Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, 1971, nr. 4, jg. 14
Copyright: De Internationale
Deze versie: Spelling aangepast
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !
De politiek van de Komintern was oorspronkelijk gericht op het slagen van de proletarische revolutie in West-Europa, die ze als een voorwaarde voor de verdediging van de Russische Revolutie zagen. De opbouw van de Komintern uit partijen die uit de IIe Internationale getreden waren en niet de jarenlange ervaring hadden van de bolsjewieken leidde in Duitsland tot de nederlaag. Trotski schrijft in 1921 in de Pravda:
“In het meest kritische jaar voor de bourgeoisie, het jaar 1915, zou het Europese proletariaat ongetwijfeld de staatsmacht met minimale offers veroverd kunnen hebben, als een werkelijk revolutionaire organisatie de leiding had gehad ... Maar die was er niet.”
De opbouw van een werkelijk communistische internationale, de bolsjewisering van de partijen, had twee aspecten: 1. de democratisch-centralistische organisatievorm; 2. de vorming van massapartijen.
In Rusland was het eerste aspect aan het tweede voorafgegaan. Elders in Europa ging veelal het tweede aan het eerste vooraf. Daarenboven ontstonden deze partijen in revolutionaire of prerevolutionaire situaties, hadden ze niet de ervaring van 1905 en evenmin van de periode 1905-1917 tot hun beschikking om hun taak te volvoeren. Het resultaat was dan ook dat buiten de verschillende splitsingen een zwakke, vaak opportunistische leiding ontstond, die meer gebruik maakte van het centralistische aspect dan van het democratische en zijn theoretische bagage uit het arsenaal van de leiding van de Sovjet-Unie putte.
Met de groei van de macht van Stalin in deze leiding en zijn politiek van het “socialisme in een land” schakelde Stalin elke politiek in de richting van een slagen van de revolutie in West-Europa uit. De politiek van de Komintern werd ondergeschikt gemaakt aan de buitenlandse politiek van de SU.
De politiek van Stalin was tot 1928 gericht op het zoeken van bondgenoten. Dit kwam o.a. tot uitdrukking zowel in de houding tegenover de Kwomintang als bij de mislukte poging van de Anglo-Russische Raad, die in mei 1925 gesticht werd. Het mislukken van de eenheidsfrontpolitiek leidde tot de 3e periode. In China werd in Kanton een opstand geprovoceerd. De mislukking stond van tevoren vast.
September 1928 kwam het 6e Wereldcongres van de Komintern bijeen. Dit congres verklaarde dat een nieuwe fase van een “algemene crisis” ingetreden was. Het congres keerde zich tegen de sociaaldemocraten, die vanaf die tijd “sociaalfascisten” genoemd werden en tegen linkse sociaaldemocraten die men als “linkssociaalfascisten” betitelde en die de gevaarlijkste fractie de sociaaldemocratie zou zijn.
Stalin schreef:
“Het fascisme is de strijdorganisatie van de bourgeoisie, die op de actieve ondersteuning van de sociaaldemocratie steunt. De sociaaldemocratie is objectief de gematigde vleugel van het fascisme.”
Deze analyse is volkomen fout, de conclusie die Stalin er echter uit trok was fataal en leidde tot een volkomen verkeerde tactiek ten aanzien van Hitler:
“Er is geen reden aan te nemen, dat de strijdorganisatie van de bourgeoisie beslissende successen zal boeken in de strijd of in de regering van het land zonder de actieve steun van de sociaaldemocratie.”
De niet bestaande redenen hebben de overwinning van Hitler gebracht. Maar men wilde het niet zien.
Op 15-9-1930 schreef de Rote Fahne nog: “De verkiezingsoverwinning van Hitler is het begin van het einde” en op 16-11-1930: “wat hierna komt kan alleen (!) nederlaag en achteruitgang zijn.”
Thälmann zei op het 11e EKKI-plemum, april 1931: “Vandaag hebben de fascisten niets meer te lachen ... We moeten ons niet ongerust maken over deze massabeweging” en Manoeilski vond dat “het fascisme van het slag van Hitler de kanker kon krijgen en deze ziekte blijkbaar onder invloed van de activiteit van onze partij reeds heeft.”
Maar de kanker en de zwakte van het fascisme waren zo groot volgens de KPD, dat zij zich tot enige steun verplicht voelden. Ze besloten tenminste het “Volksentscheid” dat door Hitler-Hugenberg georganiseerd was steun te verlenen om de “sociaalfascisten” te ontmaskeren.
De bedoeling van de fascisten was met de Volksentscheid de ontbinding van de Pruisische Bondsdag te verkrijgen, zodat de sociaaldemocratische regering zou vallen en Hitler een kans kon krijgen.
Thälmann verklaarde na het mislukken in “Die Internationale”: “...dat ook in de rijen van het revolutionaire proletariaat niet zonder onze schuld minstens onderbewuste stemmingen aanwezig zijn, dat Braun-Severing misschien toch een “kleiner kwaad” zou zijn dan een Hitler-Goebbels regering in Pruisen.”
In de vakbeweging werd dezelfde soort politiek gevoerd.
Over dezelfde RVO-tactiek (stukmaken van de vakbeweging) die Walter Ulbricht nu als fout beoordeelt omdat ze “de scheiding van de revolutionaire krachten van de arbeidersklasse van de massa van de leden van de vakbeweging bevorderde” zei hij in 1931: “Wie tegen de RVO optreedt ... levert de arbeiders aan het sociaalfascistische verraad uit.”
Maar ook na de nederlaag heeft men nog geleerd. In de EKKI-resolutie van 1 april heet het: “De oprichting van de openlijke fascistische dictatuur, die alle democratische illusies van de massa’s vernietigt en de massa’s van de invloed van de sociaaldemocratie bevrijdt, versnelt het tempo van de ontwikkeling van Duitsland naar de proletarische revolutie.”
De versnelling zou duren tot 1945, geen proletarische revolutie brengen, de KPD zou verdwenen zijn en ... de sociaaldemocratie teruggekeerd, ondanks de verklaring van het EKKI, ondanks de verklaring van de Komintern van 15 mei dat de “fascisten eendagskoningen zijn, hun overwinning kort is, waar de proletarische revolutie op de voet op volgt.”
De politiek van Stalin in de derde periode, de politiek van het sociaalfascisme, RVO, van de eenheidsfront comités van onderop, was mislukt. De daarop volgende Volksfrontpolitiek zou ook mislukken.