onderbreken.

De partij kan zich prima verweren tegen het gevaar van fracties. Kameraad Trotski stelde terecht dat: “een bureaucratisch apparaat de voornaamste bron van kliekjesgeest is”. Kameraad Kamenev, een lid van het Politburo, maakt een heel andere inschatting van het apparaat. Dus wie moeten we geloven van al die leden die voor de resolutie van het Politburo hebben gestemd? Vandaag de dag wordt, te pas en te onpas, Lenins’ naam genoemd, zoals Kamenev net deed; Lenin schreef dit, Lenin schreef dat en als hij hier was zou hij zeker dit of dat hebben gezegd. Maar daarover heb ik het volgende in de brief van Trotski gevonden; “de geschiedenis heeft ons meer dan een voorbeeld geleverd van degeneratie van de ‘oude garde’. Laten we een recent en duidelijk voorbeeld nemen; die van de leiding van de Tweede Internationale. We weten dat Wilhelm Liebknecht, Bebel, Singer, Victor Adler, Kautsky, Bernstein, Lafargue, Guesde en vele anderen, directe leerlingen van Marx en Engels waren. Maar na de dood van Marx en Engels werden vele van deze vrienden, met de ontwikkeling van de arbeidersbeweging, verraders van de arbeidersklasse. Om te refereren aan het feit dat we allemaal vrienden van Lenin waren, en daarom ons hele leven leninisten zullen blijven en constant achter de rug van Lenin blijven verschuilen — dat is pure demagogie. Ze zoeken naar redding en verschuilen dan achter andermans rug. Helaas moeten we deze discussie voeren zonder kameraad Lenin. Laten we ons dan ook niet achter zijn rug verschuilen en onze eigen standpunten naar voren brengen.

Moeten we het apparaat herbouwen? Onder alle omstandigheden heb je meer of minder tekortkomingen in dit of dat apparaat en de partij moet altijd enigszins het apparaat bijstellen of herbouwen. Maar juist hoeveel tekortkomingen hebben zich de afgelopen tijd opgestapeld in de periode dat het apparaat precies de andere kant opgewerkt heeft als in het laatste Politburo is afgesproken? Laten we even terugblikken en bekijken wat het gehele werk van het apparaat de partij en de Sovjetmacht heeft opgeleverd.

Kameraad Kamenev citeerde oprecht uit de resolutie over eenheid in de partij. Deze resolutie werd serieus in praktijk gebracht de afgelopen drie jaar. Maar er is ook een andere resolutie over democratie binnen de partij. De resolutie over eenheid werd volledig uitgevoerd en dat ging ten koste van de tweede. En het is juist dit wat er toe leidde dat zowel het collectieve als het individuele denken werd verlamd.

Welk systeem werd er uitgevoerd in de eerste maanden na het Tiende Congres? Uit naam van de zogenaamde ‘selectie’ zagen we de steeds terugkerende uitverkiezing van provinciale secretarissen, provinciale comité leden, afdelingsecretarissen en zo verder. En langs welke lijn werd dit uitgevoerd? Eerder, in de tijd van het Oorlogscommunisme, hanteerden we een vrij algemene manier van aanstellen van provinciale comité leden en secretarissen; na de meningsverschillen op een van de congressen kwamen we tot de conclusie dat het Centraal Comité geen secretarissen moest aanstellen, maar hen met een aanbeveling naar deze of gene post zou sturen. Deze methode werd geaccepteerd. Kameraden, hier is niets mis mee. Om een aanbeveling te doen is zonder gevaar. En er werden aanbevelingen gedaan. En het waren goede aanbevelingen. Maar de partijorganisatie moet zich daarna buigen over de aanbevelingen en de voorgedragen persoon. En uiteraard behoudt de organisatie het volste recht om de voorgedragen persoon wel of niet aan te nemen. Maar in de praktijk gebeurde er wat anders. De secretaris gaat naar een of andere organisatie toe met zijn aanbeveling, hij gaat er naar toe met zijn brief — ‘hij is aanbevolen’. De organisatie bediscussieert de aanbeveling en komt tot de conclusie dat deze kameraad nieuw is, dat ze hem niet kennen en niet als secretaris zullen kiezen. Dan komt er een tweede brief met een urgente aanbeveling. En dan een derde brief met een aanstelling. En zo heb je een volledig aanwijzen van secretarissen en andere verantwoordelijke personen op partijposities. Secretarissen worden aangesteld, of als er een zwakke organisatie is, of in geval van ruzie — en bij een ruzie is er gewoonlijk een ‘ruziemakende’ partij en een ‘niet-ruziemakende’. De secretaris arriveert, vindt steun bij de niet-ruziemakers en een strijd ontbrand zich tegen de ‘ruziemakers’. Terwijl enig voorbehoud ten aanzien van beide groepen op zijn plaats zou zijn.

Maar als gevolg is er een gevecht begonnen. De kwestie wordt niet in de organisatie bediscussieerd, maar er wordt mechanisch van boven verordonneerd dat dit of dat besluit moet worden uitgevoerd. Dat betekent dat het gevecht kort is: om de strijd uit te bannen, worden de ‘ruziemakers’ over andere provincies verspreid. De tweede groep blijft over. En wat voor soort psychologie wordt in hen ontwikkeld? De secretaris is gearriveerd. Deze nieuwe aankomst hoeft zich niet te verantwoorden tegenover de publieke opinie of aan de partijorganisatie. En als de laatste groep zich ook openlijk afzet tegen de secretaris, lopen ook zij het risico naar elders te worden gestuurd. Natuurlijk zijn velen hier niet bang voor. Maar nadat ze niet een , maar twee of drie keer zijn weggezonden, vergaat hen de lust. En dan krijg je een gemoedstoestand, niet van collectieve creativiteit, maar van afgedwongen onderwerping. Dat is wat er in de provincies gebeurt, dat is wat er in de regio’s gebeurt en met de regiosecretarissen en dat is wat er in de afdelingen gebeurt.Er heeft zich een psychologie tot diep in de partij gevormd van “niet discussiëren en niet argumenteren binnen de partij, maar blind uitvoeren wat de hogere organen besluiten”. Er is geen collectieve creativiteit.

In de afdelingen wordt er niet meer gesproken over kwesties als de loonschalen, de economie, algemene principes of zelfs zaken van plaatselijk belang. Arbeiders komen volkomen los te staan van deze vraagstukken, de economische organen geven decreten af, maar in de cellen weet niemand er iets van af. De arbeiders krijgen geen uitleg, omdat in de cel ook niemand op de hoogte is. Er ontwikkelt zich een grote kloof, niet alleen tussen onze organisatie en het partijapparaat, maar tussen de gehele partij en de arbeidersklasse. De partij staat op zichzelf en de arbeidersklasse staat op zichzelf.

En zo komen we dan op groeperingen. Als er zo’n gang van zaken in de partij is gecreëerd, als de partij niet over vraagstukken discussieert, als er in de cellen niet over de eigen aangelegenheden wordt gesproken, laat staan de algemene politieke kwesties, dan zoeken leden van de partij een oplossing ergens buiten de partij. Er zijn hiervoor talloze bewijzen aan te voeren, maar ik zal er één noemen. Op een zondag op een bijeenkomst in het Rogozh-district, kwam uit de partijleden een vrouw naar voren en zij gaf aan dat ze een groot aantal onregelmatigheden had opgemerkt en ze gaf aan dat ze zich er niet bij neer zou leggen. Deze zaak speelde in 1921. Ze ging het hele districtscomité langs, maar kwam geen stap verder en daarna ging ze naar het Comité in Moskou, ook tevergeefs. Op de weg terug van die bijeenkomst zag ze een meeting bij de Kuznetsi brug, ging hier naar toe en sprak een paar woorden en werd daarna 8 maanden in de gevangenis gezet. Het bleek dat ze op een bijeenkomst van de ‘Groep Panyuskhin’ [1] terecht was gekomen en daarom 8 maanden cel kreeg. Kameraden, jullie weten dat dit geen sprookje is, maar waar gebeurd (grote commotie in de zaal) en hoeveel van deze gevallen zullen er zijn?

De arbeiders bereiken niks binnen hun organisaties en komen dan in groeperingen terecht alleen omdat ze hun gedachten willen uitten en dit is niet meer mogelijk binnen de partij. Zo’n situatie laat extrapartij en buitenpartij groeperingen en ‘arbeidersgroepen’ juist ontstaan. Uiteraard hangt hierin veel af van de objectieve omstandigheden en niet te vergeten de NEP-periode, die we noodgedwongen hebben doorstaan. Maar de stand van zaken in ons apparaat heeft de basis gelegd voor het ontstaan van antipartij groeperingen.

Nu wat betreft de stellingen van het Centraal Comité. In kameraad Kamenev’s woorden herinnerde het Centraal Comité opeens precies op tijd om deze stellingen precies op tijd naar voren te brengen. Als we hem geloven lag er helemaal geen druk op het Centraal Comité. Dit is niet waar en zou betekenen dat veel van onze partijleden zich al tot antipartij groeperingen hebben gewend. Een Russisch gezegde komt hier uitstekend van pas; ‘Als het niet dondert, dan bidt de boer niet’. De donder moest rollen voordat de storm los kon breken en er moesten wat aardschokken aan te pas komen, niet alleen onder de gewone partijaanhang, maar ook binnen het Centraal Comité; maar kameraad Kamenev spreekt niet over hoe het Centraal Comité zich met de kwestie van groeperingen is bezig gaan houden.

Zijn deze stellingen van het Centraal Comité aanvaardbaar voor de partij? Kameraden, op deze wijze geformuleerd kan je de stellingen niet beoordelen. Het is geen kwestie van wat er is geschreven in deze stellingen. Dat is een puur formele presentatie van de vraag. We moeten kijken onder wat voor omstandigheden ze werden geformuleerd en waarvan ze een uitdrukking zijn. Hun doel is niet om het probleem beter op te lossen, maar te voorzien in een groot aantal aanknopingspunten die gunstig voor het partijapparaat zijn en de mogelijkheid tot verschillende uitleg bieden en zo voort. Laat ons de kwestie van groeperingen nemen — de resolutie over partijeenheid zoals aangenomen op het Tiende Congres. Wat is er van gemaakt? Alles wordt opgehangen aan het woord ‘fractie’. Kameraad Kamenev redeneert als volgt: als ik, Sapronov, de ene dag een verslag in een cel geef, de andere dag in een andere en de dag daarna in weer een andere, dan is Sapronov, zegt hij, formeel een fractie aan het opzetten. Kameraden, als er vandaag een secretaris van een afdeling mij belt en vraagt om op de afdeling te spreken, dan betekent dit volgens kameraad Kamenev, dat ik een groepering aan het opzetten ben. Niet? Volgens de mening van het Khamovniki district, kan een lid van de Khamovniki organisatie alleen in Khamovniki over allerlei vraagstukken praten en niet in andere organisaties. We kennen genoeg feiten zoals deze: een arbeider wordt van een bedrijfsafdeling naar een districtafdeling gestuurd. En wordt dan aan dat district verbonden.

Als hij dan, na anderhalve maand of zo, weer naar een bedrijfsafdelingvergadering gaat en toestemming vraagt om te spreken, dan zegt de secretaris van het district gelijk: “ik verbied je te spreken, want je komt niet uit die afdeling!” De vraag is, wat is zijn organisatie? Laten we Moskou nemen. Sidorov en Ivanov zijn verbonden aan de cel van het Presyna District Comité. Ze zijn aan die cel verbonden en ze kunnen alleen in die cel een meerderheid behalen, maar het districtscomité is ook hun organisatie, net zoals die in Moskou als geheel en de gehele partij — vertel ons nou eens precies wat je wel toestaat en wat je onder het woord ‘zijn’ verstaat. Alle organisaties? Geef Antwoord! (Kamenev: allemaal, allemaal.) Niet fluisteren kameraad Kamenev. Als die andere kameraad toevallig op het district is, op een bijeenkomst in Moskou en op een Breedrussische Conferentie en overal ontwikkelt hij dezelfde mening als Ivanov, maar die kameraad Kamenev niet aanstaat, is dat een fractie? Nee, dat is geen fractie, dat is binnen de partij medestanders voor een mening vinden. Als je kameraad Kamenev’s lijn volgt, betekent dat dat je alleen in je eigen cel mag argumenteren. Kom je per ongeluk in een andere cel terecht, houd dan vooral je mond. Maar er zijn gevallen dat deze kameraad het gelijk van zijn afdeling krijgt, maar als ons partijapparaat zulke ideeën niet aanstaat, wat dan? Dan wordt zo’n kameraad bij kop en kont opgepakt en in een andere cel gezet. En wat dan? Wat doet hij daar? Misschien krijgt hij na een jaar of twee steun. Als zo’n kameraad steun wint, wordt hij naar een derde cel verplaatst. Dus wat is het resultaat? Het resultaat is dat je nooit je eigen mening kan verdedigen. Kameraad Kamenev, hoe moet iemand onder zulke omstandigheden werken? Als je dit als uitgangspunt neemt, dan, kameraden, heeft Trotski volkomen gelijk wanneer hij in zijn brief stelt dat; “het partijapparaat een wrede karikatuur van fractiestrijd is”.

Een kameraad stelde me vandaag de volgende vraag: “ik vraag je kameraad Sapronov, of het volgende de uitvoering van een stelling over democratie binnen de partij is; een instructeur komt naar de cel en op basis van de informatie van de secretaris schrijft hij op wie een demagoog is en wie niet. Is dit proletarische democratie binnen de partij of fractiepolitiek — van de andere kant af?” En nu zegt kameraad Belenky tegen mij: “je valt ons hele district lastig, wacht maar dan zullen we de bewijzen tegen je leveren”. Ik weet niet over welke bewijzen kameraad Belenky het heeft, maar wat er gebeurd in het Presyna district is maar al te goed bekend, je hoeft alleen maar kameraad Shumski’s vraag te lezen. Het is algemeen bekend dat kameraad Belenky de arbeiders op die manier ontwikkeld; je voert een idee uit dat mij van pas komt, Belenky. Wat is het anders dan een wrede karikatuur van fractiestrijd? Kameraden, waarom deze intimidatie van de partij, hier en overal? En dan komen ze naar voren, hun handen wringend en zeggen; jullie sturen aan op de ineenstorting van de partij. Deze intimidatie moet stoppen.

Wij worden ervan beschuldigd een oppositie te zijn. Dat is niet waar. Ik ben geen opposant. Kameraad Kamenev staat in oppositie tegen de stellingen van het Politburo, ik stel dit en zal het bewijzen. Toen hij deze stellingen ondertekende, dacht kameraad Kamenev niet in de geest waarin deze waren geschreven. En nu zegt kameraad Kamenev; “blijf af van het apparaat, dat is oppositie”. Maar dat staat niet in de stellingen. De stellingen vertegenwoordigen de eerste stap in het oplossen van de problemen waar we het over hebben. We moeten op zeer besliste wijze vechten tegen zowel de apparatsjiks als tegen diegenen die bang zijn het apparaat aan te raken.

Nu zal ik de vraag beantwoorden wat door-en-door pure democratie is; uiteraard betekent het vrijheid van meningsuiting, pers, verkiezingen en zo voort. Niemand pleit voor en door en door pure ongeschonden democratie. We hebben het over arbeidersdemocratie binnen de partij, een recht dat aan alle partijleden is gegarandeerd; eenieder mag zijn goede of slechte idee naar voren brengen en de wil van de partij kan deze aannemen of afwijzen. Is het onder zo’n democratie voorstelbaar dat iemand uit een afdeling wordt overgeplaatst vanwege dronkenschap, verduistering en dergelijke? In dit soort gevallen moet men leden niet overplaatsen of hen politiek verbannen — dat is veel te veel eer voor zulke types — die horen voor een rechtbank of volkstribunaal te worden gebracht en uit de partij te worden geroyeerd. Bovendien, wat moet er gebeuren met een organisatie die volledig kleinburgerlijk is? Het Centraal Comité kan op ieder moment iedere organisatie ontbinden, als deze niet voldoet aan haar statuten en reglementen en in verval raakt. De partij moet dan een commissie aanstellen om de partijleden opnieuw te registreren, de commissie kan daarna een congres organiseren, een bestuur laten kiezen en zichzelf dan naar huis sturen.

Maar wat is de actuele situatie? Er wordt een secretaris aangesteld, die er een jaar of twee zit. In het derde jaar zegt kameraad Kamenev: blijf van het apparaat af, anders vernietig je de partij. Deze secretaris heeft zich net lekker in de afdeling gesetteld, misschien net een geit gekocht en wil dus niet verhuizen. En dan zeggen ze, blijf van het apparaat af. Je kan deze kwestie niet op deze manier benaderen. Verder proberen ze te bewijzen dat een zuivering van de partij tevens een beperking van de democratie is. Kameraden, in een kleinburgerlijk land, waar de partij verre van een zuivere arbeiderspartij is en arbeiders een minderheid in de partij vormen, zijn we bezig met een zuivering van de partij, niet op democratische maar bureaucratische wijze, een zuivering van bovenaf. Toegegeven, dat is ook een zuivering, maar van een geheel ander karakter. Voor een zuivering van partijvreemde elementen uit de partij, verduisteraars, carrièremakers, kleinburgers en om ze weg te krijgen hebben we geen democratische methodes nodig. En dus slaan we van twee kanten toe, met democratische en bureaucratische middelen, het kiesrecht en het apparaat. Er zijn nog steeds elementen die niet in de partij thuis horen en verwijderd dienen te worden. Maar we hebben ook een zuivering van het apparaat nodig. Kameraad Kamenev wil deze zuivering met bureaucratische middelen uitvoeren. Maar vertel ons, wie heeft ooit zichzelf weggezuiverd? (een stem: nou, wat beveel je dan wel) Dit is wat ik voorstel: en ik beveel niemand want dat kan ik niet, maar ik stel voor om het apparaat te zuiveren, niet bureaucratisch van bovenaf, maar democratisch van onderop. Verkiezingen zonder ‘aanbevelingen’, zonder ‘urgente aanbevelingen’, en zonder ‘eerdere overeenkomsten’ en de cel moet haar bestuur zonder druk, opgelegde voordrachten of vleierijen kunnen kiezen. Dat is wat er moet gebeuren. Zelenski heeft me meer dan eens verklaard: “Hier in Moskou zijn alle secretarissen gekozen en maar weinig niet”. Maar ik ken gevallen in Moskou waar het bestuur haar eigen opvolging bespreekt, om het zo maar te zeggen, en deze kwestie wordt dan voorgelegd aan de cel; de cel vergadert, de secretaris arriveert en begint namens het bestuur een lijst voor te lezen, maar de ogen van de bestuursleden gaan wijd open van verbazing en ze zeggen: wat is dit voor lijst, wij willen een heel andere in overweging nemen. En dan antwoord de secretaris: “Deze lijst is goedgekeurd door het Districtscomité”. (Applaus.) Dan vraagt de cel of een lid hiervan; “sorry hoor, maar waarom komen we nog bij elkaar als het districtscomité al besloten heeft?” En dan antwoord de secretaris: “Je mag bezwaar aantekenen.” De verkiezingen beginnen, bezwaar wordt aangetekend, maar dan stelt de secretaris: hoe kan je nu bezwaar aantekenen tegen een lijst die al is goedgekeurd door het districtscomité? Dit kameraden, is geen democratische manier, het is bureaucratische druk van het partijapparaat. Hier worden de secretarissen van de cel bekrachtigd door het district, maar niet allen. Sommigen worden bekrachtigd door het Moskouse Comité. De cel moet een secretaris kiezen, hem daarna ingepakt en wel meenemen en laten bekrachtigen door het districtscomité en daarna in hetzelfde papier met strik, laten bekrachtigen door het Moskouse Comité en dan zeggen ze: “We hebben een regime en een drukmiddel tegen kleinburgerlijke organisaties”. Maar in Moskou geldt, hoe groter de cel, hoe meer aanbevelingen een secretaris nodig heeft. Dat is een drukmiddel tegen een organisatie van de arbeidersklasse. Een cel kiest een secretaris, neemt hem mee naar het district ter bekrachtiging, en daarvandaan naar het Moskouse Comité om hem eindelijk eens en voor al aangesteld te krijgen. Een democratie is een volledig kiesbaar systeem. Maar als we dit een democratie zouden noemen, dan weten we op het einde niet eens meer wanneer we dan wel democraten waren. Het bijna hysterische gehuil van de apparatsjiks in de partij, die ons bang willen maken met een splitsing in de partij, moet verworpen worden. Er is geen splitsing en ook geen dreiging hiervan. Maar de hersens van de leden van de partij zijn door elkaar geschud. Op geen enkele bijeenkomst, en ik ben er op vele geweest, hebben we ook maar enige bedreiging gezien, maar we zien de unanieme protesten tegen het heersende regime. Kameraad Kamenev zat fout toen hij deze of gene kameraad in het diskrediet probeerde te brengen, die toen en toen , daar of daar, zus of zo zei. Aan de ene kant het bekende ‘Democratisch Centralisme’ en aan de andere kant het niet zo bekende, maar wel reëel bestaande ‘bureaucratisch centralisme’[2]. Alle aanklachten van fractiestrijd zijn ongegrond. We hebben geen fractiestrijd, maar er is een opgaande beweging in de partij en Kamenev zou hiervan overtuigd kunnen geraakt zijn op bijeenkomsten en zou ook tot de conclusie moeten zijn gekomen dat zijn argumenten niet ter zake doende zijn. Over het Rogozh-Simonov district hield Zinovjev vol dat er geen grote beweging was en in Moskou alleen een klein binnenbrandje, terwijl in Petrograd en de rest van Rusland alles rustig is gebleven. Jullie zijn te goede diplomaten om simpelweg opdrachten te negeren. Want in Petrograd heb je apparatsjiks die naar de districtcomités gaan en zeggen; de provincies hebben deze kwesties al overwogen. Onder het voorwendsel van factiestrijd onderdrukt het apparaat elke gedachte, verlamt elke aanzet tot denken en gooit eenieder die haar niet aanstaat eruit. Maar Kamenev zegt: ‘Als je verder dan je cel gaat is dat factionalisme en we hebben daar een resolutie tegen’. En dus moet alles bij het oude blijven. Wij verklaren dat niets bij het oude moet blijven. Wij zien een ommezwaai in de partij, die op een zeer besliste wijze heeft gekozen over dit dode punt heen te gaan en zich met alle energie her op te wekken. We zien een beweging van de hele partij en een beweging van al de organisaties die haar interne rechten wil realiseren. Het is belachelijk hier garanties voor te eisen. De partij moet geen garanties eisen, maar de fouten van het Centraal Comité aan de kaak stellen, die er vooral uit bestaan dat ze de ontwikkeling van de partij tot nu toe tegenhoud en geen uitzicht biedt op collectieve creativiteit en collectief denken, of eraan werkte dat zulks garandeert op de meest democratische manier, namelijk door arbeidersdemocratie in de partij. We zullen ons partijapparaat nieuw leven moeten inblazen door van onder tot boven nieuwe verkiezingen te houden. (Applaus.)

De harde aanval van Sapronov op de verbureaucratisering van de partij veroorzaakte een scherp debat. Preobrazjenski ging in zijn toespraak in op de beschuldiging van het triumviraat dat de Oppositie het ontstaan van illegale groeperingen in de hand werkte.

De toespraak van Preobrazjenski

Kameraden. Kameraad Kamenev ging in zijn bijdrage met name in op de kwestie van groeperingen en daarom wil ik mijn beperkte tijd specifiek op die kwestie ingaan. Ik ga ervan uit dat wanneer de partij tegen zo’n punt aanloopt, zij haar mening ondubbelzinnig naar buiten brengt omdat we pas als we hier overeenstemming over krijgen, verder kunnen gaan met de meer belangrijkere en cruciale non-reglementaire zaken.

Ik denk dat kameraad Kamenev zich een belangrijke onjuistheid permitteerde in zijn formulering van deze kwestie en evenzo onjuist de geschiedenis van het ontstaan van deze kwestie presenteerde. En dus, hoewel dit geen Istpart (Bureau van de partijgeschiedenis, opgericht na de revolutie) bijeenkomst is, wil ik toch een paar correcties aanbrengen. Ten aanzien van de fundamentele kwestie of we wel groeperingen toe moeten staan, laat mij dit zeggen: wees zo goed om vanaf het begin duidelijk te definiëren wat groeperingen precies zijn? Als je hier geen goede beschrijving van geeft, maar botweg de resolutie van het Tiende Congres aanhaalt, die werd vastgesteld onder omstandigheden waar ik straks nog wat over zal zeggen en welke verduidelijking, aanpassing en bijstelling ten aanzien van de nieuwe omstandigheden behoeft; als je simpel aanhaalt of, zoals kameraad Zelenski aan een cel voorstelde, om je gewoon maar trouw te verklaren aan wat in 1921 is besloten, dan levert dat geen antwoorden op voor de nieuw ontstane problemen in deze en waarop we in feite hele andere antwoorden moeten verwachten.

Het zou belachelijk en gevaarlijk zijn voor de partij als we over de kwesties van groepsvorming zouden antwoorden met een botte verwijzing naar de resolutie van het Tiende Congres of volledig de geschiedenis van de partij sinds het Tiende Congres zouden vergeten. De eerste groeperingen in de heersende partij die een embryo van een nieuwe klassenvreemde partij in zich droegen, diende door ons verwijderd te worden zodra we haar sociale karakter hadden vastgesteld. We moesten de meest zware maatregelen tegen hen treffen. Maar ideologische groeperingen vormen zich vanzelf in de partij om de partij ervan te overtuigen dat de maatregelen die ze voorstelt op het gebied van de economie, financiën, interne partijopbouw en dergelijke, beter zijn dan die zijn voorgesteld door de officiële meerderheid zoals vertegenwoordigd door haar Centrale Comité — of om het even welke andere groep — dus wie kan zeggen dat zulke groeperingen ontoelaatbaar zijn? Waarom zijn groepen die zich voorbereiden op het Congres en die de meerderheid van de partij op een of ander punt willen overtuigen ontoelaatbaar? Een procedure die nota bene door onze partijstatuten wordt toegestaan? We namen hier zelfs tijdens de donkerste dagen van de burgeroorlog geen afstand van en mochten we dat al gedaan hebben dan was dat een inbreuk op onze partijreglementen.

We hebben een aantal groepen die zijn ontstaan uit de speciale omstandigheden waarin de kameraden werken, ofwel omstandigheden die ertoe leiden dat deze kameraden in nauw contact staan met de achterban op het moment dat er een koerswijziging van de partij plaats moet vinden, dan wel omdat een aantal kameraden dankzij hun grotere inzicht, gevoeligheid en dergelijke, er eerder in slagen de noodzakelijke aanpassingen onder woorden te brengen dan het officiële deel van de partij dit kan. Dat is een voor de partij noodzakelijke manifestatie van het interne werk van het collectieve denken van de partij. En dus als nu uit naam van het elimineren van diverse fractionele groeperingen als zijnde groeperingen van een andere klasse in onze partij, een verbod op kritiek wordt uitgevaardigd, omdat je bang bent dat deze groepen van critici een gevaar van disintegratie van de partij kunnen veroorzaken, daarom moeten we de resolutie van sommige leden van het Politbureau ondersteunen.

We zullen duidelijk moeten vaststellen welke groepen ontoelaatbaar zijn. En als we verteld worden dat kameraad Lenin zelf de resolutie voor het Tiende Congres over fractionele groeperingen heeft geschreven, doet me dat denken aan die keren dat de oude bolsjewieken oude besluiten zeer schoolmeesterachtig en pedant uitvoerden en zich er aan vastklampten als de oude schriftgeleerden en hoe Lenin hen dan oude sukkels noemde. Ik denk dat niemand dat stempel op zich gedrukt wil hebben, en het is zeker geen ‘fractiestempel’. Het was gericht tegen diegenen die niet wisten hoe zich aan te passen of op een correcte manier een resolutie toe te passen op het juiste moment en niet in staat zijn hun tactiek binnen 24 uur te wijzigen als de omstandigheden hierom vragen. Als deze resolutie nu naar voren wordt gebracht en kameraden hem letterlijk toe willen passen op de nieuwe situatie die in de partij is gecreëerd, dan vrees ik in hoge mate dat de beschuldiging van muggenzifterij, die Lenin ons geleerd heeft politiek te bevechten, grotendeels op deze lieden van toepassing is.

We kunnen niet alleen progressieve, maar ook regressieve, reactionaire en ideologisch achterliggende groeperingen hebben. Sommige lagen van de arbeidersklasse kunnen bijvoorbeeld niet in staat zijn om, onder de omstandigheden van ongelijkheid door de N.E.P., de complexiteit van de huidige situatie goed te begrijpen en druk gaan uitoefenen voor een heviger strijd tegen die ongelijkheid. Zulke groeperingen zouden vormloze manifestaties zijn van de onvrede van een onvoldoende bewuste laag van onze partij en voor wie de onvermijdelijkheid van ongelijkheid onder bepaalde omstandigheden en binnen bepaalde grenzen nog niet duidelijk is. Kunnen we werkelijk de resolutie van het Tiende Congres op zulke arbeiders toepassen en zulke afwijkingen ondergronds drijven, terwijl we ook binnen enkele maanden zulke geluiden kunnen laten verstommen via discussies en bovendien het bewustzijn van de kameraden naar een hoger plan tillen? Want we zullen zulke uitingen van ontevredenheid krijgen, dus kan ik ze veilig voorspellen.

Om vast te houden aan het tot zwijgen brengen van groeperingen waar we makkelijk overheen zouden kunnen groeien, zou betekenen niets begrepen te hebben van het karakter van de NEP en de strijdmethode tegen de invloed ervan op onze partij. En dat is zeer roekeloos en destructief beleid. We moeten hen ideologisch bestrijden en alleen wanneer ze een gevaarlijke anarchistische afwijking ontwikkelen als weerspiegeling van kleinburgerlijke invloed, alleen dan kunnen en moeten we manieren aannemen van verboden, uitzettingen enzovoorts. Als je een formule over de kwestie van groeperingen hebt die aanvaardbaar is voor de partij, wees dan zo vriendelijk deze aan haar voor te leggen en het congres zal zich niet verzetten tegen een beschrijving op dit moment die het dichtst bij de waarheid komt. Ik vrees echter dat als we nu Kamenev’s uitgangspunt hanteren, we een beeld van de partij krijgen zoals we haar in feite in de laatste drie jaar hebben kunnen zien — hoewel zeker niet door een fout van het Centraal Comité, of hoogstens slechts een procent door haar fout. Maar dit beeld bestond en dat was zeer ongelukkig voor de partij. Toen we gedwongen waren om de banden van partijdiscipline aan te halen en de resolutie van het Tiende Congres aan te nemen over partijeenheid, is onder omstandigheden van bureaucratisering van het apparaat een punt ontstaan waarin de meerderheid van het Centraal Comité een tendens begon te vertonen om, spontaan en onvermijdelijk, haar eigen kliekje te vormen.

Het Centraal Comité volgde een beleid waarbij openlijke kritiek op haar in een kader van kliekjesvorming werd gezet. Als vertegenwoordigers van het Centraal Comité spreken over het gevaar van welk soort groep dan ook, moet je goed begrijpen dat deze groepen groepjes zonder basis zijn, in het leven geroepen alleen maar om het feit dat sommige Centraal Comité kameraden het monopolie van het verdedigen van het bolsjewisme op zich hebben genomen. Andere kameraden zijn ook oude bolsjewieken en niet minder dan kameraad Kamenev. Waarom is dit monopolie alleen aan kameraad Kamenev en een paar anderen gegund? Zo’n alleenrecht hoort in onze partij niet te bestaan. En zo’n monopolie zou ook duiden op meer dan een manier om de meerderheid van het Centraal Comité van onze partij om te zetten in een eigen groepering.

Op het Twaalfde Partijcongres zei kameraad Stalin dat naar zijn mening het congres haar goedkeuring had gegeven aan het leidende triumviraat in het Politburo. Wat is dit triumviraat. De partij kent alleen het Centraal Comité en het Politburo; de partij weet niets van triumviraten. We hebben officiële partijorganen. Dus wanneer sommige kameraden de achternamen opsommen van andere kameraden die twee of drie jaar geleden stemden voor een en dezelfde resolutie en het dan mogelijk vinden om te zeggen dat ze een groepering hebben gevonden, wat is dat dan? Ik zal categorisch volhouden dat, wanneer de partij zou bestaan onder omstandigheden van zelfs maar minimaal democratisch centralisme en niet onder de omstandigheden van een verstoring van zulk centralisme, we dan niet de groepen zouden hebben gehad die als een soort foto sinds 1921 lijken te bestaan. We zouden dan vandaag de dag een situatie kunnen hebben waarin Sapronov en ikzelf bijvoorbeeld samen zouden gaan met kameraad Stalin of Zinovjev over de kwestie van een Staatsplannings-commissie, morgen bijvoorbeeld met kameraad Trotski over de oorlogskwestie. Dan zou er een jaar van nauwgezet werken volgen en dan zouden er nieuwe groepen ontstaan met nieuwe mensen. Dat zou het normale partijleven voor ons moeten zijn. Ik heb de hoop niet verloren dat het eerstdaags zo zal zijn. Maar als we in de omstandigheden zitten waarin leden van ideologische groeperingen die in het verleden gevormd werden, uitgesloten worden van partijwerk — ik zal geen voorbeelden noemen, ik ben de eerste — als ze niet de mogelijkheid krijgen tijdelijke meningsverschillen op te lossen, dan drijft ze dat tot een groep. Dit forceren van groepen vindt kunstmatig plaats en is gevaarlijk.

De volgende vraag. Kameraad Kamenev gebruikte in zijn rede in Presyna en ook hier een heel kwartier, van buitengewone vrouwelijke logica — met verontschuldigingen aan de vrouwelijke leden hier aanwezig — om twee volkomen tegenstrijdige formuleringen te geven hoe het Centraal Comité te bekritiseren. Natuurlijk zei hij dat het Centraal Comité niet bevreesd is voor kritiek en dat ze deze ook zal beantwoorden omdat ze zich zeker voelt over de juistheid van haar beslissingen. Maar toen zei hij: “Ja, er is kritiek op het Centraal Comité gekomen, er wordt gezegd dat de zaken wat betreft de Buitenlandse Politiek o.k. zijn, slecht op economisch gebied terwijl de koers over de interne partijlijn een verkeerde is geweest”. Wat hebben we hier dan? Als we vinden dat er fouten op economisch gebied zijn gemaakt — en die zijn er gemaakt — en dat er een fout is gemaakt op het gebied van de interne partijlijn, die door het Centraal Comité zelf wordt toegegeven, waarom mag niemand daar dan over spreken? Maar als we erover praten dan ondermijnen we zogenaamd de basis van het Centraal Comité en bedreigen we zelfs de Sovjetmacht.

Op de derde dag na het verschijnen van het document van het Politburo zagen we een nervositeit bij een deel van de Centraal Comité leden als of ze de kritiek niet konden verdragen. En zo moet naar nu blijkt dit document tegen hen verdedigd worden. Ik ben het ermee eens dat we precies de grenzen van toegestane kritiek kunnen bepalen. We zijn ook gevoelig voor argumenten ten aanzien van een vriendelijkere toonzetting. Kameraad Zinovjev zegt dat de toon gepast dient te zijn, zonder teveel geschreeuw. Ik twijfel eraan of de toon van kameraad Zinovjev ooit zo terughoudend is geweest als de onze. Dit weten we al te goed toen kameraad Zinovjev in 1921 de democratie verdedigde. We stemmen ermee in dat de toon kalmer dient te zijn en we moeten niet vervallen tot de manieren van de vakbondsdiscussie in 1921. Maar het is ontoelaatbaar om zulke serieuze aangelegenheden af te doen zonder precieze definities van waar we over praten en maar verdachtmakingen tegen iemand rond te strooien zonder namen te noemen en kiekeboe te spelen met de partij. En dit allemaal om groepsvorming in de partij te voorkomen!

De partij is niet bevreesd voor een handelscrisis, noch voor een verscherping van de economische situatie; waar de partij vooral voor moet vrezen is een aantasting van haar eenheid, en dus wordt dit spookbeeld als argument gebruikt om de partij te intimideren en als middel om het Centraal Comité te ondersteunen. Maar als de partij de kwestie beter leert kennen, zal ze het zichzelf niet toestaan bang gemaakt te worden met spookbeelden. We hebben het recht om specifieke indicatoren te vragen — wie beschuldig je en waarvan ? (een stem: “en wie beschuldig jij?”) Ik beschuldig alle kameraden in het Centraal Comité die de partij bang willen maken met de mogelijkheid van een splitsing of fractionele groeperingen die helemaal niet bestaan. Ze bestaan en niet en zullen niet ontstaan onder een normaal regime in onze partij. (applaus) Kameraad Kamenev zei net dat het ontoelaatbaar was de ene sectie van de partij op te zetten tegen de andere. Maar is hij niet juist degene die de een tegen de ander opzet, door te beweren dat er mensen de fundamenten onder het partijgebouw aan het slopen zijn. Maar wie doet dat dan? Wees concreet! Wie ? Wanneer? Ik behoor niet tot de Democratisch Centralisme Groep en heb dat nooit gedaan. Maar als kameraden zich openlijk ergens voor uitspreken ten overstaan van de partij, wat is dan het resultaat? De partij heeft en zal in de toekomst resoluties, die haar onwelgevallig zijn, verwerpen. Waarom dan een systeem hanteren van ophitsing en intimidatie tegen die kameraden die met de minderheid meegingen op het congres? De partij moet zich zo snel mogelijk van dit regime ontdoen. Op dit punt moeten we een resolute afwijzing laten volgen, ferm en kalm. Er zijn geen grote brandhaarden en niemand stelt voor het apparaat te vernietigen.

Daar waar aangestelde bonzen niet beantwoorden aan de verwachtingen en de stemming van de massa en niet het vertrouwen van de kiezer genieten, stellen we herverkiezingen voor.Er is geen enkele noodzaak om mensen bang te maken dat we het apparaat kapot willen slaan of dat we onze eigen weg zullen gaan en een groepering vormen. Ik sprak pas geleden met een lid van het Politburo — ik wil zijn naam niet noemen — die in antwoord op mijn vraag waarom we bang gemaakt worden met fracties, zijn verontrusting uitsprak dat op een dag in de toekomst een fractie gevormd zou kunnen worden op basis van die en die figuren. Laat me vragen: als je denkt dat er in 1933 een fractie zou kunnen ontstaan, dan moet je zeker, nu dat er in 1923 een document van het Politburo over is verschenen, je mond erover open doen.

Vandaag de dag hebben we ontegenzeggelijk het recht het Centraal Comité te bekritiseren. Het is onderwerp van kritiek en we moeten dit op een rustige en zakelijke manier doen. Als we onder de indruk zouden zijn van het vooruitzicht van een splitsing, kunnen we hier niet over discussiëren op een zakelijke manier, maar de kwestie verplaatsen naar de steriele grond van een verdediging van het recht tot discussie. Ik ben het eens met kameraad Radek dat de fundamentele vraagstukken van de toekomst de economische kwesties zullen zijn: de partijlijn in relatie tot de Nieuwe Economische Politiek, het reguleren van de handel, de geplande economie en het niveau van de lonen.

Deze problemen doemen voor ons op en we moeten ze koel en kalm benaderen, rekening houdend met de precaire situatie waar we ons in bevinden. Ik vind dat zo lang kameraad Kamenev een lezing kan geven waarin hij stelt dat het leninisme wordt bedreigd (waarover kameraad Radek terecht kameraad Kamenev op zijn nummer zette, wat zijn bijdrage tot deze bijeenkomst was) en zolang kameraad Kamenev vergeet het over de tekortkomingen van het apparaat te hebben, maar alles juist op zijn eerste punt concentreert, dan moet ik stellen dat we niet begonnen zijn met het implementeren van de resolutie van het Politburo, maar alleen een moment in de tijd markeren en alleen een nieuwe discussie over groeperingen en de grenzen van kritiek hebben. Maar ondertussen zullen we moeten overstappen van de overwegingen over arbeidersdemocratie op de urgente taken, waaronder zich problemen bevinden die in sommige omstandigheden communistische arbeiders, die in contact met de massa’s staan,meer zorgen baart, dan de discussie over arbeidersdemocratie die wij zijn begonnen. (Applaus.)

4 De Provinciale Conferentie van Moskou 10 en 11 januari 1924

De partijbijeenkomst in Moskou op 11 december 1923 was geëindigd met een formele motie ter ondersteuning van de 5 december resolutie over interne partijdemocratie en partijeenheid. Op dezelfde dag werd in de Pravda de brief van Trotski aan de partijbijeenkomst van 8 december herdrukt (zie: De Nieuwe Koers p. 68-74). Hierdoor was het leidende triumviraat van Zinovjev, Kamenev en Stalin gedwongen een scherpe wending te maken in hun tactiek om het gevecht tegen de Oppositie te kunnen winnen. Stalin, die tot dusver zich had bezig gehouden met bewegingen achter de schermen tegen supporters van Trotski en de oppositie, produceerde nu een lang artikel in de Pravda ( op 15 december), waarin hij stelde dat de oppositie al bijna volledig verslagen was. Hij deed een heftige beschuldiging aan het adres van de 46 opposanten die, zo hield hij vol, een blok hadden gevormd van de ‘Linkse Communisten’ (de groep van Boecharin en Pyatakov die zich in 1918 tegen de Vrede van Brest-Litovsk keerde) en de ‘Democratisch-Centralisten’ (de groep van Sapronov in 1921). Maar zijn meest significante zet was de poging om Trotski in het diskrediet te brengen door voor het eerst het feit te gebruiken dat deze laatste zich pas in augustus 1918 aansloot bij de Bolsjewistische Partij. Zinovjev volgde al snel en beschreef Trotski’s aanval op het partijapparaat als mensjewisme en ‘Trotskisme’. Het publieke debat in de Pravda werd beëindigd terwijl door geheel Rusland partijbijeenkomsten werden belegd waar Trotski openlijk beschuldigd werd van het schenden van de unaniem aangenomen resolutie van het Politburo van 5 december, door een blok met de 46 te vormen. Desalniettemin verhevigde en verdiepte Trotski zijn aanval op de partijbureaucratie in 2 artikelen die eind december in de Pravda verschenen; ‘Over Groeperingen en Fracties’ en ‘De Generatiekloof in de Partij’ (zie ook: De Nieuwe Koers). Tegelijkertijd schaarde Boecharin, die zich tot dan toe op de vlakte had gehouden, zich openlijk achter het triumviraat. Hij publiceerde een lang artikel waarin de oude meningsverschillen tussen Lenin en Trotski werden opgesomd, in een poging te bewijzen dat Trotski altijd al van het leninisme afdwaalde.
Terwijl deze schandalige beschuldigingen tegen Trotski en de oppositie werden geuit, mobiliseerde het triumviraat het partijapparaat voor een partijcongres, waarin ze de formele nederlaag wilden toebrengen aan Trotski en de Oppositie en ze daarmee van activiteiten in de partij wilde uitsluiten. Voorafgaand aan dit Al-Russisch Congres, vond in Moskou een Provinciale partijconferentie plaats op 10 en 11 januari 1924. Hier kon de oppositie, ondanks de nu hysterische campagne van het triumviraat, toch nog op de steun van eenvijfde van de afgevaardigden rekenen. Preobrazjenski leidde namens de Oppositie in.

De toespraak van Preobrazjenski

Kameraden, vanuit tactisch oogpunt gaf kameraad Kamenev een prima redevoering. Aanval is vaak de beste verdediging en hij koos de aanval. En dat is natuurlijk de beste manier om alle fouten, die door het Centraal Comité in het afgelopen jaar zijn begaan, af te dekken en tegelijkertijd de partij een beeld voor te toveren van alle zogenaamde fouten die door de oppositie zijn begaan. Ik moet jullie echter hier en nu al vertellen dat we juist de fouten van het Centraal Comité in het juiste licht moeten bezien.

Ik zal hier de geschiedenis van onze strijd voor arbeidersdemocratie op een wat andere wijze schetsen als kameraad Kamenev heeft gedaan en, boven alles, ik moet en we moeten allen, de partijleden oproepen tot een zeer serieuze en bedachtzame houding ten aanzien van deze centrale en fundamentele kwestie — de kwestie van welke periode onze partij nu doormaakt en welke fase van ontwikkeling onze Sovjet economie nu doormaakt. Als we er voor terugdeinzen om deze kwestie nader te onderzoeken, dan zullen we nooit begrijpen waarom onze partij in de maanden september, november en december van vorig jaar in een staat van heftige interne discussies terecht is gekomen. En ook zullen we dan niet begrijpen wat ons in de nabije toekomst te wachten staat. Kameraad Kamenev deinsde er wel voor terug om deze kwestie te analyseren, want zo’n analyse, die veel belangrijker is als die berg onzin, zou de conclusies van kameraad Kamenev als feitelijk onjuist en potentieel gevaarlijk bestempelen. Wat hij hier namens het Centraal Comité voorstelt, wat hij als fundamentele maatregelen voorstelt, kan de partij alleen maar opbreken in plaats van versterken en ik zal dat jullie bewijzen op basis van de recent verzamelde gegevens.

Kameraad Kamenev vervolgde de geschiedenis van deze kwestie vanaf de verklaring van de 46 en ook ik zal beginnen met het voorstel van de 46. Om ons een oordeel te kunnen vormen over het feit of we terecht dit voorstel aan het Politburo hebben gedaan, is de oppervlakkige en absoluut frivole analyse van de huidige situatie door kameraad Kamenev absoluut ontoereikend. Wij hebben een afgerond voorstel aan het Centraal Comité van de partij gedaan. En nu worden we gevraagd: ondersteunen jullie de beschuldigingen aan het adres van het Centraal Comité wel of niet? Hierop antwoorden wij als volgt; in de eerste plaats, in ons document van de 46 wezen wij op het langzaam verdwijnen van het leven in onze organisaties, de verwijdering van de massa’s en het feit dat dit grotendeels te wijten was aan de foutieve koers van het Centraal Comité. Wij eisten de overgang naar arbeidersdemocratie. Dat was het eerste punt. Het tweede en fundamentele punt was het gebrek aan planning en systeem in het economische beleid van het Centraal Comité. Juist op dit punt was onze weergave van dit beleid volledig realistisch en juist daarom brachten wij de eis tot planning naar voren en vroegen aandacht voor het niet uitvoeren van de resoluties van het Twaalfde partijcongres.

En wat gebeurde er toen? Ik heb jullie al verteld dat terwijl we naar buiten kwamen met zulke gewichtige beschuldigingen tegen het Centraal Comité van de partij (daar zijn we het samen volledig over eens), wij vanaf het begin al hebben verklaard dat wat ons betreft het geen kwestie was van het vervangen van individuen, maar van het aanpassen van de koers; het doel van het document van de 46 was juist om aan het Centraal Comité de meest gezonde richting vooruit aan te bieden. Wij zagen een uitweg in een gezamenlijke vergadering, door jullie (het Politburo) georganiseerd van het Centraal Comité, de Centrale Controle Commissie en de kameraden die het document hebben ondertekend, over deze kwestie.

En dus deden we helemaal geen oproep aan alle partijleden. Het feit dat we aan het Politburo een voorstel tot een gezamenlijke vergadering deden, toont duidelijk aan dat we in die periode — de periode van ontwikkeling en verbreding van de Duitse revolutie en de mogelijkheid van hevige strijd in Duitsland — wij het onmogelijk achtten om deze kwestie aan de gehele partij voor te leggen. Uiteraard was het om de 46 handtekeningen te verzamelen noodzakelijk voor een beperkt aantal kameraden om het document te lezen, maar daar is helemaal niets mis mee omdat de partijlijn geen andere manier toestaat om je mening naar voren te brengen. En dus spraken we het Politburo van het Centraal Comité aan; we vroegen om een plenaire bijeenkomst van het Centraal Comité om de ontstane situatie te overwegen. Met als gevolg dat we, ondanks de zwaarte van de beschuldigingen aan het adres van het Centraal Comité — maar niettemin wel terecht gemaakt — de hele situatie in ogenschouw nemend, ons tot datzelfde Centraal Comité hebben gericht met een voorstel om deze zaak op te lossen door middel van een gezamenlijke kameraadschappelijke discussie, zodat alles door het Centraal Comité zelf geregeld kon worden, in plaats van er een brede partijdiscussie van te maken.

Maar hier beging het Centraal Comité een grote fout, naast een aantal eerdere waarover ik in een andere context nog zal spreken. Deze fout bestond eruit dat op de plenaire vergadering van de Centrale Controle Commissie en het Centraal Comité, die wij hadden gevraagd voor een gezamenlijke kameraadschappelijke discussie, we moesten spreken alsof we in een vijandig kamp zaten, waarin we werden bekeken als mensen die chaos wilden verspreiden. Namens de ondertekenaars bracht ik een zespunten plan naar voren, maar die werd zelfs niet in overweging genomen. Dit was de grootste fout van het Centraal Comité. Ik maak er hier een opmerking over, want als zo’n houding beleid is tegenover bepaalde lagen in de partij, die een mening hebben die niet overeenkomt met de meerderheid van het Centraal Comité, en deze voortduurt, dan is dat gevaarlijk voor de partij en kunnen we kwalijke gevolgen verwachten. En nu we op dit moment Lenins leiding moeten missen, is de kans op dat gevaar door zulk beleid alleen maar veel groter geworden.

Nu zal ik ingaan op de essentie van het betoog van kameraad Kamenev. Hij stelde: jullie vertegenwoordigen een onpricipiële oppositie. Maar laten we eens kijken hoe de zaken er werkelijk voor staan ten aanzien van de overgang naar arbeidersdemocratie. Wij hebben deze eis in een scherpe vorm naar voren gebracht, een vorm die wordt gerechtvaardigd door de situatie die in de partij is ontstaan. Het Centraal Comité antwoordde hierop met haar verklaring van 5 december; maar niemand van jullie moet denken, dat zou zelfs te gek voor woorden zijn, dat deze verklaring verscheen als gevolg van het document van de 46 op 15 oktober. Dat document van de 46 was maar een van de manifestaties van de partij — en publieke opinie, die een beslissende druk op ons Centrale Comité uitoefende.

Een veel sterkere indruk op het Centraal Comité werd gemaakt door de scènes die plaatsvonden in de partij en nadat Centraal Comitélid Kamenev sprak op de bijeenkomst in Moskou, kameraad Zinovjev op de Sverdlov Universiteit, kameraad Stalin op de partijbijeenkomst in Presyna en kameraad Kamenev op een bijeenkomst in het Baumandistrict (die trouwens zelf een resolutie hadden opgesteld, voorafgaand aan die van het Politburo van 5 december), waar ze de stemming in deze organisaties konden proeven. Uit al deze feiten en van wat erover in de Pravda was verschenen uit de provincies — en jullie weten heus wel dat 90% van deze artikelen tegen de oude koers waren gericht — concludeerde het Centraal Comité dat de situatie alarmerend was geworden en dat een snelle en onmiddellijke wijziging van levensbelang was en die werd gemaakt in de resolutie van 5 december.

En zo ondernam het Centraal Comité formeel datgene, waar we in onze verklaring van de 46 om hadden gevraagd in het kader van de overgang naar arbeidersdemocratie. Daarom, als kameraad Kamenev hier zegt: waar zijn jullie principes?; dat onze oppositie ongegrond is, antwoorden wij dat wij het niet zijn die onze oude eisen voor arbeidersdemocratie hebben verkwanseld, maar het Centraal Comité die de oude koers van de partij heeft weersproken. Dit ligt ten grondslag aan wat er is gebeurd en als we echt goed bestuderen wat er heeft plaatsgevonden, kunnen we hier dan werkelijk op dit spreekgestoelte naar voren komen ter ondersteuning van het Centraal Comité en dit punt vergeten, terwijl het vanuit de partijgeschiedenis ons recht in het gezicht staart? Kan een van onze gewone partijleden, als hij voor zichzelf nadenkt over deze kwestie, het begrijpen? Toen kwam het document van 5 december. Het verlaten van de oude koers door het Centraal Comité vond in een andere sfeer plaats dan wij aan haar hadden voorgesteld. Op de bijeenkomst met de Centrale Controle Commissie en het Centraal Comité hadden wij voorgesteld dat deze koerswijziging van bovenaf zou worden doorgevoerd, zonder te wachten op een discussie in de partij en ongeacht de ontwikkelingen in Duitsland, omdat de partij maximale overeenstemming nodig had. Het Centraal Comité is gestopt om met ons te praten. Het heeft een suikerzoete veroordeling opgesteld, die in feite een veroordeling was van onze fundamentele houding ten aanzien van arbeidersdemocratie in de partij en planning in onze economie. Kort daarop moest het Centraal Comité alweer terugkomen op haar weigering, maar nu vanuit een voor haar slechtere positie, omdat de partij in haar meest vooruitgeschoven posities al onrustig begon te worden. Onder druk van onderaf deed het Centraal Comité een aantal concessies. En na deze gang van zaken komen er dan wat bijdehante sociologen naar voren die beweren dat er een oppositie is ontstaan die de partij in beroering brengt.

Dus ten aanzien van de eerste vraag — de weerspreking van de oude partijkoers door het Centraal Comité — moet gesteld worden dat ze dit te laat deed en dat was fout. Maar desalniettemin maakte het Centraal Comité een koerswijziging en maakte hiermee de noodzaak voor ons aparte platform voor viervijfde overbodig. Want het zou voor ons belachelijk zijn om eisen te gaan verzinnen die de partij, naar onze mening, toch niet kan doorvoeren; dat zou inderdaad een volledig ongegronde en loze oppositie zijn. Maar op deze manier hebben we beiden voordeel gehad van dit fundamentele punt.

De tweede kwestie gaat over de overstap naar betere planning. In ons document hebben we scherp het gebrek aan planning, het gebrek aan systematiek en het gebrek aan nadenken over de gevolgen van maatregelen door het Centraal Comité, aan de kaak gesteld. Al terugkijkend moeten we stellen dat we de spijker op de kop sloegen. De mogelijkheid ontbreekt om in 1 toespraak op 1 bijeenkomst ons gelijk te bewijzen. We zullen daarom nog een aantal documenten produceren waarin we dit uitgebreid zullen uiteen zetten. Helaas twijfelt niemand eraan en is het aan iedereen duidelijk dat de resolutie over planning, hetgeen het centrale thema van onze staatsindustrie op het Twaalfde Congres was, niet is uitgevoerd. En ik moet zeggen dat voor diegenen die het document van het Centraal Comité, in reactie op de brief van kameraad Trotski, hebben gelezen, een punt hieruit in mijn geheugen staat gegrift als een volstrekt ontoelaatbaar item. En dat was het punt dat wat essentieel was in de resolutie van het Twaalfde Congres, min of meer was uitgevoerd en hetgeen dat slecht werd ontvangen en onjuist was, niet werd uitgevoerd.

Wat vinden jullie daar nu van? Het was, per slot van rekening, een resolutie van een partijcongres. In hun polemieken met kameraad Trotski hebben de kameraden vergeten dat, op het moment dat een resolutie wordt aangenomen door het Congres, het onmiddellijk een Congresresolutie is geworden en dus een partijresolutie. En die kan je niet behandelen zoals een individuele brief die kameraad Trotski privé aan het Centraal Comité stuurt. Durven jullie echt zo met partijbesluiten om te gaan? Is zo’n houding van de partij, ten aanzien van haar hoogste orgaan, het congres, wel toelaatbaar? Zover is het dus al gekomen en met name door de onverantwoordelijke houding van de meerderheid van het Centraal Comité ten aanzien van vele zaken. Dus wat dit punt betreft kan ons antwoord niet anders zijn dan dat we het Centraal Comité meermalen hebben aangesproken op eerder gemaakte fouten. Deze fouten kunnen worden en zijn al voor een deel bewezen. En de crisis waar we ons nu in bevinden is een rechtstreeks gevolg van de oude fouten van het Centraal Comité. In haar stellingen over dit vraagstuk zeggen jullie dat je terugverwijst naar de resolutie van het Twaalfde Congres, zonder de vraag te beantwoorden waarom deze resolutie niet is uitgevoerd. Precies hetzelfde geldt voor het tweede punt in onze kritiek, het Centraal Comité, terwijl ze de goede richting insloeg — de richting van meer planning — deed dit verlaat en zonder ooit formeel uit te leggen waarom ze de resolutie hierover van het Twaalfde Congres niet heeft uitgevoerd.

Hoewel de kameraden van het Centraal Comité de naam van kameraad Lenin vaak noemen en hem proberen na te doen, slagen ze er niet in op het gebied van tactiek op hem te lijken. Op elk congres en op elke conferentie sprak Lenin altijd eerlijk en open over fouten die door de partij weren gemaakt, soms ze zelfs overdrijvend vanuit educatief oogpunt, opdat de lessen dieper konden inzinken en er een duidelijke correctie in het jaar na het congres kon plaatsvinden. Zinovjev, Kamenev en andere kameraden zijn niet trouw aan dit principe van Vladimir Iljitsch. In plaats van open en bloot te stellen dat over de vraagstukken van arbeidersdemocratie en economische planning het Centraal Comité een koerswijziging heeft doorgezet en daarna uitlegt wat er mis was en hoe dat te herstellen, neemt kameraad Kamenev de oppositie op de korrel, begint zo te schieten dat iedereen weet dat er geschoten wordt, laat zich dan zo meeslepen dat hij niet meer weet waarom er wordt geschoten, wat in feite zijn grootste fout is, omdat hij niet in de gaten heeft dat de koerswijziging in feite door het Centraal Comité is ingezet, op die manier bevestigend dat ze er in het verleden zelf naast zat. Oftewel op dit punt probeert kameraad Kamenev een ontoelaatbaar rookgordijn voor de partij op te trekken. Wij moeten eerlijk de waarheid durven te vertellen en ik blijf volhouden dat kameraad Lenin nooit op deze manier verslag zou doen, in zo’n belangrijke fase voor de partij.

Maar goed, laten we verder gaan. Het document van 5 december verscheen ten tonele. Wij bevestigen de juistheid hiervan en schrijven in al onze verklaringen: “wij verwelkomen dit document ...”. En hoewel we een paar kleine amendementen hadden, hebben we die niet naar voren gebracht, omdat voor ons het belangrijkste was dat uitgevoerd zou gaan worden waar het Politburo unaniem voor had gestemd en wat de hele partij had goedgekeurd; daarom hebben we verder niets naar voren gebracht, maar hebben dit document verwelkomd en alleen maar gezegd dat we het in het volste vertrouwen en naar ons beste kunnen in de praktijk zullen brengen. Dat is onze positie over deze kwestie geweest, hoewel we natuurlijk, ondanks dat we blij met het document zijn, de voorgeschiedenis niet zijn vergeten. Net zo goed als we nu al onze vrees voor de toekomst uitspreken als we er niet in slagen de resolutie in de praktijk te brengen ten aanzien van de vernieuwing van het partijapparaat. Want in hetzelfde document wordt de noodzaak benadrukt van een systematische vernieuwing van het apparaat en de verkiezing van die kameraden die oprecht de resoluties zullen implementeren. Wij hebben dit voorstel naar voren gebracht, maar we werden aan furieuze aanvallen blootgesteld, omdat we in het verleden het werk van het Centraal Comité bekritiseerden.

Maar hoe kunnen we onze mond houden? Als het Centraal Comité verantwoording af moet leggen over het werk van de periode van het ene naar het andere congres en er fouten worden gemaakt, dan moeten we dat bekritiseren zodat zulke fouten in de toekomst niet meer gemaakt worden.

Nu over de kwestie van het economisch beleid. Ik zal straks nog dieper hier op ingaan, als we op de essentie van dit vraagstuk komen. Voor de notulen wil ik hier kort schetsen hoe het Centraal Comité ook hier verlaat haar koerswijziging inzette. De resolutie van het Centraal Comité over de economische kwestie was grotendeels acceptabel, maar de ommezwaai naar meer planning was onvoldoende daadkrachtig en alle toespraken van de Centraal Comité leden bevestigen alleen onze angst, dat ten aanzien van de planning, alles min of meer bij het oude zal blijven. De meest duidelijke bevestiging hiervan is wel de toespraak die kameraad Zinovjev in Sokolniki hield, waar hij zijn laatste nieuwe ontdekking wereldkundig maakte aan de partij. Het kwam erop neer dat door de nadruk te leggen op planning, zoals wij dat op dit moment doen, dit een afwijking naar het mensjewisme en de Tweede Internationale is en wijdde hier verder over uit, terwijl hij volhield dat hij, ten aanzien van de interne partij democratie, een 96 karaats verdediger van het leninisme was. Zo’n houding ten aanzien van planning is geen 96 karaats leninisme, maar 96 karaats onzin.

Iemand kan een leek zijn op het gebied van economische aangelegenheden, of kan in meer algemene termen over de Tsjervonetz praten, zonder de kern van de zaak te begrijpen, maar als iemand zoiets dergelijks aan ons wil voorschotelen, daarmee blijk gevend van een totaal onwetendheid over de aard van onze economie en de richting van haar huidige ontwikkeling, dan geeft dat voeding aan onze angst. Wat voor overgang naar meer planning, waar de resolutie over spreekt, is dit? Want alle bijdragen van de sprekers gaan over het bureaucratische en gekunstelde karakter van plannen en dergelijke. Maar er wordt met geen woord gesproken over de verdediging van het voorgestelde plan! En dat zijn dan de omstandigheden waaronder het Centraal Comité de ommezwaai naar meer planning probeert te maken. Dat is het principiële en meest fundamentele punt. Als de voorgedragen argumenten meer tegen een plan in zijn algemeenheid ageren, dan tegen het plan in de huidige omstandigheden; als we zulke toespraken horen, natuurlijk kruipen er dan twijfels in onze gedachten; is dit alleen maar een papieren wending en blijft alles voor de rest bij het oude? Daarom is het merendeel van onze amendementen gericht op juist deze kwestie. Dat is onze positie ten aanzien van de economische situatie.

En nu komen er sprekers naar voren uit het Centraal Comité, die viervijfde van hun toespraken gebruiken om tegen de oppositie te ageren, in plaats van het verslag van het Centraal Comité te bespreken. Als hier redenaars en publicisten vanuit het Centraal Comité komen vertellen dat de oppositie haar platform heeft verlaten, dan zeggen wij, net als de partij: en zo hoort het ook! Wij willen het platform niet. Want als een groep gedwongen wordt als platform naar buiten te komen, dan betekent het dat er wat mis is. De normale situatie moet zijn: een enkele partijlijn, een enkel programma, een enkele tactiek en een enkel setje van maatregelen voor de directe toekomst, met zakelijke meningsverschillen binnen de grenzen van de het algemene beleid. Maar als er sprake is van een sterke koerswijziging, kunnen zulke meningsverschillen hoog oplopen en het is een goede zaak dat kameraden accepteren dat driekwart van die meningsverschillen kunnen worden opgeheven. Dat is voor de partij een goede zaak.

En nu zeggen ze tegen ons: waar zijn jullie in hemelsnaam in terecht gekomen? Jullie hebben je misrekend door het platform van het Centraal Comité goed te keuren — enzovoort. Denk je nu echt dat je de partij zo kan behandelen? Het zou wel heel jammerlijk zijn als het document van het Centraal Comité van 5 december niet in een economisch platform had voorzien. Dat zou inderdaad hebben betekend, dat er een gevecht van platforms noodzakelijk is. Maar in plaats van de situatie op de juiste manier uit te leggen, presenteert kameraad Kamenev een redevoering, met daarin een toon van kwaadaardige vrolijkheid dat we geen platform meer hebben, een verslaggever van het Centraal Comité onwaardig. Kameraad Lenin zou zoiets onder de huidige omstandigheden niet hebben toegestaan en daarom verwijten wij dit het Centraal Comité ten zeerste.

En nu de volgende vraag. Toen onze discussie begon, wat was toen de houding van het Centraal Comité, vanaf het prille begin tot op heden? Het is zeer nuttig ons voor de geest te halen hoe kameraad Lenin in vergelijkbare gevallen handelde.

Gedurende de controverse over gedeeld bedrijfsleiderschap werd voor leidende partijleden een partijbijeenkomst in Moskou georganiseerd waar kameraad Tomski een grote meerderheid behaalde en kameraad Lenin, naar ik meen, maar zes stemmen haalde. Wat deed kameraad Lenin toen? Raakte hij in paniek? Beschuldigde hij Tomski van een mensjewistische afwijking in de pagina’s van de Pravda? Helemaal niet. Hij wist heel goed dat de partij het punt zou aanvechten en uiteindelijk de juiste conclusie zou trekken. Dat was de houding ten opzichte van meningsverschillen van de leider van onze partij; zij dienen aan de partij ter overweging te worden aangeboden, zodat zij grondig de zaak kan doorwerken.

Er zijn trouwens meer meningsverschillen geweest. Er waren aanzienlijke meningsverschillen over de vakbondskwestie (hoewel, zoals later bleek, we helemaal niet over vakbonden argumenteerden). Als je nu terugkijkt over wat we er allemaal over hebben gezegd, dan zie je dat we er veel over hebben gezegd en dat er van beide zijden veel fouten en dergelijke zijn gemaakt. Maar zelfs als je de ernstigste uitbarstingen in die controverse bekijkt, dan vind je niets waarin we elkaar zo lopen te beschuldigen als nu de vertegenwoordiger van het Centraal Comité de oppositie beschuldigd. Waarom? Omdat ondanks het feit dat toen de omstandigheden duizend keer zwaarder waren dan nu — we zaten in de overgang van oorlogstijd naar vredestijd en er waren ernstige woelingen onder de boeren — de meerderheid zich niet de dingen permitteerden die ze zich nu durft te permitteren. Het Centraal Comité is in paniek geraakt; zij heeft een spervuur van aanvallen op ons gericht die alleen maar zin zou hebben als het een kwestie was van ons en kameraad Trotski uit de partij te verbannen. Maar als dit niet het geval is, dan is dit het product van paniek en het product van het feit dat het Centraal Comité uitermate bang is om met name (haar invloed in) Moskou te verliezen en als gevolg de grootste fouten maakte.

Hoe wordt de huidige strijd gevoerd? Als we kijken naar de toon die de Pravda vanaf het begin aansloeg, die een alarmsituatie in de provincies bracht en vertroosting aan de kringen van de Witte Garde (riekt dit niet naar een splitsing?, zullen ze zich wel afvragen), dan moeten we constateren dat jullie niet de kalmte ten toon spreiden die kameraad Lenin wel altijd wist op te brengen als de partij heikele punten heroverwoog. Kameraad Lenin liet zichzelf nooit toe kameraden af te branden, die oplossingen naar voren brachten, waarvan er een aantal aangenomen en uitgevoerd zijn; hij zou nooit een zulke splijtende toon hebben aangeslagen tegen een oppositie die bestaat uit eenderde van alle gekozen kameraden in alle districten van Moskou en tweevijfde van alle stemgerechtigde afgevaardigden. Je mag een zo serieuze stroming in de partij niet zo behandelen. Jullie staan ons niet toe om de gerezen problemen kalm te onderzoeken. En ik moet hier zeggen dat de meest ernstige problemen zijn gerezen en dat de partij wordt geconfronteerd met het maken van een belangrijke en significante wending ten aanzien van de Nieuwe Economische Politiek; juist op deze plek moeten we goed weten welke richting we inslaan. Maar deze discussie heeft de partij werkelijk angst aangejaagd, want ze denkt, als we deze discussie verder doorzetten, dan komt de partijeenheid in gevaar, want ze zijn banger voor partijeenheid als wat anders.

Als het waar is wat kameraad Boecharin zei over het gevaar van een splitsing, dan kan ieder partijlid zeggen dat wanneer de partijeenheid bedreigd wordt, hij zijn mening herziet om samen verder te marcheren. Maar als er geen gevaar van splitsing is, wat in feite de situatie is, dan moeten de methoden van onze polemiek anders zijn en evenzo moeten die van de Pravda anders gerund worden, anders ontstaat er een dubbele boekhouding, waarvan de eindbedragen niet kloppen.

Nu dan over tot de kwestie van arbeidersdemocratie en waarom wij daar voor zijn. Kameraad Sokolnikov stelde in Sokolniki en herhaalde dat in het Samosvoretsji district, dat de beslissing “een teken was van de verslechtering van onze positie net zoals op het Tiende Congres (1921) we een soortgelijke beslissing moesten nemen in antwoord op schommelingen en dergelijke ...” Maar kameraad Zinovjev zegt dat we “onszelf arbeidersdemocratie kunnen permitteren, omdat zowel de interne als onze internationale positie verbeterd is, zowel politiek als economisch’. Zo kan je de partij niet behandelen! Zulke tegenstrijdige verslagen typeren de paniek en de wanorde binnen het Centraal Comité.

Daarnaast wordt mij verweten dat ik voor het document van 5 december niet op dezelfde toon sprak als na de vijfde. Dat is natuurlijk waar, want als je ergens voor vecht en je krijgt het daarna, dan neem je daarna ook een andere houding aan. Bovendien hebben we gezien dat leden van het Centraal Comité bang zijn geworden en de partij in verwarring hebben gebracht — iets wat kameraad Lenin nooit deed — en het aan de partij niet hebben toegestaan om vrijelijk deze ultra complexe situatie te bevatten, waarbij de populistische toespraken van kameraad Kamenev over de oude boer en de smysjka (band tussen platteland en stad) ontoereikend zijn, terwijl een grondige analyse van de zaak noodzakelijk is. Daarom denk ik dat deze discussie, als gevolg van het beleid van het Centraal Comité, is doodgeslagen. Door de partij te intimideren met het gevaar van mensjewisme en dergelijke, wil het Centraal Comité een mogelijkheid wegnemen om de situatie op basis van de nieuwe koers te begrijpen. Waar leidt dat toe? Het leidt tot de situatie dat dit beleid niet anders kan worden gezien als een strijd tegen de nieuwe koers, en dat op een moment dat de nieuwe koers al afgekondigd is en er geen objectieve rechtvaardiging voor dit verzet is.

Nu dan de kwestie van kameraad Trotski. Laat ik beginnen te stellen dat kameraad Trotski, beter dan wie ook hier aanwezig, in staat is om voor zichzelf te spreken en wat dat betreft zal kameraad Kamenev nog zijn verdiende loon krijgen. Maar, kameraden, ik wil toch even zeggen dat je een monsterlijke dubbelzinnigheid en inconsistentie ten aanzien van kameraad Trotski tentoon spreidt.

Dus in de eerste plaats zijn we politieke niksnutten, een oppositie aangevoerd door kameraad Trotski — laten we dat even schriftelijk vastleggen. Ten tweede dat hij een afwijking in de richting van opportunisme en mensjewisme heeft en ten derde dat hij een gevecht voert tegen de bolsjewistische lijn binnen de partij, feitelijke wanorde creëert in de rijen der bolsjewieken. Dat zijn de drie beschuldigingen die in de pagina’s van de pers worden geuit. Maar daarna wordt er gezegd dat kameraad Trotski onvervangbaar is en we hem niet kunnen missen. Dat is nu dubbel boekhouden. Als de beschuldigingen waar zijn, dan moet hij niet alleen uit het Politburo, maar uit de partij verbannen worden, maar als je beschuldigingen onwaar zijn, dan ben je de partij aan het voorliegen.

Ik stel vast dat we hier een voorbeeld van dubbele boekhouding hebben en als Zinovjev en Kamenev dan verschijnen en op dezelfde plek twee volledig tegenstrijdige toespraken houden over stromingen en de huidige crisis, dan nemen we daar simpelweg geen genoegen mee. Jullie zijn een dubbele boekhouding aan het voeren voor de ogen van de gehele partij en slaat er iedereen mee om de oren. Maar het is het een of het ander: ofwel een gevecht voor een correcte bolsjewistische lijn of niet. En dan moet je van begin tot eind consequent zijn.

Wij hebben voorgesteld om de partij hiermee niet lastig te vallen, maar jullie waren het daar niet mee eens, dus nu moeten jullie je verantwoorden voor de stappen die je hebt gezet. Wij hebben ons uitgesproken tegen de toon die jullie meenden te moeten hanteren. Kamenev sprak over wat er stond in de brief van Trotski van 8 december. Maar daarin werd de kwestie uiterst voorzichtig geformuleerd. Dus wie heeft van deze kwestie een heet hangijzer gemaakt? Dat was het Centraal Comité. Kameraad Trotski heeft me dat tot twee keer toe gezegd. Hij zei: “als ze mijn brief zo serieus nemen, kan ik niet begrijpen dat ze de publicatie niet hebben tegengehouden, nadat hij op een aantal partijbijeenkomsten is voorgelezen”. Het Politburo had een formele verklaring hierover uit kunnen geven en dat was in politiek opzicht ook het beste geweest. Maar ze stelden dat de oude bolsjewistische garde was beledigd; laat ons er nu eens van uitgaan dat dit inderdaad zo was, dan had toch zeker de meerderheid van het Centraal Comité niet moeten reageren als arme beschadigde slachtoffers, als ontvangers van een belediging, maar als de leiders van de partij? Ze hadden moeten denken: wat is de meest gunstige weg uit deze situatie? Ze hadden aan de partij moeten laten zien dat deze kwestie door een formeel besluit van het Centraal Comité werd afgehandeld. We hebben altijd meningsverschillen gehad binnen de grenzen van ons programma en onder een normaal regime zal er altijd een oppositie binnen de partij zijn, maar dan in alle openheid.

En dit is allemaal als vanzelf gebeurd, het prestige van het Centraal Comité is verdwenen terwijl dat juist het basiskapitaal van onze hele partij is en het is dus niet voor niks dat we ons druk maken over de fluctuaties in het prestige van het Centraal Comité.

Wij beschuldigen het Centraal Comité ervan de eerste te zijn geweest die in deze kwestie op de persoon is gaan spelen. Als ze ons vertellen dat dit een tactische manoeuvre was, dan nog viel er niets goed van te verwachten, omdat het zo voor de partij alleen maar moeilijker wordt om deze complexe situatie te leren begrijpen.

Er zijn fouten gemaakt. De eerste was over onze koers over interne partijdemocratie. Kameraad Kamenev zei: “Ja, ik geef toe, we waren een maand te laat”. Maar ik vraag kameraad Kamenev; vanaf welke datum moeten we die maand rekenen? Als je terugtelt vanaf 5 december, dan staat dat in flagrante tegenstelling tot de documenten waarnaar je verwees. Als je Stalins versie aanhoudt, toen hij zei dat de juli-staking al een aanwijzing van het verlies van contact met de arbeiders was, dan moet je vanaf juli rekenen en zul je moeten toegeven dat het vier maanden is. Maar als je erbij optelt wat kameraad Kamenev zei, dan betekent dat in feite dat jullie allemaal vijf maanden te laat zijn.

Wij blijven erbij dat een crisis als deze niet in een maand kan zijn ontstaan. Zo’n proces ontstaat over een langere periode. Jullie fout bestaat eruit dat vanaf het moment dat we de oude koers konden wijzigen onder de Nieuwe Economische Politiek, of in ieder geval de oude lijn konden afzwakken en de positie handhaven zoals hij na het Elfde Partijcongres (1922) was ontstaan, het Centraal Comité ernaar neigde om de oude koers nieuw leven in te blazen en als gevolg hiervan een aantal miskleunen maakte die deze crisis veroorzaakte. Daarom blijf ik categorisch de aanname dat we een crisis binnen de partij hebben afwijzen.

We hebben inderdaad een economische crisis en dat dwong ons over veel dingen na te denken, het beleid van het centraal Comité incluis. Wat we nu in de partij zien, is niet een crisis van de partij, maar een crisis van de oude koers. Het Centraal Comité verklaart zelf dat er een vertraging is ontstaan. En vandaag dan, kunnen we de fouten van het Centraal Comité zien en ook zien we een nervositeit en prikkelbaarheid die kameraad Lenin zichzelf nooit zou toestaan.

Op zeer onjuiste wijze verwoorde kameraad Kamenev het standpunt van het Centraal Comité over hoe de partij om dient te gaan met haar Centraal Comité en binnen welke grenzen ze bekritiseerd kan worden, zonder de meerderheid te veranderen. Dit is een zeer belangrijke kwestie waar ik wat langer bij stil zal staan en ik stel dat je dit niet kan vergelijken met een parlementaire regering. Er wordt ons verteld dat wanneer we ontevreden zijn over het Centraal Comité, we haar kunnen vervangen en een volledig nieuw kabinet kunnen opbouwen. Maar dat is in onze partij onmogelijk en ik zal aantonen waarom.

Kameraad Kamenev stelt; “aangezien jullie van die zware beschuldigingen tegen ons uitten en de maatregelen van het Centraal Comité zelf als bewijslast gebruiken, wat is dan het antwoord? Jullie menen dat de leiding en de koers verkeerd waren, maar je praat niet over de verantwoordelijke personen”. Kameraad Kamenev kan duidelijk niet begrijpen hoe het mogelijk is het Centraal Comité te bekritiseren, zonder de kwestie van haar leden aan te kaarten. Sorry hoor, maar er is een hemelsbreed verschil tussen onze partij die haar Centraal Comité kiest, haar evalueert en haar vervangt en vernieuwt als dat nodig is en een parlement die haar regering opdoekt als zij haar meerderheid verliest. Zulke burgerlijke normen zijn niet toepasbaar op onze partij, omdat we leiders van de partij hebben die zich ontwikkelden over een periode van 20 jaar en niet zo maar kunnen vervangen: als er fouten worden gemaakt, moeten we die bekritiseren en de koers corrigeren. We waren gewend aan de leiding van kameraad Lenin — hij speelde een buitengewone rol in onze partij — maar als er over een belangrijk onderwerp een afwijkende mening was tussen kameraad Lenin en de meerderheid van het partijcongres, werd er dan maar ook voor een moment overwogen om de partij het leiderschap van kameraad Lenin te onthouden? En ook was het onmogelijk voor de partij om niet uit te voeren wat het partijcongres als lijn uitzette. Als zo’n situatie was ontstaan, zou kameraad Lenin zich direct conformeren, want hij was het meest gedisciplineerde lid van onze partij. Als zich nu zo’n zaak had voorgedaan, dat we gedwongen waren een zeker besluit aan te nemen en het uitgevoerd diende te worden door kameraden, die er in eerste instantie niet mee eens waren, zou het niet anders zijn. Als we vinden dat op een bepaald moment de lijn van het Centraal Comité een foute is, dan zouden we hiervoor het Centraal Comité niet naar huis sturen. We moeten dan de koers van het Centraal Comité onderwerpen aan een kritische beschouwing en waar nodig aanpassen en uitvinden hoe de richting uit te gaan die door het congres is vastgesteld.

Het gevecht over een nieuwe koers in onze partij begon in de herfst van 1923. Je kunt je afvragen, wat wordt er weerspiegeld in deze interne partijcrisis waar het Centraal Comité mee wordt geconfronteerd? Welk beeld roepen we op door deze discussie waar de hele partij nu mee bezig is? Wat zijn op korte termijn hiervan de gevolgen? Dat is fundamenteel de vraag, en ik steun volledig kameraad Kamenevs’ suggestie om een goede algemene formulering voor deze kwestie te vinden. En hoewel hij zelf deze suggestie niet verder uitwerkte, denk ik dat we deze fundamentele vraag als goede marxisten en communisten moeten beantwoorden. Wat is het dat we vertegenwoordigen als we deze discussie voeren op deze bijeenkomsten; waar argumenteren we over? De tegen ons gerichte versie, die van de meerderheid van het Centraal Comité afkomt, blijf ik categorisch afwijzen. In de zin dat de oppositie de weerspiegeling van de invloed van de NEP op de jeugd is, die een grotere democratische vrijheid eist; er wordt ook gezegd dat we in onszelf de weerspiegeling van een afwijking in de partij zijn, die de boerenbevolking onderschat en de invloed van de Koelak weerspiegelt. Een vierde versie werd door Boecharin naar voren gebracht, dat we een weerspiegeling zijn van de strijd tussen twee groepen van oude bolsjewieken over de kwestie van de scholing van de jeugd. We hebben zo een berg van verschillende versies die zichzelf volkomen tegenspreken en dit, op zichzelf, is al het bewijs van het feit dat er in de partij geen duidelijk begrip over is, want ze zal nooit een juiste beschrijving kunnen maken van wat er plaats vindt op basis van tegenstrijdige analyses.

Aan de andere kant hebben we nog niet overwogen waar de obstinate houding van de meerderheid van het Centraal Comité, om vast te houden aan de oude koers over interne partijdemocratie en ons sociaal economische beleid, allemaal toe kan leiden. Hierover moeten we klip en klaar zijn; grote gevaren staan ons te wachten als de partij er niet in zou slagen deze koerswijziging te maken, die nu onomwonden zijn vastgesteld, binnen de grenzen van de bestaande omstandigheden.

Wat is hier de hamvraag? Op het gebied van de economische en sociale verhoudingen vinden de volgende processen plaats: onze staatseconomie ontwikkelt zich, maar parallel hieraan ontwikkelt onze kapitalistische economie zich ook. Sociale accumulatie in onze staatseconomie ontwikkeld zich minder succesvol dan de ontwikkeling van het NEP kapitaal. Deze laatste ontwikkelt zich met zo’n grote snelheid, dat er nu een conflict tussen deze beide krachten en zich een gevecht tussen beide formaties in onze economie voltrekt. En dus is er een situatie ontstaan die bol staat van grote beproevingen voor onze staatseconomie.

Als we het over een politieke koers hebben, dan is de fundamentele kwestie deze: de koers moet zijn in de richting van ontwikkeling van de staatseconomie, de overgang naar een georganiseerd systeem van accumulatie en naar een andere basisvorm van organisatie als tegenwicht aan de NEP. Anders zullen we een steeds toenemende ontwikkeling van kapitalistische tendensen in onze staatseconomie hebben, waardoor de laatste wordt geabsorbeerd in de NEP en een groei van accumulatie van de NEP. Er zijn hier maar twee richtingen mogelijk; ofwel een lijn naar een hogere mate van socialistische organisatie en een consolidatie van ons organisme relatief ten opzicht van de NEP, ofwel een tweede richting die ons alle voordelen van de kapitalistische vormen van economische organisatie oplevert. Na een periode van gebrek aan planning, maakt het Centraal Comité nu een wending in de richting van meer planning, de socialistische organisatie en socialistische accumulatie waar we het al over gehad hebben. Maar als deze wending ontoereikend is, als onze partij het belang van deze ommezwaai alsnog onderschat, we niet alles doen wat gedaan moet worden nu de tijd rijp is, en we niet alles ophelderen wat door de stellingen van het Centraal Comité is verduisterd, dan zullen we op deze weg vele gevaren tegenkomen. Daarom is in alle platformen over deze kwestie dit punt het meest fundamenteel. Meer socialistische organisatie in de staatseconomie en een betere inschatting wat er op het gebied van de NEP gebeurd.

We leven nu al meer dan drie jaar onder de omstandigheden van de NEP. Maar pas nu we hierdoor een crisis doormaken, vinden we de tijd om de balans op te maken wat de NEP heeft opgeleverd en wat er over deze periode is opgebouwd. Ten aanzien van onze vijanden kunnen we ons deze luxe niet permitteren. Kijk eens naar onze militaire instituten en zie hoeveel energie zij stoppen in het bestuderen van hun vijand. De band tussen de NEP en de boerenbevolking, waarover Kamenev sprak en Lenin schreef, is gevaarlijk voor ons, omdat we er tot op heden niet in zijn geslaagd de krachten van de NEP te berekenen. We doen dit nu pas onder invloed van de crisis en daarbij nogal willekeurig. Dit toont aan dat wij dit probleem serieus genoeg hebben aangekaart in de partij en verder talmen brengt grote gevaren met zich mee.

Wat kunnen we in de toekomst verwachten? We zien, zich ontwikkelend op basis van de NEP, twee conflicterende krachten, die in een strijd om het bestaan zijn gewikkeld. In de periode van de ongeplande ontwikkeling van onze krachten kwamen we niet met de NEP in conflict. Nu alle verhoudingen in de economie in beroering zijn geweest en weer tot rust komen, kunnen we alleen nog winnen wat we nodig hebben door middel van een gevecht. Wij zullen nooit bijeengaren met onze socialistische accumulatie wat de NEP heeft geaccumuleerd voor de arbeiders en boeren van dit land. Dus kunnen we zien dat de tegenstellingen zich opeen stapelen en de kameraden die spraken voor de meerderheid van het Centraal Comité hebben het hier niet eens over gehad, de meest belangrijke kwestie, dat in onze steden de sociale tegenstellingen toenemen, de macht van arbeidersklasse, samen met haar initiatief en wil om te begrijpen; er is een anti-NEP stemming aan het ontstaan, een proces van een veel groter belang dan wij hebben afgeschilderd. Als gevolg hiervan zien we de uitgroei van klassentegenstellingen in onze steden en een toenemend initiatief van beide klassen. En als wij zo’n situatie kunnen zien, dan is het logisch dat zo’n stemming overslaat op de partij.

Waarom zijn wij unaniem voor een overgang naar een regime van arbeidersdemocratie? Wij weerspiegelen, als partij, de processen die zich in de arbeidersklasse ontwikkelen. De arbeidersklasse voelt de kracht van de vijand, die ze kan zien in de winkelruit, een vijand die in dezelfde stad woont. Dit is een zeer belangrijke factor en als we spreken over arbeidersdemocratie, dan is dat de weerspiegeling van een proces dat plaats vindt in de arbeidersklasse, in de huidige periode van NEP, onder omstandigheden van scherpere klassentegenstellingen, maar zonder een verscherpt gevecht. Wat is de oplossing?

Als deze tegenstellingen zich verder opstapelen en we geen antwoord bieden, noch via de staat of de partij, dan zal er een spontane strijd ontstaan die tot chaos en erger zal leiden. We zullen rekening moeten houden met deze anti NEP stemming in de arbeidersklasse en een duidelijk omschreven lijn moeten uitzetten voor de economie en arbeidersdemocratie. Als we op een georganiseerde manier tegen de NEP in actie komen, zullen we in staat zijn om de anti NEP gevoelens onder de arbeiders te kanaliseren in gevecht voor een nieuwe koers. Als we blijven dralen, tijd verknoeien met ons gebrek aan planning, dan zullen we toestaan dat op dit cruciale keerpunt de gebeurtenissen zich spontaan zullen ontwikkelen.

Dat is hoe onze controverse met het Centraal Comité er op dit moment voor staat. Zou het Centraal Comité weigeren om over te gaan naar meer arbeidersdemocratie en meer planning, dan was er inderdaad sprake van uitbraak van een partijcrisis. Ze heeft tachtig procent van de verschillen laten vallen, maar alles hangt nu af van hoe consistent en correct de nieuwe koers naar de planning van de socialistische economie, een gevecht tegen de onproductieve consumptie van de bourgeoisie en een verder terugdringen van de NEP, wordt ondernomen. Vanuit dit oogpunt moet ook meer arbeidersdemocratie worden ingevoerd. Hoe meer niet partijgebonden arbeiders in ons werk worden betrokken, hoe meer we er in slagen om wat we kunnen assimileren, in onze rijen te betrekken, in de partij, maar meer nog in de afdelingen en cellen, die in de afgelopen periode afgesneden zijn geraakt van de arbeidende massa’s, hoe sterker de arbeidersklasse aaneen wordt gesmeed, des te beter zullen we in staat zijn ons apparaat en onze staat te organiseren, die is gebaseerd op het proletariaat en de strijd tegen de NEP aan te gaan. Hoe langer we dit proces uitstellen en onze tijd verknoeien, des te acuter wordt de dreigende doorbraak van de elementaire krachten waar kameraad Lenin al zo voor vreesde.

Daarom moeten we anticiperen op de verdere ontwikkeling van de klassentegenstellingen die we voorzien en er moet mee afgerekend worden. We moeten reageren op wat we hebben vastgesteld ten aanzien van interne partij en economisch beleid. De partij verklaart dat we worden geconfronteerd met een serieus probleem en dat het noodzakelijk is dat het gevecht zich niet volledig spontaan ontwikkelt in vormen waarin de NEP sterker zal blijken te zijn dan wij. Dat is het meest fundamentele probleem en onze meningsverschillen krijgen in dit licht een nog groter belang.

Wij vertegenwoordigen dat deel van onze partij die het meest oprecht tegen de oude koers hebben gereageerd, een snellere wending eiste en, boven alles, er op aandrong, dat deze wending, wanneer ingezet, zover werd doorgevoerd als de objectieve omstandigheden vereiste. Er zijn kameraden van het Centraal Comité betrokken bij zowel de politieke zaken als de overgang naar meer planning; de toekomst zal afhangen van een solide, georganiseerde en unanieme implementatie van deze wending. Dan zullen de 20 procent van de overgebleven meningverschillen als sneeuw voor de zon verdwijnen door de daaropvolgende ontwikkeling van het interne partijleven. Maar als we tijd blijven verknoeien, op het gebied van de interne partij democratie als op het gebied van de economische planning en even lankmoedig blijven als in het verleden, dan zullen deze verschillen groeien, omdat de sociale tegenstellingen die deze hebben veroorzaakt in de partij, zullen toenemen.

En dus staan we voor de taak om de uitgezette koers volledig en tot het einde toe uit te voeren. Om deze reden stellen we geen platformen tegenover het beleid van het Centraal Comité; wij ondersteunen fundamenteel het punt dat naar de planning verwijst. Maar ik blijf volhouden dat we in staat zijn — en het leven zelf zal die noodzaak aan het Centraal Comité bewijzen — het stringenter door te voeren dan het tot nu toe is geformuleerd en in de praktijk gebracht. Als dit niet gebeurt, dan krijgen we een gevecht voor meer planning voorgeschoteld, hetgeen een verspilling voor de partij zou betekenen. Als hij een wending maakte, zei kameraad Lenin altijd: “nu geen seconde gedraald, om gevaren te voorkomen maken we deze wending volledig”. Nu we met gevaar worden geconfronteerd, moeten we onze wending volledig doorzetten. Want als kameraden vast blijven houden aan de overblijfselen van bureaucratisme en de overblijfselen van de oude koers en zich verdedigen door te refereren aan de geschiedenis van onze partij, dan houden ze vast aan het automatisme van de oude koers, zelfs als ze argumenten gebruiken, die , op zichzelf, overtuigend lijken. Ze gebruiken ze alleen om een tragere wending te rechtvaardigen, die niet te rechtvaardigen is.Het voorstel van kameraad Kamenev, die hij maakte aan het begin van zijn toespraak, namelijk dat we een zeer vasthoudende politiek ten opzicht van de Oppositie moeten voeren, maar tegelijkertijd welhaast draconische maatregelen moeten treffen tegen groeperingen, fracties en dergelijke, wijzen wij af en toont aan dat de meerderheid van het Centraal Comité, na al de fout te hebben gemaakt om niet gelijk in oktober over te gaan naar de lijn van arbeidersdemocratie, daarna volhardde in dezelfde fout door, gedurende de discussie er over, in paniek te raken. En nu, wanneer de partij van plan is weer grip te krijgen op deze situatie, wil ze verder gaan deze fout te maken, door de partij te bedreigen met een crisis, een splitsing en erger ... (Applaus).

5 Het Dertiende Partijcongres 16,17,18 januari 1924

Een week voor de dood van Lenin in januari 1924 vond het 13e congres van de Communistische Partij plaats, bijeengeroepen door het triumviraat van Kamenev, Zinovjev en Stalin, met als doel om de doodsteek aan de oppositie toe te kunnen brengen. Door de controle die Stalin over het secretariaat en zo over het partijapparaat als geheel had, was de oppositie minimaal vertegenwoordigd onder de 128 afgevaardigden uit geheel Rusland. Dit werd deels bereikt door druk op de aangestelde secretarissen in alle lagen van de partij om geen opposanten te verkiezen, deels door als opposanten bekend staande afgevaardigden over te plaatsen naar minder belangrijke of ver afgelegen posten, dan wel door toegenomen steun voor het triumviraat. Een paar dagen voordat het congres begon, werd het pamflet ‘De Nieuwe Koers’ door Trotski gepubliceerd. Hierin werden zijn artikelen uit de Pravda van december 1923 herdrukt over de samenstelling van de partij en groeperingen en fracties. Ook werden hierin een aantal aanvullende artikelen geplaatst, die, naar het bleek, zijn belangrijkste theoretische bijdrage vormde aan de strijd van de oppositie. De eerste van deze nieuwe artikelen maakte een analyse van de aard van de bureaucratische degeneratie. In de tweede gaf hij weerwoord aan de pogingen van Stalin en Zinovjev om hun ‘leninisme’ tegenover de meningsverschillen van Trotski en Lenin van voor de revolutie te plaatsen. In dit artikel toonde hij aan dat de bolsjewistische tradities alleen levend konden blijven en zich ontwikkelen door strijd en niet door allerlei schematische formules en boekenwijsheid. Twee verdere artikelen gingen in op de rol van de boeren en de geplande economie, omdat Trotski vond dat zijn mening niet geheel juist werd weergegeven (zie hoofdstuk 4-7 in De Nieuwe Koers).
Hoewel Trotski de oppositie formeel niet verdedigde, greep het triumviraat haar kans aan met deze publicatie, om haar theorie te rechtvaardigen dat: ‘de gehele oppositie door Trotski was geïnitieerd als instrument voor mensjewistische ideeën’. Het congres opende in Moskou op 16 januari en het eerste punt op de agenda was de resolutie van de, eerder in oktober 1923 opgezette, commissie, die de verschillen tussen de prijzen van landbouw,- en industriële goederen moest onderzoeken, de zogenoemde ‘schaar-crisis’. Rykov deed hier verslag over onder de noemer: Over de huidige taken van het Economisch Beleid. Zijn toespraak nam de vorm aan van de verdediging van de basishouding van het triumviraat en haar weerzin tegen meer economische planning. Hoe kun je plannen in een overwegend agriculturele economie, waar de oogst afhangt van of het al dan niet regent?, zo stelde Rykov. Pyatakov antwoordde namens de oppositie hierop met een gedetailleerde en overweldigende kritiek op het economische beleid van het triumviraat
.

De toespraak van Pyatakov

Kameraden, als we de meest complexe en zware problemen in de economie van Sovjet Rusland, de problemen van opbouw van de staat, af laten hangen van een bui regen en de staatseconomie afhankelijk maken van een bui regen, dan moeten uiteraard de kwestie van economische planning en het plan naar de prullenbak worden verwezen, dan kan het deksel erover en kunnen we ons overgeven aan het vrije spel der elementen. Hoewel ik denk, kameraden, dat er onvoldoende grond voor zo’n pessimistische inschatting is. Het feit is, natuurlijk, als we de kwestie van de geplande economie, oftewel, het vraagstuk van de vorming van een plan voor de gehele economie van de republiek, op dezelfde wijze benaderen als kameraad Rykov dit deed, we zouden moeten zeggen dat, gegeven de enorme omvang van de plattelandseconomie op dit moment, we zo’n plan niet kunnen vormen. Maar ook moeten we iets anders niet vergeten, namelijk dat het economische systeem van onze republiek bijzonder complex en inwendig tegenstrijdig is. We hebben in feite een plattelandseconomie, gebaseerd op privé eigendom, de eerste vormen van een zich ontwikkelende kapitalistische economie en ook een substantiële sector van al die ondernemingen, die onze staat en de coöperatieve economie vormen.

En dus, kameraden, wanneer we het hebben over het plan en het besturen van de economie, dan moet eerst en vooral de kwestie van het besturen van de staatseconomie behandeld worden; er moet systeem worden gebracht in haar besturing en regelmaat in worden gebracht. Dit vraagstuk is niet simpelweg een academische discussie, waarin we zeggen dat het leuk zou zijn om onze staatseconomie op te poetsen en zo, los van interne afhankelijkheden, een meer geordend systeem te creëren. Nee, deze kwestie is van een enorm praktisch belang voor ons, in relatie tot twee sectoren die zich ontwikkelen en tot uitdrukking komen in onze republiek: de kapitalistische en de socialistische sector. Als we er niet op tijd in slagen om onze staatseconomie te versterken en dit over laten aan de spontane ontwikkeling van de Nieuwe Economische Politiek, zoals tot nu toe is gebeurd, dan lopen we in de komende jaren het risico dat de kapitalistische sector de socialistische sector omver werpt; de staat en de coöperatieve sector.

Kameraad Rykov heeft mijn taak aanzienlijk vereenvoudigd, door in te gaan op de stand van zaken rond de handel. Kameraad Rykov toonde aan dat de privé-handelaar overal de boventoon voert. Om kameraad Rykov een beetje te helpen, wil ik jullie de laatste data over de handel in de centrale provincie Moskou voorlezen, die zich onder de neus van de regering en het Centraal Comité bevindt. In deze provincie bestaan de winkels (en dan hebben we het niet over de straatventers waar kameraad Rykov het over had, maar juist de handelsondernemingen) uit 4185 privé ondernemingen, 48 staatsondernemingen en 767 coöperatieve. Met andere woorden, in onze economie hebben we de volgende verhoudingen: 15% is coöperatieve handel; 0,9% is staatshandel en de privé handel is 84%.

En dus kunnen we stellen dat, op het gebied van de handel, het nu volkomen duidelijk is dat de commerciële smysjka (verbondenheid met de boeren) in de handen van de privé ondernemer ligt; dat is punt een. Nu dan punt twee. Op industrieel gebied hebben we pas de eerste zwaluw, slechts het begin van een proces van kapitalistische ontwikkeling: aan de ene kant de gepachte industrie en, aan de andere kant, de industrie gebaseerd op concessies. Gedurende het afgelopen jaar hebben we een relatief klein aantal concessie overeenkomsten afgesloten, maar de eerste industriële concessies zijn nu in werking. Er zijn nu industriële ondernemingen op concessies gebaseerd en dat is op zichzelf niet slecht, want het helpt de ontwikkeling van onze economie. Maar als we in de toekomst de private kapitalistische handel vrijuit laten ontwikkelen, met name op het platteland, als tegelijkertijd de private kapitalistische industrie zich ontwikkelt — en ze zal zich ontwikkelen — en als we niet doen, waar ik zo meteen nog uitgebreid op in zal gaan, dan zal overduidelijk in het gevecht tussen de private en staats ondernemingen, de overwinning naar de private gaan. Waarom? Om de simpele reden dat, ten eerste, de private ondernemingen kapitaalkrachtig zijn en ten tweede, rijk aan ervaring en kennis om zich op de markt te oriënteren. Op dat gebied zijn wij nog steeds zwak. Elke individuele staatsonderneming is op zichzelf zwakker dan een private onderneming, maar zij is ook aanzienlijker sterker, niet omdat ze ‘staats’ wordt genoemd, noch omdat ze tot de proletarische staat behoort, maar omdat ze een sleutelrol vervult in een gigantisch systeem van de staatseconomie, waarin de Staatsbank zich bevindt, de Industriële bank, de spoorwegen, onze buitenlandse handelsonderneming en binnenlandse handelsondernemingen; hier zien we dan de enorme potentiële kracht van de staatseconomie, wiens individuele onderdelen elkaar kunnen en moeten steunen in de strijd tegen de private kapitalistische economie. Dat is de kern van de zaak. Wie niet begrijpt dat de meest urgente taak is, alle staatsbedrijven samen te brengen tot een verenigd systeem van staatseconomie, bewust gericht en gestuurd, op een geplande manier, in de richting die voor ons van levensbelang is, begrijpt dan ook niet dat, in het gevecht tegen de private kapitalistische sector, de socialistische sector anders onvermijdelijk het onderspit zal delven.

Kameraden, deze kwestie is voor ons van reusachtig belang, zowel in praktische als principiële zin. Kameraad Kamenev, die gisteren tegen me sprak in de vergadering van het Centraal Comité, vond een vervanging voor deze taak, toen hij stelde dat ze mij deze taak al hadden toebedeeld, toen ik de functie kreeg in de Hoogste Raad van de Nationale Economie. Toen het Centraal Comité besloot mij op die post te plaatsen met specifieke opdrachten, zag ik mij voor de taak geplaatst, strakker verantwoording te laten afleggen, om zo duidelijk te krijgen wat we in huis hebben in de staatsbedrijven en om een systeem te ontwikkelen ter besturing van de staatskredietbanken, zodat ze aan de ene kant volledige vrijheid zouden krijgen om manoeuvreren op de markt en aan de andere kant onderdeel zouden uitmaken van één systeem van staatsindustrie, zodat deze een vastgesteld prijsbeleid en vastgesteld winstbeleid kan voeren, ter ondersteuning van individuele bedrijven in het gevecht tegen het private kapitaal. Om dit te kunnen doen, was het allereerst noodzakelijk om de bedrijfsbesturing los te koppelen van de overkoepelende regulering van de industrie. Dit werd allemaal niet door mij persoonlijk ondernomen, om redenen waar ik geen invloed op had; ik moest op reis, maar dit werk gaat op dit moment voort.

Daarop volgend kwam het Centraal Comité overeen dat ook op het industriële vlak de bestuursfunctie los gekoppeld diende te worden van de overkoepelende regulering van alle industrie — de private, die op concessies gebaseerde, de staatsgecontroleerde en dergelijke. En dus hebben we de Hoogste Raad voor Nationale Economie in twee delen gesplitst: de eerste, de Algemene Economische Administratie, die de algemene regulering van de industrie op zich nam (zoals het ontwerpen van wetten en voorschriften en dergelijke) en, ten tweede, de Centrale Leiding van de Staatsindustrie, die de bestuurlijke leiding kreeg over de 72 staatskredietbanken en we zullen dus de taken, die aan de Hoogste Raad van de Nationale Economie zijn toebedeeld door de Raad van Volkscommissarissen, tot uitvoer brengen.

Toen ik over deze hervormingen rapporteerde aan de gezamenlijke bijeenkomst van de Centrale Controle Commissie en het Volkscommissariaat voor Arbeiders- en Boerenaangelegenheden, kwam bij velen de volgende gedachte op: en wat nu? Het is overduidelijk als deze hervorming zijn doorgevoerd, de overige delen van de staatseconomie niet in dezelfde positie kunnen blijven als ze nu zijn. Als de Staatsbank, de activiteiten van alle staatsbedrijven voor binnenlandse en buitenlandse handel, alle transportactiviteiten, industriële ondernemingen en dergelijke, niet worden gebundeld en als er geen coördinatie plaats vindt in het werk van de coöperatieven, wat zal er dan gebeuren? Ik blijf volhouden dat, had het Centraal Comité het standpunt ingenomen van de noodzakelijkheid van soortgelijke hervormingen in de leiding van de industrie, dan had ze zich de taak gesteld tot organisatie van de gehele staatseconomie en het probleem van het besturen van deze economie als geheel. Dat is de eerste kwestie waarvan ik het noodzakelijk vind, een amendement in te dienen tegen de stellingen van het Centraal Comité.

De tweede kwestie is, als we dit systeem van besturing van de staatseconomie opbouwen — en laat me benadrukken, de gehele staatseconomie, niet het boerendeel, noch het private deel, maar dat deel dat het eigendom vormt van de proletarische staat — dan is het maar al te duidelijk dat we die economie van ons op de ene of andere manier aan moeten gaan pakken. Als een kleine ondernemer, of een kleinschalig bedrijf, zijn deuren opent, dan hebben ze een bepaald plan. Maar wij weten feitelijk niets over een staatseconomie. En waarom niet? Niet omdat Rykov of Kamenev niet deugen, of omdat deze of gene kameraad niet deugt, maar omdat we tot op heden deze kwestie en haar oplossing, de vorming van één systeem en één plan om de economie te runnen, niet zo hebben bekeken. Ik zal dit nader uitleggen met een concreet voorbeeld. Laat ons voor de geest halen — kameraad Kamenev zit nu hier en ik hoop dat hij er niet voor zal terugdeinzen om te bevestigen dat dit de waarheid is — hoe het probleem van het organiseren van de individuele staatsondernemingen werd opgelost.

Kameraad Kamenev was toen net lid geworden van de Raad van Volkscommissarissen en stuitte onmiddellijk op een van die pijnlijke en werkelijk absurde fenomenen uit ons leven; namelijk dat we een nauwelijks omschreven definitie van industriële staatsondernemingen hadden en al helemaal niet wisten wat trusts waren. En dus bracht Kamenev als eerste belangrijke taak naar voren, om tegen elke prijs, de plek van die basiscel in onze staatseconomie, de staatskredietbank, goed te beschrijven.Als gevolg van hard, zwaar en langdurig werken, waar ik, naar ik hoop, een energiek en hopelijk niet onvruchtbaar, aandeel in heb gehad, zijn we er in geslaagd de kredietbanken op te zetten. En dat is hoe de trusts zijn ontstaan en nu nog bestaan. Maar ze bestaan vandaag de dag, van nature, als onafhankelijke ondernemingen, net als een private onderneming die doet wat ze zelf wil, zonder enige richting, of als de manager van een private onderneming zou handelen, alleen geleid door de meer algemeen geldende wetten.

En daarom durf ik te stellen dat we voor de navolgende taak staan, waaraan in de stellingen van het Centraal Comité geen aandacht is besteed, niet toevallig overigens, maar omdat uit de huidige praktijk van het Centraal Comité blijkt, dat ze zich deze taak helemaal niet wil stellen. Die taak bestaat hieruit: het samenbrengen van alle ondernemingen in één systeem. We denken te weten hoe dat moet. Zoals we dit in Kamenevs’ commissie hebben gedaan. We moeten dit experiment uitbreiden en de oplossing om dit probleem te tackelen, voorleggen aan de hele partij. Dit is niet zomaar een bijzaak, want de beslissende kwestie van de toekomstige economische ontwikkeling is, hoe we onze staatseconomie zullen leiden en, boven al, hoe we een economisch plan voor onze staatseconomie kunnen uitvoeren. Als we niet met man en macht vast blijven houden aan deze twee uitgangspunten, dan zullen we het probleem van de smysjka niet oplossen, omdat we een smysjka tussen de boer en de privé kapitalist zullen hebben, en niet een van de staatseconomie en de plattelandseconomie. Bovendien zullen we dan het embryo van onze socialistische economie vernietigen, terwijl de private kapitalistische sector zich spontaan tegen ons zal ontwikkelen en sterker zal worden, ten koste van ons. Met andere woorden, we zullen dan het perspectief van socialistische ontwikkeling niet verwezenlijken.

Natuurlijk, als iemand stelt dat we dit jaar het socialisme niet zullen bereiken, zal ik daarover niet redetwisten. Maar we moeten met al onze energie, in die richting druk blijven uitoefenen en het probleem van het managen van onze staatseconomie en het plan niet naast ons neer leggen: dan zullen we een stap vooruit zetten ten aanzien van de oplossing van de kwestie van een geplande richting van onze staatseconomie.

Hoe minimaal deze kwestie in de praktijk aan de orde is geweest, zagen we aan het verslag van kameraad Rykov. Want wat zei hij? “Sorry hoor, maar we versterken de Staats Planning Commissie met die en die personen en we zetten die en die personen in de Hoogste Raad van de Nationale Economie. Het is allemaal geregeld”. Maar ik zeg jullie dat het geen kwestie van personen, maar een kwestie van het opbouwen van een vastomlijnd systeem is, wat niet gebeurt. En het opbouwen ervan zien we ook niet terug in de stellingen van het Centraal Comité. Want wat hebben we in de praktijk? Het volgende; toen in mijn afwezigheid, tijdens een bijeenkomst van de leidinggevenden van de trusts met het bestuur van de Hoogste Raad van de Nationale Economie, een aantal leidinggevenden klaagden over het gebrek aan richting van de kant van de Hoogste Raad, zei kameraad Rykov: “Ik kan op deze kwestie geen antwoord geven, dat zijn mijn zaken niet”. Dat werd er gezegd door de Voorzitter van de Hoogste Raad van de Nationale Economie! De tweede voorzitter, kameraad Bogdanov, kwam naar voren en zei; “Ik ben niet verantwoordelijk voor de richting”. Dus wie is er dan verantwoordelijk? Noch de voorzitter, noch de tweede voorzitter nemen verantwoordelijkheid voor de richting. De plaatsvervangende tweede voorzitter, uw nederige dienaar, was in die periode helaas niet in de Sovjet republiek (Pyatakov zat in oktober 1923 in Duitsland, in opdracht van de partij). Als men vraagt: wie stuurt de trusts aan? Dan is het antwoord dus: niemand.

En ook niemand stuurt de staatseconomie aan. Als deze dan niet door mensen worden aangestuurd, doen de instituten het dan? Laat kameraad Kamenev ons dat vertellen. Stuurt het Politburo de staatseconomie dan aan? Ja, als een of ander probleem acuut op de voorgrond treedt en het Politburo bereikt, dan voelt het Politburo zich gedwongen het op te lossen en een passend decreet uit te vaardigen. Maar houdt het Politburo zich in het algemeen met dit soort kwesties bezig? Van nature kan het Politburo zichzelf niet bezig houden met het probleem, om de activiteiten van de verschillende secties van de staatseconomie te bundelen. En ook de Raad van Arbeid en Defensie kan dat niet. Noch de Raad van Volkscommissarissen. Noch de Staatsplanning Commissie. En dus is er zelfs geen instituut, die zich met dit vraagstuk bezig kan houden, omdat we aan deze kwestie nog geen praktische invulling hebben gegeven en ik durf zelfs zo ver te gaan, door te stellen, dat we ons de noodzaak nog niet eens realiseren om dit probleem aan te pakken.

Jullie zullen je wel afvragen, hoe moet de staatseconomie dan opgebouwd worden? Laat ik vooral benadrukken dat mijn ideeën hieromtrent nog vers en zeer onontwikkeld zijn en dus ook niet heb voorgelegd aan welke grote of kleine partijbijeenkomst dan ook; ik heb ze alleen aan kameraad Kamenev ter overweging mee gegeven. Ik vind dat onze taak moet bestaan uit het bijeenbrengen en bediscussiëren van mijn voorstellen en dat van andere kameraden. Hoe moet dit dan gebeuren? Op dezelfde manier als we de trusts hebben gevormd. Kameraad Kamenev verzamelde de meningen van veel kameraden en op het eind hebben we een tamelijk goede wet ontworpen. Ik denk dat, wanneer ik, in een of ander vraagstuk, de plank mis sla, we met een collectieve en vooral serieuze discussie over die kwestie de waarheid wel zullen vinden.

En hoe kijk ik dan nu tegen deze kwestie aan? Boven alles is het voor onze staatseconomie noodzakelijk dat ze op een georganiseerde wijze wordt opgebouwd, met een daarop toegesneden systeem van staatsorganen. Ik heb hier eerder al min of meer op gewezen. We hebben centrale industriële ondernemingen van belang voor de hele republiek en industriële ondernemingen van lokaal belang. Elke provincie moet haar eigen management over haar ondernemingen hebben en dat geldt ook voor de republiek als geheel. Ik zal het hier alleen over de Unie van Republieken hebben. De Unie heeft 72 trusts en deze trusts worden geleid door de Centrale Leiding van de Staatsindustrie. We hebben daarnaast andere sectoren van de staatseconomie. We hebben een volledig genationaliseerd transportsysteem, we hebben een banksysteem en we hebben wat staatshandelsondernemingen, die verenigd dienen te worden onder een speciaal orgaan. Ik weet niet of dit een gereorganiseerde Raad van Arbeid en Defensie moet zijn, of een speciaal voor dit doel gecreëerd orgaan. Maar er moet een operationeel orgaan komen dat, als het ware, aan de ene kant de boekhouding van onze staatseconomie voert en aan de andere kant, passende leiding en richting geeft aan de individuele ondernemingen, van wie ze verslag ontvangt.

Dat is hoe ik, in algemene zin, tegen het opzetten van deze zaak en de bijbehorende departementen aankijk. Mijn benadering is misschien onjuist en ik ga er geen halszaak van maken. Ik was ook niet van plan en voel me niet gedwongen dit systeem van maatregelen voor te stellen. Ik stel deze maatregelen niet voor, maar ik sta er wel op dat de partij, nu, de taak van het organiseren van de staatseconomie in het centrum van haar aandacht plaatst. Want dit is een taak, die niet overgeslagen kan worden, het is een taak waar we in alle aspecten van ons leven tegen aan lopen en niet zomaar in iemands hoofd is verzonnen. En we zullen dit probleem ook op moeten lossen, zelfs als jullie mijn amendementen afwijzen. Hoewel we in feite de fundamentele zaken verkeerd hebben benaderd, in de resolutie van de Centrale Controle Commissie en in de dagelijkse praktijk van het Centraal Comité, is het overduidelijk dat deze tekortkomingen en misrekeningen zich weerspiegelen in een aantal problemen. En alleen al om die reden zal ik nu een aantal van deze vraagstukken, die in mijn amendementen worden genoemd, aanstippen, omdat ik ze in wil brengen als er straks door het Congres gestemd gaat worden.

Boven alles wordt in de presentatie van de resolutie de prijzenkwestie en het recente werk van het Centraal Comité genoemd. Ieder van ons zal waarderen dat we een zekere stap vooruit hebben gemaakt, in vergelijking tot de eerste formulering die kameraad Lenin maakte, over de smysjka kwestie. Want de smysjka kwestie is een vraagstuk van prijsverhoudingen en dus een sleutelvraagstuk in onze economische activiteit. En dit is nu hoe we de kwestie van prijsregulering benaderen Het is een zeer leerzaam voorbeeld over hoe we de staatseconomie niet moeten runnen. We hadden gedacht, en in de resolutie wordt gesteld, dat we simpelweg, door een passend decreet uit te vaardigen, de prijzen konden verlagen en zo dus de trusts konden dwingen haar overhead te verkleinen, haar winsten te verlagen, de productie te verbeteren en dat zo de prijzen zouden dalen. Ik blijf volhouden dat het niet op die manier zal gebeuren, want we hebben nu wat ervaringen in prijsregulering, waar we rekening mee moeten houden.

Ik heb hier wat gegevens over de beweging van de suikerprijs over de laatste anderhalf jaar, hoe deze prijzen vast zijn gesteld door de Commissie van Binnenlandse Handel en tegen welke prijs de suiker op de vrije markt werd verkocht. Als we niet vergeten dat minstens 80 procent van de handel in private handen is en we de private handel niet kunnen reguleren, zal ik deze gegevens aan jullie voorlezen en ik vraag jullie eens stil te staan bij het verschil in prijs, waartegen de trust haar suiker verkoopt en de prijs die de consument moet betalen om deze aan te schaffen.

Toe ik Ivan Ivanovitsj Radtsjenko, de voorzitter van de suikertrust, vroeg naar de werkelijke situatie, zei hij: “ We hebben in Archangelsk suiker verkocht tegen 9 roebel, 50 kopeke. Maar deze suiker wordt verkocht aan de meest welvarende en rijkste boeren (omdat dit de enigen zijn, die zich suiker kunnen veroorloven) voor 27 of 28 roebel”.

Negen roebel en 27 roebel; een verschil van 18 roebel. Waar gaat dit verschil naar toe? Het is overduidelijk dat dit niet in de zak van de suikertrust verdwijnt, maar in de zakken van de private opkoper, een kapitalist. Met deze manier van prijsregulering zullen we dus nooit een smysjka tussen de boeren en onze industrie zien , maar een accumulatie van kapitaal bij de private ondernemer en een smysjka tussen de privé ondernemer en de boeren opbouwen.

Hier dan de prijzen: in september 1922 hanteerde de staatscommissie een prijs van 29 roebel, 14 kopeke, terwijl op de vrije markt 31 roebel 10 moest worden betaald; in oktober 1922 bij ons 7 roebel 10, op de vrije markt 10 roebel 20; in november 1922 bij ons 7 roebel 30, op de vrije markt 11,50; in december ’22 bij ons 6,70, op de vrije markt 7,60; in januari ‘23 bij ons 7,71, op de markt 8,04; in februari ’23 bij ons 7,07, op de markt 6,84 (onder de staatscommissieprijs); in maart ‘23 bij ons 8,33 en op de markt 9,52; in april 7,61 roebel bij ons en 7,23 op de vrije markt; in mei ‘23 bij ons 8 roebel, op de markt 8,70; in juni ook 8 roebel en 9 roebel op de markt; in juli 9 bij ons en 15,40 op de vrije markt; in augustus ‘23 bij ons 9 roebel, op de vrij markt 22 roebel(!); in september ‘23 bij ons 10 roebel en op de vrije markt 14 roebel en in oktober ‘23 bij ons 10, tegen 15 roebel, 75.

Hoe moeten we dan wel de prijs reguleren, zult u zich afvragen? Als we uitgaan van de aannames van kameraad Rykov, namelijk dat we een overproductie van industriële goederen hebben en dus een crisis van verzadiging, dan moet ik zeggen dat er klaarblijkelijk geen andere manier is om de prijzen te reguleren. Als we inderdaad een overproductie van industriële goederen zouden hebben, dan zou het in veel gevallen mogelijk zijn om ze tegen een lagere prijs te verkopen, om de afzet te verhogen, of ze zelfs onder de kostprijs aan te bieden om ze maar te kunnen verkopen.

Maar dan zullen jullie zeggen, hoe zit het dan met de ‘schaar’? Waarom zijn industriële goederen duurder dan de agrarische? Waarom ging de ‘schaar’ eerst open en gaat ze nu weer langzaam dicht? Het wordt nu wel heel duidelijk dat we juist een onderproductie van industriële goederen hebben. Er is een schaarste aan industriële goederen en een relatief overschot aan landbouwproducten, een relatief overschot aan brood. Dit kan met de cijfers worden bewezen. En op die basis hebben we dus een relatieve toename in de prijs van industriële goederen en een relatieve daling van de prijs van landbouwproducten. Met als gevolg dat de fundamentele manier om tegen de ‘schaar’ te vechten is, de productie uit te breiden, de industrie uit te breiden en de staatsindustrie uit te breiden. Maar volgens de aannames van kameraad Rykov, zit er niets anders op dan de prijzen tot beneden de kostprijs te verlagen, de industrie in te perken, om deze zo weer in overeenstemming met het platteland te brengen. Er kan uit zijn woorden geen andere conclusie worden getrokken.

Dit betekent dat de eerste kwestie, het uitbreiden van onze staatsindustrie is. De tweede is, dat de uitbreiding van onze staatsindustrie een aantal problemen ondervindt, met het oog op het tekort in financiële middelen, om de productie te laten stijgen. Dus wat moeten hier aan doen? Blijven doen, wat we op dit moment doen? Dat is, de trusts dwingend opleggen onder de marktprijs te blijven verkopen, of moeten we, terwijl we de trusts dwingen onder de marktprijs te verkopen, tegelijkertijd stappen ondernemen om de marktprijs ook te verlagen? Dat is hoe het probleem er voor staat, als we deze kwestie niet simpelweg bekijken vanuit het standpunt van politieke noodzakelijkheid om de prijzen te verlagen, maar vanuit het standpunt van economische noodzakelijkheid en de ontwikkeling van onze staatseconomie. In dit geval moeten we dus stellen dat de prijzen in Archangelsk moeten worden verlaagd, de suiker moet daar verkocht worden voor negen of tien roebel. Want als de private handelaar die suiker verkoopt, niet voor 10, maar voor 27 roebel, dan is het gevolg dat deze suiker wordt gekocht door de meer welgestelde lagen, die deze hoge prijs kunnen betalen. En dankzij dit stijgen de prijzen dusdanig, dat de minder rijken zich geen suiker kunnen veroorloven. Zo’n verlaging moet gepaard gaan met een aantal economische maatregelen; met name bij de import van buitenlandse goederen, zodanig dat de privé handelaar deze winst in prijsverschil niet maakt, maar dat het verschil in de zakken van de staat verdwijnt.

Er wordt mij vaak verteld dat deze visie impliceert dat de staatsindustrie ten gronde zal gaan. Ik stel voor dat jullie eens nadenken over deze visie. Wat kan de staatsindustrie ten gronde richten? De import van buitenlandse goederen? De import van wat dan precies? Ik heb nooit en ga ook niet voorstellen om de grenzen open te gooien. Ik heb voorgesteld om de import via de staatsorganen te laten lopen, onder ons monopolie op buitenlandse handel en in strikt gelimiteerde hoeveelheden voor strikt afgebakende gebieden. Dus wat kan dan onze industrie ten gronde richten? De import van buitenlandse goederen op zichzelf, of de verlaging van de prijzen? Wat hebben we dan te vrezen van buitenlandse concurrentie? Wat we vrezen is, niet dat er buitenlandse goederen verschijnen, maar dat de prijzen kunnen dalen tot een niveau, dat onze industrie niet meer kan functioneren. En dat is natuurlijk de reden van ons protectionisme, waar ik een hartstochtelijk voorstander van ben. Maar stel ik dat voor? Nee, dat doe ik niet. Wat ik zeg is dat, hoewel de marktprijs hoog is en we de trusts dwingen onder die prijs te verkopen, we ook de prijs op de vrije markt dienen te verlagen. Daarom moet de administratieve regulering van de prijzen gekoppeld worden aan vergelijkbare economische maatregelen en met name, interventie ten aanzien van handelsartikelen door selectieve import. Dat is het eerste punt.

De tweede fout in de stellingen van het Centraal Comité over de economie is de kwestie van winst. Het decreet dat kameraad Rykov voorlas komt van mijn hand: ik heb het geschreven en ik moet toegeven dat het al heel lang geleden is dat ik hem heb gelezen. Maar toen kameraad Rykov het voorlas, moet ik stellen dat het in principe juist is geweest. Ten aanzien van economische ondernemingen kan deze kwestie niet op een andere manier worden gesteld. Maar eerst een stukje geschiedenis en dan naar de kern van de zaak. Die bestaat hieruit; toen ik in de Hoogste Raad van Nationale Economie werd geplaatst werd er een misbaar gemaakt in het Politburo en in alle hoge kringen van de partij en de Sovjets, dat onze staatshandelsondernemingen en staatsindustrie, winstgevend moest worden. Dit was geen algemeen, maar een universeel gevoel. En als dit niet zo was, laat dan iemand hier bewijzen dat dit niet het geval was in de herfst van 1923. Met als gevolg dat ik niet alleen sta in dit verband, maar wel dat ik vandaag de dag de kern van de zaak begrijp, terwijl sommige mensen het nu niet meer begrijpen en daarom de kwestie van de ‘schaar’ verwarren met de winstgevendheid van onze trusts.

Een tweede stukje historische informatie: de wet die kameraad Kamenev en ik over de trusts schreven stelde duidelijk in de eerste clausule: een staatsonderneming en een industriële onderneming, oftewel een trust, is een onderneming die op commerciële basis opereert, dus met het doel winst te maken. We hebben de trusts een vastomlijnde taak gegeven; winst te maken. Deze wet werd aangenomen door het Centraal Comité, een plenaire vergadering als ware het een partijcongres. Als we de directeur van een trust een taak geven, moet hij die ook uitvoeren. De vakbonden, onze partijorganisaties en onze hogere organen, die boven de trusts staan, moeten het werk van die manager controleren. Als we vragen, is het een goede of een slechte trust? Dan meten we dat af aan de toename van de winst. Deze taak is gesteld en moet opgelost worden.

Maar nu komen er kameraden naar voren die zeggen: “Als de trustdirecteuren winst najagen zullen ze eerst prijzen verhogen en daarna de lonen verlagen en dus in zijn algemeen de arbeiders en boeren plunderen en hierdoor krijgen ze een hoge winst”. En dus trekken ze de conclusie: het is een slechte zaak een hoge winst te maken. En zo, kameraden, stuiten we op een tekortkoming in ons systeem. Ik zal niet zeggen een tekortkoming in management, want zo’n leiding hebben we nog niet. Maar één van het systeem van onze staatseconomie als geheel. As we de lonen verhogen, maar de prijzen verlagen en dan eisen: je moet meer winst produceren, wat betekent dat dan? Het betekent: probeer alsjeblieft de productie te verhogen, probeer alsjeblieft de overhead te verkleinen en probeer alsjeblieft je zaak beter te runnen. Want we geven je vastomlijnde kaders; verhoog de lonen, verlaag de prijzen en probeer tegelijkertijd maximale winst te maken.

Als twee vergelijkbare trusts, laten we textieltrusts nemen, opereren onder dezelfde omstandigheden (en het is om het even of het nu augustus 1923 of de winter van 1924 is), dan hou ik vol dat, indien een trust een veel hogere winst weet te maken dan die andere, onder gelijke omstandigheden, die ene trust beter werkte omdat de zaak beter werd geleid. Ik zou het op dat principe beoordelen. Maar jullie willen een andere weg bewandelen, een weg die onze trusts, onze vakbonden en onze partijorganisaties, in volledige verwarring brengt. Jullie weg is de volgende: zeg de trustbazen dat ze ‘minimale winst’ moeten maken, oftewel de kleinste winst. Ik spreek nu over dit feit, omdat de minimum winst nul is. Door een doel van minimale winst te stellen, te stellen dat we het doel hebben een bedrijf zonder winst of verlies te runnen, is radicaal fout. Ik stel me voor dat de kameraden in werkelijkheid bedoelden, toen ze deze resolutie opstelden, niet een minimale winst, maar een ‘bescheiden winst’. Dus laten we daar dan maar vanuit gaan.

Dus brachten we de eis naar voren: produceer een bescheiden winst. De trustdirecteur heeft een collectieve overeenkomst met de vakbond, die het salarisniveau bepaalt en, laten we aannemen, een prijs, gecontroleerd, gereguleerd en vastgesteld, in overeenstemming met het prijsbeleid wat wij hebben geformuleerd en waarboven hij niet mag verkopen. Onder deze omstandigheden slaagt hij erin zijn overhead te verminderen, productie te verbeteren, nieuwe markten in de economie te betrekken, de middenmannen er tussen uit te drukken en te ontwijken, nieuwe consumenten te vinden, omzet te verhogen en dergelijke en zo zijn winst te verhogen. Aan het eind van het jaar staat er een hoge winst in de boeken en slaat hem de angst om het hart; “Wilt u mij verontschuldigen, want volgens de richtlijn mag ik slechts een bescheiden winst maken”. Zoals jullie kunnen zien ligt de kern van de zaak dus niet in de slogan ‘bescheiden winst’, nee, het gaat juist om een correct prijsbeleid en een correct loonbeleid. Het is essentieel en noodzakelijk om een decreet binnen die kaders af te kondigen: produceer de maximale winst, want een economie kan niet gerund worden op een andere manier, anders zouden we onze economische managers corrumperen, verwarring in de partij zaaien en de trusts verlagen tot het niveau van de financiële staatsinstituten.

Laat ons nu overgaan op het volgende vraagstuk, waarover veel verwarring bestaat, zowel in de resolutie van het Centraal Comité, als in de toespraak van kameraad Rykov; de kwestie van onze buitenlandse handelsbalans

Ten aanzien van de actieve balans. Wederom als gevolg van een zekere ontkoppeling in bepaalde delen van onze staatseconomie en het feit dat zich weer een aantal financiële problemen voordoen, wordt in de stellingen van het Centraal Comité recentelijk de nadruk gelegd op, in ieder geval in de periode voorafgaand aan mijn vertrek uit Moskou, een vermindering van de import en zo ‘de actieve handelsbalans’. Allereerst, we moeten heel duidelijk zijn over hoe we deze kwestie formuleren. Gisteren legde kameraad Kamenev het in zijn rede in de Kolommen Zaal het als volgt uit: als we handelen met het buitenland en wij houden er netto aan over, dan hebben we een actieve handelsbalans. Ligt het netto voordeel in het buitenland, dan is hij passief.

Kameraden, een actieve handelsbalans heeft een zeer specifieke betekenis, welke door kameraad Rykov min of meer duidelijk werd uitgelegd en die niets te maken heeft met ten wiens gunste de handelsbalans uitpakt, maar in welk land het goud wordt gedeponeerd.

Als we deze richtlijn uit deze zeer belangrijke, en ik vind eigenlijk, doorslaggevende, resolutie van het Centraal Comité overnemen, die ons beleid zal bepalen in de aanstaande periode, nl, de eis een actieve handelsbalans te verkrijgen en te handhaven, wat betekent dit dan? Dit houdt in dat we de import verminderen en de export zo sterk mogelijk stimuleren. Dat is dan ons beleid ten aanzien van de handelsbalans.

Laat ik daarom de kwestie op deze manier formuleren: onze export moet toenemen, mede vanwege de stijging in de landbouwproductie, maar ook om mogelijkheden te creëren die dingen uit het buitenland te importeren, waar onze economie behoefte aan heeft.

Onze buitenlandse handel moet daarom helemaal niet worden gebouwd rond een actieve balans, maar door de import tegen de export af te zetten, dus weliswaar het verhogen van de export en, terwijl we dit doen, te trachten binnen te halen wat we nodig hebben en niet toestaan dat dit verschil in goud wordt uitgekeerd. Waarom? Omdat het voor ons een slechte zaak is goud te accumuleren. Natuurlijk is het leuk een beetje goud, of zelfs een grote hoeveelheid, op te potten, maar is het daar nu de tijd voor? Neen. Het is daar nu niet de tijd voor, omdat we geen goud nodig hebben, maar een heropleving van onze industrie en economie. En dat zal niet lukken door goud bij Sokolnikov en Sheinman op te slaan (resp. de volkscommissaris van financiën en directeur van de staatsbank).

In plaats van een beleid van actieve handelsbalans, hebben we een beleid nodig dat de import en export balanceert. Als we tegelijkertijd de eis uitvoeren, zoals de resolutie terecht stelt, om een buitenlandse lening te verkrijgen en we doorgaan om buitenlands kapitaal in ons land aan te trekken, dan doet zich de vraag voor: wat zal het aangaan van een lening voor gevolgen hebben in termen van handelswaar? Betekent het dat we hierdoor goudstaven aan het importeren zijn? Nee, het betekent dat we handelswaar tegen dat bedrag importeren, zelfs als we goud zouden lenen, om ze daarmee te betalen. Wat betekent de import van buitenlands kapitaal in de vorm van concessies en aanbestedingen? Het betekent, uiteindelijk, de import van het corresponderende volume aan buitenlandse waar. Dat is de enig mogelijke positieve kant, die een buitenlandse lening en het concessie beleid kan hebben.

Daarom betekent het gelijktijdig naar voren brengen van de eis, of taak, voor onze economie, dat er buitenlands kapitaal moet worden aangetrokken en dus over een buitenlandse lening moet worden onderhandeld en de eis van een actieve handelsbalans; het niet koppelen van onze industrie met onze handel en onze financiën. Deze eisen zijn in de praktijk onverenigbaar.

En zo brengen deze gedeeltelijke fouten, die ik heb behandeld in de vorm van specifieke amendementen, die nog verspreid zullen worden, ons terug naar de vraag waar ik mee begon. Dat is de noodzaak een plan op te stellen, die onze staatseconomie tot één systeem verenigt en de taak stelt aan de leiding van de staatseconomie, op een dusdanige wijze, dat in de strijd tussen de twee tendensen, de Nieuwe Economie Politiek (NEP), met de handelskapitalistische elementen en het staatssocialistische element, de overwinning blijft liggen bij het staatssocialistische principe.

Daarin ligt het verschil tussen de formulering van deze kwestie in de stellingen van het Centraal Comité en hoe ik deze heb gepresenteerd.

Nog twee korte opmerkingen. Betekent dit, dat ik hiermee mijn eigen economische beleid tegenover dat van het Centraal Comité stel? Niet in het minst. Het betekent alleen dat, terwijl we een juist en gericht beleid ten aanzien van onze economie voeren, het Politburo nog niet de juiste praktische vragen stelt, die nu gesteld dienen te worden en die het leven zelf, als het ware, naar de voorgrond heeft gebracht; het is absoluut noodzakelijk deze praktische vragen in de nabije toekomst te stellen, anders zal het NEP element, het handelskapitalistische element, ons bij de strot grijpen en het begin van een socialistische economie, die we al hebben in de vorm van de coöperatieven en de staatseconomie, om zeep helpen.

Na de discussie over het economische beleid, presenteerde Stalin het verslag over de opbouw van de partij. Hij concentreerde zijn aanval op Trotski en ging verder om de ideeën, zoals die in ‘De Nieuwe Koers’ naar voren werden gebracht, te verdraaien en verkeerd voor te stellen. Stalin introduceerde de persoonlijke noot in zijn aanval, door te verklaren dat “ Trotski zichzelf als een superman had verheven, boven het Centraal Comité”. Als laatste en belangrijkste, maakte hij voor het eerst de bepalingen openbaar, zoals vastgelegd in de resolutie over Partijeenheid van het Tiende Congres in 1921, in relatie tot disciplinaire maatregelen tegen leden van het Centraal Comité. Pyatakov en Rakovski, zowel als Trotski, waren Centraal Comité leden van de oppositie. Dit was een dreigement om de oppositie te onderdrukken. Preobrazjenski gaf, namens de oppositie, weerwoord aan Stalin.

De toespraak van Preobrazjenski

Kameraden, we zullen niets begrijpen van de processen die op dit moment in de partij plaats vinden, als we, van begin af aan, blijven weigeren om deze processen te verbinden aan de fenomenen die plaatsvinden op sociaal en economisch gebied en de onderlinge klasse verhoudingen. Onze partij heeft zeer goede tradities op dit gebied — ze heeft bijna altijd bij een nieuwe wending, hoe groot deze ook was, zowel binnen als buiten de partij, in de eerste plaats en als basis, een inschatting gemaakt van de algemene situatie. En daarna, op een marxistische manier, een beschouwing van de situatie in de partij. Daarom ben ik het oneens met het voorstel van kameraad Stalin, om het niet te hebben over de geschiedenis van het ontstaan van onze verschillen; omdat deze geschiedenis nauw verbonden is aan, en noodzakelijkerwijs nauw verbonden is, aan de analyse van al deze processen, die in ons land plaatsvinden en, boven alles, binnen de arbeidersklasse, wiens voorhoede wij in feite zijn. Daarom zal ik mijn verslag vanuit dat gezichtspunt beginnen.

Wij zijn de NEP periode in 1921 begonnen. In onze partij hebben we een unanieme wending in de richting van de NEP gemaakt. Wij hebben de eerste fase doorgevoerd, de eerste stap in de NEP, onder leiding van kameraad Lenin. Maar vanaf 1923 zijn we een nieuwe periode van de NEP ingegaan, daarover kan in de partij geen misverstand meer bestaan. Waar bestaat die uit? Welke invloeden zullen er in de toekomst op de partij worden uitgeoefend, in toenemende mate, van maand tot maand, jaar na jaar? Wat is de kern van deze nieuwe periode? De inhoud bestaat uit het volgende: terwijl we eerst onze productiekrachten in onze economie spontaan lieten ontwikkelen, de invloed van onze staatsindustrie beteugelend, lieten we het aan onze trusts zelf over om zich onder marktomstandigheden te ontworstelen aan de moeilijkheden waar zij zich in bevonden; terwijl we, in zijn algemeenheid, vonden dat er een ontwikkeling van de productiekrachten, in alle vormen van de economie plaats zou vinden, omdat er grote ruimte was voor ontwikkeling, van zowel het NEP kapitaal, de staatsindustrie en de kleine industrie, enzovoort. In zoverre deze antagonistische vormen niet met elkaar in conflict kwamen, was het in deze periode grotendeels een kwestie van spontane ontwikkeling.

Het economische beleid van onze partij in die periode bracht nieuwe problemen niet aan het licht en dat kon grotendeels ook niet anders. Maar 1923 was, wat dat betreft, een keerpunt. In de lente hadden we de eerste tekenen van een crisis in de verkopen. Al in maart en april van 1923 waren er duidelijke aanwijzingen dat de ‘schaar’ zich verder aan het openen was, precies waar kameraad Trotski een gedeelte van zijn verslag op het Twaalfde Congres aan wijdde. En dus waren we een nieuwe periode ingegaan en was het de taak van onze partij om alle tendensen van die periode bijtijds in te schatten en ons interne beleid en interne partijpolitiek, navenant aan te passen. Maar wat zien we en hoe wordt dit weerspiegeld in onze partijbesluiten?

We zagen dat op het Twaalfde Congres een resolutie over de industrie werd aangenomen, dat dit proces onderkende en dit bijtijds deed. Maar wat gebeurde er daarna? Hebben we de hier uit volgende aanpassingen binnen de partij doorgevoerd? Dat hebben we niet. Kameraad Lenin heeft eens gezegd dat er na de overgang naar de NEP, een paar jaar zouden volgen en er dan een nieuwe situatie zou ontstaan, in relatie tot de kwestie van partijeenheid. Ik denk dat die paar jaar, zoals kameraad Lenin stelde, een juiste inschatting was. Maar de meerderheid van het Politburo in het Centraal Comité blijft maar volhouden dat het twee en een half is. Ik denk dat zelfs kameraad Lenin toen niet kon voorzien welke snelle vooruitgang we, met name, in de industrie, zouden boeken. Maar vanaf dat punt groeide er een verschil tussen het interne partijbeleid en de objectieve taken van de partij in de NEP periode, omdat het proces van ‘ontklassen’ van de kapitalistische elementen af begon te nemen en de arbeidersklasse begon te groeien. Met het oog op dat proces hadden we de bureaucratische tendensen moeten verzwakken, niet versterken. Daarenboven groeide er een verschil tussen de processen binnen de partij en de omstandigheden waaronder we onze taken in het partijwerk, moesten verrichten.

Hierin ligt de fundamentele fout die door het Centraal Comité is gemaakt. Sinds kameraad Lenin zijn werk heeft moeten verlaten, zijn er diverse fouten gemaakt, waaronder een aantal grote. Deze fouten hebben allemaal een punt gemeen en kunnen onder één algemeen kenmerk worden samengevat. Dit gemeenschappelijke kenmerk in de fouten van het Centraal Comité ligt in het feit dat ze niet in staat is, (zoals dit in het verleden wel het geval was met kameraad Lenin in het centrum) om ruim van te voren te voorspellen, welk ontwikkelingsproces, al dan niet spontaan, tot wasdom is gekomen en hier dan in een vroeg stadium op te reageren door een beleidswijziging en die dan volledig door te voeren, in plaats van halverwege deze weer af te blazen. Ik zal dit aantonen met een aantal voorbeelden.

We kunnen zien dat we nu, uiteindelijk, uit die staat van lamlendigheid en een zekerr bureaucratische gemoedelijkheid binnen het apparaat zijn getrokken, die was ontstaan door de steeds unaniem aangenomen resoluties en het gebrek aan discussie over vooraf gefabriceerde besluiten, die van bovenaf neerdaalden, waarover kameraad Kamenev al schreef. En wie heeft ons uit die staat van lamlendigheid gesleept? De arbeidersklasse. Ze sleept ons uit onze lamlendigheid door haar stakingen, met andere woorden, de partij wordt spontaan gedwongen haar koers te veranderen. En dat betekent dat ten aanzien van de nieuwe koers, waaraan deze kwestie ten grondslag ligt, het Centraal Comité, en vergeef me de historische vergelijking, ‘op sleeptouw moest worden genomen’, de oude bolsjewieken weten wel wat ik bedoel. De partij werd opgeduwd door deze spontane processen, in plaats van ze te voorzien. Alleen als gevolg van een zich verdiepende en duidelijk manifesterende crisis, in de vorm van abcessen zoals de ‘arbeiders-waarheid groepen de ‘arbeidersgroep’, alleen hierdoor werd het Centraal Comité wakker en voelde zich genoodzaakt de werkmethodes in de partij te herzien.

Maar, daarbij, staan de zaken op het economische vlak er precies hetzelfde voor. Op het Twaalfde Congres hebben we een resolutie over de industrie aangenomen, die al deze discrepanties, die zich later ontwikkelden, al had voorzien en dus ook de noodzaak tot meer planning al voorzag. Tenminste, dat is hoe het gisteren door dit congres in een resolutie is vastgesteld.

Sta mij dan nu toe over te gaan naar de volgende fout van het Centraal Comité, die zij maakte op de plenaire vergadering van het Centraal Comité en de Centrale Controle Commissie in oktober. Ik moet jullie vertellen dat voor ons, die het document van de 46 hebben ondertekend, deze situatie al heel duidelijk was, zelfs voor we het document hebben ondertekend. We nemen het onszelf kwalijk, dat we over deze kwestie niet eerder aan de bel hebben getrokken. Het zou een paar nuttige gevolgen hebben gehad, als we eerder hadden getekend. Maar om dit document op zijn waarde te kunnen schatten, moeten de omstandigheden waar we ons toen in bevonden, wel worden meegewogen. De omstandigheden waren er een van een toenemende crisis, waarvan niemand de grenzen kon overzien. De breuk tussen de arbeidende massa’s en de partijorganisaties werd genadeloos aangetoond door de stakingen, die met name in Moskou schade aan de partij toebracht, als gevolg van een zeer gezagsgetrouw comité, dat, helaas, de onderliggende processen die onder brede lagen van arbeiders plaatsvonden, over het hoofd zag. Wat is die schade? De gebeurtenissen van juli en augustus en de navolgende gebeurtenissen, hebben dit laten zien. En dus, door naar buiten te treden met het Document van de 46, hebben we helder en duidelijk de twee fundamentele kwesties aan de orde gesteld; ten eerste de overgang naar meer arbeidersdemocratie en ten tweede, de overgang naar een systeem van meer economische planning.

Maar boven alles moet ik protest aantekenen tegen een volledig ontoelaatbare verdraaiing, die plaatsvond in relatie tot dit document, niet alleen in de bijeenkomsten in Moskou, maar ook in het officiële document van het Politburo. Op pagina 34 kunt u lezen: “Deze verklaring van de 46, die grotendeels een herhaling van de brief van kameraad Trotski was en bij kameraad Trotski bekend was, voordat zij in het Centraal Comité werd gebracht, stelde dat het Centraal Comité de partij en het land naar de ondergang leidt”.

Ik heb deze passage tussen aanhalingstekens gezet. Deze woorden komen in ons document niet voor. Je mag zulke aanhalingen niet maken in een officieel document. Overal waar de kameraden Kamenev en Boecharin op bijeenkomsten spraken, hebben ze deze woorden, als woorden uit ons document, aangehaald. Wij hebben een scherp omlijnde resolutie op de plenaire bijeenkomst over de kwestie van arbeidersdemocratie geponeerd. Om duidelijk te zijn over hoe de discussie op de plenaire bijeenkomst van het Centraal Comité en de Centrale Controle Commissie in oktober verliep, praktisch gezien en niet formeel, dan was de kwestie deze; over de kwestie van arbeidersdemocratie stelden wij voor dat het plenum een resolutie aan zou nemen, die uiteindelijk werd overgenomen, omdat ze terecht kwam in het document van 5 december, in een betere, preciezere en scherpere vorm.

Dus wat is dan hier de hamvraag? Waarom, toen er over de resolutie gestemd moest worden in oktober, werd deze afgewezen, met maar 2 stemmen voor en 5 of 6 onthoudingen? Waarom accepteerde het Centraal Comité en de Centrale Controle Commissie ons voorstel niet? Wat is dit voor iets? We hebben een aantal processen in onze partij waargenomen en hebben onze angst over het beleid van het Centraal Comité geuit. Laten we de situatie bespreken, hoor ons aan en luister naar ons voorstel, hebben we gezegd. Er werden er twaalf van ons uitgenodigd, we werden aangehoord en ons voorstel werd met overweldigende meerderheid afgewezen, bijna unaniem zelfs. En een lange resolutie werd aangenomen, waarin allerlei beschuldigingen tegen ons werden geuit. Moet het Centrale Comité van onze partij echt zo reageren op een voorstel, dat van een aantal verantwoordelijke kameraden afkomt, wiens jaren partijlidmaatschap, dat van de 46, bij elkaar opgeteld, niet minder is dan dat van het gehele Centrale Comité? Serieus, zulke methodes kun je toch niet naar eer en geweten gebruiken, wanneer er onrust in de partij is, er crisissen zijn ontstaan en wanneer elke zichzelf respecterende bolsjewiek, die ze kan zien groeien en de naam communist en bolsjewiek waardig wil zijn, naar het Centraal Comité dient te stappen en zeggen: “Ik ben tamelijk verontrust, maar dit is hoe ik een uitweg uit deze situatie zie”?

Toen in oktober het Plenum onze resolutie verwierp en haar eigen resolutie vol beschuldigingen naar voren schoof, was de kern van ons betoog, in al onze toespraken en artikelen, dat we de overgang naar de nieuwe koers van bovenaf moesten maken, zonder de partij met zware discussies in beroering te brengen. Op het plenum zeiden we dat onze positie dusdanig was, de gebeurtenissen in Duitsland waren tot uitbarsting gekomen, dat we deze maatregelen niet uit konden stellen, omdat we anders niet strijdvaardig genoeg zouden zijn, om de uitzonderlijk ingewikkelde situatie in de Duitse revolutie het hoofd te bieden. En ook was er geen tijd voor een echt uitgebreide discussie. Het Centraal Comité wees deze formulering af en dat was een vergissing.

Sterker nog, het Centraal Comité verwierp de houding om meer nadruk op de planning van de economie te leggen en noemde onze toespraak, ik kan me de precieze woorden die kameraad Rykov en de anderen gebruikte niet herinneren, maar lovend waren ze niet, academisch, schoolmeesterachtig enzovoort, om ze daarna voor driekwart op te nemen in de resolutie van 5 december! Wij hadden voorgesteld dat het Centraal Comité deze overgang zou doorvoeren, niet op basis van paniek of door druk van onderaf, maar van bovenaf, op een zeer georganiseerde manier. Het Centraal Comité verwierp echter zo’n aanpak van deze kwestie en de navolgende gebeurtenissen verliepen spontaan, precies zoals we het Centraal Comité hadden voorspeld en voor gewaarschuwd.

In het antwoord van het Politburo aan kameraad Trotski vinden we het volgende punt: “We ondervinden een snel groeiende partijcrisis. Kameraad Trotski vindt dat vanzelfsprekend en verklaart deze dan ook niet nader”. Dit, kameraden, werd geschreven op het moment dat wij waarschuwden dat een partijcrisis onvermijdelijk was geworden, maar de kameraden van het Centraal Comité beweerden bij hoog en bij laag dat er geen sprake van een crisis was — en dat met een optimisme, welke in toenemende mate tot uitdrukking komt in haar inschatting van de situatie, sinds kameraad Lenin zich heeft teruggetrokken. Een optimisme dat voor onze partij zeer gevaarlijk is.

Kameraden, wij kunnen ons zulke grote politieke fouten niet permitteren. Want wat hier is gebeurd, is een grote politieke fout. In de loop van de discussie hebben we een heleboel verklaringen van leden van het Politburo aangehoord; dat de partij een crisis doormaakt, dat de partij last van koorts heeft en dergelijke. Maar dit werd in december gezegd, terwijl het in oktober nog categorisch werd ontkend. Kunnen we werkelijk zo een gebrek aan een vooruitziende blik toestaan? Maar het is toegestaan en we nemen nota van dit feit.

Hoe ging het daarna verder? Kameraad Zinovjev schreef zijn artikel waardoor de discussie werd geopend, een publieke discussie, in onze partij. Als gevolg hiervan kwamen er veel reacties uit alle richtingen binnen, terwijl in de districten in Moskou een debat over deze kwestie op gang kwam. Op de Sverdlov Universiteit kreeg kameraad Zinovjev de gelegenheid de stemming die daar was gerezen, te proeven, die ook voor ons onverwacht kwam. (een stem vanaf een zetel: En wat over het artikel van Preobrazjenski?)

Er was ook nog mijn eigen artikel. Het verscheen op dezelfde dag, als de gebeurtenis op de Sverdlov Universiteit. Hoe heeft deze kwestie zich verder ontwikkeld? Jullie kennen de inhoud van de toespraken. Er werd niet ontkend dat er zich een zekere verschuiving binnen onze partij had voorgedaan, maar dit was totaal niet voorzien door het Centraal Comité. Kameraad Kamenev presenteerde zijn verslag in het Bauman district, waar de door ons voorgestelde resolutie werd aangenomen, met maar zes stemmen tegen.

En dus waren de kameraden van het Centraal Comité er nu van overtuigd dat de zaken er serieus voorstonden. Maar alles ontwikkelde zich spontaan. De Centraal Comité leden vinden nu de tijd rijp om het document van 5 december te lanceren, op de golf van de publieke opinie die door de partij waarde. Dit besluit had eerder genomen kunnen worden, het had in oktober kunnen worden genomen, toen de hele koerswijziging nog doorgevoerd had kunnen worden met veel minder opschudding. Maar dankzij het feit, dat ook hier het Centraal Comité heeft gewacht op een stoot van onderaf, bevond ze zich wederom in een positie, dat ze op sleeptouw moest worden genomen. En die situatie verscherpte daarna in de discussie.

En hoe ging het daarna verder? Hier in Moskou konden we zowel voor, als tegen de voorstellen zijn, met als gevolg, dat de organisatie in Moskou optimaal in de gelegenheid was, naar alle gezichtspunten te luisteren en haar eigen inschatting over de meningen en gevoelens te maken. Maar voor de provincies was dit niet het geval, want hier werd de grootste rol gespeeld door de informatie, die in de Pravda verscheen., inclusief de leuzen, die het centrale orgaan van de partij vanaf het begin van de discussie, naar voren bracht.

Dit vraagstuk is van grote betekenis. Wanneer er zich een discussie voordoet, draagt het Centraal Comité op dat gebied een grote verantwoordelijkheid; wat zijn de uitgangspunten die ze naar voren brengt in die discussie? Hoe moet ze de ontstane situatie definiëren? Hoe moet ze de beweging karakteriseren, die in de partij plaatsvindt? Dat is bepalend voor het vervolg. En dus zagen we dat het Centraal Comité, volslagen in paniek geraakt door de gebeurtenissen in de Moskouse organisatie, een uitgangspunt naar voren bracht, welke een ultra negatieve rol ging spelen gedurende de hele discussie, door de partij te intimideren en de mogelijkheid te ontnemen om objectief, alles wat er in de partij was gebeurd, te kunnen beoordelen, met als logische consequentie, dat dit werd gevolgd door een reeks kleinere fouten van het centrale orgaan en de provinciale organen van de partij.

Hoe jullie ons beoordelen is het belangrijkste sleutelvraagstuk. Hierover bestaat veel verwarring en verschil van mening — hoe definieer je de sociale achtergrond van wat de Oppositie wordt genoemd? Het Centraal Comité stelt in haar uitgangspunt dat we een mensjewistische afwijking over organisatorische en economische kwesties vertegenwoordigen en deze zeer polemische slogan werd gelanceerd om optimale omstandigheden te creëren om tegen deze stemming van oppositie te vechten en deze te vernietigen. Deze slogan, die in het geheel niet in overeenstemming is met de werkelijke situatie en niet meer of minder is dan volslagen ontoelaatbare zwartmakerij, deze slogan werd door de partij opgepakt, als ware het een decreet van het Centraal Comité.

Op dat moment, een moment van paniek in het Centraal Comité, toen het ons onderwierp aan een waar bombardement van volslagen ontoelaatbare beschuldigingen, zoals nog nooit had plaatsgevonden binnen onze partij, voorafgaand aan een congres, kwamen kameraden met allerlei verschillende voorstellen naar voren, gericht tegen die van het Centraal Comité en de strijd verscherpte zich. En ook voltrokken de gebeurtenissen zich helemaal niet, zoals kameraad Stalin ze beschreef. Hij gaat er van uit dat na de publicatie van 5 december, er geen verschillen meer bestonden. En daar ben ik het dus echt niet mee eens. Laten we het document van 5 december nemen, we hebben meerdere meningsverschillen, niet alleen over het item van het aanstellen van secretarissen, die niet geheel in de geest van arbeidersdemocratie was. Maar dat is het belangrijkste niet, wat telt is hoe we in de toekomst gaan samenwerken. Kameraad Stalin haalde mijn resolutie aan, die ik had voorgesteld in de Kolommenhal (op het provinciale congres in Moskou) en drukte zijn verbazing uit over het feit dat deze niet werd aangenomen — ik weet niet of hij serieus was of een grapje maakte. Ik moet stellen dat dit kenmerkend is voor de huidige situatie. Als gevolg van het decreet van het centrale orgaan, volgend op het document, kregen we een houding tegenover deze kameraden, alsof ze ‘aan de andere kant stonden’ in deze controverse en zo ontstond er, geforceerd door de pressie van het Centraal Comité, geleidelijk aan een groep in de partij. Dat is er gebeurd. En zo, kameraden, is alles wat er daarna gebeurde een logisch gevolg van die stand van zaken. Ik kan alleen een algemene schets van de fouten van het Centraal Comité geven, voorafgaand aan de open brief die kameraad Trotski op 8 december publiceerde. En deze kenmerkt zich in het feit dat, in afwezigheid van kameraad Lenin, het Centraal Comité van de partij een zeer groot conservatisme aan de dag legde, onvoldoende rekenschap nam van het proces dat zich in de partij ontwikkelde en tegelijkertijd een zekere laksheid ten aanzien van de hierover te nemen besluiten.

Het volgende vraagstuk waar we naar moeten kijken is hoe onze relatie zich verder gaat ontwikkelen, naarmate deze discussie voortduurt. Want de slogan van het mensjewisme van de oppositie is, na haar lancering, nu verder uitgebouwd. Bovendien is de brief van kameraad Trotski verschenen. In dit licht had het Centraal Comité niet mogen doen wat ze heeft gedaan. Ze maakte de navolgende fout, waarvan de praktische gevolgen nu nog niet kunnen overzien. Als het Centraal Comité vond dat kameraad Trotski, door het publiceren van zijn commentaar, hiermee afweek van de resolutie van 5 december en een bepaalde afspraak brak, dan had ze de zaak puur formeel moeten afhandelen. Ze had het Politburo bijeen moeten roepen, een formeel besluit ten aanzien van de brief moeten nemen en dit besluit dan kenbaar moeten maken aan de partij. We hebben kunnen zien hoe, ook hier, de gebeurtenissen zich ongecontroleerd ontwikkelden. Kameraad Stalin publiceerde zijn artikel op 15 december. Niemand weet of hij deze schreef in de hoedanigheid als secretaris van het Centraal Comité, of juist als een oude bolsjewiek, of zelfs wat het formele standpunt van Centrale Comité ten aanzien van die publicatie was. Een proces kwam op gang waarbij individuele partijleden weren aangevallen op het krediet dat ze in de laatste zeven jaar hebben opgebouwd. Volgend op het artikel van kameraad Stalin, werden andere Centraal Comité leden ‘uitgekleed’, door over oktober 1917 te beginnen en dergelijke. En zo werden leden als individu in diskrediet gebracht. Waarom was dit nodig? Konden jullie deze kwestie niet afhandelen door een formeel besluit van het Centraal Comité? Kortom, de handelswijze van het Centraal Comité was onjuist.

Ik zal nu overgaan tot de basis fout die het Politburo beging ten opzichte van kameraad Trotski persoonlijk. Ik vind dat de basisfout van het Politburo ten aanzien van kameraad Trotski persoonlijk is, dat ze hem behandelen als een vreemde in ons midden. Met zo’n houding is samenwerking onmogelijk. Dat moet heel goed begrepen worden. Het is in onze partij noodzakelijk dat kameraden, die een buitengewone rol spelen en die heden ten dage nodig zijn in de partij, niet te behandelen als leden van Istpart, maar als leidende politieke figuren, als partijleiders, net zoals kameraad Lenin in dat soort omstandigheden handelde. We zien hier een veel hogere mate van impulsiviteit, dan politieke berekening bij onze partijleiders. In een brief van kameraad Lenin over het Nationale vraagstuk, die om een of andere reden nog steeds onbekend is aan de partij, stelt hij, dat in de politiek ‘rancune vaak de achterliggende motivator is’ (net zoals Lenin, verwijst Preobrazjenski hier naar Stalin).

Dus ook hier vinden we een spontane impuls, maar vanuit een andere hoek; een impuls vanuit de hoek van de persoonlijke verhoudingen, die uiteindelijk de hele toon heeft gezet door dit hele document en alleen maar het effect van een nachtmerrie op de gewone partijleden kan hebben.

De volgende kwestie die door de discussie is aangeboord, is die van het bolsjewisme en de mensjewistische afwijking ten aanzien van de organisatorische kwestie. Hier moet volledige duidelijkheid over zijn. Hetgeen hier wordt aangesneden om puur polemische redenen, staat volledig haaks op de hele geschiedenis van de partij. Voor welke redenen doen we nu een beroep op het partijverleden? Kameraden schrijven vlugschriften in een poging aan te tonen, dat het bureaucratisme in ons apparaat in 1923, verklaard kan worden uit onze partijgeschiedenis. Maar ik blijf volhouden dat onze partijgeschiedenis juist bol staat van categorische verwerping van bureaucratisme. Wat voor bureaucratisme hadden we in de ondergrondse organisatie? Geen enkele. Wanneer stak het bureaucratisme de kop op? Eerst tijdens de burgeroorlog en daarna in de NEP periode. Deze periode in de geschiedenis van de partij werd door veel conservatief denkende en handelende kameraden belicht, als zijnde een ideale op organisatorische en partij-intern gebied en dus werd het historisch perspectief volledig verdraaid. We moeten deze benadering afwijzen, want het is zwartmakerij van de Bolsjewistische Partij en een uiting van conservatisme van het apparaat, dat energiek bestreden dient te worden. Laten we dieper op dit vraagstuk ingaan en het juiste licht op de partijgeschiedenis werpen, want wij, de oude bolsjewieken die niet voor bureaucratisme in 1923 zijn, zullen de tegenstelling die hierachter zit, aantonen.

Het bolsjewisme staat van nature tegenover bureaucratisme. Zij is verbonden met de massa’s. Het is actief en praktisch en kan het verstijven, dat we hadden toen de stakingen plaatsvonden, niet tolereren. Zulk bureaucratisme is dus anti-bolsjewistisch en in tegenspraak met de essentie van onze partij. Maar als er een gevecht tegen ons wordt geleverd met dit soort argumenten, betekent dat in feite, dat jullie de hele geschiedenis van de partij er bij slepen om een stuk of honderd bureaucraten in ons apparaat te rechtvaardigen. Dat is hoe jullie de zaak hebben gesteld. Kameraad Lenin heeft ons geleerd dat we geen waarheid op zichzelf konden zien, maar altijd in relatie tot. Dat is waar, maar als jullie dit gebruiken om een leugen te verdedigen, dan moeten jullie je schamen. Want dit is hoe jullie je gedragen. Wij hebben de ruggengraat van de partij van onder tot boven aangetrokken en terecht. Het is een tweezijdig proces geweest, maar als jullie je tot zulke methodes wenden om een paar honderd bureaucraten te rechtvaardigen, dan staan de zaken er slecht voor en wij zijn tegen zo’n formulering. Het is een vervorming van de werkelijkheid om polemische redenen en geeft onze partij een uitermate onjuiste indruk van de werkelijke stand van zaken. Maar, zoals jullie al te goed weten, zijn de provincies hiermee volgepompt.

En dus werd de kwestie van partijeenheid zo voorgesteld, alsof wij een soort splijtzwammen zijn, die uitgedreven moeten worden. Door de zaak zo voor te stellen hebben jullie, om het bot te zeggen, alle provincies misleid en de gehele partij geïntimideerd. Dat is absoluut ontoelaatbaar.

Dan het laatste vraagstuk, de kwestie van perspectieven. Het is voor ons zeer duidelijk dat er een nieuwe fout aan zit te komen, een die het Centraal Comité wil begaan en die het congres niet moet accepteren. Die fout bestaat hieruit: Waarom kwam onze scheiding van de arbeidende massa’s naar buiten? Omdat in het proces van ontwikkeling van de NEP, we een economie hadden die zich spontaan ontwikkelde en het bureaucratisme toenam in onze partij organisaties. Dat bureaucratisme, die geleidelijke aanpassing van onze partijorganisaties aan het Sovjet staatsapparaat, waar kameraad Stalin over sprak. Als kameraad Stalin vast blijft houden aan wat hij net zei — ik heb absoluut geen probleem met het eerste deel van zijn verslag — als hij vasthoudt aan het feit, dat absoluut waar is, dat onze partij een centralisme in het staatsapparaat ontwikkelde uit het centralisme van onze partij en daarna een degeneratie onderging, als gevolg van de druk van dat apparaat; als dat waar is, dan moet ik jullie waarschuwen, dat de koers die jullie nu volgen ten aanzien van de zogenaamde oppositie, ons rechtstreeks terug zal leiden tot de ellende waar we vandaan kwamen.

Uit de logica van alle grote massabewegingen blijkt dat dit onvermijdelijk is. Waarom zal dit gebeuren? Dat zal hierom gebeuren. Als het congres akkoord gaat met het openbaar maken van het laatste punt in de resolutie, waar kameraad Stalin over sprak; de bepalingen om Centraal Comité leden te disciplineren, als ze akkoord gaat deze versregels uit te brengen, die in theorie tegen de Oppositie is gericht, maar in de praktijk gericht zal zijn tegen de resolutie van 5 december en tegen alle actieve pogingen om de wending naar de nieuwe koers en interne partijdemocratie te maken, waar wij geen fetisj van hebben gemaakt, dan zal er het volgende gebeuren. Dan zal de partij de mond worden gesnoerd. Omdat elk lid die zich uit, dan als opposant kan worden bestempeld, zelfs als hij helemaal geen ideologische binding met de Oppositie heeft. Als hij wordt aangepakt en beoordeeld vanuit het standpunt of de resolutie op dit of dat punt van toepassing op hem is, sturen we de partij op dood spoor. En ondertussen zullen de taken, die we aan de partij hebben voorgelegd op 5 december, voor onbepaalde tijd worden vertraagd.

Nu over ons apparaat. De kloof tussen de partij en de arbeidersklasse zal niet verminderen, maar groeien. Op een aantal bijeenkomsten refereerde kameraad Zinovjev aan de samenstelling van onze partij en wees op de enorme mate van specialisatie en buitengewoon diverse samenstelling ervan, op diverse gebieden. Kameraden, ik durf te stellen dat we nu een situatie hebben, waarin de 18.000 partijleden waaruit het apparaat bestaat, minus diegenen die geen leidende rol spelen, door deze specialisatie, nu de verantwoordelijkheid hebben voor de hele partij en haar totale organisatie. Als gevolg hebben we een gebrek aan contact, niet alleen met de gewone afdelingsleden en met de arbeidende massa’s, maar ook met leidende partijleden, die op andere bijzondere terreinen werkzaam zijn. Dit proces, een zeer schadelijk proces, zal versterken en niet verzwakken, dankzij het feit dat de beleidslijn die jullie hebben neergelegd, een gevecht tegen de Oppositie, onvermijdelijk hiertoe leidt.

Voorafgaand aan het zware geschut dat tegen de oppositie werd ingezet, is het Centraal Comité van de partij begonnen met het zaaien van verwarring. Dit is een teken dat jullie vanuit een gezichtspunt werken, die neerkomt op min of meer dezelfde remedie, die ons uiteindelijk rechtstreeks confronteerde met de stakingen in juli en augustus en zal confronteren met een nieuwe partijcrisis. Wij spreken hier openlijk over. De resolutie van 5 december kan onder zo’n regime in de partij niet uitgevoerd worden. We moeten een duidelijk perspectief voor ons hebben. Ten aanzien van dit vraagstuk stellen wij voor de resolutie van 5 december te implementeren. Eveneens stellen wij voor, alle methodes van strijd die gedurende deze discussie zijn gebruikt, te veroordelen, kenmerkend als ze zijn voor een gevecht van bureaucraten in ons apparaat tegen de groei en ontwikkeling van onze partij.

_______________
[1] Een politieke groepering gevormd buiten de Communistische Partij door de voormalige bolsjewiek Panyuskhin in 1921. Het was een van de vele groepen binnen en buiten de partij die naar anarchisme neigden en zich tegen de partijleiding in de Sovjets en de vakbonden verzette in de beginjaren van de NEP.
[2] Sapronov maakt hier een ironische verwijzing naar de herhaalde aanvallen van de partijleiding op zijn eigen ‘fractie’, die bekend stond als de ‘Democratisch-Centralisten’