Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, december/januari 1967-1968, jg. 11
Deze versie: Spelling aangepast
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !
Met het oog op de discussies in de Algemene Raad van de Belgische Socialistische Partij, publiceert “Le Peuple” van 20-10-67 het rapport, ingediend door de werkgroep van het partijbureau, over de opheffing van de militaire dienstplicht en de omvorming van het traditionele leger tot een puur vrijwilligersleger.
Deze werkgroep bestond uit Henri Rolin, de humanist die Lumumba wel wilde verdedigen op voorwaarde dat deze opgedreven man elke gedachte aan geweld liet varen; A. Cools, voormalig links; G. Dujardin; S. Flamme; G. Boeykens; H. Fayat; V. Larock en de rapporteur Cudell, een andere voormalig linkse figuur. Zoals we zullen zien hadden Rolin, Cools en Larock slechts reserves ten opzichte van minder belangrijke punten.
Allen waren het er in principe over eens dat België zijn verdediging veilig moet stellen, “in afwachting van de onderhandelingen over algehele en gecontroleerde ontwapening, of een regionale vermindering van de bewapening”. Zodoende geven zij weer eens het bewijs van hun “engelengeduld” ten opzichte van de algemene ontwapening; een geduld dat in werkelijkheid moet dienen om hun ijver bij de verdediging van het kapitalisme te verhullen. Twee wereldoorlogen en bijna 100 miljoen doden uitsluitend in het belang van de financiers, de industriëlen en andere rovers van de door de arbeiders gevormde meerwaarde, hebben niets hoe dan ook veranderd in de kleinburgerlijke opvattingen van deze “socialisten”, die zich er van bewust zijn dat het kapitalisme en imperialisme verantwoordelijk zijn voor de vorige wereldoorlogen en het ook zullen zijn voor de komende.
“En”, vervolgen zij, “daar uiteraard niemand vandaag ook maar denkt aan een geïsoleerde verdediging voor ons land (zoals de Franse regering nu in praktijk brengt), heeft de Socialistische Partij zich uitgesproken voor een defensie die is opgenomen in een collectief systeem: op het ogenblik de NAVO, onder bepaalde voorwaarden, waarbij de te volgen wegen werden aangegeven.”
Wat zouden zij in moeilijkheden komen als zij gedwongen werden tegenover de arbeiders in het openbaar antwoord te geven op de volgende vragen: welke voorwaarden hebt u gesteld en wat waren de antwoorden van uw meesters? Johnson, Lemnitzer, enz.
De manier waarop zij hun nationale defensiepolitiek voor het kapitalistisch regime rechtvaardigen is meer dan jammerlijk, zoals we zagen. Want als altijd werpen zij zich op tot kampioenen van de opbouw van het beste “verdedigings” middel: HET HUURLINGENLEGER. Als alle grote militaire strategen van tegenwoordig, zijn zij op het idee gekomen dat de vergaande technische en wetenschappelijke ontwikkeling van de bewapening meer en meer specialisten vereist. Wat grotendeels waar is. Zij komen er zelfs toe aan te halen: a) “Dat om in een Starfighter F104 G te vliegen men 800 vlieguren in een Fouga Magister achter de rug moet hebben, en om in dat laatste straalvliegtuig te vliegen men eerst de volledige scholing voor schroefvliegtuigen moet hebben doorlopen”; b) “Dat het onmogelijk is het onderhoud van de Starfighter F104 G die ongeveer f7.000.000 per stuk kosten, aan dienstplichtigen over te laten.” Er zouden eens linkse figuren of zelfs communisten onder kunnen zitten.
De werkgroep verklaart dan verder: “De partij moet voor alles er op uit zijn om de strijdkrachten te doen beantwoorden aan de eisen van een democratische staat”; alsof de democratie niet zou ophouden te functioneren op het ogenblik dat die legers eerst goed zouden gaan optreden. Kan men geloven dat in geval van mobilisatie, oorlog of burgeroorlog dat beroepsleger geleid door de heersende klassen aan deze toestemming zou gaan vragen om de deuren van het parlement te sluiten en die Van de gevangenissen en concentratiekampen te openen? Mooier nog, om het bourgeoisregime goed te verdedigen,“moet de Socialistische Partij wensen dat deze strijdkrachten, bestaande uit huurlingen, goed bewapend zijn, goed getraind en goed behandeld zowel wat betreft de arbeidsvoorwaarden als wat de beloning aangaat. En zij moet er de kosten van betalen, binnen de, grenzen van de redelijke mogelijkheden van het land.”
“Voornaamste werk” en “record”: de bouw van de kantoren van SHAPE en NAVO in België.
Is deze bezorgdheid van de door het volk gekozen “socialisten” voor hen, die tot taak hebben zoveel mogelijk binnenlandse en buitenlandse vijanden te liquideren, niet roerend terwijl de met de Socialistische Partij verbonden FGTB,de Belgische vakbondsfederatie, een akkoord aanging met de kapitalisten om de arbeidsvoorwaarden en de lonen der arbeiders te stabiliseren, er van bewust dat de kosten van levensonderhoud sneller stijgen dan de index, waarmee volgens “Le Peuple” zelden zo werd geknoeid.
De BSP-leiders komen dan tot de redenering dat die omvorming van het leger een bezuiniging betekent. Zij schrijven vervolgens: “Kan het vrijwilligersleger echter niet op een bepaald ogenblik een pretoriaanse garde worden die bereid is om gewapende steun te geven aan een macht die strijdt tegen de democratische orde en de sociale vooruitgang?”. Ze geloven van niet, “anders zou de democratische orde bij ons al lange tijd bedreigd geweest zijn, aangezien praktisch alle soorten eenheden die sedert jaren voor gewapende acties gebruikt worden uit vrijwilligers bestaan!”
Hiermee proberen zij iedereen gerust te stellen. Maar zij zijn minder gerust als zij lijken. Alle militairen en burgers die voor het leger werken moeten volgens hen een vakbond vormen! Iets wat de burgerlijke partijen niet stellen.
Maar ook al zou er zo’n vakbond komen dan nog lokt ons deze ontwikkeling niet aan. De band die huurlingenbewegingen bindt heeft even weinig effect als die welke arbeidersorganisaties bindt in commissies van overleg (waar de beslissingen met algemene stemmen moeten worden genomen door de vertegenwoordigers van patroons en arbeiders), in de ondernemingsraden, die geen eisen kunnen stellen, enz. Zij die het drillen van Amerikaanse mariniers hebben gezien, hebben een idee van de wijze waarop de vrijwilligers zullen worden behandeld als zij er toe zouden komen zich te gaan verzetten.
Het fijnste komt nog: “Het is nodig dat de aanstellingscontracten van de vrijwilligers vaststellen dat zij niet zullen worden gebruikt voor de handhaving van de orde.” Men kan hierbij de vraag stellen of we te doen hebben met domoren, met onwetenden die geloven wat zij schrijven of met beroepsbedriegers.
Het enige voorstel dat voor de arbeidersmassa’s en voor de hele massa gunstig schijnt, is de afschaffing van dienstplicht. We zeggen “schijnt” want als de omvorming tot een huurlingenleger leidt tot een leger van geselecteerde en vervolgens afgestompte individuen die de buitenlandse en binnenlandse vijand moeten bestrijden – zoals Poswick, parachutist en minister van Oorlog bij herhaling openlijk heeft gesteld – dan zal de afschaffing van de dienstplicht dienen tot de volledige ontwapening van de uitgebuite massa’s.
En verder nog een andere sinistere grap: “België moet voor alles voorstellen doen aan de landen van het oosten tot vermindering van de bewapening.” Men durft niet te spreken van de “landen waar de bezitters van de productiemiddelen alle rechten en goederen hebben verloren.” Zij hebben overigens wel op congressen herhaaldelijk voor de toelating van China in de VN gestemd, wat niet verhinderde dat de socialistische parlementsleden er daarna tegen stemden.
Er rest ons de bezwaren van Rolin, Cools en Larock te bezien. Cools zegt het minst. “Vóór alles moet men, gezien het feit dat oorlog kernoorlog betekent”, zo verklaart hij, “aan de Oost-Europese landen voorstellen doen tot vermindering van de bewapening”.
Voor het geval dit niet lukt aanvaardt hij het beginsel van de vernieuwing van het leger. Hij zal dan zijn toestemming geven voor de vorming van een vrijwilligersmacht. Hij zal pas instemmen met de opheffing van de dienstplicht als het leger wordt opgeheven.
Rolin begint met te zeggen dat slechts de parachutistencommando’s in België zijn! Om de buitenlandse of de binnenlandse vijand te bestrijden?, vraagt men zich af. Hij eist eigenlijk in geval van oorlog, de terugkeer van de in Duitsland gelegerde mobiele strijdkrachten, ten einde de commandoposten van de NAVO tegen eventuele luchtlandingsaanvallen te verdedigen.
Hij heeft beslist niet gelezen dat zijn vriend Larock van mening is dat SHAPE (de Europese afdeling van de NAVO) te Mons (Bergen in Henegouwen) en de NAVO te Evere, waarschijnlijk omringd zullen zijn met antiraket raketten ter verdediging van hun kostbare inhoud.
Larock is het met alle nieuwe voorstellen eens, behalve wat zijn eis betreft dat de gereorganiseerde Belgische strijdkrachten voornamelijk gebruikt moeten worden voor de binnenlandse veiligheid. Het is merkwaardig dat onder de pers- en radiocommentaren het blad van de Vlaamse christendemocraten (verbonden met de vakbeweging) kritiek uitoefent op deze ongelooflijke mening van mensen die zich ondanks alles socialisten blijven noemen.
De leider van de Partij voor de Vrijheid en de Vooruitgang verdedigt – met volmacht van zijn partij – openlijk de sterke autoritaire staat en beveelt aan dat aan de regering volmachten worden gegeven.
De spanningen in de economische en politieke wereldverhoudingen nemen voortdurend toe.
Dit brengt de kapitalisten er toe het parlementarisme, dat een rem vormt op hun vrijheid van handelen, te verzwakken en de staatszaken op directer wijze in handen te nemen. De uitzonderingswetten in België, Frankrijk en Duitsland, de voorbereiding van een militaire machtsgreep in Italië, de omverwerping van de burgerlijke democratie in Griekenland, zijn voorbeelden die toch bepaald wel de ogen openen.
En zie daar onze “socialisten” vol ijver voor het effenen van de weg voor de sterke staat en de sterke man in België.
De revolutionaire voorhoede heeft de plicht om de arbeiders duidelijk inzicht in deze ontwikkeling te verschaffen voor het te laat is.
G. VEREEKEN (Brussel 26-10-1967)