Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, okt. 1965, jg. 8.
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !
Men zal in de burgerlijke pers voldoende gelezen hebben over het leven, de voornaamste werken en de grootheid, ja zelfs de monumentaliteit van de zeer veelzijdige Le Corbusier. Hij was ontegenzeggelijk de grootste van alle moderne architecten en stedenbouwers. Hij is waarschijnlijk ook degene die op de grootste moeilijkheden stuitte, die de meeste tegenwerking had om zijn ideeën ingang te doen vinden. Wij geloven dat de persoonlijke tragedie, en daardoor de grootsheid van Le Corbusier, die van zijn ca. 1500 ontwerpen er misschien 150 zag uitvoeren, te wijten is aan het feit dat zijn gehele visie in wezen in de lijn van het socialisme lag.
Niet dat ‘Corbu’, zoals hij voor zijn vrienden heette, ‘te vroeg’ kwam. Hij kwam precies op tijd! Het was de geschiedenis die achterliep. “Historisch” gesproken heeft de proletarische revolutie (in de ontwikkelde kapitalistische landen) al een paar keer verstek laten gaan ... Een paar maal zijn alle voorwaarden voor een omwenteling verenigd geweest, op één na: de revolutionaire organisatie die haar tot een goed eind moest brengen.
Alle grote wendingen in de geschiedenis gaan gepaard met omwentelingen in de kunst, en het is beslist niet toevallig dat samen met de eerste poging, in Rusland, om tot een moderne industriële beschaving te komen, dat samen met de revolutionaire golf die oktober 1917 bracht, er allerlei explosies in de kunst plaatsvonden en kunstvormen van de machinistische tijd geboren werden: functionalisme, cubisme, futurisme, enz. Het uitblijven van de revolutie in de ontwikkelde kapitalistische landen leidde deze tot de situatie waarin “de voorwaarden voor de revolutie niet alleen sinds lang rijp waren, maar zelfs begonnen te rotten” (Trotski), en waarin een intelligent geworden kapitalisme in zulke landen als de Scandinavische en Nederland zich heeft kunnen veroorloven op een laag, ongevaarlijk niveau enige socialistische taken over te nemen. Zo zien we in deze landen een architectuur en stedenbouw die vanuit de verte, als een karikatuur, aan de theorieën van Le Corbusier herinnert.
Anderzijds had de USSR het land moeten worden van de revolutionaire kunst; zij was het ook, gedurende een zeer korte periode. Maar de reactie zette spoedig in en bande de revolutionaire kunst uit ten gunste van het “socialistisch realisme”. Het gevolg is nu dat burgerlijke kunstvormen een zware stempel drukken op de revolutionaire landen, terwijl de kapitalistische de erfgenamen zijn geworden van de kunst die ter gelegenheid van het socialisme ontstaan was. Waardoor de ontwortelde revolutionaire avant-garde, die in dit vijandige milieu niet uit haar intellectueel isolement kan treden, enerzijds avant-gardisme als het doel-op-zich is gaan zien, anderzijds in zulk een ontbinding verkeert dat we nu voor de tweede maal in dertig jaar dadaïsme geserveerd krijgen als zijnde iets nieuws: ‘pop-art’.
Le Corbusier was autodidact, en zoals alle geniale autodidacten, kinderlijk verwaand. Met stralende zelfingenomenheid riep hij zijn geringste uitvindinkjes uit tot genialiteiten en zijn geniale vondsten tot alles overheersende principes. Hij leed aan een soort cultus van de onwetendheid waardoor hij slechts datgene vertrouwde wat hij zelf uit eigen ervaring of door zijn intuïtie gevonden had. Hij stelde zich op het vlak van de empirische, intuïtieve kunstenaar, die met eigen maatstaven de schepping tegemoet gaat. Omdat hij die schepping eerlijk tegemoet ging botste hij gauw tegen de sociale werkelijkheid, en kwam met oplossingen voor de dag in zijn stedenbouw die wij niet aarzelen te kwalificeren als liggend in de lijn van het revolutionair marxisme, zoals zijn (na 20 jaar nog niet achterhaalde) wooneenheid te Marseille. BOUWEN VOOR HET GROOTSTE AANTAL was zijn devies, hoewel hij als zovele progressieve architecten zich vaak genoodzaakt zag door de economische werkelijkheid zich op dure villa’s uit te leven. De constante bezorgdheid van Corbu voor het sociaal probleem kan men in zijn gehele oeuvre voelen. Maar bij het lezen van zijn talrijke boeken, die hij in een zeer persoonlijke, subjectieve, haast aan het poëtische grenzende stijl schreef, vindt men een enkele keer een concretere uitlating.
Zo bv. in Quand les cathedrales étaient blanches waarin hij over een reis naar Amerika schrijft, en door de Newyorkse wolkenkrabbers een aantal van zijn ideeën over de hoogbouw bevestigd ziet. Zijn Franse tegenstanders hadden tegen deze ideeën namelijk het stupide bezwaar naar voren gebracht, dat liften het wel eens niet deden. Hij vertelt dan ook triomfantelijk over de Amerikaanse liften, die het ALTIJD doen. Maar, (blz. 89, voetnoot): ‘Ik had pas deze regels geschreven, gewijd aan de verworven zekerheden over het vertikaal verkeer. Precies de volgende dag komen de kranten in Parijs uit met de koppen: “LIFTBEDIENDEN IN NEW YORK STAKEN!”.
Het leven van Manhattan is dus stilgelegd! Ik incasseer de slag. Mijn vrienden zeggen tegen me: “Hebt u gelezen?” Ik heb nagedacht, en ben niet van mijn stuk gebracht. Men moet de dingen niet door elkaar halen. Ik had geconstateerd dat de architectonische revolutie voltooid was door de moderne technieken. Dat gaat mij aan. De verworven zeker, heden stellen mij in staat mijn onderzoekingen voort te zetten. Zijn de liftbedienden aan het staken? Dat is de sociale revolutie. Stakingen, nuttige werktuigen tot revendicatie. De liftbedienden verdienen niet genoeg? Wat kan de mechanica daar aan doen! DE ‘CITY’ en haar zakenleven ligt stil? Het is een feit, een bewijs dat de economische en sociale organisatie niet voldoet. (...) Ik ga zelfs verder: het is goed dat dit soort “ongelukken” zich voordoen, Onze steden, onze ‘villes radieuses’ KUNNEN NIET GEBOUWD WORDEN op basis van het huidige sociaal bestel. De geest van de nieuwe tijden moet zich werpen op de verouderde, wrede, onmenselijke organisatievormen. De nieuwe tijden zijn aangebroken! We zullen het duidelijk merken aan de revoluties die nog komen zullen.” Le Corbusier heeft de weg geopend. Het enorme ideeënkapitaal die hij en andere stedenbouwers verzameld hebben zal onder het socialisme zijn toepassing vinden. Zijn kreet ‘DOOD AAN DE STRAAT’ zal voor de stedenbouw het equivalent blijken te zijn van het ‘Proletariërs aller landen...’ voor de arbeidersbeweging. Maar misschien zal men aan de hand van zijn werk onder het socialisme op een veel hoger peil starten met de stedenbouw dan hijzelf ooit had durven dromen.