Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, juni-juli 1967, jg. 10
Deze versie: Spelling aangepast
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !
Op 19 juni zal het twee jaar geleden zijn dat een contrarevolutionaire staatsgreep een einde maakte aan het door Ahmed Ben Bella geleide bewind. Hij is dan twee jaar door de militaire samenzweerders van zijn vrijheid beroofd zonder dat een onderzoek in een proces tegen hem is begonnen en zonder dat hij zich heeft kunnen verzekeren van de steun van door hem zelf uitgekozen advocaten. Dat proces evenwel zal, zoals Boumédienne in zijn verklaring van 19 juni plechtig heeft verklaard, Ahmed Ben Bella beschuldigen van “hoogverraad”!
We weten nu dat Boumédienne zich beriep op de per1ode waarin de oppositie van Ben Bella zich verzette tegen een aanwakkeren van het grensconflict met Marokko, maar een “Maghrebijnse” oplossing zocht voor het probleem van de gezamenlijke economische exploitatie van het betwiste gebied. Dit zou zowel de koninklijke dictator van Marokko als de militaire dictator van Algerije beroofd hebben van de mogelijkheid hun toevlucht te nemen tot de demagogische uitvlucht van de “heilige eenheid” voor de “redding van het vaderland in gevaar”, iedere keer dat binnenlandse moeilijkheden hen in het nauw brachten. Sinds lange tijd durft Boumédienne het idee van een proces tegen Ben Bella en de beschuldigingen van “hoogverraad” al niet meer te uiten. Hij geeft er de voorkeur aan dat Ben Bella, die na Patrice Lumumba de tweede hoop was van het revolutionaire Afrika, op den duur vergeten zal zijn.
Maar zoals Lumumba op een afschuwelijke manier werd vermoord door de Congolese “patriotten” van Tsjombe en Mobutu, die daarmee een dienst bewezen aan het imperialisme, zonder dat de leiders van het zogenaamde revolutionaire Afrika moedig de aandacht vestigden op deze uitdaging voor Lumumba wreekten, [sic – MIA] zo loopt Ahmed Ben Bella nu de kans dat hij op een dag “verdwijnt” tot de grote schande van diezelfde leiders. Het is al bijzonder ernstig dat Ahmed Ben Bella nu twee jaar de gevangene is van de kliek van de militaire samenzweerders en dat niemand krachtig zijn stem verheft zodat deze, vooral voor Afrika, ernstige belediging ophoudt.
Zoals het ook buitengewoon ernstig en veelbetekenend is voor de immoraliteit van het gelijktijdig ontstane politieke klimaat – en dat geldt ook voor de personen en bewegingen die zich beroepen op het anti-imperialisme – dat ermee akkoord gaat dat er “anti-imperialistische” vergaderingen en conferenties in Algiers worden gehouden in de nabijheid van de kerkers waar Ben Bella en enkele van zijn beste medestrijders, zonder verdediging, liggen te vervuilen. Maar er is nog iets erger: het is voor iedereen die maar een beetje op de hoogte is met de werkelijke toestand in Algerije duidelijk dat de populariteit van Ben Bella onder de arme massa’s van het land die te lijden hebben van de militaire dictatuur nog steeds groeit. Voor hen was en is Ben Bella, ondanks alle beperkingen van zijn bewind, meer dan ooit degene die gestalte gaf aan datgene wat wij de revolutionaire verwachting hebben genoemd.
Zo blijft Ahmed Ben Bella een gevangene die “hinderlijker” is dan ooit: zijn verdwijning, op wat voor manier ook, zou een aantal lieden heel goed uitkomen. En het gaat hier niet alleen om Boemédienne en zijn handlagers maar ook om bepaalde intriganten die nu dingen naar de opvolging van Boemédienne. Daarom geloven wij dat het onze plicht is een beroep te doen op de revolutionaire krachten in Afrika en in de gehele wereld om een voortdurende internationale campagne te voeren over het geval van Ben Bella om er zo voor te zorgen dat er geen tweede zaak Lumumba plaatsvindt.
De herinnering aan Ben Bella blijft overigens levendig bij de boeren en de arbeiders die er steun uit putten voor hun veelvormige strijd die op een dag de militaire dictatuur omver zal werpen en een nieuw hoofdstuk zal openen in de geschiedenis van de Algerijnse revolutie.
Wij waren ons – en dat geldt nu nog – meer dan wie ook bewust van de ernstige beperkingen van het regime van Ben Bella.
Maar zij die niet de gedeeltelijke overwinningen van revoluties weten te verdedigen, zullen nooit in staat zijn voor zijn totale en definitieve overwinning te werken.
De verhouding tussen de revolutionaire marxisten in Algerije en Ben Bella waren, wat de onwetenden of beroepslasteraars er ook van zeggen, maar heel zelden bevredigend, en dat was al bijna vanaf het begin het geval. Al lang voor het einde van zijn bewind waren zijn betrekkingen in hoge mate bedorven, zó zelfs dat in de vergadering van het centraal comité van het FLN die enkele dagen voor de staatsgreep van 19 juni werd gehouden, de voornaamste polemiek tegen Ben Bella en de linkervleugel werd gevoerd onder de sarcastische glimlach van een zwijgende Boumédienne en zijn meest naaste trawanten.
Maar de kunst van een revolutionaire politiek in een situatie zoals die in Algerije, bestaat er uit geduldig alle noodzakelijke, voorlopige schakels van de ketting te smeden die het mogelijk maakt voortgang te maken of, tijdelijk, eenvoudig te verhinderen dat er ernstige teruggang optreedt.
Wie op een veilige afstand van de strijd blijft is geen revolutionair-marxist. Hetzelfde geldt voor wie etappes overslaat en daarbij de relatie tussen de feiten uit het oog verliest en niet in staat is het verband te leggen tussen een gegeven situatie en een mogelijke, meer vooruit geschreden toestand. Het hele onderscheid met de sektariërs en het primitieve “ultralinkse” bestaat daaruit.[1]
Wie die nooit “intrede” in Algerije in het FLN of elders hebben bedreven, maar juist met open vizier hebben gestreden voor de overwinning van de Algerijnse socialistische revolutie, en juist om die reden de openlijke vijandschap van de reactie in alle schakeringen in Algerije hebben ondergaan, zoals ook de druk van dat klimaat op Ben Bella zelf. Wij hebben geen complex als wij Ben Bella verdedigen en hem, in alle objectiviteit en met alle kennis van zaken, recht doen.
MICHEL PABLO
_______________
[1] Aslan Humbaraci, journalist in Algiers onder Ben Bella heeft onlangs een boek geschreven (A Revolutian that failed, Pall Mall Press London) dat de redenen waarom “de Algerijnse revolutie gefaald is” wil geven.
Healy in Engeland heeft zich direct van dit werk, dat hij zonder reden zeer belangrijk noemt, meester gemaakt en vindt zo een nieuwe gelegenheid zijn oud strijdpaard weer te bestijgen: de verwarde en lasterlijke polemiek tegen het “pablisme” en tegen Pablo.
Welnu, de auteur van dit boek, die schrijft op basis van indrukken en journalistieke “informaties” maakt, zonder Pablo verantwoordelijk te stellen voor het “failliet” van de Algerijnse revolutie, op een prijzende manier melding van de volbrachte poging van een beperkte groep om het “socialistische” begin in Algerije te vergroten, te midden van een vijandschap die afkomstig was van diverse krachten en vooral gericht tegen mij, de “buitenlandse pied rouge”.
De opmerkingen in dit toch wel oppervlakkig werk, die mij betreffen, “bewijzen”, als ze al iets bewijzen precies het tegenovergestelde van de hysterische laster van de sektariërs die, om hun zogenaamde revolutionaire zuiverheid veilig te stellen, liever buiten de Algerijnse revolutie bleven en gedurende de hele Algerijnse oorlog Messali Hadj en zijn “proletarische” organisatie ondersteunden!