Georges Vereeken

De dagen van oproer in juli 1932


Geschreven: eind 1932
Bron: Heruitgave als brochure omstreeks 1974 door Vereeken, met wellicht toegevoegde commentaar. Uitgegeven door de Revolutionair Marxistische Tendens, afd.: België; fotokopies: AMSAB
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, september 2008

Laatste bewerking: 14 september 2008


Zie ook:
Beknopte inleiding tot het trotskisme
Sociaaldemocratie en parlementarisme
Massastaking, partij en vakbonden
De revolutionaire massa-actie
Algemene werkstaking en sociaaldemocratie

Voorwoord
De losbarsting
De werk- en levensomstandigheden van de arbeiders in België:
“Paradijs van het kapitalisme”

Korte historiek van de julidagen en van de algemene staking der mijnwerkers
De plaatselijke conflicten in de Borinage
De strijd van de stakers tegen het Koninklijk Besluit
De opstand
De algemene staking in de Borinage
De eerste straatgevechten
Uitbreiding van de algemene staking in de Borinage — de dagen van oproer
De reactionairen en de reformisten gaan in het offensief
De geheime overeenkomst van de reformistische bureaucratie
De duistere komedie van de Gemengde Commissie van het Mijnwerkerscongres en het Parlement
De dolksteek van het NC, van de SC en van de algemene raad van de BWP - Het bevel tot werkhervatting [1]
De afzondering van de mijnwerkers

Voorwoord

Deze brochure werd enkele weken na de gebeurtenissen die ze omvat geschreven. Spijtig genoeg aanschouwde deze brok geschiedenis van de Belgische arbeidersbeweging, en dan vooral van de 200.000 mijnwerkers, nooit het daglicht. Dit is te wijten aan de bloedarmoede van onze politieke beweging, geplaatst tegenover de verscheidene en beslissende gebeurtenissen die elkaar steeds in versneld tempo opvolgden en die ons rust noch duur gunden.

De wereld beleefde de grootste crisis uit zijn geschiedenis. De verwarring had een dergelijke omvang aangenomen, dat ze gerust kan vergeleken worden bij de buitengewone ontwikkeling van de productiekrachten na de eerste wereldoorlog. De bankroeten spaarden geen enkele klasse doch de werkloosheid werd uitsluitend gedragen door de arbeidersklasse en die van de geruïneerde kleinburgerij.

Het land telde honderd duizenden werklozen en de wereld telde er miljoenen, waarvan er slechts een gedeelte kon rekenen op een karige steun. Overal dreigde er opstand, doch de onderlinge verstandhouding van de bezittende klassen en hun ervaring in de kunst de massa’s te manipuleren, stelden hen in staat nu eens deze opstanden te bedwingen, dan weer een ijzeren regime in te stellen, waarvan het fascisme wel tot de meest uitgewerkte vorm kan werden gerekend. In 1932 schreden de revolutie en de contrarevolutie zij aan zij.

Zo stonden de zaken ervoor toen onze organisatie ontstond eind 1930 en zich trachtte te ontwikkelen. Vóór het uitbreken van de staking in de Borinage, de julidagen en de algemene mijnwerkersstaking in ons land, telde onze groep nauwelijks dertig leden waarvan de meerderheid in de streek van Charleroi woonde. Het waren allemaal arbeiders die gemiliteerd hadden in de Kommunistische Partij, vervolgens in de Linkse Kommunistische Oppositie en die zich om verscheidene politieke redenen hadden afgescheurd van de meerderheid. Al deze militanten hadden een syndicaal verleden en meerderen onder hen waren uit de reformistische syndicaten gesloten wegens hun communistische overtuiging of hun revolutionaire actie.

Kameraden uit Charleroi leidden bepaalde secties van de syndicaten die men “Les Chevaliers du Travail” noemde, organisaties die een opmerkelijke strijdlust aan de dag legden en die clandestien werden opgericht tegen het einde van de 19de eeuw door Belgische arbeiders die waren teruggekeerd uit Amerika.

Op 11 januari 1931 gaf onze kleine kern van militanten het eerste nummer uit van een maandelijks tijdschrift La voix communiste en koos als naam: “Groupe Belge d’Opposition Communiste de Gauche”. De groep werd erkend door de “Internationale Linkse Kommunistische Oppositie” opgericht door L. Trotski.

Het was het jaar van de val van de Spaanse monarchie, die in 1930 werd voorafgegaan door de interne ineenstorting van de militaire dictatuur van Generaal Primo de Riviera. In Spanje ontwikkelden de gebeurtenissen zich regelrecht naar de revolutie toe. In Duitsland evenwel sneden de contrarevolutionairen de revolutionaire krachten de pas af wegens de domme en onverantwoorde stalinistische politiek, gekend onder de naam van de theorie van het “sociaal fascisme”, die elke strijdeenheid van de socialistische en communistische Duitse arbeiders onmogelijk maakte. Vanaf het kleine Turkse eiland Prinkipo, gelegen in de Dardanellen waarheen Trotski verbannen werd in onderlinge verstandhouding tussen Stalin en het burgerlijke regime van Turkije, van daaruit bereikte ons de documenten die de evolutie van het wereldgebeuren analyseerden, vooral dan over de landen waar het er het heetst aan toeging: Spanje en Duitsland.

Wat ons betrof, in het kleine België, in de schaduw van de grote mogendheden en de belangrijke gebeurtenissen, wij moesten wel degelijk de problemen die ons gesteld werden onder ogen zien.

Aldus waren we min of meer ingewerkt in het samenstellen van ons halfmaandelijks blad waarvan er zes- zevenhonderd exemplaren verkocht werden, of er brak in de Borinage een staking uit die vanaf het begin de allures aannam van een ware opstand.

Zo ze uiteindelijk werd beperkt tot een algemene staking van de provincie Henegouwen en van alle steenkoolbekkens in het land, dan was dat te wijten aan de collaboratie van de politieke en syndicale leiding met het repressieapparaat van de burgerlijke Staat. Zonder hen, zou de burgerij niet bij machte geweest zijn deze staking — die schrikwekkende afmetingen begon aan te nemen — in te dijken en gedurende bepaalde tijd een status quo te handhaven, om nadien de mijnwerkers af te zonderen en ze na twee maanden van uitputtingspolitiek door de knieën te krijgen.

Breed, genomen deden de stalinistische KP en de twee groepen van linkse oppositie wat ze konden om de strijd van deze arbeiders uit te breiden en te ondersteunen maar — weinig talrijk en verzwakt door de verdeling als ze waren — konden ze geen gewicht in de weegschaal werpen. Nochtans liepen de reformisten en de repressiekrachten een nederlaag op daar waar er een kern bestond van actieve en vastberaden revolutionairen. Dit was grotendeels het geval in de gemeentes Gilly, waar de mijnwerkers verenigd bleven tot op de laatste dag. Deze massabeweging en onze activiteit stelden ons in staat het aantal van onze militanten te verdubbelen.

Het formaat van ons orgaan La voix communiste werd vergroot en het halfmaandelijks blad werd een weekblad.

Tijdens de eerste maand van de staking bereikte onze oplage de 5.000 exemplaren en, nadat de “orde” was hersteld, stabiliseerde ze zich tot om en bij de 2.000 exemplaren, waarvan er meer dan driekwart werden verkocht in Henegouwen, hoofdzakelijk dan in de streek van Charleroi. Wij hadden eveneens contacten gelegd in meerdere steden van het land. Wij zagen hierin de bevestiging dat wanneer de woede van de brede massa’s tot losbarsting komt, een voorhoede die nauw verbonden is met de arbeiders — zelfs een weinig talrijke voorhoede maar dan ingeplant in de voornaamste streken — kon groeien en zich zeer snel versterken om het voornaamste instrument te worden van de machtsovername.

Zo onze tendens — na tweeënveertig jaar later — tot het besluit is gekomen deze brochure te publiceren, dan is dat omdat we denken dat deze bladzijden geschiedenis momenteel nuttig kunnen zijn voor de voorhoede militanten, die versnipperd zijn in een veelheid van kleine groepjes, en die oog in oog zullen komen te staan met nog grotere problemen dan in 1932 het geval was.

De crisis die zich nu ontwikkelt in alle bedrijfstakken, met haar steeds groter wordend aantal conflicten en stakingen, zowel in dit land als in Europa en de kapitalistische wereld, is hiervan wel het bewijs.

Deze toestand die bijzonder ernstig is voor het kapitalisme, zal zeer gunstig zijn voor het oprichten van basiscomités die de arbeiders groeperen, zonder onderscheid van politieke, filosofische of godsdienstige overtuiging, en zal tevens de selectie toelaten van een politieke voorhoedeorganisatie.

Zo de revolutionaire groeperingen onder de gegeven omstandigheden verdeeld blijven, en dan nog vooral wegens de bestaande interne meningsverschillen van de landen die met het kapitalisme hebben afgerekend en tussen deze landen onderling, dan wel wegens de in ons land te volgen tactiek tegen het kapitalisme, als ze er niet in slagen zich te verenigen, dan zullen ze de hoofdverantwoordelijken zijn voor nieuwe nederlagen.

Zo ze er toch in gelukken om de strijd die in dit land moet gevoerd worden tegen het kapitalisme op de voorgrond van hun inspanningen te plaatsen, dan zouden ze niets anders doen dan hun plicht op nationaal vlak, maar ook en vooral op het vlak van de ontwikkeling van de wereldrevolutie en de verdediging van dat deel van de wereld waar het kapitalisme op de vuilnisbelt van de geschiedenis is terechtgekomen.

25 mei 1974

De losbarsting

De Belgische arbeidersklasse heeft zopas historische momenten beleefd. Na gedurende een tiental jaren te zijn teruggeslagen door het drieledig verbond van patronaat, Staat en reformistische bureaucratie; na achterop te zijn geraakt en haar levenspeil en bestaansvoorwaarden met ongeveer 30 tot 40 % te hebben zien dalen, heeft de arbeidersklasse — meer en meer gedompeld in de ellende en de werkloosheid — zo pas gereageerd met totnogtoe nooit geziene kracht in de geschiedenis van de Belgische arbeidersbeweging. In een opwelling van woede, gevolg van de nieuwe aanvallen van het patronaat, gingen de mijnwerkers uit de Borinage — getrouw aan hun strijdtraditie — over tot de actie en betrokken ze alle mijnwerkers der overige steenkoolbekkens mee in de strijd, evenals een groot aantal proleten van andere corporaties.

Als een donderslag rolde de beweging begonnen in een paar mijnen van de Borinage — overheen het hele bekken, om zich dan als een lopend vuur te verspreiden over het centraal bekken, dat van Charleroi, van de Neder-Samber en van Luik. De staking breidde zich uit — typerend feit — tot het nieuwe Kempense bekken, dat voor de eerste maal deelnam aan een rechtstreekse aanval tegen de steenkoolbarons.

De oproep tot algemene staking ging doorheen het hele land en bracht de burgerij ten einde raad.

Gedurende enkele dagen weerklonk het gewoel van de arbeidersopstand in de straten. Politie en reformistische krachten waren niet bij machte gebleken deze uitbarsting te voorkomen. Met onvermoede kracht trokken arbeiders — mannen, vrouwen en kinderen — technici en kleinburgers met zich meetronend, als steeds groter wordende massa’s van mijn tot mijn, van fabriek tot fabriek, van werf tot werf, en legden al heel vlug het economisch leven lam van de meest geïndustrialiseerde provincie van het land.

Bepaalde mijndirecteurs, verwaande bruten die gehaat werden door de arbeiders, zagen zich opgesloten in hun woningen en waren wel verplicht zich gedurende enkele dagen te laten bevoorraden door de rijkswacht.

Het kasteel dat aan een hunner toebehoorde werd in brand gestoken. De koolputten werden totaal verlaten, wat kreten van angst en woede ontlokte aan de bezittende klasse. De arbeiders legden het werk stil en hadden bovendien het lef op de koop toe nog te weigeren de eigendommen van hun uitbuiters te onderhouden gedurende de staking!!! In meerdere gemeenten was het proletariaat heer en meester op straat: het stelde er gewoon zijn eigen wetten. Voor de eerste maal werd het verkeer geregeld door de arbeidersmassa. De arbeiders waren het die “vrijgeleiden” verstrekten. Het gezag van de minderheid had plaats moeten ruimen voor het gezag van de meerderheid. De bevreesde burgerij bracht praktisch de hele rijkswacht in ’t geweer en stuurde ze naar Henegouwen, waar de staking was uitgegroeid tot een ware opstand. De rijkswachters waren bewapend met de modernste moordtuigen: pantserauto’s met mitrailleurs bewapend, reflectoren, lichte tanks. Gedurende vier dagen werden gewapende troepen per trein aangevoerd. Zo officieel de staat van beleg niet werd afgekondigd, dan voerde de Staat toch een waar schrikbewind tegen de arbeiders, gekenmerkt door heftige repressiemaatregelen en willekeurige aanhoudingen. In de hoofdstad werden alle openbare gebouwen bewaakt, binnenin door de paar overgebleven rijkswachters, buiten door de politie. Bruggen, viaducten, telefooncentrales en elektrische centrales werden door militairen bewaakt. De centrale van Auvelais bij Namen werd versterkt met het doel gebeurlijke hevige aanvallen te kunnen doorstaan: loopgraven werden gegraven, prikkeldraadversperringen opgeworpen en meerdere mitrailleursecties in stelling gebracht. Legervliegtuigen voerden verkenningsvluchten uit boven de streek. De troepen kregen uitgaansverbod. Ganse regimenten werden naar het “binnenlands front” afgevoerd.

Duizenden arbeiderszonen moesten de rijkdommen van hun uitbuiters bewaken en beschermen. Zij werden op hun beurt omringd door rijkswachters, uit vrees dat ze zouden verbroederen met hun klassebroeders. De Algemene Veiligheid was dag en nacht op de been. Talloze huiszoekingen vonden plaats bij alle revolutionaire militanten. Er werden honderden voorlopige aanhoudingen verricht en bekrachtigd.

De rechterlijke macht van de burgerij, evenals haar politie en haar pers, bedachten in zeven haasten een complot tegen de Veiligheid van de Staat, in een poging deze aanhoudingen te verrechtvaardigen!!

Ondanks deze machtsontplooiing en in zekere mate zelfs dankzij deze uitdagende maatregelen en de heftige stormlopen van de rijkswacht tegen de stakers, waarbij twee doden en tientallen gewonden op straat werden achtergelaten, werd niet alleen de ganse arbeidersklasse door de strijdlust bevangen, doch zelfs die lagen van de kleinburgerij die het ergst door de crisis getroffen waren. Een echte geest van opstand bezielde de massa’s, die slechts op een teken wachtten om zich gezamenlijk in de strijd te werpen met de Henegouwse mijnwerkers en arbeiders. De algemene staking, alhoewel verwacht en gewenst door de overgrote meerderheid van de arbeidende massa’s, barstte echter niet los. Eens temeer slaagden de samengebundelde krachten van Staat, patronaat en christen- en sociaaldemocratie erin de woede en de strijdwil van de arbeiders in te dijken, de algemene staking te vermijden en de mijnwerkers af te zonderen, om tenslotte na twee maanden heldhaftige strijd van deze laatsten ze het werk te doen hervatten met de belofte hun lonen en hun ellende te stabiliseren.

Kleine toegeving van Staat en patronaat, maar desalniettemin een toegeving. Sedert 1886 had een dergelijke strijd zich niet meer voorgedaan.

De werk en levensomstandigheden van de arbeiders in België
“Paradijs van het kapitalisme”

Door België op deze manier te omschrijven kon Marx, de grondlegger van het wetenschappelijk socialisme, het geheel van economische, politieke en sociale elementen en factoren van dit landje — buffer tussen de grootste Europese machten — niet beter samenvatten. Zo deze vijf woorden die een geheel samenvatten, juist waren in de tijd toen ze werden neergeschreven, nu driekwart eeuw geleden, dan hebben ze nog steeds niets aan actualiteit ingeboet, en dit niettegenstaande de ingrijpende veranderingen van de laatste tientallen jaren.

Nochtans hadden de ontwikkeling van de machinale techniek en van de wetenschap, de vlugge centralisatie en concentratie der industriële ondernemingen en bankinstellingen, de voortdurend opgedreven productiecapaciteit en de inkrimping der afzetgebieden een dodelijke concurrentiestrijd op de markten tot gevolg en dwongen de bezittende klassen uit louter zelfbehoud een hardnekkige strijd te voeren tegen de reeds zo wankele werk- en levensomstandigheden van de arbeidende massa’s.

Volgens de statistieken van het Internationaal Arbeidsbureau is het “democratische” België, samen met Polen en het fascistische Italië, het land waar het bestaanspeil van de arbeiders het laagst is. De economische crisis die sedert 1929 in de ganse kapitalistische wereld woedt, en die in België slechts werkelijk wordt aangevoeld in het midden van 1930, is het signaal geweest om de aanvallen te verdubbelen tegen de lonen en de karige sociale voorzieningen die het gevolg waren van de revolutionaire strijd van de proletariërs in de andere landen en eerder nog van de zwakheid van de burgerij kort na de oorlog van 1918, dan wel van de parlementaire actie van het indrukwekkend verkiezingsapparaat van de Belgische Werklieden Partij, die zich rechts had opgesteld tijdens de 2e Internationale. Inderdaad, dit algemeen stemrecht waarvoor de Belgische arbeidersklasse vóór de oorlog tot tweemaal toe een algemene staking had uitgeroepen, bewegingen die toen mislukten door de lafheid van de Belgische Werklieden Partij en de Syndicale Commissie [2], dit algemeen stemrecht werd na de oorlog door de burgerij toegekend, vooral ook ten gevolge van de machtsovername van het Russisch proletariaat en de revolutionaire golf die over Europa spoelde.

Om hun macht en voorrechten veilig te stellen stonden de kapitalisten onder impuls van paniek en vrees de arbeiders eveneens de achturendag en verscheidene sociale wetten toe, ingewilligde eisen die door de reformistische leiders werden toegeschreven aan hun parlementaire actie. Maar zodra de burgerlijke macht weer stevig in ’t zadel zit, keert de inhalige burgerij zich tegen de arbeidersklasse in een poging terug te nemen wat ze voordien verplicht werd toe te staan.

Het herstel van de door vier oorlogsjaren ten gronde gerichte economie, eiste nog meer opofferingen van de werkende massa’s die de tijdens dit bloedbad geleden ontberingen opnieuw aan den lijve konden voelen.

Steeds in naam van het algemeen “vaderlands” belang en dat van de “democratie”, wat in feite neerkomt op het belang van de bezittende klassen, werden nieuwe opofferingen geëist, die door het patronaat en de reformistische leiders werden opgedrongen aan de arbeiders. Om het hoofd te bieden aan de concurrentie en de verminderde dagelijkse arbeidsduur, hield het patronaat niet op het arbeidsritme omhoog te jagen. De lichamelijke inspanning en de aandacht die van de arbeiders vereist werd gingen dezelfde richting uit: omhoog. “Produceren” was de leuze, produceren maar, steeds vlugger produceren.

De rationalisatie stapte van het empiristische stadium over naar het wetenschappelijke. Het werd een echte wedloop om uit de arbeiders zoveel mogelijk arbeid te halen, teneinde door toepassing van nieuwe middelen en technieken een zo groot mogelijke productie te bekomen. Het perfectioneren van de machinale productie bereikt een onvermoede hoogte. Daar waar voorheen 10 arbeiders onmisbaar waren, werden die nu vervangen door een machine bediend door één enkele arbeider, dikwijls dan nog een adolescent. In het ganse proces van beperking op arbeidskrachten, namen vrouwen en kinderen meer en meer de plaats in van mannen, wat een rol speelde in de verlaging van de lonen.

Het levenspeil, de arbeidsvoorwaarden, evenals de ontoereikende sociale wetten die werden toegestaan uit vrees voor een uitbreiding van de revolutie, waren voortdurend het doelwit van de patronale aanvallen, die nu eens geniepig, dan weer openlijk brutaal werden gedaan.

Reeds in 1926 lukte de meest schijnheilige aanval op de lonen en dit boven alle verwachtingen gekoesterd door de hoge burgerij. In de knel gebracht door de monetaire crisis die het rechtstreeks gevolg was van de oorlogsschulden, zag het kapitalisme een uitweg in de drastische inkrimping van de inkomsten der werkende massa’s: arbeiders, kleine eigenaars en handelaars.

Om deze operatie te doen slagen droegen alle parlementairen, de sociaaldemocraten inbegrepen, zonder aarzeling hun macht over aan de financiële dictator Franqui. Met de goedkeuring van Vandervelde, Wauters en konsoorten, had hij de hand in de grootste oplichterij in de Belgische geschiedenis. Op dat ogenblik had de Belgische frank ten opzichte van de wereldmarktprijs een werkelijke waarde van 21 goudcentiem, d.w.z. één vijfde van de frankwaarde in 1914. In plaats van deze koers van 21 goudcentiem te handhaven, bracht de bankiersregering ze ver beneden deze waarde, nl. 14 goudcentiem. Deze ontzettende vermindering van de koopkracht van de frank, m.a.w. deze aanzienlijke daling van de werkelijke lonen, werd niet onmiddellijk als dusdanig aangevoeld. De nominale prijzen der verbruiksgoederen stegen slechts geleidelijk. Ogenschijnlijk waren het de prijzen van de producten die stegen; in werkelijkheid had het papiergeld echter zijn koopkracht verloren en waren het de werkelijke lonen die daalden. Kleine renteniertjes die de Staat hun spaargeld in goudfrank hadden toevertrouwd, ontvingen in plaats daarvan een papierfrank die nog maar 14 goudcentiem waard was. De burgerlijke Staat had zich 86 % van hun spaartegoed toegeëigend.

Zo de syndicale organisaties hun aangesloten leden zouden ingelicht hebben omtrent de ware toedracht van deze operatie, die hen werd opgelegd door het grootkapitaal, dan valt het nauwelijks te betwijfelen of de arbeiders zouden zich onmiddellijk in de strijd hebben geworpen om lonen te eisen in verhouding tot de goudwaarde van de goederen. Dit is lang niet alles. Tegelijkertijd nam de belastingdruk zwaar toe. Aangezien de ontwaarding van de frank de arbeidsomstandigheden van de massa’s aanzienlijk had verminderd, konden de Belgische kapitalisten tot aan de vooravond van de crisis hun buitenlandse concurrenten met succes en op een winstgevende manier bestrijden.

Deze oplichterij op grote schaal kon slechts lukken, we herhalen het, met de medewerking van de leiders der arbeidersverenigingen die deze politiek van de bankiers verdedigden onder voorwendsel “de frank van de armen en van de coöperatieven te redden”, en dankzij hun medewerking met de liberale en klerikale reactionairen deden ze de massa’s de “grote penitentie” aanvaarden die verorderd was door de gangsters van het grote bankwezen en de grootindustrie.

Alhoewel de schijn het tegendeel zou doen vermoeden, kan niet weerlegd worden dat op de drempel van de economische crisis de levens-, en arbeidsvoorwaarden van de Belgische arbeidersklasse nog slechter waren dan die van vóór de oorlog.

Alle toenmalige enquêtes door de syndicale organisaties over de lonen gehouden, bevestigen dit. Het opgedreven arbeidsritme en de “wetenschappelijke” technieken hadden de voordelen van de invoering van de achturendag ongedaan gemaakt. Om deze stand van zaken te illustreren brengen we ter herinnering dat de syndicale organisaties in die tijd het ordewoord “herwaardering van de lonen op basis van 1913” verspreidden.

Zo de lage lonen destijds ongemak veroorzaakten in de arbeidersgezinnen, dan betekende dat nog geen ellende. In de loop van de economische crisis werd deze grens echter overschreden.

Gevangen in de klauwen van de paritaire commissies die in ’t leven waren geroepen om de verhoudingen tussen arbeid en kapitaal te regelen (organismen die de hevige klassenbotsingen moesten opvangen en voorkomen), kon de massa zich ternauwernood aan deze parlementaire greep onttrekken om van de gewettigde ontevredenheid tot de actie over te gaan.

Gedurende drie jaren ondergingen lonen en arbeidsomstandigheden zware aanvallen. De uitbuiters, gestuwd door hun Centraal Industrieel Comité — hun leidinggevend aanvals-, en verdedigingsorgaan — begonnen zich nu te bemoeien met de corporaties; de ene na de andere moest eraan geloven. Slechts nadat een beperking werd opgelegd aan één categorie arbeiders, vielen ze er een ander aan. Dit spel werd tientallen malen herhaald. De kapitalisten wisten dat een algemene aanval gericht tegen de ganse arbeidersklasse onvermijdelijk moest leiden tot een veralgemeend verzet.

De werkloosheid die de kop had opgestoken midden 1930 nam alras grote afmetingen aan. Maandenlang groeide de ellende, evenwijdig aan de loondalingen en de stijging van het aantal werklozen. Rond juli 1932 telde men om en nabij de 300.000 volledig en gedeeltelijk werklozen die lid waren van het crisisfonds. Het aantal niet verzekerde werklozen werd geraamd op, ongeveer 200.000. Verondersteld dat elke werkloze slechts één persoon ten laste had, dan betekent dit meer dan één miljoen mensen die in de zwartste ellende werden gedompeld. Onnodig hieraan toe te voegen dat het patronaat zoals steeds profiteerde van dit formidabel reserveleger arbeidskracht om een wrede druk uit te oefenen, op de arbeidende massa’s.

Geplaatst vóór de catastrofale toestand die het proletariaat te verduren had, veranderde de tactiek van de Syndicale Commissie en van de Belgische Werklieden Partij slechts van vorm. In de grond veranderde hij echter niet.

In naam van het “algemeen welzijn” werden de arbeiders door de reformisten genood zich te laten afslachten tijdens de imperialistische oorlog van 1914-1918.

-In naam van het “algemeen welzijn” werden ze genood te ijveren aan de wederopbouw van het land en werden ze verplicht “hun aandeel bij te dragen in de wederopbouw” (belastingen op het loon, beroepstaks, enz.)

-In naam van het “algemeen welzijn” werden ze genood de riem wat nauwer aan te halen op het ogenblik van de ontwaarding van de frank en na de monetaire stabilisatie.

-En nogmaals in naam van het “algemeen welzijn” zullen Mr. Vandervelde en zijn vrienden nieuwe opofferingen van de arbeiders eisen, zogezegd om de heersende crisis te boven te komen en om de put in de regeringskassa’s te dempen.

De reformistische leiders draaien er overigens hun hand niet voor om, hun cynisme openlijk toe te geven. Hier volgt een recent staaltje: een letterlijk overgenomen citaat uit het Bulletin van de Syndicale Commissie, dat botweg de gedachtegang van de grote reformistische leiders weergeeft;

“En wanneer onze syndicaten in opstand komen tegen de ongepaste loonsverminderingen, dan is hun actie ongerechtvaardigd, niet alleen voor wat betreft de belangen van de arbeiders, maar tevens voor het herstel van de economische bloei.”

Deze zin werpt een duidelijk licht op heel de politiek die gevolgd werd door de leiders van de BWP en de SK. In alle objectiviteit kunnen we echter zeggen dat de gewone basismilitanten zich dikwijls en onder verschillende omstandigheden zich met klem hebben verzet tegen deze politiek. Deze tegenkanting kwam dan vooral tot uiting in de rangen van de jeugd.

De centralisatie van de syndicale beweging, zeer sterk doorgevoerd in België en die bepaald werd door de centralisatie van de industrie, werd nooit ten dienste gesteld van het proletariaat, om te pogen de kapitalisten te verhinderen hun moeilijkheden op te lossen op de rug van de massa’s, maar wel integendeel om alle daadwerkelijke verzet van de arbeiders de kop in te drukken.

Telkens wanneer het patronaat van een corporatie overging tot een loonsvermindering, al dan niet overeengekomen, zorgde het ervoor een zeer hoge “aanslagvoet” te eisen. De reformistische bureaucratie “trok dan ten strijde” in de gemengde of paritaire commissie van deze corporatie onder luid geweeklaag gezien de enorme eisen van het patronaat, terwijl ze aan de andere kant verkondigde dat het ogenblik niet geschikt was om een verzetsactie te wagen. Na het gebruikelijke gepalaver en afdingen, onderging de door de patroons vooropgezette aanslagvoet een kleine vermindering. En dit werd dan telkenmale voorgeschoteld als een “overwinning”. Van de ene “zegepraal” na de andere bereikten de lonen uiteindelijk het hongerpeil. Deze toestand veroorzaakte grote ontevredenheid en ontmoediging in de arbeidersrangen.

Onderstaande loonlabel van de mijnwerkers uit de Borinage, gepubliceerd door Le Peuple in de loop van de vierde stakingsweek, toont duidelijk waar de politiek, noodzakelijk geacht voor het “herstel van de economische bloei”, toe leidde. Het gaat hier om cijfers bekomen via een officiële enquête: de daggemiddelden van november 1930 — dus vóór de crisis — van februari 1932 en van juni 1932.

Ondergrondse arbeiders
Categorienov.
1930
feb.
1932
juni
1932
Houwers58,4947,2742,67
Gelijkgestelden60,4148,5843,76
Arbeiders voor het vervoer43,2934,2130,48
Ander personeel46,3938,5934,84
Gemiddelde der ondergrondse arbeiders52,3642,4238,30
Bovengrondse arbeiders
Geschoolde arbeiders45,7438,8235,04
Ongeschoold mannelijk personeel37,3031,0328,01
Vrouwen en meisjes19,2516,5915,00
Gemiddelde der bovengrondse arbeiders38,3732,5029,32
Onder- en bovengronders samen
48,3339,6035,74

Als men hier nog aan toevoegt dat de mijnwerkers voor de staking één of twee dagen per week stempelden, dat de helft niet verzekerd was bij het crisisfonds, dan kan men zich indenken welke ellende er toen heerste onder deze mensen.

Het spreekt vanzelf dat dergelijke toestand niet kon blijven duren. Laten we nu even de oorzaken samenvatten die onmiddellijk aan de basis lagen van de julibeweging.

1° Het steenkoolpatronaat, dat gedurende de vette jaren ontzaglijke winsten had geboekt, maakte aanstalten om opnieuw te gaan knagen aan de lonen van de mijnwerkers;

2° De klerikaal-liberale regering, die met een deficit te kampen had dat toentertijd werd geschat op 3 miljard frank of ongeveer 2O % van het nationaal budget, maakte zich klaar om 50 miljoen te besparen op de werkloosheidstoelagen, de lonen en pensioenen in te krimpen, en de verbruiksgoederen met zware taksen te belasten.

3° Om de Staatskas te spekken, en om de grote graanproducenten te bevoordelen, maakt de Minister van Landbouw — op bevel van de “Boerenbond” — zich klaar om een wetsontwerp in te dienen waarbij een recht van 15 fr. wordt geheven per 100 kg bloem, wat een prijsstijging van 15 centiem per kg brood zou betekenen. Het invoerverbod op bepaalde voedingsmiddelen boven de door de regering vastgestelde hoeveelheden (boter, e.d.) ontketende in enkele dagen tijd een grote prijsstijging van deze eetwaren;

4° Onder voorwendsel bedrog tegen te gaan en honderdduizenden dossiers van ouderdomsgepensioneerden te willen herzien, werd de uitbetaling stopgezet van de maandenlang verwachte pensioenen der oude arbeiders.

Zo deze twee laatste factoren al niet de rechtstreekse oorzaak waren van het uitbreken van de julibeweging, dan droegen ze er toch veel toe bij om de ontevredenheid van de [arbeiders te vergroten.] Aldus stonden, in enkele woorden gezegd, de zaken van de arbeiders ervoor, met nog kans op verwikkelingen, op het ogenblik dat de mijnwerkers uit de Borinage in staking gingen.

Korte historiek van de julidagen en van de algemene staking der mijnwerkers

Vooraleer over te gaan tot de eigenlijke gebeurtenissen, is het nodig een blik te werpen op de kenmerken van de verscheidene steenkoolbekkens aangezien deze zeer sterk inspeelden op het verder verloop van deze grote strijd.

De Borinage heeft wel één bijzonder kenmerk en wel dat het uitsluitend een steenkoolbekken is. Buiten allerlei kleine industrieën drukt de steenkoolnijverheid verder haar stempel op het economisch leven. De arbeidersbevolking bestaat bijna uitsluitend uit mijnwerkers. De meesten van hen zijn lid van de reformistische Centrale. De mijnwerkers uit de Borinage voelen zich zeer nauw verbonden met hun organisaties. Deze opeengepakte agglomeratie van de mijnarbeidersklasse heeft in de Borinage een gans bijzondere mentaliteit geschapen; in een mijnstaking staakt bijna gans de bevolking en neemt ze ook deel aan de strijd. Alle stakingen uit het verleden getuigen van een uitzonderlijke eensgezindheid. Alhoewel verbonden met reformistische organisaties (en dan nog de ergste) is het wel de streek waar de klassenstrijd op de meest levendige manier wordt gevoerd.

Het is niet de eerste maal in de geschiedenis van de arbeidersbeweging dat er in dit bekken barricaden worden opgeworpen. Zeggen we om te eindigen dat het het bekken is waar de uitbuiting het eerst begon, dat het het lastigste is wegens de geaardheid van de steenkoollagen en de geringe opbrengst van de aders, en dat de lonen er lager liggen.

Het nieuw Kempens bekken in de provincie Limburg verschilt van dat van de Borinage door gans andere kenmerken. Pas in bedrijf gesteld na de oorlog is het een der meest moderne steenkoolbekken van Europa. Niet te onderschatten voordeel: het kapitalisme heeft een reusachtig bedrijf in ’t leven kunnen roepen en ontwikkelen op een nog onbebouwd terrein. Alle door het kapitalistisch systeem bepaalde ervaringen van mechanisering, techniek, wetenschap en tevens van de klassenstrijd hebben de mijnbarons in staat gesteld om in enkele jaren tijds een enorm en winstgevend industrieel gebied te ontsluiten. Alles is er groots, alles is er modern. In de “kleinste” mijn worden bijna 4.000 arbeiders tewerkgesteld. Meer dan 30.000 arbeiders werken aan de mijnen en de plaatsingskantoren blijven om geschoolde arbeiders schreeuwen.

Net zoals bij Bata, de overleden schoenkoning, en bij Philips, de koning van de gloeilamp, is al wat er te vinden is op die honderden hectaren waar vroeger slechts heide en dennenbossen waren: moderne fabrieken, woningen, scholen, kerken, cabarets en politiecommissariaten, alles is eigendom van de nieuwe Kempense mijnbarons.

Het grootste deel van de arbeidskrachten bestaat uit vreemde werknemers. Wie zijn werk verliest wordt uit zijn logement, uit het dorp en over de grens gezet, zo hij vreemdeling is. Vanaf de inbedrijfstelling worden hongerlonen uitbetaald, behalve dan aan de geschoolde arbeiders. Er heerst geen discipline meer in dit bekken maar een waar schrikbewind.

De arbeidersorganisaties zijn er uiterst zwak, zoniet onbestaand. De organisaties en de reformistische propagandisten worden er opgejaagd als revolutionaire propagandisten. Openlijke propaganda is mogelijk als zij van buitenaf komt. Er kan slechts individuele propaganda, en dan nog half verstolen, binnenin de mijnen gevoerd worden. In de drie overige bekkens: dat van Charleroi, het Centrum en Luik, beperkt het economisch leven zich niet uitsluitend tot het ontginnen van steenkool. De metaalnijverheid en de mechanische industrie zijn er sterk ontwikkeld evenals de andere nijverheidstakken.

Naast deze vijf bekkens zijn er nog enkele mijnen in de halflandelijke gemeenten van de Neder-Samber, tussen Charleroi en Namen. De bekkens van de Borinage, het Centrum, Charleroi en de Neder-Samber liggen naast elkaar. Het Luikse bekken ligt op zowat 60 km van de Henegouwse en op een dertigtal km van het Kempense.

De plaatselijke conflicten in de Borinage

Op het ogenblik van de laatste aanval van het patronaat, in de maanden mei en juni 1932, hadden de mijnwerkers sedert de crisis begon hun lonen officieel met 24 % zien dalen, en hadden ze 9 % loonverlies geleden (het zogenaamde “glijden” van het loon) evenals andere gedeeltelijke verminderingen.

Naargelang de categorieën, werd er een nieuwe loonsvermindering van 2 tot 10 % afgekondigd door het patronaat in de Borinage. Zoals altijd al was gebeurd, hadden de patroons besloten deze mensen te dwingen zich hierbij neer te leggen, om daarna de mijnwerkers uit andere bekkens van hetzelfde laken een broek te geven. Alhoewel deze nieuwe aanval werd ingeluid op 17 mei, zweeg de plaatselijke reformistische pers — behoudens dan twee kleine artikeltjes in Le Peuple — zich dood tot de 23ste. Hun tactiek getrouw, hielden de reformisten deze nieuwe aanval liefst zo lang mogelijk stil.

Tijdens de staking zullen we trouwens zien hoe ze zich inspannen een muur van stilte op te richten tussen de stakers uit de verschillende bekkens, waarbij ze gewoon — en met succes — hetzelfde doen als Staat en patronaat.

Onder druk van de mijnwerkers uit de Borinage was de Regionale Centrale wel verplicht een vergadering te beleggen op 29 mei om zich uit te spreken over deze nieuwe loonsvermindering. Dit congres evenals het manifest dat werd opgesteld door de Centrale, toonden reeds de laffe houding van de reformistische leiders aan. Ze betwistten de patroons slechts het recht op loonsvermindering door de cijfers van de februari enquête in twijfel te trekken die, zo zegden ze, niet geldig waren voor mei. Niet de hongerlonen werden als basis genomen, maar wel de twijfelachtige cijfers van een enquête. Niet de honger die zich deed gevoelen in de mijnwerkersgezinnen zette hen aan deze nieuwe loonsvermindering te bestrijden, doch het waren de modaliteiten van de februari enquête waarover moest gepraat worden!!!

De mijnwerkers uit de Borinage waren het hiermee niet eens. Hun vrouwen nog veel minder.

Zij waren eensgezind zich te verzetten tegen hun uithongering door in staking te gaan. In bepaalde mijnen besloten de mijnwerkers het werk stil te leggen, zonder de beslissing van de syndicale secties of van de Regionale Centrale af te wachten. De storm naderde. De burgerij besefte dit ten volle toen ze op dat moment schreef:

“dat de staking onvermijdelijk zou zijn zo men niet tot een vergelijk kon komen” en dat “het conflict moest vermeden worden want, gezien de geestesgesteldheid van de arbeiders en de toenemende woede, zouden er ernstige gebeurtenissen uit kunnen voortvloeien”.

Het manoeuvre van de reformistische leiders na het congres van 29 mei was hiermee nog niet afgesloten. Zich terdege bewust van de strijdwil van de mijnwerkers uit de Borinage, beriepen de reformistische leiders en de patroons zich op een zogezegde daling van het indexcijfer om een algemene loonsvermindering van 5 % voor alle mijnwerkers van het land te rechtvaardigen.

Het is duidelijk dat zo de patroons deze daling hadden kunnen verantwoorden volgens de overeenkomst (die ze onophoudelijk aan hun zolen lapten), ze dan wel een vergadering van de gemengde commissie hadden geëist op 15 mei, datum waarop het indexcijfer werd gepubliceerd. Dat hebben ze echter niet gedaan.

Door dit manoeuvre hebben de steenkoolpatroons en de reformisten de mijnwerkers van de Borinage een schijnvoldoening willen geven om de steeds groter wordende onrust in de Borinage tot bedaren te brengen. Het had echter een tegenovergesteld effect. De onrust sloeg over op de andere bekkens en alle ogen richtten zich op de streek. Aangezien de agitatie meer en meer aan hevigheid toenam, waren de syndicale leiders nu wel verplicht een referendum te houden over de algemene staking. Dit deden ze met de bedoeling de beweging af te remmen, waarbij ze speculeerden op de ontmoediging. Het bewijs werd geleverd. De Regionale Centrale durfde nooit de uitslag van dit referendum publiceren uit vrees de beweging te versnellen. De gedeeltelijke stakingen die uitgebroken waren vóór en na het referendum, verspreidden zich meer en meer. Delattre, de nationale secretaris van de mijnwerkers, spande zich in om te doen uitschijnen dat de rechtstreekse oorzaken van deze gedeeltelijke stakingen berustten op wat geplaag en gewrijf, waardoor hij de werkelijke oorzaak, nl. de nieuwe loonsvermindering, als bijkomstig wou doen doorgaan. Wat echter nog meer aantoont dat de reformistische leiders vastbesloten waren de nieuwe loonsvermindering door te drukken, was wel hun beslissing bepaalde conflicten te steunen die schijnbaar waren ontstaan rond wat geplaag en gewrijf, en niet deze die rechtstreeks voortsproten uit de loonkwestie. Le Peuple schrijft op 22 juni het volgende:

“Zoals men weet, zijn er drie duidelijk verschillende bewegingen. Ten noorden van Rieu de Coeur staken de arbeiders als protest tegen de gevaarlijke arbeidsomstandigheden. Bij de Charbonnages Belges is staking uitgebroken omdat de patroons weigeren een conflict voor te leggen aan de Regionale Paritaire Commissie. Tenslotte is er een spontane beweging tegen de conventionele loonsvermindering. Gisteren heeft de Centrale van de Mijnwerkers van de Borinage een oproep gedaan aan de arbeiders, waarin de eerste twee bewegingen goedgekeurd worden en de arbeiders gevraagd wordt zich niet te laten meeslepen door onverantwoordelijke agitatoren die misschien wel betaald worden door de patroons, in een beweging gericht tegen de collectieve overeenkomsten, die tenslotte toch de beste waarborg bieden voor de bescherming van de rechten van de arbeiders.
Tijdens zijn onderhoud met Mr. Heyman, heeft Mr. Delattre sterk aangedrongen opdat “de arbeiders van Rieu de Coeur en de Charbonnages Belges voldoening zou worden “geschonken”.

Dit bericht zegt op ondubbelzinnige wijze dat er geen stakersgeld zal worden uitgekeerd aan de mijnwerkers die het brood van hun gezinnen verdedigen. Het geeft eveneens de haat weer tegenover de communisten die de stakers aanzetten zich niet langer te laten uithongeren. De Communistische Partij bleef onverdroten een zware inspanning leveren om de gedeeltelijke conflicten te veralgemenen. De militanten die ze naar het bekken stuurden werden het mikpunt van de ergste uitdagingen van de reformistische leiders die zich openlijk verheugden over de aanhouding van de nationale secretaris van de Revolutionaire Syndicale Oppositie op het ogenblik dat hij een meeting moest houden, terwijl hij nog een gevangenisstraf van een week diende uit te zitten.

Op welke manier Le Peuple verslag bracht van deze aanhouding kunt u nu lezen:

“Nochtans was de plaatselijke politie zo nieuwsgierig geweest de opsporingsfiches in te kijken. Dit onderzoek bracht aan het licht dat Van den Boom een straf van één week moest uitzitten, zodat de agent van Moskou tussen twee rijkswachters in “naar Bergen werd opgebracht.”

In eenvoudige berichtjes zullen we Le Peuple later tientallen en nog eens tientallen aanhoudingen van communisten en stakers zien aankondigen. De reformistische leiders legden een overstelpende bedrijvigheid aan de dag om het uitbreken van de staking te verhinderen.

Gedurende de ganse maand juni hielden ze niet op te manoeuvreren met het ministerie van Arbeid. Meerdere vergaderingen werden gehouden tussen de afgevaardigden van patroons en arbeiders op het kabinet van Minister Heyman. Op de vooravond van de staking bekwamen de reformistische leiders de verdaging van elke nieuwe loonsvermindering tot op 1 aug., alhoewel ondertussen de vermindering van 5 % al werd toegepast vanaf 19 juni.

Dit manoeuvre was bijna geslaagd. Het grootste gedeelte der 10.000 stakers bood zich aan bij de mijnen. Maar geplaatst tegenover het feit dat de patroons van de Charbonnages Belges 400 slachtoffers wilden maken, wou niemand naar binnen, en viel het listig manoeuvre om de lonen te handhaven tot op 1 augustus jammerlijk aan diggelen. Terwijl de gebeurtenissen zich afwikkelden, drukte Delattre het als volgt uit toen hij in zijn interpellatie in de kamer uitweidde over de oorzaak van de heropflakkering van de staking:

“De directeur van de Charbonnages Belges is één der hoofdverantwoordelijken voor wat er nu gebeurt. Hij heeft volhard in zijn houding tegenover de gouverneur, die ongelijk had het Verzoeningscomité niet ambtshalve bijeengeroepen te hebben. Het is ontoelaatbaar dat één enkele man, de directeur van de Charbonnages Belges, de macht zou hebben de onrust uit te lokken die nu over het land waait. Maar blikken we nu even terug. We waren erin geslaagd de tienduizend arbeiders te doen inzien dat ze het werk moesten hervatten. Ze boden zich aan. De patroon zond ze eerst heen voor twee dagen. Daarna kondigde hij aan dat hij nieuwe methoden had ingevoerd, wat 484 mannen op straat bracht. (Protestations, colloques)”

Om de gebeurtenissen die gaan volgen goed te begrijpen is het nodig even te herinneren aan de opwinding die ontstond rond het Koninklijk Besluit dat van toepassing werd begin juli, en dat een forse vermindering der werkloosheidsuitkeringen ten gevolge zou hebben.

De strijd van de stakers tegen het Koninklijk Besluit

Ten gevolge van de catastrofale vermindering van de geïnde belastingen en de klassenpolitiek van de reactionaire regering, was de staatskas leeg geraakt. De klerikaal-liberale regering die bij het begin van de crisis de superbelasting had afgeschaft en op die manier jaarlijks 300 miljoen frank had cadeau gedaan aan de 2.000 grootste eigenaars, de regering die zopas 600 miljoen frank had gegeven aan de zogeheten “nationale” Bank voor het verlies dat deze had geleden ten gevolge van de devaluatie van het Pond Sterling, deze regering zag zich genoodzaakt, om het hoofd te kunnen bieden aan haar onmiddellijke behoeften en om haar budget te stabiliseren, haar uitgaven te verminderen, de belastingen te verhogen en nieuwe leningen uit te schrijven.

Uitsluitend bezield door een klassegeest, en op order van de machten van het bankwezen en de industrie, stortte de regering zich onmiddellijk op de reeds ontoereikende werkloosheidstoelagen en op de ouderdomspensioenen en bereidde zich voor om een nieuwe belasting van 150 miljoen frank te heffen op het ingevoerd graan wat een verhoging van de prijs van het brood met zich mee zou brengen. Gedurende de verscheidene weken die het op punt stellen van het nieuwe KB voorafgingen, zweeg de reformistische pers zich dood over de bedoelingen van de regering. Ondertussen hadden verschillende categorieën stakers hun stakersgeld zien verminderen, terwijl ondermeer de gehuwde vrouwen uit het crisisfonds werden gesloten.

Terwijl voorlopig het door de Staat toegekende gedeelte behouden bleef, verbood het KB de gemeenten een bepaalde toelagevoet te overschrijden, naargelang de categorie waartoe ze behoorden. Deze maatregel moest toelaten 50 miljoen te besparen op de rug van de stakers. Door het gemis aan echte syndicale organisaties, sloten de stakerscomités zich aan bij de revolutionaire militanten van alle strekkingen.

Dezen hielden niet op de stakers te alarmeren. De onrust sloeg over op de massa en de syndicale vergaderingen. Heen en weer geslingerd tussen hun omzichtige politiek tegenover de uitbuiters, terwijl ze in schijn de belangen van de arbeiders verdedigden, werden de leiders van de Belgische Werklieden Partij en van de Syndicale Commissie door deze onrust verplicht de protestbeweging van de stakers in handen te nemen om niet overvleugeld te worden. Ordewoorden zoals “Mars op Brussel”, “Nationale Betoging” en “Algemene Staking”, die door de Kommunistische Partij, de Linkse Kommunistische Oppositie, bepaalde syndicale afdelingen en de stakerscomités werden gegeven, vonden overal een diepe weerklank bij de massa. Hierdoor werden de Belgische Werklieden Partij en de Syndicale Commissie verplicht een veiligheidsklep te openen door op 4 juli een “nationale betoging” te organiseren, waarbij er natuurlijk werd voor gezorgd om tegelijkertijd regionale betogingen te houden in alle steden van het land, met als doel de betoging in Brussel zoveel mogelijk af te zwakken.

Door al deze massabetogingen drukte het ganse proletariaat de vurige wens uit zich door de rechtstreekse actie te verzetten tegen de aanvallen op lonen, de stakingsvergoedingen en de ouderdomspensioenen. Le Peuple kon in grote koppen aankondigen dat “de stem van 30.000 stakers had weerklonken in ons land”.

De betoging die in de streek van de Borinage, te Bergen, werd gehouden, was bijzonder talrijk: 95.000 mannen en vrouwen doorliepen urenlang de straten van Bergen. Ontroerend kenmerk van deze betoging was wel de grote opkomst van vrouwen en kinderen. Hun plakkaten waren een naïeve weergave van de lijdensweg die ze de laatste tijd hadden afgelegd en ze drukten ook de wil uit ermee gedaan te maken.

Wij willen het einde van de crisis

Wij willen dat onze kinderen leven

Wat de vrouw wil, wil god

Wij eisen werk of brood

Wij willen onze waardigheid behouden

Kapitalisten; Onze kinderen hebben net zo goed als die van jullie recht op geluk. Jullie storten ze alleen maar in de diepste ellende.”

Een afdeling mijnwerkers uit de Borinage, allen in werkkledij, had zich te voet naar Brussel begeven om deel te nemen aan de betoging. De harde en vastberaden trek op deze door het werk in de mijnen getekende gelaten, liet overal waar ze langstrokken een diepe indruk na. Meer en meer weerklonken de ordewoorden: “Mars op Brussel” en “Algemene Staking”.

De leiders van de arbeidersbeweging hadden nog meer schrik dan de kapitalisten. Deze betogingen die werden georganiseerd om de gemoederen wat te bedaren waren eigenlijk olie op het smeulende vuur.

Bij het zien van de kennelijke miserie van het proletariaat was de kleinburgerij, die zelf met onoverkomelijke moeilijkheden te kampen had, diep onder de indruk gekomen.

Op alle meetings die na afloop van deze betogingen gehouden werden, hoedden de reformistische militanten, die de laatste tijd heel wat linkse taal hadden verkocht, er zich wel voor iets in te brengen dat de onrust kon doen groeien. Zo de massa’s enerzijds opgetogen waren over het aantal en de beroering van de betogers, dan werden ze anderzijds diep ontgoocheld door het uitblijven van duidelijke richtlijnen en ordewoorden.

De opstand

Een dergelijke toestand kon niet anders leiden dan tot een uitbarsting. Patronaat noch Staat wilden ook maar een duimbreed afwijken van hun politiek om de levens- en arbeidsomstandigheden van de arbeiders nogmaals te verslechten [Wellicht een schrijffout — MIA]. Hun leed en ellende beu, brandden de arbeiders — en dan vooral dezen in de Borinage — van verlangen om zich te meten met de tegenstander en de knoop met geweld door te hakken. De reformistische organisaties vreesden de botsing en deden al het mogelijke om het te laten aanslepen, uit te stellen, te kalmeren en te verraden in de hoop het “nieuwe, gezegende tijdperk van bloei” te laten aanbreken zonder al te veel kosten voor hun winkel.

De KP, misleid en verzwakt door de valse politiek van de Kommunistische Internationale, afgesloten van de massa’s wegens de misdadige verdelingspolitiek van de Revolutionaire Syndicale Oppositie(OSR — Opposition Syndicale Révolutionaire) en ontredderd door veelvuldige aanhoudingen, was ondanks de moed en toewijding van haar leden niet in staat de strijd te leiden. De Opposition Communiste de Gauche (Komm. Linkse Oppositie) — zeer zwak in aantal — kon slechts doeltreffend optreden in de streek van Charleroi.

De waarheid dwingt ons te verduidelijken dat geen enkele politieke groepering zich verwachtte aan een zo geweldige woede-uitbarsting van de Henegouwse massa’s. De stalinistische bureaucratie heeft gepoogd te doen geloven dat zij de julibeweging had voorzien; er zijn altijd profeten te vinden naderhand. We zouden heel gemakkelijk het tegendeel kunnen bewijzen aan de hand van haar eigen geschriften. In werkelijkheid was de KP evenzeer verrast als de Oppositie, de reformisten en de kapitalisten.

De achterstand van al deze sociale machten en vijandige groepen, of ze nu inwerken op de wil van de massa’s dan wel deze belemmert en verplettert, bewijst duidelijk dat ze allen verrast waren.

De bureaucraten van de KP die beweerden de gebeurtenissen te hebben voorzien en ze in de hand te hebben gewerkt, publiceerden in De Rode Vaan, ondertekend door de nationale secretaris De Boeck en juist op het moment dat het manoeuvre scheen te gaan lukken om de lonen tot 1 augustus te stabiliseren, dat eens te meer het reformistisch verraad een domper had gezet op het tot uiting komen van de wil van de massa.

De Boeck schreef woordelijk dat de Partij de kracht had miskend die uitging van de 55.000 bij de reformistische Centrale gesyndiceerde mijnwerkers en dat zij de reformistische invloed had onderschat. Zo allen die actief betrokken zijn bij de proletarische beweging konden voorzien dat alle factoren voor een algemene staking zich vlug ontwikkelden, dan moet men toch in alle eerlijkheid toegeven dat niemand had verwacht dat deze enorme kracht die bijna het kookpunt had bereikt, de reformistische invloed aan het wankelen zou brengen en gedurende meerdere dagen de repressiekrachten van de kapitalistische Staat voor schut zou zetten.

Temeer, en wij beklemtonen dit, daar bovenvermeld manoeuvre dat door De Boeck werd aangeklaagd, op het punt stond te lukken. Het is dus tengevolge van de door de directie van de Société des Charbonnages Belges gestelde eisen en door de brutaliteit van de directie van de Levant de Flenu — die reeds dachten de zege binnenschot te hebben — dat het conflict in kracht toenam. Ditmaal moest de Regionale Centrale handelend optreden vermits de veralgemening van de staking onvermijdelijk werd en ze zich inderdaad verspreidde boven de hoofden van de leiders heen.

Tengevolge van de vergaderingen van de secties die ’s vrijdags werden gehouden in heel het bekken en waar de staking principieel met algemeenheid van stemmen was herstemd, hield de Regionale Centrale op zaterdag 2 juli een spoedzitting in het Volkshuis van Hornu en kondigde de staking af in de klaarblijkelijke hoop te kunnen bemiddelen op zondag, maandag en dinsdag, dagen waarop gewoonlijk gestempeld werd. Wegens de crisis werkte men in de mijnen slechts vier dagen in plaats van zes.

De objectieven die op deze vergadering van de Regionale Centrale werden gesteld, beantwoordden geenszins aan de verzuchtingen van de massa, maar gewoonweg aan die van de reformistische bureaucratie. In verband met deze beslissing schreef Le Peuple op 4 juli:

“De mijnwerkers hebben besloten tot staking over te gaan en zoals men weet hebben ze in de strijd die ze gaan leveren tegen het patronaat twee welbepaalde objectieven vooropgesteld: de werkverdeling en eerbiediging van de lonen tot eind oktober.”

Met andere woorden: verdeling en gelijkmaking van de ellende, geen verandering tot eind oktober, verergering na deze datum.

Nochtans werden de eisen van de mijnwerkers duidelijker naargelang de onrust groter werd. Vooraleer deze algemene vergadering van de Centrale had plaatsgevonden te Hornu waren er al enige incidenten gebeurd. Tijdens de nacht van donderdag 30 juni op vrijdag 1 juli werd de wagen van een ingenieur omgekeerd. Een andere ingenieur die te voet huiswaarts keerde werd de broek afgestroopt. Om te vermijden dat er slachtoffers zouden vallen hadden de vrouwen van Cuesmes besloten alleen te betogen. Zowat overal werden er spontaan betogingen georganiseerd.

Langzamerhand namen de strijdende mijnwerkers bezit van de straat. Het bureaucratisch apparaat van de BWP en van de SC bleef van zijn kant niet bij de pakken zitten. Dit moet hen toegegeven worden, de reformisten waren hoegenaamd niet bang hun invloed aan te wenden om ten alle prijzen een einde te maken aan het conflict.

L. Pierard, journalist-kamerlid uit de Borinage, richtte een open brief aan de koning. Deze brief zal wel het platste, het “klootachtigste”, het lafste stuk blijven uit de geschiedenis van het reformisme. Hij werd op 4 juli opgenomen in Le Peuple.

Na de moed van de mijnwerkers uit zijn “geboortestreek” te hebben opgehemeld, na de e1lende, de lage lonen en de mensonwaardige levensomstandigheden te hebben beschreven, na het op bloed beluste patronaat te hebben aangeklaagd en een gifpijl te hebben afgeschoten die moest leiden tot de uitwijzing van de vreemde arbeiders, besluit hij als volgt:

“De toestand is uitermate gespannen. Sire, wij verwachten van U een gebaar dat de gemoederen tot bedaren kan brengen. Ik smeek U, vertel de patroons en boven hun hoofden heen aan de Société Générale die hen de bevelen geeft, dat het ogenblik niet geschikt is om laatdunkend en ongevoelig te zijn noch om een onverbiddelijke houding aan te nemen.”

Dient er nog aan toegevoegd te worden dat hij nooit een openlijk antwoord kreeg? Anderzijds diende Delattre (voor de zoveelste maal) een ontwerp voor nationalisering van de mijnen in, dat gedoemd was de andere in de parlementaire archieven te vervoegen. Geen enkel detail werd uit het oog verloren om de mijnwerkers te doen afwijken van de weg die ze dienden te volgen om de verwaandheid en de laatdunkendheid van het patronaat te breken en om het reactionair offensief een halt toe te roepen. Gelukkig nam telkens net klasse-instinct de bovenhand op de reformistische manoeuvres.

De dagen waarop gewoonlijk gestempeld werd — maandag en dinsdag — werden aangewend om in allerijl een compromis te sluiten. Een Speciale Commissie, gelast om het mijnconflict in de Borinage te onderzoeken, kwam dinsdagmorgen reeds bijeen in het ministerieel kabinet. Een tweede vergadering — ’s namiddags — werd afgerond met het verraderlijke compromis. Le Peuple, krant die de toon aangeeft aan heel de reformistische pers uit de streek, brengt verslag uit over deze overeenkomst en

“herinnert er vooreerst aan dat de algemene staking uitgeroepen door de mijnwerkers van de Borinage (en die ’s anderendaags op woensdag 6 juli een aanvang zou nemen) twee doeleinden nastreefde:

1) Werkverdeling; 2) Handhaving van de lonen.

De patroons aanvaarden de werkverdeling op voorwaarde dat deze algemene aanwerving hun sociale lasten niet zou verhogen (gezinstoelagen en gratis steenkool); voor wat betreft de handhaving van het loon aanvaarden de afgevaardigden van de patroons deze niet tot 31 oktober maar wel tot 1 augustus.”

Bemerk de fijnheid van het woordgebruik; de patroons aanvaarden de handhaving der lonen... niet tot op 31 oktober ... maar wel tot de 1ste augustus.

Die dag durfde Le Peuple nog niet openlijk de raad geven het compromis te aanvaarden, maar vestigt er de aandacht op dat het zal voorgelegd worden op de algemene vergaderingen van de stakers. ’s Anderendaags zal Le Peuple dit compromis een overwinning noemen. De nationale Raad van de Centrale hield diezelfde dag een vergadering, maar geen enkel woord werd erover gerept, Twee maanden lang zal deze Raad de mond slechts openen om ordewoorden van werkhervatting te laten horen.

De algemene staking in de Borinage

Op woensdag 6 juli had de staking zich over gans het bekken verspreid. De mijnwerkers van de Borinage hadden alle uitvluchten en alle manoeuvres van de syndicale en politieke bureaucraten doorzien. Deze laatsten werden door de stroom meegesleurd. Dit begrepen ze al heel vlug. Op de stakersvergaderingen zien we ze een heel voorzichtige taal gebruiken waarbij ze zelfs verklaarden dat de interne democratie alleen rechtsgeldig was, wat hen echter niet belette dit principe telkens weer met de voeten te treden.

Met het oog op de algemene vergadering van de Regionale Centrale die die dag moest gehouden worden om uitspraak te doen over het compromis, vonden er massale sectievergaderingen plaats in alle dorpen. De syndicale bureaucraten legden zeer omzichtig het compromis uit dat de vorige dag gesloten werd in het kabinet van de Minister van Arbeid. De mijnwerkers verwierpen misprijzend deze bekrachtiging van hun ellende en eisten de afroeping van een nationale staking. Deze vergaderingen verliepen zeer eigenaardig.

Wie ook maar durfde een zienswijze te uiten die niet strookte met hun strijdwil werd onmiddellijk op de index gezet. De dubbelzinnige taal van de syndicale burelen verwekte in ’t bijzonder de achterdocht van de stakers. Meerdere reformistische leiders werden gewoon uitgejouwd en durfden zich niet meer voor de stakers te vertonen.

Steeds meer nieuwe eisen werden geuit op de vergaderingen en in de gesprekken op straat. De Borains waren niet tegen de werkverdeling, solidariteit was nooit een ijdel woord, maar een tastbare werkelijkheid. Van ’s woensdag af hadden enkele arbeiders van andere corporaties zich bij de stakers aangesloten. Die dag doortrokken massale betogingen de straten van gans de streek. De vrouwen waren het meest actief. Te Boussu verbood de reactionaire burgemeester de betogingen. Bepaalde stations waren reeds bezet door de rijkswacht. Ingenieurs werden opgepikt door de stakers en werden verplicht mee te gaan naar de Volkshuizen. De burgerlijke pers kwam in beroering en eiste dat versterkingen ter plaatse werden gestuurd, opdat het “recht op arbeid” zou geëerbiedigd worden. Gedurende gans de mand juni waren de militanten van de KP en van de Centrale, evenals revolutionaire mijnwerkers uiterst actief in het bekken en konden ze tijdelijk hun invloed doen gelden. Laten we er trouwens aan toevoegen dat om het even wie aan invloed had gewonnen door te spreken in de zin van stakingsuitbreiding. De actie van de KP droeg er dus toe bij om de aanvankelijke manoeuvres van de reformistische burgerij te verijdelen, maar ongelukkig genoeg zou hun invloed vlug afnemen, vooreerst door het feit dat de reformistische leiders deden alsof ze zich aansloten bij de beweging maar tevens door de fouten die inherent zijn aan de stalinistische politiek.

Zoals bij elk van hun stakingen voelden de klassebewuste Borains instinctief aan dat, om te overwinnen, het absoluut noodzakelijk was dat de staking zich zou uitbreiden over alle bekkens en alle industrieën (vermits de organisatie van de nationale staking toch niet van de grond kwam).

Elke beweging, elke daad van de massa was gericht op het economisch leven volledig lam te leggen. Aangezien de beroering steeds maar groeide, was de donderdag een dag vol incidenten. Bedienden en arbeiders van andere corporaties en dan vooral deze die buiten het bekken werkten, werden verhinderd zich naar hun werk te begeven. Het personeel van de pottenbakkerij Usines Céramiques in Saint-Ghislain sloot zich aan bij de staking. De ganse dag poogden de meest invloedrijke reformistische bonzen het vergelijk te doen aan aanvaarden.

Le Peuple blokletterde dat de “Nationale Raad der mijnwerkers met algemeenheid van stemmen oproept de voorstellen te aanvaarden” die in het kabinet van de minister werden uitgewerkt. De krant gaf eveneens een beknopt relaas van de algemene vergadering van de gewestelijke Centrale te Hornu die ’s woensdag had plaats gevonden en waar alle leiders onophoudelijk hamerden op de werkhervatting op basis van het vergelijk. Er staat gedrukt:

“De datum 1 augustus lijkt niet veraf genoeg te liggen. Maar zoals onze kameraden Delattre en Mester — die aan de besprekingen hebben deelgenomen met alle kracht die ze kunnen opbrengen — hebben uitgelegd, zou op 1 augustus de hele kwestie weer ten berde gebracht worden en niet op regionaal maar wel op nationaal vlak. Als het probleem aldus gesteld wordt, moet het in zijn geheel worden onderzocht en zou de beweging eventueel gesteund worden door de 120.000 mijnwerkers in België”.

Dit verslag belicht de demagogische zijde van de reformistische leiders. Terwijl ze de Borains onophoudelijk schouderklopjes gaven om hen weer aan het werk te krijgen, spiegelden ze de algemene staking voor op 1 augustus ingeval geen voldoening werd geschonken. Kamerlid Piérard neemt de walgelijkste taak op zich om de mijnwerkers te ontmoedigen. In dezelfde uitgave van Le Peuple kan men van zijn hand lezen:

“Men zegt dat de staking nog maar pas begint. — En daarna? Jamaar, staakt men gewoon voor de lol om eens te staken? Men doet het om een doel te bereiken. Eenmaal het doel bereikt, dient de strijd gestaakt met dezelfde eensgezindheid als waarmee men hem begonnen is.
Sommigen namen het maarschalk Foch kwalijk dat hij de Duitsers niet achtervolgd heeft tot in Berlijn met de sabel in hun rug. Foch zou geantwoord hebben: “Er wordt oorlog gevoerd om objectieven te bereiken. Eens dat deze bereikt zijn heeft men niet langer het recht onnodig bloed te vergieten.”
Wat mij op de vergadering van woensdag ook plezier heeft gedaan was te horen dat de afgevaardigden de aanwezigen op hun hoede stelden voor bepaalde straatrellen en betogingen die verkeerd zouden kunnen uitdraaien. Dat alle bewuste arbeiders maar oppassen voor de aanhitsers. In dergelijke tijden zijn er maar al te veel. Vergeet ook niet wat verscheidene afgevaardigden op de vergadering van woensdag hebben gezegd: in 1924 hebben de mijnwerkers uit de Borinage na tien dagen staken een gunstige uitslag bekomen. Meegesleept door hun ingeboren strijdlust aanvaarden ze die toen niet en verkozen ze de strijd verder te zetten. Drie weken later werd Sturbois door de rijkswachters gedood te Jemappes en was de staking meteen afgelopen. De mijnwerkers gingen terug aan het werk, onder slechtere voorwaarden dan die ze na tien dagen staken hadden kunnen krijgen”. (L.P.)

De eerste straatgevechten

Op donderdag 7 juli voert de rijkswacht te paard haar eerste stormlopen uit. Vanaf het begin van de week werden versterkingen aangevoerd voor de repressiekrachten in het bekken. De rijkswacht was ingekwartierd in de mijnen. Nabij put 3 van Wagneaux te Hornu en te Wasmes liepen rijkswachters met de blanke sabel storm op de vrouwen en kinderen van de stakers. Dezen hielden een autobus tegen. De pers hield de kommunisten hiervoor verantwoordelijk. Op grondgebied van Hornu bolden er geen trams meer. De trammensen van de lijn Mons-Bossu-Dour begonnen te staken. De vrouwen begonnen krachtdadig de jongeren in de strijd te betrekken. Het verkeer verliep hoe langer hoe moeilijker. Bedienden en arbeiders die nog werken worden verplicht zich een vrijgeleide te laten afleveren door de syndicale secties en zelfs dan nog worden ze tegengehouden door de stakers. Alles wantrouwen ze. Mijndirecteurs worden opgesloten in hun eigen woning. Verspiedingsploegen worden gevormd. Zodra een voertuig is opgemerkt, weerklinkt er belgerinkel en is heel de straat op de hoede. Onmiddellijk wordt het voertuig door de menigte omsingeld en is het verplicht rechtsomkeer te maken. Het streven van de stakers om gans het economische leven lam te leggen begint een scherpere vorm aan te nemen. Botsingen tussen de openbare macht en de stakers vermenigvuldigen zich. Diezelfde avond publiceert heel de pers de uitslag van de stemming der secties.

Allen hebben zich uitgesproken tegen het vergelijk!

Dit is de derde kaakslag die de Borains hun leiders toedienen sedert de aanvang van de strijd. De burgerij is verontrust. De klerikale gouverneur van Henegouwen, Damoisaux, richt een omzendbrief aan de Burgemeesters van de Borinage, voor het merendeel sociaaldemocraten, waarin hij hen uitnodigt verbod uit te vaardigen tegen samenscholingen en betogingen en waarin hij hen vraagt hem binnen de 24 uur te laten weten welke maatregelen ze hebben getroffen om de orde te verzekeren en te handhaven.

Donderdagnamiddag kwam de Procureur-generaal met de Procureur des Konings van Mons van gedachten wisselen over de te nemen maatregelen. De mijnwerkers uit de Borinage maakten zich echter niet erg ongerust over deze voorbereidselen.

Tegen de avond van deze woelige dag namen de Borains — op geïmproviseerde samenkomsten op straat — een stoutmoedig besluit om de staking te veralgemenen. Dit was hen voorgedaan door enkele stakersgroepen die diezelfde dag waren afgezakt naar het bekken van het Centrum met als gevolg dat meerdere putten hun oproep tot samenhorigheid gunstig hadden beantwoord. Onmiddellijk daarna zouden ook de stakers van het Centrum en uit Charleroi dit voorbeeld volgen.

Uitbreiding van de algemene staking in de Borinage

De dagen van het oproer

Heel de arbeidersklasse van het land, en terecht de mijnwerkers der overige steenkoolbekkens, volgden de strijd op de voet.

Een grenzeloze voldoening was over het land getrokken toen de Borains erin geslaagd waren de algemene staking in het bekken te doen uitroepen door de syndicale leiders. Nochtans bleven de bekkens van het Centrum en van Charleroi spijts de groeiende onrust betrekkelijk kalm tot woensdag op donderdagavond.

De raid die honderden wielrijders uit de Borinage ’s anderendaags ’s morgens gingen uitvoeren en waar stakers uit het Centrum zich in de loop van de dag zouden bij aansluiten, zou vérstrekkende gevolgen kennen. Spijts de inspanningen van de leiders van de Centrale uit het Centrum, om te voorkomen dat de sympathie die ze de stakers uit de Borinage betoonden zich in daden zou omzetten, hadden de mijnen van Bray en Estinnes-au-Val(gelegen op de grens van beide bekkens) het werk reeds neergelegd. De inval van bepaalde stakersgroepen zal zeker niet vreemd geweest zijn aan deze beslissing.

Le Peuple dat verslag uitbrengt over de algemene vergadering van de gewestelijke Centrale van het Centrum, die doorging op het ogenblik dat de Centrale van de Borinage het vergelijk verwierp, dringt aan opdat de arbeiders van het Centrum de vakbondsbeslissingen zouden eerbiedigen. Welke zijn deze beslissingen?

1° Sympathie voor de mijnwerkers uit de Borinage;

2° Zich klaar houden om de stakers te helpen zo het Nationaal Comité dit beslist!!

Maar we weten al dat op dat ogenblik het Nationaal Comité met algemeenheid van stemmen de stakers van de Borinage had aangezet het schandelijk vergelijk te aanvaarden.

Boven de hoofden van de leiders hadden meerdere koolputten besloten tot de staking over te gaan op vrijdagmorgen. Een ander voorval dat aantoont hoe de strijdgeest zich bliksemsnel voortplantte, vond plaats te La Louvière. Duizend werkers waren samengetroept op de Place Mansart waar twee arbeiders hen toespraken. De reformistische militanten van het Gewest begonnen zich terug te trekken in de Volkshuizen en de redactieburelen van hun kranten. Geleidelijk aan begonnen ook Le Peuple en de gewestelijke reformistische pers het probleem van de lonen aan te snijden. Het geplaag en gewrijf werd naar de achtergrond verschoven, waar het thuishoort.[3] Op dat ogenblik worden in de Borinage de directeurs en de bedienden opgesloten in hun eigen woningen. De arbeiders weigerden de putten te onderhouden, zelfs de paarden te verzorgen en verzetten zich tegen verplichte oproeping. De putten komen onder water te staan. De rijkswachters staan machteloos tegenover de massale betogingen die in heel het bekken gehouden worden. De Borains zijn meester van de straat. Nochtans rukken onophoudelijk Rijkswachtversterkingen aan vanuit alle hoeken van het land.

De vlugge uitbreiding van de staking naar het Centrum en Charleroi toe, verspreid hen en brengt ze op een dwaalspoor. De ganse dag lang beperkt hun activiteit zich om als toeschouwers de stakerscolonnes te volgen, die alle principes van privébezit met de voeten treden, en de fabrieken en putten binnendringen om de staking te ontketenen.

Deze colonnes zijn echte invalslegers, ze vormen zich, waaieren uit, hergroeperen zich en marcheren van west naar oost naar het bekken van Charleroi. Tegen de middag hebben 18.000 stakers zich bij de Borains vervoegd. De staking groeit als een olievlek.

Alle mooie vlaggen met gouden franjes die tijdens inwijdingen, verjaardagen en begrafenissen blijven netjes in hun foedraal in de meest duistere hoeken van de Volkshuizen liggen. Rode lappen, haastig bevestigd aan bezemstelen, komen van overal tevoorschijn. Meestal zijn het de vrouwen die het symbool van de revolutie meedragen. Meermaals zullen ze hun lappen met ongeziene moed, ja zelfs op gevaar van eigen leven weten te verdedigen. Wat men doorgaans de traditionele verblinding van de massa pleegt te noemen, groeit hier uit tot een onvermoede helderheid van geest. Uit dit lichaam met duizend ogen en duizend breinen groeien de stoutmoedigste en omvangrijkste initiatieven. De Internationale verheft zich van alle kanten boven deze zwarte aarde, die al eeuwenlang ellende en rijkdom heeft gebracht. Het gezang doet de bezitters sidderen en de hoofdverantwoordelijken beginnen zich in veiligheid te brengen. De reactionairen bereidden zich koortsachtig voor op het verzet en stelden zich op voet van oorlog. Tegen de namiddag slaagden ze erin de colonnes tot stilstand te brengen die het Centrum en het westelijk deel van het bekken van Charleroi al hadden aangezet tot staking. Dat ver loopt niet van een leien dakje. Massabetogingen botsen met de repressiekrachten. Over gans het front van de klassenstrijd wordt stormgelopen. Van alle zijden trachten de arbeiders Charleroi-stad te doortrekken of langs de omliggende wegen te gaan om het andere geïndustrialiseerde deel van het bekken te bereiken.

Om de gebeurtenissen die volgen en gaan leiden tot de dagen van opstand van 8 en 9 juli beter te begrijpen, zijn we wel verplicht vooraf een en ander toe te lichten over de syndicale toestand van het Charleroi bekken.


België is het land in Europa waar de verdeeldheid tengevolge van het verraad van de IIde Internationale in 1914 het minst scherp werd aangevoeld. De reformisten hadden spijts hun veelvuldig verraad hun controle over het grootste deel van het proletariaat kunnen behouden en hun invloed tot de klasse van de kleinburgerij kunnen uitbreiden. Behoudens één of twee syndicale afdelingen te Brussel, d.w.z. de kleine Centrale van de Revolutionaire Mijnwerkers die door de stalinisten geleid wordt en waarvan de hoofdmacht zich bevindt te Seraing in het Luikse bekken, en de Federatie van de Chevaliers du Travail van Charleroi, die bij het begin van de staking slechts 550 mijnwerkers groepeert, is de ganse syndicale klassebeweging aangesloten bij de (reformistische) Syndicale Commissie. De Federatie van de Chevaliers du Travail staat onder leiding van de kameraden uit onze groep Opposition Communiste de Gauche.

In tegenstelling tot wat de meeste arbeiders menen is het bestaan van deze mijnwerkersfederatie niet het gevolg ven de scheuring tussen communisme en reformisme, doch een erfenis uit het verleden. Nog vóór het ontstaan van de moderne syndicale organisaties bestonden er in het bekken van Charleroi al in het geheim kleine mijnwerkersorganisaties die zich Les Chevaliers du Travail noemden. Deze organisaties bewaarden altijd een klassekarakter, maar beperkten zich tot het plaatselijk vlak. Zelfs nu weigeren bepaalde kleine afdelingen zich aan te sluiten bij de Federatie en bewaren angstvallig hun volledige zelfstandigheid. Alle vooroorlogse inspanningen om ze op te nemen in de reformistische Centrale waren op niets uitgedraaid. Slechts na de oorlog, in de periode van overdreven bewondering voor syndicale beweging en centralisatie, slaagden de reformisten erin het overgrote deel van deze organisaties op te slorpen in de mijnwerkerscentrale. Lang duurde deze eenheid niet. Na het reformistisch verraad van de staking in 1920 werden vele van deze afdelingen opnieuw onafhankelijk. Deze scheuring werd destijds bestreden door de KP. Ze had noodlottige gevolgen voor de mijnwerkers van het bekken (het was zo dat op de vooravond van de staking slechts 8.000 van de 40.000 mijnwerkers die het bekken telt, waren aangesloten bij de Centrale en 550 bij de Centrale van de Chevaliers du Travail.).

Naargelang de revolutionaire militanten uit de reformistische syndicaten werden gesloten, kwamen ze de rangen van de plaatselijke afdelingen van de Chevaliers du Travail vervoegen.

Geleidelijk aan kwamen de afdelingen van Gilly en Chatelineau onder de invloed van de communisten en vormden ze met de afgescheurde syndicaten van Seraing de Chevaliers du Travail. Deze federatie zal vlug het slachtoffer worden van de tweedracht zaaiende stalinistische bureaucraten.

De twee strekkingen die rond de jaren 1926, 1927 en 1928 in de schoot van de KP met elkaar in botsing kwamen, lagen aan de basis van deze scheuring. Zij die voorstander waren van de uitbreiding van de federatie en de vorming van nieuwe syndicale afdelingen behoorden voornamelijk tot de centrumstrekking, de stalinistische strekking. Zij die voor de eenheid waren, het niet opnemen van nieuwe leden en tegen de oprichting van nieuwe afdelingen, gingen naar de Opposition Communiste de Gauche.

Nadat de Opposition Communiste de Gauche in maart 1928 uit de rangen van de KP was gestoten, eisten de stalinisten van het Nationaal Comité van de Federatie van de Chevaliers du Travail — waar ze in de meerderheid waren — de uitsluiting van Lesoil en De Waet, de délégués van de afdelingen van Charleroi in het Nationaal Comité. Hierop volgde de scheuring.

De stalinisten gaven toen hun eenheidspolitiek en eenheidsfrontvorming op, die was bepaald op het IIIde en IVde Congres van de Kommunistische Internationale en gingen met de onder hun invloed gekomen afdelingen over tot de vorming van de Centrale des Mineurs Révolutionnaires, waarvan de centrale kern zich bevindt te Seraing.

Onder leiding van onze kameraden zette de Federatie van de Chevaliers du Travail uit Charleroi de eenheidspolitiek en eenheidsfrontvorming voort en zou in staat zijn om tijdens de julidagen en de lange mijnwerkersstaking doeltreffend tussenbeide te komen in de gebeurtenissen in het bekken van Charleroi.

Meermaals had de Federatie de Reformistische Centrale van de mijnwerkers uit Charleroi voorgesteld de strijd gezamenlijk te voeren, met als enig doel voor ogen het belang der arbeiders te dienen. Niet éénmaal verwaardigden de reformistische leiders zich te antwoorden. Enkele maanden vóór de staking werden de bonzen nochtans door het Gewestelijk Congres verplicht een afvaardiging te zenden naar de Federatie. Tegenover de voorstellen tot eenheidsfrontvorming stelden ze de toetreding van de Federatie tot de Centrale, menend de afvaardiging aldus in moeilijkheden te brengen. De Federatie ging akkoord om het voorstel voor te leggen en het zelfs te verdedigen tegenover de afdelingen, op voorwaarde dat alle uitgeslotenen tegelijkertijd opnieuw zouden worden opgenomen en dat de arbeidersdemocratie zou worden geëerbiedigd, wat overeenkwam met het verwerpen van de Resolutie Mertens die tot doel had de communistische arbeiders automatisch uit de syndicaten te sluiten. De stalinisten riepen op om de voorwaarde te aanvaarden maar de reformisten weigerden en gaven hun ware aard nog wat meer bloot.

Deze volhardende en geduldige politiek had tot gevolg dat aan de vooravond van de staking de militanten van de Federatie konden rekenen op de achting van de arbeiders. Bij het begin van de gedeeltelijke stakingen in de Borinage eisten de stalinisten en de Centrale des Mineurs Révolutionnaires dat de Federatie van de Chevaliers du Travail het ordewoord zouden geven tot de algemene staking over te gaan.

De Federatie zou misschien een paar putten kunnen hebben lamleggen, daar waar ze een overwegende invloed had, maar aangezien deze stakingen te verspreid zouden zijn zou deze mislukking het patronaat de kans hebben gegeven slachtoffers te maken. De strijdwil was niet zo groot in het bekken van Charleroi als in dat van de Borinage waar praktisch alle mijnwerkers gesyndiceerd zijn. Vlak vóór de staking heerste er onder de arbeiders van Charleroi nog een grote verslagenheid, gevolg van het voortdurend verraad van de reformisten en van de afscheuring.

Daar waar de gewestelijke Centrale geen vinger uitstak, alarmeerden de militanten van de Partij en van de Chevaliers du Travail de werkers op de talloze meetings rond de koolputten en op algemene vergaderingen. De ordewoorden van de stalinisten “Sluit aan bij de Centrale des Mineurs Révolutionnaires”, “Vorm uw eigen Putcomités”, “Ga in staking”, vonden geen weerklank bij de mijnwerkers. De ordewoorden van de Federatie: “Organisatie van de algemene mijnwerkersstaking”, “Eis het referendum”, “Eenheidsfront van alle organisaties”, werden integendeel beter begrepen.

Gelijklopend met de steeds groeiende onrust in de Borinage, leverden de Federatie van de Chevaliers du Travail en de Opposition de Gauche goed voorbereidend werk.

Op woensdag 6 en donderdag 7 juli verspreidde de Federatie de volgende oproep op 10.000 exemplaren:

OPROEP AAN ALLE MIJNWERKERS

Kameraden,

Om hun lonen te verdedigen, om de werkverdeling te eisen, om niet al werkend van honger om te komen en om de hooghartigheid van de patroons te breken, zijn de mijnwerkers uit de Borinage in staking gegaan tegen de vermindering van 5 % en hebben ze deze beweging uitgebreid. Hun strijdwil heeft alle hindernissen uit de weg geruimd. Op de vergadering te Hornu waar de beslissing viel op de algemene staking:

“Eisen alle afgevaardigden de deelname van de mijnwerkers der overige bekkens; gezien de toestand menen ze dat een nationale beweging zich opdringt.” (Uittreksel uit het verslag verschenen in Le Peuple van 3 juli 1932).

Het is noodzakelijk de oproep van de Borains te beantwoorden en ons allen aan hun zijde te scharen om de steenkoolpatroons te verslaan. Waarom strijden? Om de patroons te dwingen de vermindering van 5 % terug te trekken (toegepast op 19 juni). Om de patroons te tonen dat jullie ook vastbesloten bent je lonen te verdedigen en hun hooghartigheid te breken. Want als jullie de Borains alléén laat strijden, dan zullen jullie weldra en zonder hen moeten strijden (jullie zullen wel moeten) om je te verdedigen en jullie zullen diezelfde moeilijkheden ondervinden als zij.

Kameraden,

Gecentraliseerde mijnwerkers, Chevaliers du Travail en niet-gesyndiceerden, allen broeders in de ellende, bespreekt onder elkaar, in de schachten, de staking en neem de beslissing ertoe over te gaan. Eis van de vakvereniging dat zij strijden voor de verdediging van de lonen en voor de samenhorigheid met de Borains. Doe met ons al wat jullie kunnen opdat binnen de kortst mogelijke tijd alle mijnwerkers uit het bekken van Charleroi samen in de strijd zouden gaan met de Borains. Dezen hebben een grote strijd ontketend! Laten we ons met vereende wilskracht en moed in de strijd werpen en we zullen de patroons doen terugdeinzen, zij die slechts sterk en aanmatigend zijn omdat we ons laten ringeloren!

Gecentraliseerde mijnwerkers, Chevaliers du Travail, weest allen aanwezig op de vergadering voor alle mijnwerkers die zal plaats vinden: Te Gilly, Volkshuis, maandag 11 juli om 9 u. ’s morgens. Te Roux-Aiselies, Salon du Mouquet (Pl.des Aiselies) op zondag 10 juli om 9u30 ’s morgens. Onderwerp: DE MIJNWERKERSSTAKING. De Federatie van de Chevaliers du Travail van Gilly en de Afdeling van de Chevaliers du Travail van Roux-Aiselies.

P.S. We hebben de Centrale van de Mijnwerkers van Charleroi geschreven om hen ons standpunt uiteen te zetten en om hen uit te nodigen op te roepen tot solidariteit met de Borains.

Twee leden van de Federatie van de Chevaliers du Travail gingen met de motor een deel van deze pamfletten in de Borinage afgooien om de Borains te verwittigen welke actie er werd gevoerd in het bekken van Charleroi.

Zoals men uit deze oproep kan afleiden vermoedden de meeste militanten nog niet met welke snelheid de staking zich ging uitbreiden noch met welke kracht de golf van opstand zou komen aanrollen op 8-9-10 juli. Ze belegden vergaderingen voor 10 en 11 juli. Welnu, op die dag was gans het economisch leven lamgelegd en zat de burgerij te beven van schrik. En precies op het ogenblik dat de steeds talrijker wordende repressiekrachten erin slaagden de colonnes van de Borains, versterkt door mijnwerkers uit het Centrum, tegen te houden, werd er te Gilly een monstervergadering gehouden.

Opgeroepen door de Chevaliers du Travail, stemden verscheidene duizenden arbeiders voor de staking. Het aanzetten tot staking nam er tevens een ongekende uitbreiding. Vele colonnes van demonstranten doorkruisten het ganse bekken en elke economische activiteit werd stopgezet. Niet enkel de mijnwerkers sloten zich aan bij de betoging maar tevens duizenden en duizenden arbeiders uit de metaalindustrie. Tegen de avond lag alles lam. Geen wagens meer op straat, geen vrachtwagens, geen trams.

Op de machtige metaalfabrieken van de “Providence” ging de strijd er het heetst aan toe. Meermaals poogden de stakers het bedrijf binnen te dringen. Alle uitgangen werden bewaakt. Tenslotte bereikten de arbeiders de machinekamers en werd de stillegging afgedwongen. Het oproer gromt overal. Er vallen gewonden onder de matrakken, de sabels en de kogels van politie en rijkswacht. Versperringen worden opgeworpen, “kasseien komen uit de grond”. Stenen beantwoorden de Rijkswachtsalvo’s. Op verscheidene plaatsen worden telefoonpalen geveld. Met mitrailleurs bewapende pantserwagens en lichte tanks verschijnen op straat maar de generale staf is bevreesd ervan gebruik te maken. Overal zijn de stakers meester van de straat en van de wegen. Op de belangrijkste knooppunten ontstaan enorme rellen.

Charleroi blijft niet gespaard van de “inval” van de stakers. In bepaalde gemeenten gaan de stakers zover, dat ze de spektakelzalen doen ontruimen. De algemene staking is wat ze willen.

Zolang er een schoorsteen rookt of een motor draait gunt de massa zich geen rust. Tegen de avond kraait de rode haan op het kasteel van de directeur van de “Providence”. De brandweerlui worden belet dat ze zich ter plaatse zouden begeven. Meer dan 150.000 arbeiders zijn in staking. Op zaterdagavond liggen de drie Henegouwse bekkens lam.

Partijleden en mensen uit de oppositie liepen op kop van deze betogingen en verbroederden in vele gevallen.

Wat deden de moedige leiders van de sociaaldemocratie? In hun Volkspaleizen opgesloten, predikten ze via hun pers de orde, de kalmte en de discipline. Vrijdagavond 8 juli had de gewestelijke Centrale van de Borinage een vergadering belegd in het Volkshuis van Hornu. De afgevaardigden stonden niet toe dat hun nationale secretaris, Delattre, inging op de uitnodiging van de Minister van Arbeid. Deze daad levert wel het bewijs hoezeer de mijnwerkers hun beweging in handen hebben en hoezeer ze het gepalaver wantrouwen. Het bewijst ook hun wantrouwen tegenover hun leiders. Dit gevoel wordt steeds meer beklemtoond. Op deze vergadering werd het onderhoud van de mijnen onderzocht. Het bureau dringt erop aan opdat men een beslissing ten gunste van het onderhoud der schachten zou afdwingen door een massa sentimentele argumenten aan te halen. De afgevaardigden die naar hun afdeling moeten terugkeren en die rechtstreeks in de greep van de massa zitten, durven deze verantwoordelijkheid niet nemen. Aangezien alle afgevaardigden gelast werden het bijeenroepen van een nationaal congres te eisen, wordt deze wens unaniem gestemd. De gewestelijke Centrale van het Centrum komt op zaterdag 9 juli bijeen. Deze vergadering is bijzonder woelig. De plaatselijke militanten keren zich heftig tegen het bureau dat volhardt in het miskennen van de beweging, terwijl de algemene staking al 48 uur een feit is.

Uiteindelijk moet het bureau toegeven en onder luide toejuichingen stemmen de afgevaardigden de schadeloosstelling van de stakers.

Le Peuple van 11 juli is bijzonder eigenaardig. Ze bloklettert op haar voorpagina een overgenomen titel van een artikel uit “Le Soir”, een groot “neutraal” informatieblad:

De crisis is de vijand, noch met stenen, noch met geweerschoten zal men ze overwinnen.”

Met koppen van letters kondigt ze aan:

Arbeiders, opgepast voor de valstrik. Orde, eenheid, discipline.”

Daarna wordt de lezers meegedeeld dat de bureau van de Algemene Partijraad en de Syndicale Commissie zich onder voorzitterschap van Mertens en Vandervelde verenigd hebben. Zij doen een ronkende oproep waaruit we deze zinsnede overnemen:

“In het belang van deze indrukwekkende beweging, mogen de arbeiders die in andere gewesten aan het werk gebleven zijn zich slechts bij hun strijdende kameraden aansluiten met methode en discipline en dienen ze de ordewoorden op te volgen die op de syndicale vergaderingen regelmatig werden besproken.”

Dat zijn de ordewoorden die nooit gegeven worden, voor de enige en eenvoudige reden, dat de reformistische bureaucratie nooit een vergadering zal bijeenroepen. Feit dat nog meer betekenisvol is: de politieke en syndicale Federatie van Brussel, die zich een mondeling gauchisme aanmatigden, die aan de hogere partij-, en vakbondsinstanties de afkondiging van de algemene staking eisten, die zelfs stemden om een referendum te organiseren in de Brusselse vakbonden, gingen nooit over tot uitvoering van hun eigen beslissingen.

Alle vakbondssecretarissen hadden met beide handen het referendum gestemd, maar geen enkele wilde het organiseren. Wat eens te meer de machiavellistische bedoelingen van de hogepriesters van het reformisme bevestigt, is dat het Congres van de Syndicale Commissie dat was aangekondigd voor 17 en 18 juli tot na de staking werd verschoven en uiteindelijk werd gehouden op 25 en 26 september.

Wat de onmiddellijke eisen betreft, zegt de oproep:

“1° Een verlaging der lonen kan geenszins meer in aanmerking genomen worden, zelfs niet onder vorm van een verhoging van de prijs van het brood”.

Wat inhoudt dat de bureau van de Syndicale Commissie en van de Partij akkoord gaan met de op 19 juni toegepaste vermindering waartegen de mijnwerkersmassa’s in opstand zijn gekomen. Zij erkennen de eisen van loonsverhoging niet die opduiken bij de enorme massa stakers.

“2° Rechtvaardige en eensgezinde werkverdeling onder alle loontrekkenden.”

Met andere woorden, rechtvaardige en eensgezinde verdeling van de ellende. En dan doen deze lieden nog alsof ze in opstand komen, daar waar communisten hen verraders noemen. Wanneer we in het begin van deze uiteenzetting zeggen dat het verraad bewust werd georganiseerd, dan menen we dit reeds halvelings te hebben aangetoond! En we zullen het helemaal bewijzen.

Hetzelfde nummer van Le Peuple kondigt eveneens aan dat de Politieke en Syndicale Federaties van Charleroi de algemene staking afkondigden op maandag 11 juli, d.w.z., net zoals in de vorige gevallen, nadat de staking een voldongen feit is, met als enige uitzondering de spoorwegarbeiders. De objectieven die ze de staking ten doel stellen komen ietwat duidelijker naar voren. Men voelt hier duidelijk het resultaat van de enorme strijd van de 8ste en de 9de. Maar over ’t algemeen genomen eisen ze slechts een status-quo. Uit elke bladzijde, uit elke kolom en uit elke regel spreekt de oproep tot “kalmte” en “waardigheid”.

De burgerij gaat deze oproepen en de vertraging van de strijd in de loop van de zondag te baat nemen om zich beter te organiseren, om de provincie Henegouwen te omsingelen en om daags daarop in de aanval te gaan tegen de massa’s.

De staat van beleg werd afgekondigd in gans de provincie. Een decreet werd uitgevaardigd waarbij het verkeer per fiets of per moto werd verboden. Rijkswachtposten werden geplaatst op alle wegen die van Henegouwen naar Brabant en Vlaanderen leidden. Versterkingen rukken onophoudelijk aan. 3.000 rijkswachters bevinden zich reeds in de provincie. Heel het noorden van het land, behalve dan Antwerpen, zit zonder rijkswacht. De troepen mogen het kwartier niet meer verlaten. De regimenten die zich in het kamp van Beverlo bevinden keren ijlings naar hun kazerne terug. Regimenten worden op transport gesteld naar het slagveld van de klassenstrijd, maar worden voorzichtigheidshalve omringd door Rijkswachteenheden.

Andere regimenten die gingen afzwaaien werden onder de wapens gehouden. De met mitrailleurs uitgeruste pantserwagens van het leger hebben de plaats ingenomen van de rijkswachters. Over ’t algemeen heeft men weinig vertrouwen in het leger. De regering neemt geen genoegen met het censureren van de radio-uitzendingen; ze legt de aankondigers zelfs het verbod op ook maar één woord te reppen over de gebeurtenissen. Op het ministerie van binnenlandse zaken, evenals op dat van landsverdediging heerst er dag en nacht een koortsachtige bedrijvigheid. De reactionaire pers eist de onmiddellijke terugkeer van de eerste minister, die zich op dat ogenblik te Genève bevindt, en maatregelen tegen een burgeroorlog.

In gans het land is de arbeidersklasse zenuwachtig enthousiast. Overal wordt de komst van de Borains verwacht. Het burgerlijke kamp staat versteld. De algemene veiligheid is paraat. Reeds zaterdagavond wordt Lahaut, secretaris van de Centrale des Mineurs Révolutionnaires, gearresteerd evenals een hele rits andere militanten.

De algemene veiligheid en de burgerlijke pers smeden een complot, waarmee ze willen doen geloven dat de gebeurtenissen te wijten zouden zijn aan de handelingen van bolsjewistische agenten voor rekening van een vreemde mogendheid.

De reformisten verzetten zich tegen dit complot, wel wetend dat dit een onfeilbaar middel is om het communisme te propageren. Ze herinneren zich het complot van 1923 tijdens de bezetting van het Ruhrgebied.

Vandervelde zal zelfs zover gaan de burgerij in een artikel van Le Peuple openlijk te suggereren de hele geschiedenis van het complot te laten vallen en de communisten naar de correctionele rechtbank te verwijzen i.p.v. naar het hof van assisen. Deze procedure is inderdaad veel brutaler, doeltreffender, doortastender, en doet minder stof opwaaien. Later zullen we de burgerij deze kostbare raad zien opvolgen.

De aanwezigheid van de rijkswacht op de terreinen van bepaalde mijnen in het Luikse bekken veroorzaakt vanaf zaterdag enkele gedeeltelijke stakingen. De mijnwerkers weigeren af te dalen, zolang de Rijkswachteenheden niet worden teruggetrokken. Merlot, sociaaldemocratisch burgemeester van Seraing, zal krachtdadig tussenbeide komen opdat de rijkswacht zich op de achtergrond zou houden om het werk te doen hernemen. Hierin slaagt hij gedeeltelijk.

De reactionairen en de reformisten gaan in het offensief

Tot zaterdagavond breidde het conflict zich met duizelingwekkende vaart uit. Het economisch leven dat in Henegouwen was geconcentreerd werd helemaal lamgelegd. Drieduizend rijkswachters waren zoals gezegd samengetrokken in en rond de provincie Henegouwen. De afstand die deze provincie scheidt van andere steenkoolbekkens en industriële centra, zal voor de kapitalisten een kostbare hulp betekenen.

De staking zal zich wel uitbreiden tot de bekkens van Luik, de Kempen en zowat overal, maar ze zal nooit die geladenheid bereiken zoals op 8, 9, en 10 juli in Henegouwen het geval was.

Te Brussel, Leuven en Mechelen zullen lovenswaardige pogingen ondernomen worden door kleine revolutionaire minderheden van diverse strekkingen, maar uiteindelijk zullen de burgerij en de reformisten de toestand meester blijven en de beweging indijken, het werk door alle stakers doen hernemen met uitzondering van de mijnwerkers, en de staking van de zwartgezichten isoleren!

Laten we deze aanval stap voor stap volgen, zoals we ook deze van de Henegouwse arbeiders hebben gevolgd. Deze werkwijze zal duidelijk aantonen welke inspanningen de BWP en de SC zich getroostten om de strijd in de grond te boren, strijd die voorbestemd was om uit te groeien tot een klinkende overwinning van de Belgische arbeidersbeweging.

’s Zondags worden de verwaandheid en de getalsterkte van de repressiekrachten al erg goed aangevoeld. Te Roux drijft de rijkswacht een kleine betoging uiteen, waarbij een jonge arbeider wordt gedood en verscheidene anderen gekwetst raken. In de loop van maandag wordt het aantal rijkswachters opgedreven. Voor de eerste keer komen de pantserwagens in actie onder bijzonder dramatische omstandigheden, vermits ze werden ingezet nadat de sociaaldemocratie een beroep had gedaan op de openbare macht om het samenscholingsverbod te doen eerbiedigen.

De werkende klasse die zich weinig ongerust maakte over het smeden van communistische complotten en die wou dat de reformistische leiders het ordewoord zouden geven tot de algemene staking van alle corporaties in het land, voelde instinctief aan dat er pas echt werd gecomplotteerd binnenin haar eigen Volkshuizen. Aldus kan men zien hoe te Charleroi, Brussel, Luik, enz. duizenden en duizenden arbeiders er urenlang gaan voor postvatten. De burgerij was bevreesd. Ze brengt haar zogezegde antifascistische milities in ’t geweer om de Volkshuizen te verdedigen die op geen enkel moment werden bedreigd. De arbeiders die zopas meerdere fabrieken hadden overweldigd, hadden niet eens het kleinste tandwieltje beschadigd. De geest die de arbeiders in het midden van de negentiende eeuw bezielde tegen het gebruik van machines was goed en wel dood. De idee dat ze zich de productiemiddelen moesten toe-eigenen en niet vernietigen, was goed begrepen.

De bezetting van de Volkshuizen zou ten andere niets anders hebben opgeleverd dan dat zo dit bureaucratisch rapaille dat op hun kap leeft eens goed de zolder en de kolder zouden uitvegen.

De reformristen waren zich terdege bewust van deze eenvoudige waarheden, doch aangezien ze de Volkshuizen als hun eigendom beschouwden, lieten ze de ware eigenaars — de massa — door hun milities met matrakslagen uiteendrijven. En vermits deze milities dreigden overrompeld te geraken door de hevige en gerechtvaardigde reactie van deze massa, aarzelden ze geen ogenblik, net zoals de eigenaars van de mijnen en de fabrieken, om een beroep te doen op de burgerlijke ordediensten. Ze bekenden dit cynisch in Le Peuple. Hier volgt wat dit blad schrijft op 17 juli, onder de handtekening van L. Labeau.

“Maandagmorgen omstreeks halfelf telefoneerde burgemeester M. Tirou met L. Matagne (de reformistische leider) om hem te vragen of een militant het publiek dat voor het Volkshuis samentroepte zou verzoeken zich te verwijderen. Vandervelde bood zich welwillend aan. Zijn korte terechtwijzing maakte indruk op de overgrote meerderheid van het publiek, dat applaudisseerde.
Maar onmiddellijk nam de vernielingsdrang weer de bovenhand, en terwijl onze leider weer naar binnen was gegaan, begon het publiek te roepen, te tieren en te dreigen. Het volgde hierin blindelings het ordewoord dat op de communistische meetings was gegeven.
Souplit (andere reformistische leider) telefoneerde naar Tirou om hem te herinneren aan de verordening over de samenscholingen en eist dat de plaatselijke politie het publiek zou komen uiteendrijven.
Maar ondertussen waren de Rijkswacht en de pantserwagen verschenen voor het Volkspaleis
.
Het publiek zal zich verspreiden zonder de minste tussenkomst van de strijdmacht. Maar weldra komen de communisten en de plunderaars zich opnieuw verdringen voor het Volkspaleis dat ze zullen trachten te bezetten onder leiding van de agitator Decellier.
Terwijl Van Walleghem (een andere reformistische leider) opnieuw telefoneerde met Tirou om hem mee te delen dat onze vreedzame poging om het publiek uiteen te drijven mislukt en dat het niet aan ons was om de verordening van de goeveneur te doen eerbiedigen (Wie zal er ons nog komen vertellen dat de reformisten niet de lieden zijn die de meeste eerbied betonen aan de decreten en verordeningen van de burgerlijke staat?) bereidde de rode wacht zich voor om te riposteren en wou deze zelf de straat op om het terrein te zuiveren. Onze rode wachters moesten er met van woede vertrokken gezichten in berusten hun kalmte te bewaren. Men had hen te verstaan gegeven dat ze door samen op te trekken met de straatplunderaars, zich zouden blootstellen aan de kogels van de rijkswachters en de pantserwagen. Daarin zou het ware gevaar gescholen hebben. De rode wachters verzamelden zich daarop voor de ingangspoort en vormden een levende muur tegen de bestorming tot op het ogenblik dat de strijdmacht de omgeving van het Volkspaleis kwam zuiveren.”

Deze reformistische weergave van de feiten bevat de meest cynische en wansmakelijke bekentenissen die aantonen welke weg het reformisme heeft afgelegd in de toepassing van de politiek van klassensamenwerking.

Zoals ze zelf zeggen werden er stormlopen uitgevoerd en vielen meerdere arbeiders onder de kogels van hun vrienden en beschermers.

Hetzelfde speelde zich af rond het Volkshuis van Luik, zij het dan met minder heftigheid. Meerdere dagen na elkaar zal men kunnen lezen in de reformistische pers dat de communisten rond de Volkshuizen sluipen. Deze pers zal ook niet ophouden een ware ophitsingpsychose te scheppen tegen deze revolutionaire militanten, die onophoudelijk hun plicht doen in deze grootse beweging. Het verzonnen verhaal van de bestorming der Volkshuizen zal opgevrolijkt worden door een boertig voorval.

Zoals we hebben gemerkt in het relaas van Le Peuple werd Vandervelde ongenadig uitgejouwd door de massa ...plunderaars. Wat een heiligschennis: de “baas”, het kopstuk uitjouwen. Heel de burgerlijke pers vermeldt het feit met voldoening. De woede van de reformisten kent geen grenzen. Elke dag komen ze er weer op terug op dit pijnlijk voorval om het te ontkennen en om de indruk uit te wissen die het op de burgerij had gemaakt. Twee maanden na de staking zullen ze nogmaals op het geval terugkomen om het te ontkennen.

Maar al deze zogezegde aanvallen op de Volkshuizen waren slechts een handige zet om nog een afleidingsmaneuver er bij te krijgen en om de arbeiders — en dan vooral de reformistische arbeiders — te beletten in te zien wat er zich in werkelijkheid aan het afspelen was binnenin de Volkshuizen. Nochtans moet even nader omschreven worden wat deze zogezegde “aanvallen” op de Volkshuizen in feite waren.

Wat betekende dit, en wat is er in werkelijkheid voorgevallen? Zowel de reformistische als de burgerlijke pers gaven een monsterachtige vervorming van de feiten, ze belogen en bedrogen hun lezers. De waarheid is dat de meeste Volkshuizen van Charleroi en omgeving met uitzondering van het Volkspaleis van Charleroi, gewoon in handen waren van de stakers. In een beweging van die omvang zijn de Volkshuizen onvermijdelijk de ontmoetingsplaatsen van de arbeiders. Nemen we bijvoorbeeld Chatelineau. In deze gemeente waren de Chevaliers du Travail een paar jaar voordien al uit de lokalen van het Volkshuis geweerd, bij een meerderheid van twee stemmen.

Een tijdje vergaderden ze dan maar in de gelagzaal van het Volkshuis van waaruit ze insgelijks werden verdreven; vervolgens hielden ze verscheidene van hun meetings zomaar

[ontbrekende bladzijde]

het volgende schrijft:

“Onze syndicaten van Charleroi slaan terug de richting van de staking in; in het Volkspaleis krijgt men meer en meer de indruk dat de socialistische syndicaten de leiding van de beweging opnemen. Binnen 1 à 2 dagen zal er contact genomen worden met de stakers.”

’s Woensdags schrijven de reformisten dat ze de indruk hebben, (alleen maar de indruk) dat de socialistische syndicaten de leiding van de beweging opnemen, nadat ze daags voordien hebben geschreven dat de arbeiders gevolg hadden gegeven aan hun ordewoord tot staken. Dit is weldegelijk bekennen dat ze nergens de leiding over hadden. Wat nog ernstiger is, is wel dat Le Peuple het sein tot de “aanval” geeft door te schrijven dat er “in de eerstkomende dagen een contactname zal plaatsvinden met de stakers.”

De lezer zal dit wel even willen onthouden. De zinsnede zal pas enkele weken later haar volle betekenis krijgen wanneer De Rode Vaan bepaalde brieven van burgemeester Tirou van Charleroi zal publiceren die wij wat verder in dit werk zullen opnemen. Zoals reeds gezegd was de staking in Henegouwen algemeen, op de spoorwegarbeiders na. Nochtans voelde deze corporatie eveneens de dringende noodzaak aan zich in de strijd te mengen om haar solidariteit met de stakers te betuigen en om voor haar eigen eisen op te komen. De sectie der spoorwegarbeiders van het Centrum had het beginsel van de staking gestemd en de wens uitgedrukt de staking te veralgemenen. Op 11 juli interviewde een opsteller van Le Peuple de nationale secretaris Renier. Op de vraag of het Nationaal Syndicaat van de arbeiders van spoor, post, telegraaf en telefoon een Nationaal Congres ging bijeenroepen als gevolg aan de wens van de actie van het Centrum, antwoordde deze:

“Jawel, waarschijnlijk nog deze week, teveel secties dringen erop aan, maar alleen de afgevaardigden zullen in kennis gebracht worden van dag en uur.”

Dit congres vond nooit plaats en Renier schreef later zelfs in de “Ralliement”, orgaan van het Nationaal Syndicaat van spoor, PTT.

“Wij houden eraan te verklaren dat, alhoewel al onze sympathie uitgaat naar de kameraden mijnwerkers, we toch afkerig staan t.o.v. de door hun Congres uitgedrukte wens voor wat betreft de algemene staking van alle corporaties. We moeten in alle eerlijkheid toegeven dat het je reinste waanzin zou wezen om ons onder de gegeven omstandigheden in een uitzichtloos avontuur te willen storten, laat staan onze organisatie eraan op te offeren. Zoiets mag men niet van ons verwachten. Men kan van ons moeilijk verwachten dat we uit solidariteit met de mijnwerkersbeweging zouden weigeren de kolenwagons te doen bollen, gewoon maar omdat ze geladen werden door soldaten.
Voor leken lijkt een dergelijke beslissing gemakkelijk. Voor ons spoorwegarbeiders is ze heel wat ingewikkelder Een dergelijke weigering zou gelijk staan met een staking waarin we onherroepelijk van het ene incident in het andere zouden gesleept worden.”

Niet alleen verplichtte het nationaal syndicaat de spoorwegarbeiders aan het werk te blijven, maar tevens gedurende twee maanden de heldhaftige staking van de mijnwerkers te saboteren, door het kolentransport te blijven verzekeren.

Spijts de gezamenlijke inspanningen van de patroons, de Staat en de reformisten, breidde de staking zich ondanks alles toch uit naar de andere streken, aldus het bewijs leverend van haar enorme leefbaarheid. ’s Maandags leggen de steengroeven van Esaussinnes het werk neer; die van het bekken van Zinnik stemmen voor de staking. Te Nijvel in de provincie Brabant besluiten de industriëlen vanaf zaterdag 9 juli om met ingang van maandag juli alle fabrieken stil te leggen. Le Peuple bestempelde deze beslissing als een “wijze maatregel”. Maar toen de zondagavond een compagnie Karabiniers het peloton Gidsen kwam versterken dat daags voordien al was aangekomen, veranderden de patroons van mening en wilden ze maandag het werk doen hervatten. Dit weigerden de arbeiders en de staking was algemeen.

Te Turnhout, in de provincie Antwerpen, waar er al een tijdje een staking aan de gang was, hadden erge schermutselingen plaats tussen de stakers en de marechaussee; er vielen verscheidene gewonden. De mijnwerkers van de Neder-Samber laten de putten in de steek en sluiten zich aan bij de beweging. Te Auvelais breekt er een staking uit in de Usines des Produits Chimiques en in de spiegelglasfabriek.

In de provincie Luik worden andere putten verlaten, en de staking veralgemeent zich ondanks de muur van stilte die men om dit bekken had getrokken.

Te Zottegem in Vlaanderen breekt een staking uit in een textielfabriek; een arbeider wordt ernstig gekwetst door de zoon van de industrieel. De metaalarbeiders van de fabrieken Carels in Gent stoppen er eveneens mee. Te Leuven gaan de metaalarbeiders de fabriek niet binnen. De reformistische leiders komen toegeschoten en dreigen de staking niet te erkennen en bijgevolg het stakersgeld niet te zullen uitkeren. Grommend begeven de arbeiders zich naar hun werkbank.

Te Brussel, zoals overal elders, heerst er een koortsachtige atmosfeer. De kranten die verslag brengen van de formidabele inspanning der Henegouwse proleten worden letterlijk uit de handen gerukt. Overal wordt er spontaan vergaderd; vooral dan op de kruispunten van de arbeiderswijken. Overal weerklinkt dezelfde kreet: “Als de Borains komen, marcheren wij allemaal mee!”

Als een deel van het proletariaat zich in die dagen populair heeft weten te maken, dan waren het zeker wel de Borains. Nochtans bleef in Brussel alles nogal aanslepen. Daarvoor waren er verscheidene redenen.

Brussel heeft geen grote industrieën. De stad is niet omgeven door een industriële gordel zoals Parijs en Berlijn. Het is slechts na de oorlog dat de grote fabrieken er zullen komen te Vilvoorde, Vorst en Ruisbroek. De arbeidersklasse is behoudens een paar uitzonderingen versnipperd in een groot aantal fabriekjes en werkplaatsen, een groep talloze kleine lichte industrieën. Er is geen concentratie van de arbeidersklasse zoals buiten de hoofdstad. Zelfs vanuit topografisch oogpunt is de concentratie in de arbeiderswijken niet beslissend. De meeste worden doorsneden door boulevards en lanen waar de kleinburgerlijke en burgerlijke elementen overheersen.

Een andere reden is porder subjectief. De KP is praktisch niet vertegenwoordigd in de hoofdstad. De Opposition de Gauche staat zeer zwak en het merendeel van de revolutionaire militanten is uit hun syndicaten gestoten.

De concentratie van het proletariaat vindt plaats in de Volkshuizen; op het ogenblik dat er meetings gehouden worden of dat er over eisen vergaderd wordt.

Op dit ogenblik is de werklozencontrole het concentratiepunt en dat verklaart onmiddellijk hoe het komt dat de beweging daar van start is gegaan, beweging die zo sterk zou uitgedrukt worden door slijmbal Max[4] met alle tragische gevolgen van dien.

De stakers die bij duizenden dagelijks de weg naar het Volkshuis inslaan, bleven dagenlang postvatten vóór het lokaal. Ze werden ongerust, wel wetend dat daarbinnen de bonzen aan ’t palaveren waren. Meerdere dagen na elkaar blijven duizenden stakers stoïcijns ter plaatse staan, in afwachting van de oproep tot algemene staking.

Dan worden ze ongedurig. Dat was op dinsdag 12 juli. Er komt een spontane betoging tot stand. Met duizenden zakten ze de Blaesstraat af. Instinctief sloegen ze de richting in van Vorst en Ruisbroek. Zo de betoging had kunnen verdergaan, dan zou ze zienderogen aangegroeid zijn. Zo ze langs de fabrieken van Vorst zou trekken, dan zouden de arbeiders het werk neerleggen. Dan was het staking.

Max en zijn legerstaf hadden dit goed begrepen. Alle politiekrachten werden overhaast op de betoging afgestuurd. Het kwam tot een straatgevecht op de Balspelplaats aan de oude markt. Met ongehoorde brutaliteit liep de politie storm. Er vielen drie gewonden, waaronder een jongetje dat drie dagen later overleed. Verscheidene aanhoudingen werden verricht waarvan er enkele werden bekrachtigd. Hieronder viel een kameraad van de Opposition ’s Anderendaags werd er een meeting georganiseerd door het Inter-professioneel Stakerscomité die door Max werd verboden. Duizenden arbeiders die de oproep hadden beantwoord werden brutaal afgeranseld en verjaagd naar het grondgebed van de gemeenten St. Gillis en Anderlecht, waar ze op matrakslagen werden onthaald door de politie van St. Gillis, en waar ze dreigden nat gespoten te worden door de brandweer van Paulsen, sociaaldemocratisch burgemeester van Anderlecht.

Voor de eerste maal probeerde men er een betoging uiteen te drijven met politiehonden. Een laatste poging werd ondernomen door enkele militanten van allerlei strekkingen om de arbeiders te verzamelen en hen op te roepen tot samenhorigheid met de strijdende arbeiders. Ditmaal hoefde de politie niet meer tussenbeide te komen: de Algemene Raad van de BWP en de Syndicale Commissie hadden dit al gedaan ...

Dat was op zaterdag, dag waarop ze in Le Peuple achter allerlei ronkende bewoordingen de capitulatie, het verraad publiceerden.

De ontmoedigde arbeiders gaven geen gevolg meer aan de oproep. Het lijdt geen twijfel dat indien er op dat ogenblik — maandag 11, dinsdag 12 en woensdag 13 — een hechte alhoewel misschien kleine KP was geweest, een partij die in ’t verleden een eenheidspolitiek had gevoerd en aangehaakt bij de syndicaten met goede fracties in plaats van een Revolutionaire Syndicale Oppositie die los stond van de syndicaten wegens de scheuringspolitiek en die slechts revolutionair was van naam, een partij die gehoor vond bij de massa, dan hadden de reformisten tienmaal meer bedrijvigheid aan de dag mogen leggen, tienmaal verraderlijker geweest zijn, dan nog zou het buiten kijf staan dat de algemene staking in het land een voldongen feit zou zijn geweest.

Ongelukkig genoeg voor het proletariaat hadden de stalinisten zich in 1928 gelast om het embryo van deze partij te aborteren. De afwezigheid van een revolutionaire partij gaf de reformisten vrij spel om de stakers te misleiden. In hun centraal orgaan blokletterden ze levensgroot

BELGISCHE WERKLIEDENPARTIJ EN DE SYNDICALE COMMISSIE ZIJN:
MET DE STAKERS TEGEN DE REGERING
MET DE STAKERS TEGEN HET CENTRAAL INDUSTRIEEL COMITÉ
MET DE STAKERS TEGEN HET BANKKAPITAAL
MET DE STAKERS TEGEN DE OPROERLINGEN

Om dit te bewijzen beletten ze dat de spoorwegarbeiders deelnamen aan de strijd, waren ze vastbesloten het conflict te beperken door veelvuldige manoeuvres, bereidden ze “mooie” toespraken voor, voor hun redevoeringen in de Kamer en schiepen ze een atmosfeer van haat en ophitsing tegen de revolutionaire militanten.

De reactionairen van hun kant bleven ook niet werkloos toekijken. Vanaf maandagmorgen overvlogen escadrilles vliegtuigen heel Henegouwen om via de boordradio’s door te seinen waar juist de betogingen gevormd werden. Op die manier kon de burgerij zeer snel repressiekrachten doen aanrukken tegen de samenscholingen en de opstappende betogingen. In de Borinage heeft men zeer veel moeite om de massa’s uiteen te drijven. Over ’t algemeen komt het tot een evenwicht in de machtsverhoudingen. De burgerlijke pers begint te spreken van verspreide betogingen waarin men de “opstandelingen” als hazen ziet vluchten. Zij begint te spotten met de onmacht van de massa in haar strijd tegen de tot de tanden bewapende bandieten van het repressieapparaat.

Op dinsdag 12 juli waren de klabakken weer heer en meester op straat. De betogingen van Gilly en Chatelineau die de laatste waren in Henegouwen werden onbarmhartig met de sabel uiteengeslagen.

’s Woensdag dringt de bereden rijkswacht binnen in de Volkshuizen. De provocaties volgden elkaar op. Bij het verlaten van vergaderingen worden de stakers telkens brutaal uiteengedreven.

In de Borinage dwongen de rijkswachters de proletariërs de met allerlei projectielen bezaaide straten op te vegen en de zowat overal opgerichte barricaden af te breken.

In deze tijdspanne van 3 dagen, van maandag 11 tot woensdag 13, waren meer dan 300 aanhoudingen verricht, waaronder meerdere kameraden van de Oppositie. Onder deze aangehoudenen bevinden zich 3 ingenieurs ... die zich hadden laten leiden door de ellende en enkele jonge socialistische wachters die oproepen aan de soldaten hadden aangeplakt; ze werden overigens onmiddellijk weer vrijgelaten.

Le Peuple kondigt met voldoening aan dat de communistische militant Decellier, deze “gevaarlijke ordeverstoorder in verzekerde bewaring” is. De reactionairen worden driester. Per autobus worden mannen opgeëist voor het onderhoud aan de koolputten. Deze brutale opeisingen voeren ze meestal uit op het ogenblik dat een groot aantal stakers in vergadering bijeen zit. Elders, in de overige delen van het land, verdubbelen de reactionairen hun inspanningen om elke agitatie de kop in te drukken en elke vorm van staking te doen ophouden.

De gouverneur van Oost-Vlaanderen kondigt de staat van beleg af aan de grens met Henegouwen. Bepaalde zenuwknopen van het economisch apparaat, elektrische centrales en gasfabrieken, worden omgebouwd tot kleine forten. Ook de reformisten steken de kop op. Alhoewel de Volkspaleizen gesloten zijn, worden ze toch dag en nacht bewaakt door “rode” wachters.

De stakers van hun kant organiseren het verzet. Daar waar de Chev. du Travail een invloed kunnen doen gelden ontstaan er stakerscomités, samengesteld uit stakers van alle corporaties, van alle strekkingen en uit niet-gesyndiceerden.

Overal wijten de lokale secties de mislukking aan de bureaucratie. Op de vergaderingen legt de basis haar wil op. De stakers spraken zich beetje bij beetje uit voor de volgende eisen, uitgewerkt door het stakerscomité van Chatelineau:

De stakers van Chatelineau, mijnwerkers, metaalarbeiders en anderen, gesyndiceerd bij de socialistische centrale, de Chevaliers du Travail en niet-georganiseerden, met meer dan 1.500 man in het Volkshuis vergaderd op maandag 11 juli 1932, hebben met algemeenheid van stemmen en vol enthousiasme de volgende dagorde gestemd: Eisen van de Syndicale Commissie en de nationale directie van het Nationaal Syndicaat der Spoorwegarbeiders de afkondiging van de algemene nationale staking voor de inwilliging van volgende eisen:
1° Terugbetaling van de laatste loonsvermindering en uitsluiting van elke nieuwe vermindering met een gewaarborgd levensminimum;
2° Afschaffing van het decreetwet op de werkloosheidstoelage met opheffing van de opgelegde minima van 2/3 en 3/4 van het loon;
3° Schadeloosstelling van de niet-georganiseerden door de openbare macht;
4° Strijd voor de 6-urendag met werkverdeling onder toezicht van de syndicale organisaties;
5° Tegen de broodbelasting;
6° Vermindering van de huurprijzen met 50 %.

Zoals men zich wel kan inbeelden, waren deze eisen heel wat anders dan het stabiliseren van de lonen tot de 1ste november.

Het essentieel doel ervan was de terugtrekking van de loonsvermindering van 5 % die op 19 juni werd toegepast.

Deze eisen waren de exacte uitdrukking van de verzuchtingen der mijnwerkers die een einde wilden stellen aan de gehandhaafde ellende die met lichaam en ziel werd verdedigd door de postjesverzamelaars van de BWP en de SC.

Dit ordewoord “tegen de stabilisatie van de miserie”, dat werd gegeven door het stakerscomité van Gilly en Chatelineau, zou zich als een vuurtje verspreiden omdat het een eenvoudige en duidelijke samenvatting was van de vurige wens der mijnwerkers om een einde te stellen aan hun lijdensweg en die van hun gezinnen. Dit ordewoord droeg veel bij tot het algemeen verzet van de mijnwerkers tegen het ordewoord tot werkhervatting dat op 16 juli werd gegeven door de Algemene Raad van de BWP en het Nationaal Comité van de Syndicale Commissie.

De geheime overeenkomst van de reformistische bureaucratie

De reformistische bureaucraten van Charleroi die zes dagen hadden zitten beven, zetten een actieplan op stapel om de eenheid te breken die naar voren was getreden in de strijd en om verdeling te zaaien onder de arbeiders van de verschillende corporaties, de gesyndiceerden van de reformistische Centrales, de andere gesyndiceerden (Chevaliers du Travail) en de niet-gesyndiceerden die zich tijdens de voorafgaande dagen in de voorste linies van de strijd hadden bewogen.

Om deze poging tot een goed einde te brengen en om contact op te nemen met de stakers in het bekken van Charleroi, was het tevens en voor alles ook nodig dat de bureaucraten zich niet zouden “blootstellen aan de kogels van de rijkswachters en de pantserwagen”. Zij wilden wel graag tot bij de stakers gaan om hen te verdelen en om ze in handen te spelen van de industriemagnaten en de banken, maar dan op voorwaarde dat de burgerij zou willen waarborgen dat ze daarvoor hun vel niet hoefden te riskeren.

En aldus kwam een der monsterachtige daden tot stand tussen de leiders van de politieke en syndicale federaties van Charleroi en de burgemeester van de stad, Tirou, in overeenkomst met de leiders van de BWP en de SC enerzijds, en met de ministers van Binnenlandse Zaken en van Landsverdediging anderzijds.

Hier volgt de kopij van de brieven van de burgemeester van Charleroi, op 9 oktober gepubliceerd in het orgaan van de KP, De Rode Vaan.

Deze brieven werpen een schril licht op deze verwerpelijke handel om de eenheid van de stakers te breken en de algemene staking te torpederen.

Charleroi, 14 juli 1932

Mijnheer en Beste Collega,

Ik heb de eer U ter kennis te brengen dat ik, als gevolg aan de vraag die tot mij werd gericht door de Federatie der Syndicaten van de Socialistische Partij van het arrondissement Charleroi, ben tussenbeide gekomen bij de Heer Minister van Landsverdediging, de Heer Minister van Binnenlandse Zaken, bij de militaire overheid die het bevel voert over de maatregelen van openbare veiligheid in ons arrondissement, om de volgende schikkingen te bekomen die werden aanvaard door alle bovenvermelde overheden.

Teneinde de door de verantwoordelijke partijleiders totnogtoe genomen beslissingen te doen bevestigen en te bekrachtigen door haar gesyndiceerden, en gezien de overeenkomst die werd bereikt in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, teneinde te kunnen overgaan tot de werkhervatting, organiseert de Federatie der Syndicaten in haar plaatselijke afdelingen algemene vergaderingen van haar aangeslotenen.

Deze vergaderingen zullen plaatsvinden in de Volkshuizen van iedere gemeente, zonder stoet, noch bij het binnenkomen, noch bij het buitengaan. De plaatselijke leiders zullen de orde verzekeren van hun vergadering. De militaire overheden zullen rijkswacht- en legerafdelingen van deze lokalen verwijderd houden.

Deze afdelingen zullen slechts tussenbeide komen op de openbare weg, in de sector van deze lokalen, indien de verordeningen niet in acht worden genomen of indien er wanordelijkheden worden uitgelokt.

De socialistische leiders zullen uitsluitend gesyndiceerden leden in hun lokalen toelaten, die drager zijn van hun eenzelvigheidsbewijs. Er bestaat dus kans dat elementen die vreemd zijn aan deze syndicaten zullen trachten deze vreedzame vergaderingen te verstoren; onder deze omstandigheden is het nochtans noodzakelijk dat U een burgerdienst laat waken over de samenscholingen die zich rond deze lokalen zouden kunnen voordoen en die zich vijandig zouden kunnen tonen tegenover deze burgers die gebruik maken van hun recht op vergaderen en die zich ten doel stellen de gemoederen te bedaren.

In uw gemeente zal deze vergadering doorgaan op 15 dezer om 9 uur.

Aanvaardt, Mijnheer en Beste Collega, mijn eerbiedwaardige gevoelens.

De Burgemeester van Charleroi,

Y. Tirou


Charleroi, 16 juli 1932

Mijnheer de Burgemeester,[5]

Ik heb de eer U kopij te mogen bezorgen van de brief die ik met dezelfde post richt aan de Heer Afgevaardigde van de Federatie der Socialistische Syndicaten van het Bekken van Charleroi teneinde af te zien van de verantwoordelijkheid tengevolge van de verbintenissen aangegaan op 14 dezer en die geleid hebben tot de overeenkomst die dezelfde dag door mij werd getekend in naam van alle hogere overheden en door Mr. Gailly in naam van de Federatie der Socialistische Syndicaten.

Aanvaardt, Mijnheer de Burgemeester, mijn uitgesproken achting.

De Burgemeester van Charleroi,

Y. Tirou


Charleroi, 16 juli 1932

Mijnheer Gailly,

Terugkomend op de terugwerkende kracht van de overeenkomst die wij samen ondertekend hebben op 14 juli jongstleden, wens ik te beklemtonen dat ik, gevolg gevend aan uw mondeling verzoek van 14 juli, heb aanvaard om als tussenpersoon op te treden tussen U en de hogere overheden om van hen de goedkeuring te bekomen over de voorwaarden waarop de Algemene vergaderingen van uw plaatselijke afdelingen zouden verlopen en de doelstellingen die ze beogen; dat deze besprekingen hebben geleid tot het opstellen van de overeenkomst van 14 juli die door mij werd ondertekend in naam van alle hogere overheden, en door U, in naam van de Federatie der Socialistische Syndicaten, overeenkomst die zich natuurlijk beperkt tot de vergaderingen van donderdag 14 en vrijdag 15 juli; dat deze overeenkomst werd opgesteld onder vorm van een brief, gericht aan al mijn Collega’s Burgemeesters uit de omgeving en dat ze vooraf werd bekrachtigd door de zitting van de socialistische Burgemeesters die U had samengeroepen in het Volkspaleis op donderdagmorgen 14 juli.

Menend dat mijn verantwoordelijkheid eindigt zodra de vergaderingen en van donderdag 14 en vrijdag 15 juli zijn afgelopen, heb ik de eer U te verzoeken nota te nomen van het feit dat mijn opdracht is beëindigd vanaf vrijdagavond 15 juli, zoals ik gisteren reeds heb onderstreept tijdens mijn telefonisch onderhoud met Dhr. Jacquin. Met dezelfde post licht ik hierover tevens alle bevoegde instanties in.

Aanvaardt, Mr. Gailly, mijn achtingsvolle groeten.

De Burgemeester van Charleroi

Y. Tirou

Hieronder volgt het commentaar van De Rode Vaan.

“Vandaag publiceren we drie documenten van uitzonderlijk belang, die op de meest frappante manier een bewijs leveren van het ongehoord gekonkel en van de cynische medeplichtigheid van de burgerij en de sociaaldemocratie om de bewonderenswaardige strijd van het proletariaat van de mijnen, constructiewerkplaatsen, metaalbedrijven en van alle corporaties in juli 1932 in de rug aan te vallen.
Op 13 juli begeeft Gailly zich, in naam van de socialistische leiders, naar Tirou, de Chef van politie van Charleroi, die salvo’s hadden afgevuurd op mannen en vrouwen uit de arbeidersklasse, en, met elkaar, beraamden ze in een geheime overeenkomst de kwade slag die ze gingen toebrengen aan de algemene staking. Dit geheim verbond was vooraf goedgekeurd door de conferentie van de ‘socialistische’ burgemeesters en ontving de zegen van gouverneur Renkin Coppée, van Oorlogsminister Crokaert, Minister van Binnenlandse Zaken Carton, en van Generaal Termonia, bevelhebber over alle strijdkrachten die Henegouwen bezetten.
De drie brieven die we publiceren zijn officiële documenten die door hun inhoud het walgelijk verraad van de ‘socialistische’ leiders aantonen, die de gesyndiceerde kameraden bedriegen en het doel nastreven de reformistische syndicaten te misbruiken om het eenheidsfront van de strijdende arbeidersklasse te breken, front dat moedig was opgericht tegen de honger en de ellende, tegen de loonsverminderingen, en dat dapper streed tegen de politie en de gendarmen van Generaal Termonia. Op onze openbare vergaderingen, voor hun publicatie in onze Rode Vaan, hebben we reeds gewezen op het bestaan van deze documenten. In een poging om het effect van hun openbaarmaking te verminderen, geeft de medeondertekenaar van dit geheim verbond, kapitalist-socialist Gailly, in de ‘Journal de Charleroi’ van 1 oktober het bestaan toe van dit geheim verbond, dat werd ondertekend in het kabinet van Tirou. De verraderlijke socialistische leiders wagen het niet de juistheid en het officieel karakter van deze documenten te ontkennen. Zij weten zich op heterdaad betrapt.
Dat iedere arbeider deze documenten aan zijn werkmakkers laat lezen. Zij vormen het duidelijk bewijs dat de socialistische leiders, op het ogenblik dat ze tot over de oren in ’t werk zaten en de beweging wilden breken, ze de algemene staking afkondigden — zo zeggen ze toch — die vrijdags voordien al een voldongen feit was; ze knoopten onmiddellijk onderhandelingen aan met Tirou; met generaal Termonia; met de regering der arbeidersmoordenaars om de arbeiders in de rug te kunnen steken.”

De reformisten handelden letterlijk zoals het akkoord hen voorschreef. Vanaf donderdag en vrijdag namen de lafaards weer contact op met hun gesyndiceerden. Op die manier sloegen ze de eerste bres in de massa. Dit gelukte hen niet overal. Te Gilly en Chatelineau zijn ze er nooit in geslaagd de bij hen gesyndiceerde mijnwerkers te scheiden van de andere arbeiders.

Eerst en vooral begonnen ze druk uit te oefenen op de trammensen, corporatie die enigszins bevoordeeld was in de huidige crisis. Deze poging kende succes. De trammensen gingen weer aan ’t werk nog vooraleer de SC en de BWP hiertoe het ordewoord hadden gegeven. Onder de metaal- en constructiearbeiders ging dat lang niet zo gemakkelijk, aangezien deze categorieën een nieuwe loonsvermindering in ’t verschiet hadden. Handige tactici als ze zijn, stuurden de stakingsbrekers zeker niet die leiders naar de arbeidersvergaderingen, die in de loop van de gebeurtenissen een beetje in opspraak waren gekomen in de ogen van de arbeiders. In de andere streken werd er algemene mobilisatie gehouden en deze vreemde militanten kregen de opdracht om dáár te gaan waar de reformisten uit de streek geen gehoor meer vonden.

Al deze vergaderingen verliepen bijzonder woelig, vooral dan onder de mijnwerkers die duidelijk inzagen in welke richting hun leiders hun wensten te stuwen. De “contactname” verliep niet helemaal zoals “zij” het wel hadden gedroomd.

Gedurende al die tijd heulden de reformistische leiders samen met de leiders van de christendemocratische syndicaten met wie ze een eenheidsfront tegen de staking hadden aangegaan.

De wil van de leiders om de arbeiders te verdelen en de gesyndiceerden tegen de niet-gesyndiceerden uit te spelen, had natuurlijk een catastrofale invloed op heel de beweging. Wat dat betreft, dient er gezegd dat hun sabotage gedeeltelijk was gelukt.

De duistere komedie van de Gemengde Commissie van het Mijnwerkerscongres en het Parlement

Ondertussen werd er hard gewerkt door de hoge instanties van de BWP en de SC in nauw contact met leidinggevende regeringskringen om de “eendracht en de vrede” in het land te herstellen.

De Gemengde Commissie en het Parlement lieten er ook geen gras over groeien. Zoals we hierboven reeds hebben aangehaald, hadden de mijnwerkers uit de Borinage verhinderd dat Delattre, Nationaal Secretaris van de Mijnwerkerscentrale, zou ingaan op de uitnodiging van Heyman, Minister van Arbeid.

De leiders hadden gedaan alsof ze deze beslissing aanvaardden, en Le Peuple publiceerde zelfs een telegram waarmee de minister van deze beslissing werd verwittigd. Delattre begaf zich niet naar de afspraak, maar men zond er andere reformistische leiders naartoe, wier namen werden doodgezwegen. Aldus eerbiedigen de reformisten steeds de soevereiniteit van de algemene vergaderingen.

Als gevolg van deze afspraak verbonden deze geheimzinnige afgevaardigden zich ertoe de vergadering van de Gemengde Commissie bij te wonen.

Zonder rekening te houden met de eisen van de mijnwerkers die vervat waren in het ordewoord “begon de bestendiging van de ellende”, stelden ze voor, ingeval hun voorstellen tot bestendiging van de ellende zouden afgewezen worden: a) werkverdeling; b) handhaven van de lonen tot op 1 oktober, en om het conflict voor te leggen aan de arbitrage. Deze vergadering vond plaats. En Le Peuple van 14 juli deelt mee:

“De Nationale Gemengde Commissie van de Mijnen heeft woensdagnamiddag zitting gehouden. Ze heeft zich gekweten van haar taak door het bereiken van een unaniem akkoord tussen vertegenwoordigers van patroons en arbeiders. Dit akkoord heeft betrekking op volgende punten:
1° Stabilisatie der lonen tot 1 november aanstaande (schommelingen inbegrepen);
2° In de Borinage: werkhervatting van het gezamenlijk personeel, zonder enig nadeel voor de mijnwerkers (d.w.z. zonder enige vermindering van de ziektevergoedingen en van gratis steenkool) door het opstellen van een beurtrol waarvan de toepassingsmodaliteiten zullen worden vastgesteld door een commissie die zal bestaan uit zes vertegenwoordigers van de patroons en zes vertegenwoordigers van de mijnwerkers, waarbij 5 bekkens zullen vertegenwoordigd zijn, te weten deze van Bergen, het Centrum, Charleroi, Luik en de Kempen (deze commissie zal zitting houden onder voorzitterschap van de Minister van Industrie en Arbeid of van zijn afgevaardigde);
3° Voor de overige bekkens zal een oplossing gezocht worden die hetzelfde doel beoogt na studie door de commissie voorzien in paragraaf 2°.”

Zeer handig voorgesteld betekenen deze woorden, deze zinnen, helemaal niets. Dit akkoord bezegelt dat waar de mijnwerkers niet van willen weten: de bestendiging van hun ellende.

Nochtans bevat het een lichte toegeving vanwege het patronaat. Het was er uiteindelijk toe gekomen de stabilisatie van de lonen toe te staan niet tot op 1 augustus maar tot op 1 november.

Nog een feit. Terwijl Le Peuple aankondigt dat de patronale afgevaardigden dit akkoord hebben aanvaard, publiceren deze laatsten een mededeling in de burgerlijke pers om mee te delen dat ze het slechts hebben aanvaard mits bepaalde voorwaarden. Dit klaarblijkelijk om hun gezicht niet te verliezen.

Een Nationaal Mijnwerkerscongres wordt dan samengeroepen voor donderdag 14 juli, de dag na de bijeenkomst van de Gemengde Commissie.

Men ziet dat alles geregeld is. Vanaf dinsdag wordt het Congres aangekondigd. Dit werd bijeengeroepen niet omdat de reformistische leiders gevolg wilden geven aan de wensen die werden geuit in alle secties, maar omdat ze — als pionnen in dit georganiseerd en bewust verraad — het akkoord gingen aanvaarden dat de patroons onder voorbehoud hadden toegestaan, gingen verklaren dat de objectieven waren bereikt en zich gingen onderwerpen aan de beslissing van de Algemene Raad van de BWP en de SC die, op zijn beurt, ’s zaterdags het ordewoord zal geven tot algemene werkhervatting nadat de Gemengde Commissie van de metaalindustrie en de constructiebedrijven de toepassing van de nieuwe loonsvermindering naar latere datum zal verschoven hebben. Geen enkel woord over de debatten die werden gevoerd op het mijnwerkerscongres zal naar buiten doordringen. De reformistische pers publiceert slechts de resolutie waarmee de bestendiging van de ellende wordt aanvaard.

“Het Mijnwerkerscongres dat plaats vond te Brussel op 14 juli 1932, dat tot de slotsom is gekomen dat de objectieven van de mijnwerkers zijn bereikt en dat de kwestie momenteel alle bedrijfstakken interesseert, zendt de beslissing terug naar de hogere partijorganen, d.w.z. naar de Algemene Raad en naar de Syndicale Commissie”
Deze beslissing werd aanvaard door een tamelijk belangrijke meerderheid. Hier volgt de beslissing die door een kameraad uit Charleroi wordt voorgedragen. “Besloten aan de Nationale Gemengde Mijncommissie een voorstel voor te leggen dat erop gericht is het element steenkool terug te trekken uit de vaststellingsbasis voor de lonen”

De grootste komedie werd opgevoerd in da Kamer van Volksvertegenwoordigers. Speculerend op de enorme vat van het parlementarisme op de massa gaan deze heren kamerleden als gevolg van de interpellatie van Delattre de heilige eendracht in het leven roepen, die telkens weer de kop opsteekt wanneer het kapitalistisch systeem wordt bedreigd. Het is trouwens op parlementair gebied dat de reformisten kunnen tonen wat ze waard zijn. Terwijl de arbeiders verplicht worden te grijpen naar het wapen van de staking, en nog meer honger te lijden om een boterham bij te winnen, terwijl ze niet meer kunnen betogen of zelfs vergaderen in gesloten zalen, terwijl ze vallen onder de slagen en de kogels van politie en rijkswacht, terwijl al hun grondwettelijke rechten met de voeten worden getreden door hun wettelijke beschermers, terwijl de arbeidersklasse denkt aan hen die gevallen zijn op bevel van de reactionaire ministers, vertegenwoordigers van de bezittende klasse, en terwijl ze eraan denken de slachtoffers te wreken, zijn de eerste woorden van de leider van de BWP in de Kamer de volgende:

Het enige wat telt, is dat de arbeidersklasse zich morgen rekenschap geeft van het feit dat er bij ons (in de Kamer) een geest heerst van meevoelend begrip”.

Dat is waar, er heerste inderdaad een geest van medevoelend begrip onder alle burgerlijke partijen. Jawel, deze wil om elkaar te begrijpen was aanwezig bij de leiders van de drie partijen. Maar dit begrip was doelgericht, op één ding namelijk: de inspanning van het proletariaat te breken, opdat de burgerij en haar systeem zonder kleerscheuren uit de economische crisis zouden kunnen komen.

De heilige eendracht was er weer, zoals tijdens de oorlog en onder andere historische omstandigheden, tegen de arbeidersklasse.

De dolksteek van het NC van de SC en van de AR van de BWP

Het bevel tot werkhervatting

Alhoewel revolutionaire minderheden van alle strekkingen actief ijveren voor het ontketenen van de algemene staking, heeft het er alle schijn van weg dat vanaf vrijdag 15 juli de Staat en de reformisten erin zullen slagen de beweging in te dijken. Reeds herademen ze.

In de industriële centra die door de staking zijn getroffen heerst er een ware terreur: opeisingen voor het onderhoud aan de mijnen worden kracht bijgezet met sabel en kolfslagen! Afzonderlijke meetings georganiseerd door de reformisten dragen bij tot de taak die de repressiekrachten zich gesteld hebben: wanorde zaaien in de stakersrangen.

Aan de andere kant zijn er de beloften van de burgerlijke ministers aangaande graanbelastingen en de werkloosheidsuitkeringen, het akkoord van de Gemengde Commissie over de stabilisatie van de lonen der mijnwerkers. Dat alles, handig uitgebuit door de reformistische leiders, heeft ook zijn uitwerking.

De parlementaire droombeelden zitten nog diep vastgeworteld in de massa’s, en de gemoederen komen tot bedaren in het land. Eenmaal deze fase bereikt, bereiden de reformisten vlug het opdoeken van de staking voor, waarbij ze beroep doen op alle beschikbare propagandamiddelen om dit doel te bereiken.

De vaagste belofte wordt hierbij voorgesteld als een klinkende overwinning. Le Peuple, gevolgd door heel de plaatselijke pers, publiceert in grote koppen

“Wat we hebben bereikt voor alle arbeiders:
1) Er zal geen broodbelasting geheven worden;
2) Er zullen geen loonsverminderingen meer volgen;
3) Geen vermindering meer van de werkloosheidsuitkeringen;
4) De werkverdeling zal onmiddellijk georganiseerd worden met medewerking van de vakverenigingen.
Dit wil zeggen, al wat we hebben geëist.”

Onder deze hypocriete vorm voorgesteld, doet men deze vier punten voorkomen als evenveel overwinningen voor de arbeiders. In werkelijkheid betekenen deze beloften slechts een tijdelijke terugtocht van het offensief van het kapitalisme en bovendien een ongehoord bedrog.

Wat in werkelijkheid werd bereikt zijn de objectieven die de reformistische bureaucraten aan de strijd koppelden telkens ze door de omstandigheden gedwongen werden er de “leiding” van te nemen. Welnu, de ware objectieven van de stakersstrijd zijn de volgende: -intrekking van de vermindering van 19 juni; -optrekken van de lonen; -intrekking van het besluit Heyman omtrent de werkloosheidsuitkeringen.

En van dit alles is er zelfs nog geen sprake! ...

Volhardend in de boosheid zetten de reformisten hun verdelingsmanoeuvres onverminderd voort; ze hebben slechts oog voor “hun” doel: de strekking stopzetten die zich begint af te tekenen in het voordeel van de algemene staking en die ondanks alles blijft doorgaan.

Aangezien de steengroeve patroons hebben afgezien van de toepassing van de loonsvermindering aangekondigd voor 18 juli, en besloten hebben de lonen te handhaven tot 1 maart 1933, gehoorzamen de steengroeve arbeiders, die sedert het begin van de week in staking waren gegaan, aan de bevelen van hun leiders en hernemen ze het werk. Dit gebaar, dat op een goed zichtbare plaats wordt besproken in Le Peuple, slaat de eerste bres in het stakersblok en is de eerste stap naar de werkhervatting ...

Laten we echter de verscheidene wederwaardigheden verder volgen van de “strijd” der sociaaldemocratische leiders tegen de wil van de arbeidersklasse en tegen de opflakkeringen van verzet; meermaals hoeft de burgerij haar “bewondering” hiervoor betuigd en dit bij monde van haar meest representatieve vertegenwoordigers. We zullen zien dat deze bewondering overigens helemaal gegrond was.

De Algemene Raad en de Syndicale Commissie komen samen op vrijdag 15 juli. Aangezien er nog “voldoening” moet geschonken worden aan de arbeiders uit de metaalindustrie en de constructiebedrijven, die een nieuwe loonsvermindering in ’t vooruitzicht hebben, neemt deze vergadering:

“Akte van het feit dat de eisen der mijnwerkers door de patroons werden aanvaard;
Stelt ze vast dat in de andere corporaties de aan gang zijnde onderhandelingen snel positieve resultaten doen verhopen en besluit de zitting te verdagen tot zaterdag om 14 uur.”

Om met enige hoop op succes het bevel te geven voor werkhervatting, om de niet-stakende metaalarbeiders aan de werkbank te houden en de duizenden stakers aan ’t werk te krijgen, hadden ze bovenal een “voldoening” nodig. ’s Zaterdagsmorgens 16 juli besluiten de gemengde commissies van constructie en metaal het volgende:

“Met het oog op de verzoening, ondanks de ernst van de crisis, als gevolg aan de dringende oproep van de hoogste overheden van het land en voor zover het werk onmiddellijk wordt hernomen, verklaren de metaalindustrie en de constructiebedrijven:
1) Dat er niet zal worden overgegaan tot nieuwe loonsvermindering voor 1 november 1932;
2) Voor wat betreft de onlangs aangekondigde verminderingen, wordt hun toepassing opgeschort. De bevoegde paritaire commissies zullen in augustus opnieuw vergaderen om de kwestie te onderzoeken!!”

Onderstrepen we onmiddellijk de uitvlucht: er zullen geen nieuwe verminderingen komen, maar deze die zijn aangekondigd worden slechts “opgeschort”. De eerste augustus zullen we nog wel verder zien!!

Gelukkig voor de metaalarbeiders zullen de mijnwerkers ten tweede male hun lonen komen veiligstellen door de strijd de twee volgende maanden te steunen.

Aangezien alle “objectieven” zijn bereikt die bewuste zaterdag, geven de Algemene Raad en de Syndicale Commissie het bevel het werk te hervatten op maandagmorgen. Het ogenblik — zaterdagavond — is goed gekozen: geen mogelijkheid meer tot vergaderen voor de stakers De gezamenlijke reactie wordt aldus herleid tot haar meest eenvoudige uitdrukking: aangezicht in aangezicht met vrouw en kinderen, met de steeds groeiende voedselproblemen, zal de staker moeten beslissen of hij al dan niet weer aan ’t werk zal gaan ’s maandagsmorgens.

Heel de reformistische “democratie” is samengevat in dit machiavellistisch gebaar. Het dient werkelijk gezegd: het was een voorbedacht en georganiseerd verraad.

En juist op het ogenblik dat deze beslissing genomen wordt, kan men zich rekenschap geven van de ware betekenis der dagelijkse orders die door het merendeel van de reformistische Centrales worden gestemd (mijnwerkers, leer- en huidenbewerkers, enz... die, terwijl ze de organisatie van de algemene staking vragen, van de arbeiders eisten dat ze de richtlijnen zouden afwachten van hun “geregelde” organisaties en elke actie zouden onderwerpen aan de beslissingen van de AR en de SC.

Deze richtlijnen en deze beslissingen konden niets anders zijn dan bevelen tot werkhervatting!!

Het manifest van de AR en de SC heeft gemakkelijk ...

“Zonder hoger beroep een regime te veroordelen dat duizenden en duizenden mensen in de ellende en de onzekerheid dompelt, ontdaan van iedere persoonlijkheid, die moeten werken als automaten en wier lot is overgeleverd aan de grillen van een zeer kleine bevoorrechte minderheid, die brutaal en stoutmoedig is in haar onmacht, en wier onvoorzichtigheid en winsthonger de wereld in wanorde, anarchie en wanhoop heeft gestort...”

Het feit kan niet worden ontkend dat deze zelfde organismen alles in het werk hebben gesteld, van de meest verfijnde ploertenstreken tot de laagste provocaties, om dit bewind van ellende, onzekerheid, enz. te steunen.

Deze demagogische slagzin uit het manifest kan geplaatst worden naast de jammerklachten van Vandervelde vier dagen voordien, voor de vertegenwoordigers van dit “verwerpelijk” regime in de Kamer

“Al wat telt is dat de arbeidersklasse zich morgen rekenschap geeft van het feit dat er bij ons (in de Kamer) een geest leeft van medevoelend begrip ...”

Derhalve mogen we zeggen dat de inspanningen van de reformistische leiders de “bewondering” van de burgerij ten volle hebben verdiend. Maar hier weer, zoals trouwens in elke andere omstandigheid, komen de gevoelens van de arbeidersklasse en deze van de burgerij hoegenaamd niet overeen.

De afzondering van de mijnwerkers

Het eerste bedrijf van deze grote strijd is dus afgesloten. Door ’s zaterdagsavonds het ordewoord te geven voor werkhervatting, waren de AR en de SC erin geslaagd de massa te verhinderen samen te overleggen, behalve dan voor een gedeelte van de stakers. Hier en daar had de bureaucratie nochtans enkele délégués van fabrieken en mijnen bij elkaar getrommeld; niet om hen toe te laten tot besprekingen te komen, maar om hen aan te zetten alles in het werk te stellen voor de werkhervatting van zaterdag. Maar zelfs op deze beperkte vergaderingen (samengesteld uit reformistische délégués die lang voordien al waren uitgezocht) ontmoeten de bureaucraten heftige tegenkanting. Op bepaalde vergaderingen, vooral dan van mijnwerkers, wordt de beslissing afgedwongen om de secties bijeen te roepen om zich uit te spreken over het bevel tot werkhervatting!!

Behalve de mijnwerkers, hernemen de meeste corporaties desalniettemin het werk. Alleen aan de Neder-Samber slagen de reformisten erin de mijnwerkers de putten in te sturen en wanneer deze laatsten vernemen dat de staking in de overige bekkens wordt verdergezet, verlaten ze de putten opnieuw...

De aandacht moet ook nog gevestigd worden op de tegenspraken waarmee de sociaaldemocratische leiders te kampen hebben: op het ogenblik dat Le Peuple het bevel tot werkhervatting publiceert, is de krant verplicht aan te kondigen dat de mijnwerkers uit het Kempens bekken zich eveneens in de strijd hebben geworpen.

De staking die er op vrijdag 15 juli is losgebroken, zwelt vlug aan en is op dat ogenblik al praktisch algemeen. We hebben reeds de nadruk gelegd op de bijzonderheden van dit bekken.

Gedurende gans het verloop van de staking zal de arbeidersopinie niet in staat zijn het verloop van de gebeurtenissen in deze afgelegen streek te volgen. Afvaardigingen worden ter plaatse gezonden doch dit levert geen enkel tastbaar resultaat op.

De kranten zullen ons meermaals de werkhervatting aankondigen, maar vergeten telkens te vermelden wanneer de staking weer opflakkert. Zonder enige organisatie, zonder leiders, wordt deze massa mensen heen en weer geslingerd tussen de tegenstrijdige berichten die de pers opzettelijk publiceert.

Wanneer Le Peuple dus de werkhervatting door deze mensen aankondigt op het ogenblik van de beslissing van de AR en de SC, lijdt het geen twijfel dat deze krant zulks doet onder druk van de kleine kern reformistische militanten die de leiding hebben over de Centrale van Limburg.

Overal is er dus verzet tegen het ordewoord tot werkhervatting. Le Peuple is in verlegenheid gebracht: de krant wijt het niet naleven van dit ordewoord aan het gebruikelijk stempelen op maandag en dinsdag... en neemt haar uitzicht weer aan van de “kalme dagen”. Voor haar is de staking afgelopen; ze wijdt een uitgebreide bespreking aan de “overwinning”. Naar woensdag stelt ze opnieuw de vraag: waarom zijn de mijnwerkers uit het Centrum nog steeds in staking? Onder druk van de secties stemmen de Centrales van het Centrum en de Borinage voor het voortzetten van de staking. Die van Charleroi zal onmiddellijk daarop volgen. De Federatie van de Chevaliers du Travail, bezield door de Opposition Communiste de Gauche, heeft zich vanaf de zondag in deze zin uitgesproken en “tegen de bestendiging van de ellende” en voert een actieve propaganda door het verspreiden van pamfletten in de andere bekkens, wat de woede van de reformisten opwekt.

Nogmaals zullen deze laatsten zich na enig aarzelen aanpassen aan de toestand. Zonder zich openlijk tegen de mijnwerkers te keren, veinzen ze opnieuw zich “op kop” van de beweging te stellen, maar zodra ze zij “ingelicht” en de afzondering van de mijnwerkers is bereikt, zullen ze zich toeleggen op het “uitputten” van de staking. Daarin schuilt het grootste gevaar voor de stakers.

Gedurende gans het verloop van de uitputtingsstaking nemen de manoeuvres toe. Onder voorwendsel de Gemengde Commissie toe te laten bijeen te komen, stellen de leiders van de Centrale op 21 juli voor de staking tot op 6 augustus op te heffen en rond dit voorstel een referendum te houden.

Hierbij dienen er echter onmiddellijk twee opmerkingen gemaakt.

1) In het heetst van de strijd slagen alle Gemengde Commissies erin bijeen te komen binnen de 24 uren; nu de strijd geluwd is, zullen ze hiervoor 15 dagen nodig hebben;

2) Vóór de staking hadden de mijnwerkers van het Centrum een referendum geëist dat hen nooit werd toegestaan; om een opheffing te bekomen die praktisch neerkomt op het einde van het conflict, organiseren de bureaucraten wel het referendum...

Dit referendum was eens te meer een klap in het gezicht voor de verraders: 87,3 % van de gesyndiceerde stakers zijn tegen de opheffing; 12,7 % zijn ervoor.

En opnieuw bloklettert Le Peuple: “De plaatselijke Centrale zet de staking voort”. Anderzijds telegraferen de leiders van de Limburgse Centrale(die slechts een kleine minderheid van de stakers uitmaakt) aan de Minister van Arbeid dat ze bereid zijn het conflict voor te leggen aan de Arbitrageraad.

De burgerlijke rechtbanken die anders toch zo traag van wal steken, schieten nu vlug in actie: het regent veroordelingen, maanden gevangenisstraf, voor stakingsfeiten. De stakers van hun kant blijven ook niet bij de pakken zitten.

De jacht op de gelen [6], bijzonder bemoeilijkt door de aanwezigheid van duizenden rijkswachters, wordt ondanks alles krachtdadig geleid. Om deze jacht doeltreffend te maken verschuift de Federatie van de Chevaliers du Travail de controle naar 6 uur ’s morgens, een maatregel die weldra navolging zal vinden bij bepaalde reformistische secties.

De meest stoutmoedige initiatieven worden ondernomen om de “houten benen” af te rossen.

De Federatie van de Chev. du Travail die zeer invloedrijk is te Gilly en Chatelineau wordt het wapen van het verzet: de woede van de reformisten ten opzichte van onze militanten wordt ten top gevoerd. Rond de stakerscomités van deze twee verzetshaarden wordt een “Plaatselijk Stakerscomité” gevormd, dat veel gehoor vindt bij de overgrote meerderheid stakers uit de streek van Charleroi.

Gelijkopgaand met de woede van de reformisten, groeit deze van de stalinisten onophoudelijk: onze militanten worden door de modder gehaald, de smerigste roddelpraatjes worden verspreid in de officiële middens van de KP.

De Rode Vaan die dit stukje publiceert (verklaring van een stalinist op het Congres te Rijsel “Tegen de Oorlog”)

“... en hij eindigt (de stalinistische délégué in kwestie) met het aanklagen en “brandmerken van de misdadige bedrijvigheid van de plaatselijke trotskisten die in navolging van de sociaaldemocraten kalmte en passiviteit preekten en de stakers aanraadden hun woonst niet te verlaten. In ontroerende bewoordingen legt hij de vinger op al het monsterachtige dat het walgelijk voorstel van bovenvermelde trotskisten inhoudt door het aanprijzen van een eenheidsfront met de oud-ministers van de koning; vaste bezoekers van de mondaine salons, de aartsvijanden van het proletariaat en wier namen of het nu deze van Vandervelde, Destrée, Dewinne, enz. wezen, verfoeid worden door de Belgische arbeiders in strijd met het patronaat”.

Terwijl De Rode Vaan deze al te doorzichtige smeerlapperij niet durfde openbaar te maken, publiceerde onze groep, gesterkt door haar juiste politiek en de eerlijkheid van haar militanten, dit citaat integraal (waarvan we hier de meest karakteristieke passages aanhalen) in haar orgaan La Voix Communiste.

Nu de gemoederen tot bedaren zijn gekomen gaat de rijkswacht -door haar provocaties en vervolgingen (ze gaat zelfs zover de mijnwerkers aan te vallen die verzameld zijn rond het balspel) — al haar gewicht in de weegschaal werpen om de stakers te ontmoedigen en hun weerstandsvermogen uit te putten. De huurlingen kennen geen onderscheid. Het gebeurt soms dat hun sabels neerdalen op de ruggen van kleine reformistische bureaucraten, die een verontwaardigd geweeklaag doen opstijgen in Le Peuple en bij de kamerleden: “Ze treden té hardhandig op!!”

Het spreekt vanzelf dat, 24 uur na de eventuele terugtrekking der repressiekrachten, men niet zou kunnen vermijden dat de mijnwerkers de andere arbeiders weer aan het staken zouden krijgen. Dit verklaart dat de reformistische leiders, evenzeer als de burgerij, eraan hielden ze te behouden in de streken die de zenuwknopen van de beweging waren.

De volgende zinnen, getrokken uit de gedetailleerde eindafrekening van de Kamer, bewijzen dit trouwens ten overvloede; het gaat over een interpellatie van Delattre die de terugtrekking eist van de Vlaamse rijkswachters (sic):

“Delattre (soc.) Er is dus provocatie. Ik zal maar onmiddellijk zeggen dat de gendarmen die de brigades van onze streek vormen minder incidenten hebben, maar er zijn er andere die uit de Vlaamse gewesten gestuurd zijn en die geen Waals verstaan. Gaat U dan een rassenconflict enten op een sociaal conflict?”

Mr. Declerc (front.): “Dat is zeer slecht”.

Mr. Piérard (soc.): “Zo wordt de nationale eenheid op een eigenaardige manier opgebouwd”.

Mr. Delattre (soc): “U kan zich de diepe ontevredenheid van een arbeider moeilijk voorstellen wanneer hij aangepakt wordt door een man wiens taal hij niet verstaat; dan wordt hij tienmaal opstandiger. Trek dus die rijkswachters en soldaten die geen Walen zijn terug.” (Zeer goed, uiterst links)

Mr. Jacquemotte (stal. comm.): “De Waalse rijkswachters eveneens.”

Mr. Piérard (soc.): “Jullie ook; we scheren U over dezelfde kam als de provocerende rijkswachters. Hoepel op.”

Mr. Bologne (soc.): “Bemoei U met uw eigen zaken”.

Mr .Lombard (soc.): “Ga uw schaamte elders tonen”.

Mr .Hubin (soc.): “Er zijn provocerende rijkswachters en U bent een ander soort provocateur...”

Op 28 juli, dus 22 dagen na de staking, leveren de reformistische manoeuvres een eerste resultaat op. Als gevolg aan een akkoord (en wat voor een akkoord!) tussen de reformisten, het Ministerie van Arbeid en de patronale afgevaardigden van de Limburgse mijnen, hernemen de paar mijnwerkers die zijn aangesloten bij de Limburgse Centrale het werk en slepen de grote massa niet-gesyndiceerden met zich mee.

Dit akkoord wordt afgesloten zonder de mijnwerkers der andere bekkens te kennen, die onophoudelijk het bijeenroepen van een nationaal congres eisen en de algemene staking van alle corporaties...

Anderzijds doen de eerste symptomen van vermoeidheid zich voelen; in de streek van Luik komen gedeeltelijke werkhervattingen voor.

In Le Peuple van zaterdag 30 juli worden ze aangekondigd, uitvoerig weergegeven, maar verder zonder enig commentaar.

Zonder voorafgaandelijke raadpleging van de stakers bekomen de reformistische leiders, na stappen te hebben aangewend bij het Ministerie van Arbeid, dat de Nationale Gemengde Mijncommissie opnieuw wordt bijeengeroepen.

Ze zal vergaderen op dinsdag 2 augustus. Al deze uitvluchten spelen in de kaart van hun bondgenoten: de krachten van de strijdende arbeiders afmatten.

De kleine stakersvergoeding die aan de gesyndiceerden wordt uitgekeerd is slechts voldoende voor de aankoop van het strikt noodzakelijke.

De massa niet-gesyndiceerden lijdt honger, maar houdt het been stijf in de strijd. Niets, behalve omhalingen van het volk, wordt er praktisch uitgevoerd om de staking financieel te steunen. De grote Centrales, die miljoenen rijk zijn, blijven werkloos toezien. Deze van de metaalarbeiders stemt een eerste toelage ... voor de organisatie van BWP-milities ter verdediging van de Volkshuizen tegen de aanvallen van de “oproerlingen”; d.w.z. om de geweldmaatregelen tegen de communisten en de revolutionaire arbeiders nog maar eens te beklemtonen.

Niets wordt verwaarloosd, wel integendeel, door de reformistisch patronale coalitie en de Staat. De spoorwegarbeiders worden verplicht steenkool te vervoeren, de soldaten, zelf arbeiderszonen, worden verplicht deze steenkool te laden.

De reformistische leiders uiten enige platonische bezwaren, maar niets ondernemen ze om te pogen dit te beletten.

Op de Nationale Gemengde Commissie die op 2 augustus samenkomt, besluiten de partijen de nieuwe voorstellen van de Minister af te wachten...

Twee dagen later, zonder dat men weet of de patroons de voorstellen van de Minister hebben aanvaard, zet het reformistisch apparaat zich in beweging om de mijnwerkers te doen verdwijnen in de mijnschachten, d.w.z. honderden meters onder de grond. Aan de oppervlakte verstoren ze de rust van de bureaucraten al te erg.

Welke mogen deze ministeriële voorstellen dan wel zijn? Nog steeds dezelfde, maar onder een andere vorm opgediend: beloften, steeds maar beloften, afhankelijk van de onmiddellijke werkhervatting.

1)De steenkooldirectie zal de lage lonen herzien. Voor het onderzoeken van deze kwesties zullen plaatselijke verzoeningscommissies gevormd worden;

2) De Commissie vraagt aan de regering om de inspanningen verder te zetten teneinde een algemene verbetering in de mijnindustrie te bereiken en om haar zo spoedig mogelijk het resultaat van de aangewende stappen mee te delen;

3) De herziening van de loonovereenkomst teneinde de lonen van de mijnwerkers te verbeteren, zal door een subcommissie onderzocht worden samengesteld uit drie leden van de patroons en drie leden van de arbeiders. Deze subcommissie zal zich onder andere beraden bij de bereikte resultaten onder artikel 2;

4) Het huidig akkoord is ondergeschikt aan de werkhervatting.

Als gevolg hieraan, roept het bureaucratisch apparaat van de BWP, de SC en de Mijncommissie een Nationaal Congres van de mijnwerkers bijeen.

Kortweg, deze voorstellen moeten opgedrongen werden. Er moet mee gedaan gemaakt worden. Hoe langer de staking duurt, hoe meer het reformisme aan invloed zal verliezen. Reeds verschuift zijn invloed in de streek van Charleroi ten gunste van de Chevaliers du Travail en de beweging van de communistische oppositie; in de streek van Luik ten voordele van de stalinisten en de revolutionaire syndicale groep (nochtans begint het prestige dat de stalinisten zich hadden weten te winnen in het bekken van het Centrum en de Borinage te tanen). De burgerij is hierover evenzeer verontrust als de reformisten. Vandaar hun voortdurend geroep om strenger op te treden in de repressie tegen de revolutionaire beweging. Alhoewel het ritme van de aanhoudingen en huiszoekingen had afgenomen, gaat de terreur in steeds grotere mate voort.

Dit komt doordat de wil van de mijnwerkers om hun eisen af te dwingen ondanks alles zeer intens blijft. Drieënnegentig (93) percent van de gesyndiceerden uit de omgeving van Charleroi spreken zich uit tegen de nieuwe voorstellen. De mijnwerkers uit het Centrum verwerpen ze eveneens...

Anderzijds ijveren de patroons om ze te aanvaarden...

Op 6 augustus publiceert Le Peuple een mededeling waarin wordt aangekondigd dat de arbeiders van Limburg opnieuw het werk hebben neergelegd. De sectie van La Louvière wordt het beu dat haar eisen door de sociaaldemocratische pers buiten beschouwing worden gelaten en brengt ze ter kennis met affiches. Hier zijn ze:

Wij eisen:
10 % voor de lonen van 22 tot 25 fr.; 7,5 % voor de lonen van 25 tot 30 fr.; 5 % voor de lonen van 30 tot 40 fr.; toepassing van de eerste conventie.
(Intrekking: 25 % van de prijs van de steenkool)
De stakende mijnwerkers.

Deze ondertekening, “de stakende mijnwerkers” komt sympathiek over; zij toont duidelijk aan welke kloof er bestaat tussen de massa en de syndicale leiders. Le Peuple ontkent hardnekkig een nota van het agentschap Belga die terecht verklaarde dat de “syndicale secties zich niet meer bekommerden om de beslissingen van de Gemengde Commissies en van de SC.” De spanning tussen basis en top neemt toe van dag tot dag. In deze atmosfeer wordt na 1 maand staking het congres van 7 augustus gehouden. Hier volgt het commentaar dat Le Peuple publiceert om de samenkomst van dit congres aan te kondigen:

“Het Nationaal mijncomité is donderdagmorgen bijeen gekomen onder voorzitterschap van Alf. Lombard. Namen deel aan de zitting, behoudens de leden van het comité: de burgers C. Mertens, E. Hartel, A. Wauters en G. Vanderveeken [7], het Bureau van de Syndicale Commissie, evenals burger Piérard.
Na de toestand te hebben onderzocht, op verslag van de verschillende plaatselijke Centrales, werd er besloten dat het buitengewoon Nationaal Congres ‘s zondags zou doorgaan in het Volkshuis te Brussel.
Ondertussen zal een afvaardiging van het Nationaal Comité zich tot bij de regering begeven teneinde nadere onderrichtingen te ontvangen in verband met de plannen van de regering voor wat de door de steenkoolnijverheid gevraagde beschermingsmaatregelen betreft en in verband met de voorstellen die de Minister van Arbeid op de laatste vergadering van de Gemengde Mijncommissie heeft vooropgezet en i.v.m. de plannen van de regering voor wat de door de steenkoolnijverheid gevraagde beschermingsmaatregelen betreft.”

Dit bewijst eens te meer dat de leiders vastbesloten zijn de staking ten alle prijze op te doeken. Maar eens te meer zullen de mijnwerkers voet bij stuk houden. De basismilitanten, reformistische arbeiders die innig verknocht zijn aan hun syndicaten en aan hun partij, toonden aan dat hun verbondenheid met hun klasse sterker was. Ze dwongen hun leiders de algemene staking te bespreken, en eisten dat ze zou georganiseerd worden.

De stemming van de volgende dagorder van het congres van de 7de is een succes van de massa over de top; maar de onnauwkeurigheid in verband met de lonen maakt dat deze resolutie (opgesteld door handige pennen) een nieuwe basis vormt voor manoeuvres:

“Op twee stemmen na unaniem, aanvaardt het congres deze resolutie:
Het Buitengewoon Mijnwerkerscongres behoudt na lange discussie — waarvan de voorstellen van de Minister de basis uitmaakten — de ruw gestelde eisen van de staking;
a) Optrekking van de lage lonen;
b) Herziening van de loonovereenkomst in de zin van aanpassing aan de levensduurte als enige basis voor de vaststelling van de lonen. Maar aangezien de door de regering overwogen maatregelen geen onmiddellijk effect zouden hebben, staat het invoegen treden toe van de nieuwe overeenkomst op datum van 1 september. De wens om een gebeurlijke algemene staking van alle corporaties onderzocht te zien, wordt teruggezonden naar het AR van de BWP en naar het Bureau van de SC.”

Deze nieuwe zweepslag heeft tot gevolg dat het werk wordt stilgelegd in de enkele mijnen van het Luikse bekken die men terug aan het draaien had gekregen.

De stemming van het Congres doet de repressie tegen de stakers verdubbelen. De gouverneur vaardigt een verordening uit, waarbij balspelen, wielerwedstrijden, bals in openlucht en bedevaarten verboden werden.

In deze uitputtingsstaking heeft het patronaat alle troeven in handen. Vóór de staking lag er ongeveer 4 miljoen ton kolen op het terrein van de mijnen. De beslissing van het syndicaat der spoorwegarbeiders, de gewilde passiviteit van de Transportcentrale, het inzetten van het leger voor het laden, stonden de steenkoolbarons toe hun stocks te gelde te maken.

Anderzijds worden er mannen opgeëist — (elke weigering was strafbaar met 8 dagen gevang) — die, bijgestaan door het leger, het onderhoud van de putten verzekeren. Aldus wordt het “verzet” van de patroons gratis vergemakkelijkt.

De toestand aan de zijde van de stakers zag er helemaal anders uit. Vijftig procent onder hen ontvingen geen enkele vergoeding. De omhalingen die worden georganiseerd stuiten op enorme moeilijkheden: alles wordt in het werk gesteld om te beletten dat de Chevaliers du Travail geld zouden kunnen rondhalen. En ondanks dat alles blijft het aantal werkhervattingen onbeduidend...

Na het Nationaal Congres begint de staking verschrikkelijk te slabakken: de dagen kruipen voorbij zonder een tastbare verandering te brengen. De mijnwerkers vechten hoopvol, maar ze staan alleen. Aldus begint de pers stilaan werkhervattingen aan te kondigen; inderdaad; de minst gemotiveerden “laten zich gaan”. Deze werkhervattingen die dagelijks vol vreugde worden aangekondigd, tasten het moreel van de stakers aan. De reformistische bonzen die het van in den beginne al niet meer hebben aangedurfd zich voor de stakers te vertonen, maken gebruik van de tijdelijke windstilte en de ontmoediging om opnieuw contact op te nemen met de gesyndiceerden. Nog steeds is er zoveel gejoel dat ze geen mond kunnen opendoen; nochtans krijgen ze “hun” gesyndiceerden stilaan weer in de hand.

Op de vijftigste dag van de staking treffen ze uitsluitingsmaatregelen tegen de leden die, te Chatelineau en Gilly, in het Eenheidsstakersfront blijven!

Bepaalde patroons durven het al aan individuele brieven te versturen die aanmanen om het werk te hervatten.

Na deze nieuwe uitputtingsmaand, rond 2 september, kondigt de Mijnwerkerscentrale het bijeenroepen van een nieuw Congres aan om de nieuwe ministeriële voorstellen te onderzoeken.

Het enig verschil tussen de oude en de nieuwe voorstellen spruit voort uit het tussen België en Duitsland gesloten akkoord aangaande de contingentering. Zij bepalen dat vanaf 1 oktober een loonsverhoging zal worden toegekend, in verhouding tot de door het Belgisch-Duits akkoord geboden voordelen; dit is een voorwendsel.

De waarheid is dat de staking en de winterperiode de huishoudelijke kolenvoorraden hebben uitgeput.

Het ogenblik is dus rijp om aan het Congres een stemming te ontrukken die het Nationaal Comité zal toestaan het definitief bevel tot werkhervatting te geven.

De dag vóór het Congres deelt de Minister mee:

“De Minister deelt mee aan burger Delattre dat de stabilisatie van de lonen tot 1 november moet beschouwd worden als verworven. Bovendien was er tijdens de niet-bekrachtigde schikking van 13 augustus het volgende overeengekomen:
1) Geen slachtoffers voor stakingsfeiten, d.w.z. geen doorzendingen van arbeiders die gestaakt hebben;
2) Geen nieuwe wachttijd voor het toekennen van ziektevergoedingen;
3) Geen vervolging voor de Wijze Mannenraad voor contactbreuk van arbeidspercentage.
Namens de minister, blijven deze drie voorwaarden behouden.”

Op dit ogenlik doet de “uitputting” van de staking zich al langer hoe ernstiger voelen. Met honderden tegelijk gaan ze terug aan het werk.

Meerdere putten kunnen weer normaal uitgebaat worden.

De ontmoediging slaat over van man tot man, van centrum tot centrum.

De reformistische leiders maken gebruik hiervan om de voorstellen van de Minister van Arbeid in de secties te doen aanvaarden.

En op die manier wordt op het Congres dat doorgaat op 4 september de volgende resolutie gestemd. Ze verleent de leiders van de Centrale de macht om de beweging op te doeken.

“Het buitengewoon Nationaal Congres van de Mijnwerkerscentrale, bijeengekomen op 4 september 1932.
Na bespreking van de voorstellen van de Minister en verslag van de Centrales over de raadpleging van de aangeslotenen.
Neemt akte van deze raadpleging die als volgt is:
66,7 % hebben de voorstellen aanvaard;
24 % hebben ze verworpen;
9,3 % hebben zich onthouden.
Maar in overweging nemend dat de patroons hun bedoeling te kennen hebben gegeven voorbehoud te maken op de ministeriele voorstellen; gelast de délégués voornoemde voorstellen te verdedigen in de schoot van de Gemengde Commissie in het beste belang van de arbeiders;
Verleent mandaat aan het Nationaal Comité om de beslissing te nemen na de bijeenkomst van de Gemengde Commissie;
In afwachting van dit ordewoord moeten de mijnwerkers eendrachtig en gedisciplineerd in de strijd blijven.”

Laatste hindernis: de patroons maakten voorbehoud tegen de voorstellen van de minister. Dit was louter voor de vorm. Wel wetend dat de beweging stervend was, dat anderzijds de voorraden steenkool voor huishoudelijk gebruik waren uitgeput, dat nieuwe winsten in het vooruitzicht lagen, waren zij eveneens gehaast om het werk te zien hernemen.

Eind 1932
Georges Vereeken

_______________
[1] NC. Nationaal Comité; en SC = Syndicale Commissie. De Syndicale Commissie werd in 1937 omgevormd tot het BVV. In 1945 werd het BVV ontbonden en smolt samen met enige andere syndicaten tot het ABVV. (Algemeen Belgisch Vakverbond).
[2] De Belgische Werklieden Partij en de Syndicale Commissie waren de benamingen van de huidige Belgische Socialistische Partij en het Algemeen Belgisch Vakverbond (BSP en ABVV) [BSP is nu SP.a]
[3] Tussenvoegen: Een storm van opstand stak op tegen de syndicale- en partijleiders.
[4] Max: toenmalig burgermeester van Brussel
[5] Het betreft hier alle burgemeesters van de omliggende gemeenten.
[6] ‘gelen’, andere benamingen hiervoor; ‘ratten’, ‘onderkruipers’, stakingsbrekers.
[7] tussenvoegen: vertegenwoordiger van het Bureau van de Algemene Raad.