Bron: De Internationale, 1960, nr. 1, driemaandelijks [Met dank aan Rob Gerretsen]
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?
Zal het fascisme in Frankrijk aan de macht komen, of zal de arbeidersklasse dit weten te verhinderen, ziehier het vraagstuk waarvoor wij staan.
De reeds zes jaren durende koloniale oorlog in Algerije, waarvan het minder dan ooit waarschijnlijk is dat hij door de Franse bourgeoisie gewonnen zal worden, dwingt de bourgeoisie om maatregelen te nemen tegen de arbeidersklasse in het moederland om door middel van een “sterke staat” de middelen te verkrijgen om de Algerijnse revolutie neer te slaan.
Het aan de macht komen van het regime van De Gaulle was slechts mogelijk dankzij het volkomen bankroet van de politiek van de Communistische en Socialistische partij.
De demoralisatie van de communistische arbeiders zette in onmiddellijk na het einde van de tweede wereldoorlog, toen de communistische leiders de arbeiders die gewapend uit het verzet tegen het Duitse fascisme gekomen waren, opriepen hun wapens in te leveren en zich te onderwerpen aan de Franse regering van De Gaulle, waarin Thorez en andere communistische leiders minister weren.
Onder de leuze “ER IS MAAR EEN LEGER, EEN STAAT EN EEN POLITIE”, bevalen de leiders van de PCF de verzetstrijders hun wapens af te staan op het moment dat de machtsovername door de arbeidersklasse geenszins een onmogelijkheid was. Het waren de dagen van het Anglo-Amerikaans-Russische bondgenootschap, dat volgens Moskou onverenigbaar was met de machtsverovering van het Franse en Italiaanse proletariaat in 1945.
(Het was de tijd dat in Nederland de communistische partij werd opgeheven, de rood-wit-blauwe vlag geheven werd op de vergaderingen van de Waarheidsbeweging, advertentie’s geplaatst werden in “De Waarheid” om vrijwilligers op te roepen deel te nemen aan de “bevrijding” van Indonesië, “Organiseren en Produceren”, de officiële leus was van Paul de Groot c.s.)
Een lange weg van verraad werd nog afgelegd door Thorez c.s., waarbij de illusie-tactiek gevolgd werd van het neutraliseren van de bourgeoisie. Voorbereiding van de machtsovername door een arbeiders- en boerenregering lag helemaal niet in de bedoeling van de Vredesbeweging, vredesduiven en vreedzame co-existentie resulteerden in het stemmen van de communistische parlementsleden voor de speciale volmachten voor de regering in 1956 om de revolutie in Algerije te verpletteren en maatregelen te nemen tegen binnenlands verzet.
De Gaulle kwam aan de macht zonder noemenswaardig verzet van de Communistische Partij. Gedemoraliseerd door het verraad van hun leiders in de afgelopen jaren staan de communistische arbeiders tegenover de georganiseerde macht van de bourgeoisie, het leger en de politie.
Het verraad van de socialistische leiders Mollet, Lacoste, Lejeune e.a. is zo mogelijk nog schandaliger dan dat van de communisten. Mollet de leider van de partij, heeft lange jaren voor en tijdens de koloniale oorlog als minister de bourgeoisie gediend, terwijl Lacoste als stadhouder van de Franse staat in Algerije was gestationeerd.
De SFIO bevindt zich in een permanente crisis. Als gevolg van een scheuring ontstond de PSU, de socialistische eenheidspartij die bv. in de Algerijnse kwestie een wat beter standpunt inneemt als de SFIO. Tijdens het congres van de PSU federatie Seine Maritime op 23 oktober jl. werd bv. met algemene stemmen een resolutie aangenomen waarin broederlijke solidariteit werd uitgesproken met de slachtoffers van de imperialistische onderdrukking, G. Spitzer, de leden van de groep Jeanson, de trotskistische leiders Santen en Raptis en Boisgontier. Hun onmiddellijke vrijlating werd geëist.
De logische consequentie van de verraderspraktijk van Lacoste en Lejeune is dat zij zich geschaard hebben in de rijen van de ultrarechtse benden die zich verzetten tegen het “ALgerijnse Algerije” van De Gaulle. Een politieke “oplossing” die geheel terecht ook door het Algerijnse volk wordt verworpen. Onafhankelijkheid van Algerije onder “bescherming” van de moordenaars en folteraars van het Franse leger en politie, is voor de Algerijnen geen aanvaardbare oplossing.
Hoe groot de verwarring en het onbegrip van de communistische leiders is, werd bewezen aan de vooravond van de 27ste oktober, de dag waarop de manifestatie werd gehouden tegen de oorlog in Algerije georganiseerd door studenten en onderwijzers organisaties.
In het blad van de PCF “L’ Humanité” van 19 oktober staat met grote letters op de voorpagina “27 oktober dag van nationale actie voor onderhandelingen in Algerije.” Op pagina 5 van hetzelfde blad vinden wij de tekst van de redevoering die Maurice Thorez heeft gehouden tijdens een zitting van het Centraal Comité van de PCF op 14 oktober jl. te Ivry. In deze redevoering vindt men alle mogelijke smoesjes om onder de deelname aan de actie van de intellectuelen uit te komen. Wat de actie van de 121 kunstenaars en andere aangaat die opriepen tot dienstweigering zegt Thorez o.a. “Sartre en de anderen beweren dat de enige juiste politiek is om zich ter beschikking te stellen van de FLN in de strijd tegen de oorlog in Algerije. Indien wij de strijd van het Algerijnse volk moeten ondersteunen en indien wij de strijd werkelijk ondersteunen die geleid wordt door de FLN en de GPRA (Algerijnse regering), mannen die wij respecteren dan moeten wij actie en de vorm van de FLN niet na-apen.
Wij hebben aan de massa’s duidelijk gemaakt, hoeveel onjuistheden zijn in de oproep van de 121. Ik kom niet op de details hiervan terug, de dienstweigering is nimmer een leuze geweest van de georganiseerde arbeidersbeweging. Wij hebben voortdurend met Lenin geleerd dat de communistische soldaten deel moeten nemen aan alle oorlogen, zelfs aan reactionaire om hun proletarisch werk in het leger te doen. En men kan slechts verbaasd zijn, dat intellectuelen, die lid van de partij zijn, hun handtekening hebben gezet onder een verklaring die zo tegengesteld is aan de communistische leer.”
Over de oproep van de studentenfederatie (UNEF) zegt Thorez: “Wij moeten in het kort aan de UNEF zeggen: “Zoals in elk ander geval zijn wij bereid aan een werkelijke actie deel te nemen, onze gehele geschiedenis toont dit. Wij menen volledig bewust te zijn van onze verantwoordelijkheden, MEN KAN VAN ONS NIET VRAGEN SIMPELE UITVOERDERS TE ZIJN VAN EEN ACTIE, WAARTOE ANDEREN HEBBEN BESLOTEN.”
De vragen die na deze schone principiële uiteenzettingen van Thorez zijn opgekomen, zijn o.a.: wat zijn de acties, die de Communistische Partij in de afgelopen 6 jaren gevoerd heeft tegen de koloniale oorlog in Algerije?
Hoe komt het dat de beweging van de intellectuelen en de jeugdorganisaties is ontstaan geheel buiten de traditionele arbeidersbeweging om?
Het antwoord op beide vragen kan kort zijn. De communistische leiders verlamd door hun lafheid, hun illusies in de burgerlijke democratie en hun slaafsheid aan het Kremlin, waren niet in staat om in de afgelopen zes jaren enige actie van betekenis te voeren tegen de massamoord in Algerije. Zij en de leiders van de SFIO zijn in wezen medeverantwoordelijk voor de oorlog in Algerije en voor het feit dat de bourgeoisie in staat is de burgerlijke vrijheden te vernietigen. Het is om deze redenen dat de beweging van de intellectuelen geheel buiten het kader van de traditionele arbeiderspartijen omgaat.
Het is een belediging van Lenin, wanneer deze stalinistische reformisten zich van zijn naam bedienen om zich af te kunnen wenden van de massale dienstweigering. Het uitgangspunt van Lenin was, dat men zich daar moet bevinden, waar de arbeidersklasse zich bevindt. Op dit moment staan slechts de jongeren van 20 en 21 jaar onder de wapenen. De arbeidersklasse als zodanig is in de fabrieken. De situatie, waar Lenin op doelde betrof het geval van een algemene mobilisatie. Communistische jongeren hebben in vele gevallen aan hun verantwoordelijke leiders in de partij instructies gevraagd. ZIJ HEBBEN DEZE NOOIT GEKREGEN! Lenin verkondigde het revolutionaire defaitisme. Het eerste woord hierover moet nog gesproken worden door de leiders van de PCF.
Duidelijk dient gesteld te worden dat de trotskisten in Frankrijk zich vanaf het uitbreken van de Algerijnse revolutie geschaard hebben aan de zijde van deze revolutie. Het is verheugend dat in Frankrijk zelf, maar ook daar buiten, velen zich aangetrokken voelen door de heldhaftige strijd van het Algerijnse volk. Door de Vierde Internationale wordt de Algerijnse revolutie gezien als een machtige hefboom voor de bevrijding van geheel Afrika.
Ondanks de deplorabele situatie, waarin de traditionele arbeidersorganisaties zich in Frankrijk bevinden, is een fascistisch regime geenszins onafwendbaar. Indien de arbeidersmassa’s er in slagen hun leiders te dwingen een dam op te werpen tegen de reactie in de vorm van een eenheidsfront van arbeiderspartijen en vakorganisaties op de basis van een program voor de vorming van een arbeiders en boerenregering, zal het fascisme geen kans hebben.
Nog is het niet te laat