Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, 1969, nr. 3, jg. 12
Copyright: De Internationale
Deze versie: Spelling aangepast
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !
De vooruitgang van de mens is langzaam, soms met meer vallen dan opstaan, met 1 stap vooruit en 2 achteruit. Maar een enkele keer ook schoksgewijs met grote sprongen vooruit, waarop dan conservatieve reacties en/of lange trage perioden van stille voorbereidende groei volgen. Die revolutionaire sprongen, schokken, explosies zijn beslissend: de Franse revolutie 1789-1793, de revolutie van 1830, die van 1848-1849, de Commune van 1871, de Russische revolutie van 1905, die van maart en november 1917, en hun doorwerking 1917-1921, de radicale periode van na de Tweede Wereldoorlog 1944-1948/1949. Beslissend is vooral ook wat er aan mogelijkheden in die hoogtijperioden vastere vorm krijgt, geconsolideerd wordt door leidende politieke organisaties. Op dit subjectieve ingrijpen komt het aan; op de ontwikkeling van de subjectieve factor, het geleidelijk aan opvoeren van het niveau van het bewuste, georganiseerde en programmatische ingrijpen in het objectieve proces van de geschiedenis; en dat dwars tegen de enorme conformerende druk van de bestaande maatschappij in.
Deze factor is in zijn meest elementaire vorm: organisatie, aaneensluiting voor betere sociaaleconomische belangenbehartiging rond de arbeid. Op een hoger peil kan zij ook worden: strijd voor een andere, voor een menselijker maatschappij; eerst naïef-idealistisch, later meer realistisch, programmatisch, gepland, d.w.z. socialistisch; en dat wil ook zeggen: niet meer beperkt tot engere groeps- of nationale- klasseverbanden, maar internationalistisch. Het bereiken van dit laatste niveau is een buitengewoon zware opgave. Dat blijkt ook wel uit het feit dat er na meer dan een eeuw socialistische arbeidersbeweging, en herhaalde pogingen tot opbouw van Internationales nog maar weinig tastbaars op dit gebied bestaat. Ondanks alle revolutionaire doorbraken na 1917, is de directe en indirecte macht en de misvormende werking van de kapitalistische maatschappij nog steeds zo groot dat zelfs in links-socialistische kringen – ook in de meer gepolitiseerde delen van Europa en in de rest van de wereld – de gedachte van de noodzaak van een werkelijke socialistische, een revolutionaire Internationale als noodzakelijke voorwaarde voor de gecoördineerde effectieve strijd tegen het kapitalisme op wereldschaal, niet of nauwelijks leeft of zelfs verworpen wordt. Terwijl de geschiedenis van de arbeidersbeweging zo pijnlijk duidelijk aantoont dat zovele nederlagen juist terug te voeren zijn op een gebrek aan revolutionair-internationalistisch inzicht en samenwerking.
Aan de andere kant is de geschiedenis van de Internationales niet bepaald in alle opzichten een blijvende bron van inspiratie. Als men een balans opmaakt is er zelfs zeer veel negatiefs. Maar dit maakt het wezen van de zaak niet ongedaan: het blijft noodzakelijk te streven, onder hoeveel mislukkingen ook, naar internationale socialistische krachtenbundeling.
De allereerste pogingen kort voor, tijdens en na de revolutie van 1848/49 waren gedoemd om weinig resultaten op te leveren. De arbeidersbeweging was nog te zwak en te weinig afgegrensd van kleinburgerlijk-democratische stromingen. Er was ook maar nauwelijks enig modern industrieel proletariaat; en waar het op enige schaal aanwezig was, ontbraken alle revolutionaire tradities terwijl de “parlementaire” er zeer sterk waren: Engeland. Hoewel in iets mindere mate gold deze algemene toestand ook nog voor het tijdperk van de Eerste Internationale (1864-1876). Zij was ook de grondslag voor een wemeling van onsocialistische stromingen en strominkjes waaraan die Internationale te gronde zou gaan. Maar zij betekende al iets reëels, met haar duizenden aanhangers, haar marxistische tendens, hoe chaotisch en verdeeld zij ook was. Haar ontwikkeling was ook mogelijk door de golven van klassenstrijd met name in de zestiger jaren gevoerd, door het na- en doorwerken van de radicale, jakobijns-revolutionaire tradities van de grote Franse Revolutie, wat tot een climax zou leiden in de Commune van Parijs (1871), waar de Internationale weinig invloed op had. De ondergang van de Commune en de verschrikkelijke onderdrukking die daarop volgde – de beëindiging van een revolutionaire periode – sleepte de ondergang van de Eerste Internationale met zich mee, meer nog dan de verscheurende strijd tussen marxisten, bakoeninisten en andere stromingen.
De opkomst en ontwikkeling van de volgende Internationale zou onder geheel andere omstandigheden plaats vinden. In het laatste derde deel van de 19e eeuw kwam er een geweldig industrialiseringsproces op gang, wat een enorme uitbreiding van het moderne proletariaat ten gevolge had. Tegenover de daarvóór liggende periodes van de arbeidersbeweging, waarin ambachtslieden uit kleine bedrijfjes domineerden met alle zwakheden van dien, werd nu voor het eerst een massabasis geschapen allereerst voor de vakbeweging en daarmee verbonden ook voor de socialistische beweging. En ook ideologisch was de situatie anders geworden ten tijde van het ontstaan van de Tweede Internationale: het socialisme had een wijde verspreiding gevonden over heel Europa, waarbij marxistiserende tendenties onder de vele stromingen een groot prestige hadden verworven.
De in 1889 opgerichte nieuwe socialistische Internationale kon zich zo ontwikkelen tot een miljoenenorganisatie met programs die via dat van Erfurt (1891) van de grootste, de Duitse partij een marxistisch stempel droegen.
De officiële marxistische programs en ideeën waren echter buitengewoon misleidend. De principieel lijkende klassetermen waarin de leiders spraken verborgen een steeds verdergaande reformistische praktijk, waarbij vooral de vakbeweging voorop ging en zijn massale gewicht in de schaal legde van de feitelijke politieke ontwikkeling van de arbeidersbeweging in zijn geheel. Er ontwikkelde zich wel, in de eerste jaren van de 20e eeuw, linkse stromingen, kritische opposities, maar zij waren niet in staat volledig de diepgang van het proces van ingroeiing in de kapitalistische maatschappij te doorgronden.
De geweldige ontplooiing van het industriële kapitalisme had niet alleen de voorwaarden geschapen voor de massale ontwikkeling van de arbeidersbeweging, zij ontwikkelde ook voor de bourgeoisie de maatschappelijke stabiliteit en kracht om de potentiële dreiging van de arbeidersbeweging op te vangen en te kanaliseren langs parlementaire en sociale wetgevings-kanalen. De nederlagen van de revolutie van 1848-49 en die van de Commune van 1871 luidden een niet-revolutionaire periode van “aanpassing aan de werkelijkheid” in, waarin de wezenlijke revolutionaire, dialectische elementen van het marxistisch denken niet pasten en dus werden geëlimineerd. En wat er overbleef werd bijgezet in programma’s die voornamelijk een rituele betekenis hadden.
Onder dit verschralingsproces had ook de linkervleugel te leiden. Wat zij te bieden hadden was voornamelijk politiek verzet tegen het afglijden naar rechts, maar geen diepgaand inzicht in het alomvattende assimilatieproces van de kapitalistische maatschappij waarin de arbeidersklasse en de arbeidersbeweging betrokken was in deze periode van kapitalistische opgang. Dit blijkt o.a. uit het feit dat het bijna mythische prestige van de Duitse socialistische arbeidersbeweging zelfs onder de bolsjewieken nog lang heeft nagewerkt. Veel van de theoretische geschriften van de meer radicale socialisten uit de tijd van de Tweede Internationale zijn naar onze modernste marxistische maatstaven theoretisch niet zo bijster interessant. Ook zij waren het product van deze niet-revolutionaire periode, waarin de subjectieve factor van de revolutionair socialistische beweging, die dan wel niet beslissend kan optreden maar wel kan voorbereiden, grotendeels faalde.
De Russische sociaaldemocratische arbeiderspartij, in zijn bolsjewistische vleugel was een politieke uitzondering door het feit dat zij zich systematisch op een revolutionaire omwenteling voorbereidde, zij het dan lange tijd voornamelijk op een burgerlijke revolutie. Het was een geïsoleerde uitzondering, die weinig invloed had op de Westerse socialistische beweging, en ook weinig invloed daarop kon hebben omdat zij uit een totaal andere maatschappelijke situatie voortkwam en haar leiders de kloof tussen de Russische revolutionaire beweging en de overgrote meerderheid van de IIe Internationale, een groot deel van haar linkervleugel inbegrepen, lange tijd niet volledig doorgrondden.
(wordt vervolgd)
Als bijlage bij het artikel ter herdenking van de oprichting van de Komintern drukken wij hierbij een vertaling af van de tekst van de 21 voorwaarden waaraan een partij moest voldoen om toegelaten te worden tot de Communistische Internationale (aangenomen op het 2e wereldcongres in 1920)
1. De gehele propaganda en agitatie moet een communistisch karakter dragen en beantwoorden aan het program en de besluiten van de Communistische Internationale. Alle persorganen moeten geleid worden door betrouwbare communisten die hun toewijding aan de zaak van het proletariaat bewezen hebben. Over de dictatuur van het proletariaat moet niet op routineachtige wijze gesproken worden. Zij moet zo gepropageerd worden dat haar noodzaak: de eenvoudige arbeiders, soldaten en boeren duidelijk wordt, aan de hand van de feiten van het leven van alle dag, die door onze pers systematisch moeten worden behandeld en dagelijks hiertoe moeten worden aangewend. De periodieke pers en alle partijuitgeverijen moeten volledig aan de partijleiding worden onderworpen, ongeacht het feit of de partij in haar geheel op het betreffende ogenblik legaal of illegaal is. Het is ontoelaatbaar dat partijuitgeverijen hun zelfstandigheid misbruiken en politiek een andere koers varen dan de partij.
Het is noodzakelijk dat, overal waar de aanhangers van de III Internationale zich toegang kunnen verschaffen, in de pers, op openbare bijeenkomsten, in de vakbeweging en in de coöperatieve organisaties, niet alleen de bourgeoisie maar ook haar handlangers, de reformisten van alle schakeringen, systematisch en onbarmhartig worden gebrandmerkt.
2. Elke organisatie die zich bij de Communistische Internationale wil aansluiten moet regelmatig en planmatig reformisten en centristen uit alle min of meer verantwoordelijke posities van de arbeidersbeweging (partijorganisaties, redacties, vakbonden, parlementsfracties, coöperaties, gemeenteraden enz.) verwijderen en hen vervangen door betrouwbare communisten, zonder er over te vallen dat vooral in het begin eenvoudige arbeiders uit de massa in de plaats treden van “ervaren” opportunisten.
3. Bijna in alle landen van Europa en Amerika gaat de klassenstrijd de fase van de burgeroorlog in. Onder dergelijke omstandigheden kunnen communisten geen vertrouwen hebben in de burgerlijke legaliteit. Ze zijn verplicht om naast de legale, een parallelle illegale organisatie te scheppen, die op het beslissende moment de partij behulpzaam zal zijn om haar plicht ten opzichte van de revolutie te vervullen. In alle landen waar communisten ten gevolge van de staat van beleg en noodtoestandwetten niet in staat zijn al hun werk op legale wijze te doen, is het noodzakelijk legale en illegale acties te combineren.
4. De plicht tot verbreiding van de communistische ideeën omvat ook de speciale plicht tot nadrukkelijke en systematische propaganda in het leger. Daar waar deze agitatie door noodwetten verboden wordt, moet zij op illegale wijze worden gevoerd. Het afzien van dit werk komt neer op een verraad aan de revolutionaire plicht en is onverenigbaar met het lidmaatschap van de IIIe Internationale.
5. Nodig is systematische en planmatige agitatie op het platteland. De arbeidersklasse kan niet winnen als zij niet de landarbeiders en tenminste een deel van de armste boeren achter zich krijgt en als zij er niet voor zorgt dat een deel van de resterende dorpsbevolking neutraal blijft. De communistische arbeid op het platteland krijgt nu een buitengewoon belangrijke betekenis. Deze arbeid moet voornamelijk met behulp van die communistische arbeiders van stad en land worden verricht, die binding met het platteland hebben. Afzien van deze arbeid of het overlaten van dit werk aan onbetrouwbare, halfreformistische elementen, komt neer op het afzien van de proletarische revolutie.
6. Elke partij die tot de IIIe Internationale wil behoren is verplicht, niet alleen het onverhulde sociaalpatriottisme (van de sociaaldemocratische partijen; noot vd vert.) te ontmaskeren, maar ook de onoprechtheid en huichelarij van het sociaalpacifisme: het moet de arbeiders systematisch duidelijk worden gemaakt dat zonder de revolutionaire omverwerping van het kapitalisme, de internationale rechtbanken, overeenkomsten over bewapeningsbeperking, “democratische” vernieuwing van de Volkenbond, in het geheel niet in staat zijn nieuwe imperialistische oorlogen te verhinderen.
7. De partijen die willen toebehoren tot de IIIe Internationale, zijn verplicht de volledige breuk met het reformisme en de politiek van het “centrum” (tussen de rechtse meerderheidsvleugel van de sociaaldemocratie en de communistische beweging in; noot vd. vert.) te erkennen en in de breedst mogelijke kring van partijleden propaganda te maken voor deze breuk. Een consequente communistische politiek is anders niet mogelijk. De Communistische Internationale eist onvoorwaardelijk en ultimatief dat deze breuk op korte termijn wordt doorgevoerd. De Communistische Internationale kan er zich niet mee verenigen dat notoire opportunisten van het type Turati, Kautsky, Hilferding, Hillquith, Longuet, Macdonald, Modigliani e.a., het recht zouden hebben door te gaan voor leden van de IIIe Internationale. Dat zou er alleen toe kunnen leiden dat de IIIe Internationale in hoge mate op de te gronde gegane IIe Internationale zou gaan lijken.
8. In de landen waar de bourgeoisie in het bezit is van koloniën en andere volkeren onderdrukt, moeten de partijen een bijzonder goed gedefinieerde en heldere positie innemen ten opzichte van de koloniën en de onderdrukte volken. Elke partij die tot de IIIe Internationale wil behoren is verplicht: de machinaties van “hun” imperialisten in de koloniën te ontmaskeren; elke bevrijdingsbeweging in de koloniën niet alleen met het woord maar metterdaad te ondersteunen; te bevorderen dat de “eigen” imperialisten uit de koloniën worden verdreven: de arbeiders van eigen land op te voeden tot een broederlijke verhouding met de arbeidende bevolking van de koloniën en van de onderdrukte volken; in het leger van het eigen land systematisch agitatie te voeren tegen elke onderdrukking van koloniale volken.
9. Elke partij die tot de IIIe Internationale wil behoren, moet systematisch en aanhoudend communistische actie ontwikkelen in de vakbeweging, de arbeiders en bedrijfsraden, de consumentencoöperaties, en andere massaorganisaties van de arbeiders. Het is noodzakelijk binnen deze organisaties communistische cellen te organiseren, die door voortdurende arbeid de vakbonden enz. voor de zaak van het communisme moeten winnen. De cellen zijn verplicht in hun dagelijkse arbeid overal het verraad van de sociaalpatriotten en de wankele houding van het “centrum” te ontmaskeren. De cellen moeten aan de partij als geheel ondergeschikt zijn.
10. Elke partij die behoort tot de Communistische Internationale is verplicht vastberaden strijd te voeren tegen de Amsterdamse “Internationale” van gele vakbonden (de voorloper van het Internationaal Verbond van Vrije Vakverenigingen waartoe het NVV behoort; noot v.d. vert.). Zij moet onder de in de vakbonden georganiseerde arbeiders nadrukkelijk propaganda maken voor de noodzakelijkheid van een breuk met de gele Amsterdamse Internationale. Met alle middelen moet zij steun geven aan de in oprichting zijnde Internationale Vereniging van Rode Vakbonden.
11. Partijen die tot de IIIe Internationale willen behoren zijn verplicht; de bezetting van de parlementaire fracties aan een nader onderzoek te onderwerpen; alle onbetrouwbare elementen te verwijderen; deze fracties niet alleen met woorden maar inderdaad aan de partijleiding te onderwerpen. Daarbij moet van elk parlementslid worden geëist zijn gehele activiteit ondergeschikt te maken aan de belangen van een werkelijke revolutionaire propaganda en agitatie.
12. De partijen die behoren tot de Communistische Internationale moeten worden opgebouwd op de grondslag van het democratisch centralisme. In de huidige periode van verscherpte burgeroorlogen zal de communistische partij slechts dan in staat zijn haar plicht te vervullen, als zij zo centralistisch mogelijk georganiseerd is, als er een ijzeren discipline heerst, en als de partijleiding, gedragen door het vertrouwen van de leden, met grote macht, autoriteit en de meest vergaande bevoegdheden is uitgerust.
13. De communistische partijen van de landen waar communisten hun arbeid illegaal moeten verrichten, moeten van tijd tot tijd zuiveringen (herregistreringen) van hun ledenbestand doorvoeren om geïnfiltreerde kleinburgerlijke elementen systematisch te elimineren.
14. Elke partij die tot de Communistische Internationale wil behoren is verplicht onvoorwaardelijke steun te geven aan elke Sovjetrepubliek in zijn strijd tegen contrarevolutionaire krachten. De communistische partijen moeten op ondubbelzinnige wijze propaganda voeren voor het verhinderen van transport van munitie naar vijanden van de Sovjetrepublieken; zij moeten verder propaganda met alle middelen, legaal of illegaal, maken onder de troepen die verzonden zijn om de arbeidersrepublieken te liquideren.
15. Partijen die tot nog toe hun oude sociaaldemocratische programs behouden hebben, zijn nu verplicht deze programs in zo kort mogelijke tijd te veranderen, en, in overeenstemming met de bijzondere omstandigheden van hun land een nieuw communistisch program uit te werken, in de zin van de besluiten van de Communistische Internationale. In het algemeen moet het program van elke partij die tot de Communistische Internationale behoort door een officieel congres van de Communistische Internationale of door het Uitvoerend Comité worden goedgekeurd. Voor het geval het program van een partij door het Uitvoerend Comité der Commmunistische Internationale niet wordt goedgekeurd, heeft die partij het recht om in beroep te gaan bij het congres van de Communistische Internationale.
16. Alle besluiten van de congressen van de Communistische Internationale en van haar Uitvoerend Comité zijn voor alle partijen die tot de Communistische Internationale bindend. De Communistische Internationale die optreedt in omstandigheden van de meest verwoede burgeroorlog moet veel gecentraliseerder worden opgebouwd als dat met de IIe Internationale het geval was. Daarbij moeten natuurlijk de Communistische Internationale en haar Uitvoerend Comité in al haar werk rekening moeten houden met de uiteenlopende verhoudingen waaronder de afzonderlijke partijen moeten strijden en werken, en alleen dan algemeen geldende besluiten nemen in kwesties waarin zulke besluiten mogelijk zijn.
17. In samenhang daarmee moeten alle partijen die tot de Communistische Internationale willen behoren, hun naam veranderen. Elke partij die tot de Communistische Internationale wil behoren moet de naam dragen van “Communistische Partij” van dat en dat land (sectie van de IIIe Internationale). De kwestie van de naam is niet alleen een formele, maar in hoge mate een politieke zaak van grote betekenis. De Communistische Internationale heeft de oorlog verklaard aan de hele burgerlijke wereld en aan alle “gele” sociaaldemocratische partijen. Het is noodzakelijk dat het verschil tussen de communistische en de oude officiële “sociaaldemocratische” en “socialistische” partijen die de vaan van de arbeidersklasse verraden hebben, duidelijk is voor elke eenvoudige arbeider.
18. Alle leidende persorganen van de partijen van alle landen zijn verplicht alle belangrijke officiële documenten van het Uitvoerend Comité van de Communistische Internationale te publiceren.
19. Alle partijen die tot de Communistische Internationale behoren of een verzoek hebben ingediend om toe te treden zijn verplicht zo snel mogelijk en op zijn laatst 4 maanden na het 2e congres van de Communistische Internationale een buitengewoon congres te beleggen, om al deze voorwaarden na te gaan. Daarbij moeten de centrale leidingen er voor zorgen dat de besluiten van het 2e congres van de Communistische Internationale bekend worden gemaakt aan alle lokale organisaties.
20. Die partijen die nu toe willen treden tot de IIIe Internationale, maar hun gangbare tactiek niet radicaal veranderd hebben, moeten voor hun toetreding in de Communistische Internationale er voor zorgen dat niet minder dan tweederde van de leden van hun centraal comité en van alle belangrijkste centrale instellingen uit leden bestaan die zich nog voor het 2e congres van de Communistische Internationale openlijk ondubbelzinnig voor de toetreding van de partij tot de IIIe Internationale hebben uitgesproken. Uitzonderingen zijn mogelijk met instemming van het Uitvoerend Comité. Het Uitvoerend Comité heeft het recht ook uitzondering te maken voor de in paragraaf 7 genoemde vertegenwoordigers van de centristische richting.
21. De partijleden die de door de Communistische Internationale opgestelde voorwaarden en grondprincipes verwerpen, moeten uit de partij worden gezet. Dit geldt ook voor afgevaardigden voor het buitengewone congres.