Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, maart 1992, nr. 42
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !
In het najaar van 1991 hebben extreemrechtse, racistische en soms fascistische partijen opvallende verkiezingswinsten behaald in Europa. De Lombardije Liga won 10 % van de stemmen in de Noord-Italiaanse stad Brescia. In Antwerpen won het Vlaams Blok 25 % van de stemmen. De uiterst rechtse Oostenrijkse Volkspartij won meer stemmen in Wenen dan de traditionele partijen. De electorale aanhang van Jean-Marie le Pen in Frankrijk wordt geschat op 20 %. Wat is er loos in Europa? Waar komt deze ‘golf van bruin gevaar’ vandaan? En: staan ons in Nederland Franse toestanden te wachten? De Internationale wil bijdragen aan analyse en verheldering ter ondersteuning van de antiracisme strijd. Daarom hier een overzicht van de situatie is in zes West-Europese landen en een voorzichtige poging tot analyse.
Beelden van Duitse skinheads die de Hitlergroet brengen geven geen volledig beeld van wat er loos is in Europa van vandaag. De serieuze extreemrechtse krachten van nu zijn behoorlijk anders dan Duitse nazi’s en Mussolini’s fascisten van de jaren twintig en dertig. Het klassieke fascisme is opgebouwd in de naweeën van de Eerste Wereldoorlog in een strijd met de arbeidersbeweging, met name de grote communistische partijen, om invloed. Mussolini en Hitler waren uit op het verwerven van steun van de kleine middenklasse, maar vooral van de werklozen. Voorkomen moest worden dat zij zich in gingen zetten voor het perspectief van het socialisme. Dit doel bepaalde de vorm van de beweging.
Fascisme is een vorm van extreem reactionaire kapitalistische dictatuur. Maar de fascisten hadden de ideologie en verschijningsvorm van een ‘revolutionaire beweging’. Zij maakten gebruik van een antikapitalistische, zowel als een antibolsjewistische retoriek. Om tactische redenen ondersteunden de nazi’s stakingen, vooral als die direct gericht waren tegen de sociaaldemocratische regering van Pruisen. De nazi’s waren dus een beweging voor de omverwerping van de liberale democratie, waartoe gebruik gemaakt werd van terreurmethoden en straatoproer.
Front National In hoeverre is deze beweging te vergelijken met de huidige extreemrechtse organisaties? De grootste organisaties op dit moment zijn die partijen die voorlopig nog afstand nemen van oorspronkelijke methodes van de fascisten. Het Franse Front National, de Duitse Republikaner en de Duitse Volksunie, de Oostenrijkse Vrijheidspartij, de Noord-Italiaanse Liga’s en het Vlaams Blok presenteren zichzelf als partijen die opereren binnen het raamwerk van de liberale democratie. Het is waar dat deze partijen gebruik maken van krachtige methodes en hun eigen gewapende eskaders hebben. Maar een overeenkomst zien met de nazistische stormtroepen of de Italiaanse ‘squadistri’ gaat te ver. Ook antikapitalistische thema’s zijn momenteel geheel afwezig in hun propaganda.
Traditioneel fascisme construeerde een corporatistische staat. De parlementaire regelgeving werd vervangen door een fascistisch-autoritaire bureaucratie. Voor de heersende klassen in Europa, niet in de laatste plaats in Duitsland en Italië, had dit desastreuze gevolgen. De meest succesvolle ‘nieuwe fascisten’ zoals Le Pen zijn er juist op uit om een verstandhouding op te bouwen met de kapitalistische elites. Deze elites zijn niet te porren voor een nieuw Hitler-experiment. Het Front National probeert zeer actief jonge technocraten en hooggeschoolde ambtenaren te rekruteren. De nazi’s hielden zich hier niet mee bezig, tot het moment dat zij de macht overnamen.
Natuurlijk is de politiek van de nieuwe extreemrechtse groeperingen verre van ‘liberaal’. Machtsovername door deze partijen zou onmiddellijke onderdrukking betekenen van buitenlandse arbeiders, zwarten, vrouwen, homo’s en lesbiennes en natuurlijk van de arbeidersbeweging.
Deze partijen zijn momenteel in ontwikkeling. In een volgende fase zullen zij mogelijk wel meer trekken kunnen krijgen van de oorspronkelijke fascistische partijen. Met andere woorden: dat deze nieuwe partijen op dit moment verschillen van hun ouderwetse voorgangers maakt ze niet minder gevaarlijk. Het vooroorlogse fascisme was direct gericht op een fundamenteel andere maatschappelijke orde. Huidige extreemrechtse groeperingen lijken daar niet primair op gericht, maar dat neemt niet weg dat met name het aanwijzen van migranten als zondebok voor economische en sociale problemen ook een veranderingsgerichtheid inhoudt. In kapitalistisch Europa lijkt Le Pen nog het meest ver te gaan in het ontwikkelen van een ruimere visie op economische en maatschappelijke alternatieven. Over het algemeen stelt extreemrechts met een simpele en krachtige visie het ‘slappe’ beleid van de traditionele rechtse, midden- en linkse partijen aan de kaak. Juist personen die gedesillusioneerd zijn geraakt in die partijen zijn gevoelig voor de eenvoudige schema’s waarin het wegsturen van sommigen direct de voorspoed van anderen tot gevolg zou hebben.
Nederland Tot voor kort dachten velen dat de extreemrechtse opmars aan Nederland voorbij zou gaan. De uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen van maart 1990 was echter al een teken aan de wand: Centrumdemocraten en Centrumpartij ’86 behaalden gezamenlijk 15 zetels in de raden van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Dordrecht, Haarlem, Purmerend, Schiedam en Almere. Het gaat hier om een spectaculaire winst. Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 1986 wist extreemrechts in vijf gemeenten een zetel te behalen. Over de verklaring voor deze groei blijken geen eenduidige opvattingen te bestaan. Opvallend is in ieder geval dat de naoorlogse geschiedenis van extreemrechts een slingerbeweging laat zien: een radicale politieke partij wordt gevolgd door een gematigde en omgekeerd. De Nationaal Europese Sociale Beweging (NESB) wordt gevolgd door de gematigde Nederlandse Oppositie Unie (NDU) en de Boerenpartij. Vervolgens ontstaat de radicale Nederlandse Volksunie (NVU) die begin jaren tachtig bijna wordt verboden, waarop de gematigde Centrumpartij volgt. Recentelijk lijken de CD en CP’86 te radicaliseren.
De laatste maanden wordt ook ons land opgeschrikt door directe aanvallen op migranten en hun voorzieningen. Wijst dit op georganiseerde actie? Een aantal aanslagen is opgeëist onder volstrekt nieuwe namen. In hoeverre er een relatie ligt met CD of CP’86 is niet duidelijk. Staan ons nu ook Franse of Duitse toestanden te wachten? Die vraag is natuurlijk niet precies te beantwoorden. In de beschouwingen over racisme en vreemdelingenhaat in Nederland wordt nog wel eens een aantal enigszins geruststellende relativeringen aangebracht. Ten eerste wordt gewezen op het minder sterk ontwikkeld zijn van nationalisme en chauvinisme, dan in bijvoorbeeld Frankrijk en Vlaanderen. Ten tweede wordt gewezen op de snel opkomende, breed gedragen morele verontwaardiging in Nederland in het geval van extreemrechts. Ten derde zouden extreemrechtse organisaties in een permanent dilemma verkeren: te extreme uitlatingen kunnen tot een verbod leiden, te slappe uitlatingen tot een verlies van aanhang.
Is Nederland dan een uitzondering in een Europa waar de intolerantie groeit? Een feit is in ieder geval dat Nederland niet voorop loopt in het aantrekken en toelaten van buitenlanders. Heel vaak is dat wel gedacht van ons ‘gastvrije’ land. De cijfers wijzen echter anders uit. Nederland bevindt zich qua aandeel migranten in de bevolking onder het gemiddelde van Europa, zoals uit tabel 1 blijkt. Uit tabel 2 kan worden afgelezen dat per 1 januari 1991 het relatief aandeel in de bevolking van personen met een niet-Nederlandse nationaliteit uitkwam op 4,6 %. Hierbij is niet gekeken naar allochtonen met de Nederlandse nationaliteit, zoals de meeste Surinamers. Deze categorie allochtonen maakt ongeveer 2,5 % uit van de totale bevolking. Binnen de EG tellen Duitsland en Frankrijk de grootste aantallen buitenlandse ingezetenen. In Duitsland gaat het vooral om Turken en Joegoslaven, in Frankrijk vooral om Noord-Afrikanen en Portugezen. België kent vooral ingezetenen van andere EG-landen, zoals Italianen. In Nederland maakt het aandeel EG-ingezetenen de op een na grootste groep uit. De twee andere grootste groepen vormen de Turken en de Marokkanen.
De discussie over ‘veel’ of ‘weinig’ migranten is uiterst relatief en subjectief. We moeten ons bijvoorbeeld realiseren dat er ongeveer evenveel Nederlanders in het buitenland wonen als buitenlanders in Nederland (zie tabel 2).
Tabel 1: legaal verblijvende migranten in 12 EEG-landen in 1987 en 5 Europese landen in 1982, aantallen en als percentage van de totale bevolking
Land | Aantal | % |
België | 801.000 | 8,2 |
B.R.Duitsland | 4.629.000 | 7,7 |
Denemarken | 78.000 | 1,5 |
Frankrijk | 3.755.000 | 7,0 |
Griekenland | 64.000 | 0,7 |
Ierland | 77.000 | 2,2 |
Italië | 312.000 | 0,5 |
Luxemburg | 95.000 | 26,2 |
Nederland | 531.000 | 3,7 |
Portugal | 50.000 | 0,5 |
Spanje | 113.000 | 0,3 |
Groot-Brittannië | 2.409.000 | 4,3 |
Oostenrijk | 291.000 | 4,2* |
Finland | 12.000 | 0,3* |
Noorwegen | 86.000 | 2,1* |
Zweden | 406.000 | 4,9* |
Zwitserland | 960.000 | 15,0* |
TOTAAL bijna 15 miljoen | 4,5 |
* cijfer over 1982
Toelichting: de vergelijkingswaarde van deze tabel is beperkt.
Ten eerste dateren de cijfers uit 1982 respectievelijk 1987. Inmiddels zijn er natuurlijk veranderingen gekomen in de migratie. Ten tweede bezitten in sommige EEG-staten, zoals Groot-Brittannië, veel migranten reeds bij aankomst de nationaliteit van dat land. Ten derde worden niet-legaal verblijvende migranten hier niet meegeteld, terwijl die in bijvoorbeeld Zuid-Europa een aanzienlijk deel uitmaken van de totale groep. In Italië wordt dit aantal geschat op bijna een miljoen. Tot slot zijn er grote onderlinge verschillen in de nationaliteitswetgeving. Kortom: het gaat hier om de indicatie, waaruit blijkt dat Nederland zeker niet tot de hoogste percentages behoort.
Tabel 2: De grootste allochtone groepen in Nederland naar land van nationaliteit per 1 januari 1991
Land van nationaliteit | |||
Turkije | 203.500 | ||
Marokko | 156.900 | ||
11 EG-landen waarvan | 168.400 | ||
waarvan | |||
Duitsland | 44.300 | ||
Groot-Brittannië | 39.000 | ||
België | 23.600 | ||
Spanje | 17.200 | ||
Italië | 16.900 | ||
Frankrijk | 8.900 | ||
Portugal | 8.300 | ||
Griekenland | 4.900 | ||
Joegoslavië | 13.500 | ||
Suriname | 19.300 | ||
USA | 11.400 | ||
overige landen | 119.300 | ||
Totaal | 692.400 | ||
op de totale bevolking | 4,6 % |
Allochtonen met de Nederlandse nationaliteit
Surinamers | 194.189 |
Antillianen en Arubanen | 66.000 |
Molukkers | 40.000 |
Chinezen | 23.000 |
Zigeuners | 3.700 |
Totaal | 326.889 |
Aantal Nederlanders dat in het buitenland woont per 1 januari 1987: 643.600
Aantalpersonen met vluchtelingenstatus per 1 januari 1990: 18.000
Aantal asielverzoeken in 1990: 21.208
Overeenkomsten Er zijn meerdere verklaringen voor opkomende vreemdelingenhaat ontwikkeld. Sommige wijzen primair op de economische en concurrentieverhoudingen op de arbeidsmarkt en de woningmarkt. Deze benadering wordt gevat onder de ‘concurrentietheorie’. Andere theorieën wijzen op sociale en psychologische factoren. Hierbij wordt vaak de ‘contacthypothese’ aangehaald: autochtonen zouden meer begrip krijgen voor migranten als zij hun leefgewoonten kenden en begrepen. Dit zou vooroordelen kunnen verminderen. Ik denk dat beide benaderingen relevant zijn, maar ga daar nu niet verder op in. Een belangrijke vraag in verband met de vergelijking tussen landen is vervolgens: zijn er overeenkomstige omstandigheden in de verschillende Europese landen waar extreemrechts zich manifesteert? Ook dat is een moeilijk te beantwoorden vraag. Maar er dringen zich tenminste vier overeenkomsten op.
Ten eerste is daar de grote teleurstelling onder de bevolking in ‘de gevestigde partijen’, met name in de traditionele arbeiderspartijen. Geconstateerd kan worden dat juist de sociaaldemocratische politiek in een legitimiteitscrisis is geraakt. Hierover is al veel geschreven. Voor Nederland blijkt de electorale aanhang van CD en CP’86 opvallend groot te zijn in die wijken waar traditioneel de PvdA de meeste stemmen haalt. Ook in Oostenrijk, Duitsland, Frankrijk en België wordt een dergelijke analyse gemaakt. Op deze plaats gaat het vooral om de constatering dat er voor deze partijen en voor de arbeidersbeweging in het algemeen een bijzondere verantwoordelijkheid ligt om het vertrouwen onder grote groepen jongeren en ouderen weer terug te winnen.
Ten tweede is er een overeenkomst in het politieke klimaat. In alle openheid wordt door politici gesproken over ‘het probleem’ van de buitenlanders en de asielzoekers. Men wijst op de groei van het aantal asielverzoeken (dat is inderdaad waar) en zoekt naar mogelijkheden om hieraan een halt toe te roepen. In veel landen wordt er momenteel gewerkt aan een restrictievere wetgeving betreffende asielverzoeken. Zowel in Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland als Nederland wordt gewerkt aan nieuwe wetgeving, die onder andere tot doel heeft asielverzoeken onaantrekkelijk te maken door sneller en strenger te beslissen. Ook wordt in toenemende mate gewerkt met ‘interneringskampen’, waar afgewezen asielaanvragers worden opgesloten. Naast nationale initiatieven wordt gewerkt aan internationale afspraken binnen de EG die gericht zijn op het coördineren van de behandeling van asielaanvragen.[1]
De openlijke problematisering van ‘vreemdelingen’ vormt de voedingsbodem waarop aanslagen kunnen plaats vinden. In dit klimaat schuiven sociaaldemocratische en middenpartijen op naar rechts, onder andere met als doel extreemrechts de wind uit de zeilen te nemen.
Ten derde is er een overeenkomst in economische omstandigheden. In de meeste van de genoemde landen is sprake van een groeiende categorie langdurig werklozen. Het aandeel jongeren onder hen is hoog, met name in bepaalde grote industriële centra in Engeland, Duitsland, Frankrijk en België. De uitzichtloosheid van hen wordt, al dan niet direct gestuurd door interventie van extreemrechts, afgereageerd op aanwezige allochtonen. Een veel genoemd verschijnsel is de gedachte, het vooroordeel, dat allochtonen voorgetrokken worden op de arbeids- en woningmarkt. Men wijst dan op het feit dat er allochtonen überhaupt een woning of baan krijgen. Het cynische van de situatie is dat de werkloosheid en slechte woonomstandigheden van migranten veelal erger zijn dan van autochtonen in een zelfde sociaaleconomische situatie. Het recht op een uitkering van allochtonen wordt vervolgens weer aangevochten en betiteld als misbruik. Wat hier onder andere gebeurt wordt aangeduid als het proces van ‘blaming the victim’. Dat wil zeggen dat de slachtoffers van economische problemen en maatschappelijk isolement nog eens extra worden weggedrukt, niet in de laatste plaats door andere slachtoffers van dezelfde omstandigheden. Men wenst niet gelijk gesteld te worden aan de andere slachtoffers. Concurrentieverhoudingen krijgen hier een bijzondere sociaalpsychologische dimensie.
Een vierde factor die hier mee samenhangt, is de weerstand die wordt opgeroepen door collectieve cultuurbeleving en zelforganisatie. Sinds enkele maanden wordt er door de VVD openlijk gemeld dat islamitische scholen slecht zouden zijn voor de ‘integratie’. Ook in Frankrijk speelt een dergelijke kwestie. Daar is het op openbare scholen verboden om hoofddoekjes te dragen, omdat dat de integratie zou tegenhouden. Uit onderzoek blijkt voorlopig dat islamitische scholen wel eens een heel goede start kunnen zijn voor een succesvolle schoolloopbaan.
De rechtse roep om ‘integratie’ is verwerpelijk: het gaat niet uit van het recht op een eigen cultuur en eigen organisaties. Subsidies voor islamitische initiatieven kunnen daardoor in gevaar komen. Deze ‘integratie’ geeft ook niet aan hoe de achterstanden op het gebied van scholing, arbeid en inkomen zullen worden opgeheven. We hebben hier te maken met ‘smalle integratie’ die bijzondere rechten wil opheffen en bijzondere plichten wil aanscherpen.
Integratie is pas succesvol als barrières voor ontwikkeling op het gebied van scholing, cultuur, politiek, arbeid en wonen worden weggenomen. Discriminatie en racisme moeten met de hoogste prioriteit bestreden worden. Recht op zelforganisatie op alle maatschappelijke gebieden moet volledig erkend worden.
Dan komen we mogelijk in de fase waarin respect het wint van vernedering.
Bronnen:
* International Viewpoint 218 (december 1991) en 222 (februari 1992)
* Socialist Outlook no. 14, januari 1992
* WRR-rapport Allochtonenbeleid 1990
* Maandstatistiek Bevolking, CBS
* Amnesty International, Europe, human rights and the need for a fair asylum policy. November 1991
* R.B.J. Witte, De onbegrepen verkiezingsuitslag voor extreemrechts. In Acta Politica, oktober 1991.
* J. van Donselaar, Fout na de oorlog. Fascistische en racistische organisaties in Nederland 1950-1990.
* OESO, Continuous reporting system on migration SOPEMI. Parijs, 1991.
De doorbraak van extreemrechts is de meest schokkende gebeurtenis van de verkiezingen in november 1991. In de verkiezingscampagnes hebben, net als dat in Frankrijk, Engeland en Duitsland gebeurt, gevestigde partijen getracht stemmen te winnen onder het potentieel electoraat van het Vlaams Blok. Maar, net als met Le Pens Front National, bleek dat kopiëren de populariteit van het origineel versterkt. In Vlaanderen groeide het Vlaams Blok uit van 3 % in 1987 tot ruim 1O % in 1991. Hiermee heeft zij haar fractie in het parlement uit kunnen breiden van twee naar 12 zetels. Het meest spectaculair is de aanhang in Antwerpen. Hier is het Vlaams Blok de grootste partij van de stad geworden. In Brussel werd zij de op een na grootste partij. Het Vlaams Blok heeft nu recht op een ministerschap in de Vlaamse regionale regering.
Ook in het Franse Wallonië trad een extreemrechtse partij naar voren onder een inmiddels van de zuiderburen bekende naam: het Front National. Zij veroverde 33 duizend stemmen in Brussel en behaalde spectaculaire winst in andere steden. Deze winst moet gezien worden naast nog andere extreemrechtse groepen die in dat deel van België aan de verkiezingen deelnamen. Al deze groeperingen hebben geprobeerd zich een respectabel aanzien te geven door simpele thema’s te gebruiken: immigratie, onveiligheid, nationalisme en abortus.
Het Vlaams Blok heeft haar grootste steun in de grote en middelgrote steden. Het zijn die groepen mensen die het hardst zijn getroffen door de crisispolitiek van de afgelopen tien jaar. De mee regerende sociaaldemocratische partij SP is nauwelijks nog in staat om mensen een duidelijk perspectief te geven. Haar reactie op de groeiende populariteit van extreemrechts gaat voorbij aan dit cruciale probleem. De SP benadrukt vooral het belang van een krachtige, centrale staat.
Hoewel de afgelopen jaren al eerder extreemrechtse geluiden in Duitsland hebben geklonken (denk aan de Republikaner) is 1991 het jaar geweest waarin racisme en directe aanvallen op migranten met een beangstigend hoge frequentie zijn voorgekomen. Begin april vorig jaar werd de migrant Jorge Gomondai in Dresden vermoord, Op 1 juni marcheerden tweeduizend neonazi’s door de straten van dezelfde stad en op 17 augustus door Bayreuth. In september belegerden honderden rechts-radicalen in het voormalig Oost-Duitse stadje Hoyerwerda dagenlang en voor het gretige oog van de televisiecamera’s woonsilo’s waarin migranten verbleven. Slachtoffers waren de ooit voor ‘vuil werk’ naar de DDR gehaalde, doorgaans ongeschoolde arbeiders uit Vietnam, Mozambique, Cuba en Nigeria. De autoriteiten spraken hun afschuw uit, maar stelden dat het hier om agressieve, niet-politieke jongeren ging.
De aanhang onder de arbeidersklasse voor extreemrechts groeit. In het najaar kreeg bij verkiezingen in Bremen extreem rechts 8 % van de stemmen. ‘Slechts’ 21 % van de voormalige Oost-Duitsers en 38 % van de voormalige West-Duitsers heeft ‘begrip’ voor sterk rechtse gedachten. Eén op de tien Duitsers koestert zelf sterk rechtse gedachten. Ongeveer 56 % van de jongeren tussen de 16 en 18 jaar is het eens met de uitspraak ‘Ik ben trots om een Duitser te zijn’. Eén op iedere vijf Duitsers denk autoritair en heeft behoefte aan een leider. Eén op iedere 20 Duitsers heeft fascistische gedachten.
In het voormalig Oost-Duitsland bevinden zich 1500 jonge extreemrechtse kaders. Daarachter staan tien maal zoveel directe aanhangers en zeker 50 duizend sympathisanten.
De relatief grootste groep wordt gevormd door de Republikaner. Toen deze stroming voor het eerst aan verkiezingen deelnam (Europees parlement) in 1989 behaalde zij twee miljoen stemmen, oftewel 7 %. Daarmee traden zij toe tot verschillende parlementaire organen. Sinds 1990 wordt beweerd dat de Republikaner 25 duizend leden hebben, met name in het voormalig West-Duitsland. De NPD en de DVU zijn de afgelopen twee jaar sterker geworden. Gezamenlijk tellen zij niet meer dan 30 duizend leden. Een poging tot samengaan in een ‘Duitse lijst’ is mislukt (zoals vaak in extreemrechtse hoek het geval is) en heeft geleid tot het ontstaan van nog een vierde groepering. Deze extreemrechtse groeperingen hebben een beperkte standvastige sociale basis, voornamelijk binnen de burgerij. In de praktijk gaat het eerder om verkiezingsfenomenen dan om werkelijke partijen met partijopbouw. Hun politiek programma is voornamelijk gebaseerd op een fascistisch perspectief en vreemdelingenhaat.
Hoewel onder bepaalde omstandigheden de electorale aanhang van deze groepen gezamenlijk 10 % kan bedragen, neemt de CDU hen nog veel wind uit de zeilen. Dit is zeker het geval vanwege haar antivluchtelingen hysterie.
Naast deze niet te verwaarlozen electorale factor, zijn de openlijk fascistische straatgroepen veel gevaarlijker. Het gaat hier niet om losgeslagen jongelui, maar om actieve kaders, die opereren onder werkende jongeren. Hun basis is vooral terug te vinden onder groepen skinheads. Totaal zijn er ongeveer zevenduizend van hen in Duitsland, waarvan de helft zich aangetrokken voelt tot radicale fascistische actie.
Ongeveer 150 skinheads zijn betrokken bij openlijke acties in steden, meestal opererend in groepjes van 20 tot 30 personen. Hier is niet echt sprake van spontane initiatieven. In mei 1991 waarschuwde een hoge Oost-Duitse politiefunctionaris voor de toenemende terreur, gepleegd door een duidelijk georganiseerde beweging. Tot nog toe wordt dit door de autoriteiten ontkend. Voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog kan gesproken worden van een militante fascistische beweging, die haar doelen vooral zoekt bij asielzoekers en migranten. Er zijn al bewijzen voor wapenvoorraden en militaire training. In 1990 waren er 19 gevallen van brandstichting in verblijven van asielzoekers en andere migranten. In 1991 is dat opgelopen tot bijna driehonderd, waarvan tweederde in het voormalige West-Duitsland. Daarbij komen in het hele land nog eens 234 geregistreerde rechtstreekse aanvallen op migranten.
Het grootste gevaar zit echter in de groeiende aanhang onder jongeren uit de arbeidersklasse. Daar verliezen progressieve bewegingen snel hun invloed. Dit betekent in ieder geval dat een antiracistische beweging zich sterk moet richten op de wortels van dakloosheid, werkloosheid en uitzichtloosheid en dat een dergelijke brede beweging haar werkterrein moet zoeken in de achtergestelde arbeidersbuurten en in fabrieken en een bondgenootschap moet organiseren met de migranten.
In gemeenteraadsverkiezingen eind 1991 heeft de extreemrechtse Oostenrijkse Volkspartij FPö een grote overwinning behaald. De sociaaldemocratische partij verloor haar absolute meerderheid en de traditionele rechtse partij öVP moest eveneens terrein prijs geven. De FPö is nu met 22,5 % van de stemmen de tweede partij in de hoofdstad. De verkiezingen werden overheerst door het thema immigratie. De FPö lanceerde een krachtige anti-immigranten campagne. Van de andere deelnemende partijen zette alleen het Groene Alternatief zich expliciet af tegen de vreemdelingenhaat, hoewel de leider van deze partij ook duidelijk maakte dat hij ‘die vreemdelingen niet wilden aanmoedigen om te komen’.
De FPö heeft vooral in traditionele arbeiderswijken veel stemmen gewonnen, soms zelfs tot 25 % van het totaal. De sociaaldemocratische stadspolitiek heeft op fundamentele maatschappelijke terreinen, zoals openbaar vervoer, gezondheidszorg, huizenbouw en politieke integratie van migranten, gefaald en geen bevredigende vooruitgang weten te boeken.
De conservatieve öVP is door de verkiezingsuitslag in Wenen in een crisis terecht gekomen. Veel waarnemers denken dat de FPö het in een nek-aan-nek race zal gaan opnemen tegen de öVP tijdens landelijke verkiezingen.
Met de verkiezingsoverwinning van de conservatieve partij in Groot-Brittannië in 1979 werden de mogelijkheden van Britse fascistische en racistische organisaties verkleind. Het waren de jaren waarin Thatcher sprak over de blanke Britse vrees voor overstroming door ‘vreemde culturen’ en andere conservatieven zich afvroegen of zwarte en Aziatische Britten het Engelse cricketteam wel steunden. Het was ook de tijd dat anti-Europese retoriek hoogtij vierde en Thatcher bereid was in een imperialistische oorlog een eilandengroep bij Argentinië op te eisen. In de jaren tachtig en met name de laatste paar jaar, is de werkloosheid gegroeid, de economie bevindt zich in een crisis. Met een volledige vrije kapitalistische markt als doel bij Thatcher en grote veranderingen op de arbeidsmarkt (ondergang traditionele industrie, opkomst financiële en dienstensector) is de maatschappij verregaand geatomiseerd.
Margaret Thatcher is weg, John Mayor heeft het roer overgenomen. Fascistische en racistische organisaties zijn nu bezig met een comeback in deze nieuwe maatschappelijke omstandigheden. De meest prominente extreemrechtse politieke partij, de Britse Nationale Partij (BNP) won in september vorig jaar 25 % van de blanke stemmen in een verkiezing voor de deelraad van Oost-Londen. Haar campagnethema was ‘rights for whites’ (‘rechten voor de blanken’). De propagandamethoden zijn minder ruw en meer toegesneden op de dagelijkse ergernissen van blanke Britten. Bij de komende nationale verkiezingen zal de BNP met 20 kandidaten uitkomen en het National Front, een andere fascistische organisatie, met ruim 12 personen.
Leden van deze organisaties zijn begonnen met georganiseerde aanslagen op linkse activisten. In verschillende steden zijn colporteurs van het revolutionair socialistisch blad Socialist Outlook bedreigd en aangevallen. Het woonhuis van een zwart lid van de Socialistische Arbeiderspartij (SWP) is met brandbommen aangevallen. Colporteurs van de krant van de SWP, Socialist Worker, zijn eveneens aangevallen.
Maar het meest bedreigend is de toename in frequentie en ernst van racistische aanvallen. Er hebben recentelijk aanvallen met brandbommen plaats gehad op zwarte en Aziatische families en er hebben zich afschuwelijke incidenten voorgedaan, waarbij verschillende volwassenen de gezichten van tien jaar oude Aziatische kinderen kapot hebben getrapt.
Voor 1990 staat het officiële aantal raciaal gemotiveerde aanvallen in Groot-Brittannië op 6.459. Voor 1991 en 1992 zal het ongetwijfeld hoger uitkomen. Niet al deze aanvallen zijn uitgevoerd door aanhangers van fascistische groepen. Buurtbewoners en groepjes jongeren trekken er soms op uit op zoek naar slachtoffers. Racisme is geen taboe meer.
Rechtse proregeringskranten komen regelmatiger met berichten over migranten die met sociale uitkeringen zouden frauderen en over migranten die voorgetrokken zouden zijn bij de toewijzing van een woning. Tegelijk spreken politici over de ‘toestroom’ van immigranten.
In recente maanden zijn Zweden en Stockholm in het bijzonder, opgeschrikt door een golf van racistisch geweld. In november zijn door gerichte gewapende aanvallen vijf immigranten gewond geraakt en is een Iraanse student gedood. Eind december, begin januari vonden er verschillende bomaanslagen of bedreigingen daarmee plaats bij stations en vliegvelden. Een bom explodeerde in het Centraal Station in Stockholm, waarbij een politieagent gewond raakte. De aanslagen stonden in verband met de rechtszaak van twee leden van de extreemrechtse VAM (Blanke Arische Verzet).
Eind januari vonden er binnen vijf dagen vijf aanslagen plaats in Uppsala en Stockholm. Door deze aanslagen raakten twee Turken en een Palestijn ernstig gewond, drie andere migranten werden ook geraakt. De aanslagen met schietwapens waren duidelijk bedoeld om te doden. Er werd op het hoofd gericht en zonder enige voorafgaande aanleiding. Vooral migranten die een eigen winkel of café hebben of daarin alleen werken, zijn het doelwit.
Deze aanslagen gaan gepaard met andere aanvallen in Zweden, vooral in woonbuurten en gericht op winkels.
De racistische geweldsgolf domineert het politieke en maatschappelijke klimaat in Zweden. Stockholm verkeert in een shock, migranten vrezen voor hun leven. Verschillende protestdemonstraties zijn al gehouden. Op 21 februari is een massale protestdag gehouden, waaronder een één-uur-staking, door migranten en autochtonen om protesteren tegen het geweld en om te laten zien hoe belangrijk migrantenarbeiders voor de nationale economie zijn.
Het extreemrechtse Front National staat op 20 % in de nationale verkiezingsonderzoeken. Onder arbeiders en jongeren loopt de steun op tot 25 %. Jean-Marie le Pen, de leider van het Front National, heeft eind vorig jaar een vijftigpunten programma uitgebracht over immigratie. Een bloemlezing daaruit.
Families van buitenlandse arbeiders in Frankrijk krijgen niet automatisch meer het recht om het land binnen te komen. Geboorte in Frankrijk geeft geen automatisch recht meer op staatsburgerschap. Degenen die recentelijk dit recht hebben gekregen moeten daar mogelijk weer van afzien. Migranten zullen officieel uitgesloten worden van bepaalde banen en voor hen wordt een apart systeem van sociale zekerheid opgezet. Autochtone Fransen krijgen altijd voorrang bij de verdeling van woningen. Degenen die het land in willen, ook toeristen, zullen 100 duizend frank borg moeten storten en moeten verplicht een AIDS-test ondergaan. Dit wordt uitgevoerd en gecontroleerd door speciale detentiecentra op vliegvelden en in havens. Personen uit EEG-landen en zij die eenzelfde ‘cultuur, religie en beschaving delen’ worden van deze maatregelen vrijgesteld.
De bouw van nieuwe moskeeën en culturele centra voor moslims wordt stopgezet. Het onderwijssysteem wordt doorgelicht op gebrek aan Franse identiteit.
Een voormalig minister van Binnenlandse Zaken onder president Giscard d’Estaing in de jaren zeventig, Michel Poniatowsk, beoordeelde veel van de voorstellen van het FN als ‘interessant’ en ‘normaal’. Hoewel de meeste andere rechtse en linkse politici afstand nemen van deze voorstellen, leiden publieke uitspraken van sommigen van hen wel feitelijk in die richting. Zo klaagde Jacques Chirac over de ‘geuren’ van immigranten en sprak Giscard d’Estaing over de angst voor een ‘invasie’.
Het Front National hoopt door het propageren van een expliciet racistische politiek niet in de schaduw terecht te komen van andere rechtse politieke partijen. Wie terugkijkt in de geschiedenis kan verwachten dat sommige van de vijftig voorstellen van het FN binnenkort in het openbaar debat van Franse politici aan bod gaan komen.
_______________
[1] In 1992 zal deze coördinatie een hoogtepunt bereiken met de inwerkingtreding van drie verdragen. 1. Het Schengenverdrag is gericht is op grensbewaking, informatie uitwisseling en persoonscontrole. 2. Het in 1992 in werking tredende verdrag van Dublin regelt dat de EG-landen onderling bepalen in welk EG-land een individuele aanvraag wordt behandeld. Als vluchteling kun je dus binnenkort niet meer kiezen waar je wenst te verblijven. Dit EG-beleid is er onder andere op gericht te voorkomen dat afgewezen vluchtelingen naar een ander EG-land gaan. 3. De Ontwerpverklaring over het passeren van de buitengrenzen van de EG is nog in behandeling. Deze zal de toelatingsvoorwaarden gaan regelen, dus het visa-beleid.
Waar een betere Europese ‘coördinatie’ toe kan leiden bleek in maart vorig jaar. In die maand arriveerden 17 Tamils uit Sri Lanka, via Rome, op het vliegveld van Wenen en vroegen daar asiel aan. Hun verzoek om een vertegenwoordiger van het Vluchtelingencommissariaat van de Verenigde Naties te spreken, werd niet ingewilligd. Volgens de VN waren er ‘redelijke gronden’ voor een asielaanvraag. Dezelfde dag stuurde de Oostenrijkse autoriteiten de Tamils naar het vliegveld van Rome, omdat ze daar als eerste geland waren. De VN-vertegenwoordiger kon niet optreden in Rome, omdat het weekend was. De Italiaanse autoriteiten weigerden de Tamils te beschouwen als asielzoekers: zij waren immers al door Wenen ‘afgewezen’. Dezelfde dag stuurden de Italianen de Tamils terug naar Sri Lanka.