Het Internationaal Uitvoerend Comité van de IVe Internationale

De revolutie in Angola

Stellingen aangenomen door het Internationaal Uitvoerend Comité van de IVe Internationale


Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, april 1976, nr. 13 (nr. 5), jg. 3
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?

Qr-MIA


Verwant
De Anjerrevolutie
De economie van het tekort: motor en beperking van de Portugese revolutie
Schep twee, drie ... vele Vietnams


De volgende stellingen over de revolutie in Angola werden aangenomen door het Internationaal Uitvoerend Comité van de IVe Internationale op 14 februari 1976. Het is dus duidelijk dat zij, vooral wat betreft de militaire toestand, op sommige punten enigszins verouderd zijn. Maar toch menen we dat we deze stellingen moeten afdrukken, omdat ze een bruikbaar instrument zijn dat een inzicht geeft in de wordingsgeschiedenis van de Angolese revolutie.

De Internationale


1


1 De vorming van een onafhankelijke staat in Angola is de bekroning van een politieke en militaire strijd die gevoerd is door een veelheid van sociale en politieke krachten. Ondanks het bestaan van een antikolonialistische traditie, en ondanks de omvang van de krachten die de gewapende confrontatie zijn aangegaan, heeft de strijd toch veertien jaar geduurd. Dat komt door de volgende bijzondere factoren:
a) Het belang dat het Portugese imperialisme erbij had de immense rijkdommen van het land te controleren, des te meer omdat het door zijn politieke en economische zwakte niet werkelijk op een neokoloniale oplossing kon aansturen;
b) de noodzaak voor het fascistische regime in Lissabon het koloniale rijk in stand te houden wilde het niet het globale sociaal-politieke evenwicht verbreken waarop het gesteund was;
c)de aanwezigheid in Angola van een groot continent kolonisten die er door hun belangen en raciale privileges toe gebracht werden de traditionele koloniale structuren tot het uiterste te verdedigen;
d) de sociaaleconomische structuur van Angola die meer ontwikkeld was dan in de andere Portugese kolonies, wat een dynamiek van permanente revolutie meer kansen gaf;
e) de afwezigheid van een zelfs maar weinig ontwikkelde nationale burgerij;
f) de moeilijkheid voor de Verenigde Staten om de neokoloniale kaart te spelen ten koste van de oude koloniale mogendheid, zowel door hun politiek-militaire banden met het regime van Lissabon in het kader van de NAVO (dit hield een hulp aan het Portugese leger in) als door hun wil het politieke evenwicht op het Iberische schiereiland niet aan het wankelen te brengen (de gebeurtenissen van 25 april 1974 hebben laten zien hoezeer deze bekommernis vanuit het standpunt van de imperialisten gegrond was).


2 Tijdens de oorlog hebben zich wijzigingen voorgedaan die het gewicht van sommige van die factoren meer hebben doen doorwegen, en die de manoeuvreerruimte van het imperialisme verkleind hebben. Op het platteland werden de traditionele structuren omvergeworpen in sommige streken, zowel door de militaire operaties als door de “preventieve” repressiemaatregelen (“strategische dorpen”) en een massale uitwijking (vooral naar Zaïre). Tegelijkertijd versterkt zich een kapitalistische landbouw die produceert voor de wereldmarkt, ten koste van de traditionele subsistentielandbouw. Wat de industriële economie betreft, worden belangrijke buitenlandse investeringen gedaan in de basissectoren (olie), in de kleine en middelgrote verwerkende nijverheid, in de handel. Dit proces wordt nog versterkt tegen het einde van de jaren ’60 en in het begin van de jaren ’70.


Het gevolg van deze gecombineerde ontwikkelingen is dat het relatieve gewicht van de kapitalistische structuren toeneemt; De arbeidersklasse groeit aan, de stedelijke kleinburgerij ook. De bourgeoisieën van andere kapitalistische landen dan Portugal hebben meer en meer belang bij een controle over Angola (de USA, de Europese machten, vooral Engeland). De oorlog sleept aan ook door de grondige verdeeldheid van de antikoloniale beweging, en door de uiterst dubbelzinnige rol die de omliggende neokoloniale staten gespeeld hebben. Aan de ene kant kunnen ze zich niet veroorloven de bevrijdingsbewegingen niet te helpen, aan de andere kant doen ze hun best ze te controleren en ze in te schakelen in hun politieke projecten. Zozeer zelfs dat ze soms het instrument worden van de imperialistische druk (de Congolese regeringen die hulp verlenen aan het FNLA ten koste van het MPLA, die de afwachtende houding van Holden Roberto op militair gebied in de hand werken, en zijn dubbelzinnige houding op politiek gebied; Zambia dat een wisselende houding aanneemt i.v.m. de keuze van zijn bevoorrechte bondgenoot).


3 De nederlaag van het Portugese imperialisme is niet enkel militair. In werkelijkheid wordt zij bepaald door de onmogelijkheid voor het koloniale leger om de gewapende strijd van het Angolese volk neer te slaan, door belangrijke militaire nederlagen in Mozambique en Guinee-Bissau, door het feit dat de economische last van de oorlog steeds minder te dragen werd door Lissabon, en door de steeds zwaardere politieke consequenties van het aanslepen van het conflict in het moederland.


In een eerste fase na 25 april bestaat het Spinolistisch project erin de volledige overwinning van de PAIGC in Guinee-Bissau te erkennen, zich neer te leggen bij de controle van het FRELIMO over Mozambique (maar tegelijkertijd zijn toevlucht blijven nemen tot chantage, het stellen van voorwaarden, achterhoedegevechten), en in Angola te manoeuvreren om daar een meer directe invloed en een meer substantiële controle te blijven behouden dan in de andere oud kolonies. Dit houdt verband met het veel grotere belang van Angola voor Portugal en voor het imperialisme in het algemeen, zowel economisch als strategisch.

Maar het beslissende element blijft de verdeeldheid van de Angolese nationale beweging en de mogelijkheid die politiek en militair uit te buiten. Wegens de revolutionaire crisis in het moederland en de verlamming van het burgerlijke Portugese leger, kan de Portugese regering de operatie niet tot een goed einde brengen, en moet ze zich uit het spel terugtrekken. Maar in die geopende bres storten zich andere imperialistische en neokoloniale landen (USA, Zuid-Afrika, Europese kapitalistische landen, Zaïre, Zambia, ...),die alle min of meer rechtstreeks bijdragen tot het uitbreken van de burgeroorlog.

2


4 De Angolese nationale beweging gaat terug tot in de jaren ’20 – en ideologisch zelfs tot het einde van de vorige eeuw – en wortelt in de antikoloniale strijd die zich uitstrekt over vier eeuwen. Maar pas vanaf het midden van de jaren ’50 begint zij een belangrijke invloed te verwerven en zich uit te drukken in een georganiseerde vorm. De gewapende strijd begint na de weigering van het koloniale regime om welke concessie dan ook toe te staan, en onder invloed van de gebeurtenissen in Afrika en de wereld (ontstaan van een reeks onafhankelijke staten op het continent, de Algerijnse oorlog, de overwinning van de revolutie op Cuba ...).

Verschillende sociale en politieke krachten nemen deel aan de beweging: stedelijke kleinburgerij, geradicaliseerde intelligentsia, militanten en kaders uit het proletariaat en de boerenklasse, immigranten uit Congo, enz. Symbolisch is bijna dat de initiatieven die tot het uitbreken van de vijandelijkheden leiden horen tot de twee sociale en politieke groepen die op dat ogenblik actief zijn (kernen uit de kleinburgerij en de arme massa’s in de steden, hoofdzakelijk onder invloed van de MPLA, en kernen uit de boeren en de immigranten op het platteland, onder invloed van de UPA, voorloper van de FNLA). Van het begin af wordt de omvang duidelijk van de lagen die in de anti-imperialistische strijd gemobiliseerd kunnen worden, en de moeilijkheid om een ééngemaakt politiek en organisatiekader uit te bouwen. Van 1961 tot 1966 slaagt de FNLA onder leiding van Holden Roberto erin een krachtsverhouding in zijn voordeel uit te bouwen.


De MPLA, met een essentieel stedelijke basis, is veel sterker getroffen door de repressie die ontketend wordt na de acties van 1961 en slaagt er niet in zich in te planten buiten de enclave Cabinda. Vooral tussen 1961 en 1964 maakt de beweging een kritieke fase door, waarin zij onder andere manoeuvreert met dubbelzinnige groepjes. Ook wordt zij ernstig getroffen door een crisis in de leiding, die leidt tot het vertrek van de groep van Viriato da Cruz (een groep die zich op het marxisme en maoïstische opvattingen beroept). Door zijn oriëntering en door zijn internationale banden wordt de MPLA sterk gehinderd door de Congolese regering, die zijn activiteiten saboteert, en hem van het toneel wil laten verdwijnen.

Het FNLA is beter in staat aan de repressie te weerstaan, dank zij zijn inplanting bij de boeren. Het slaagt erin zijn aanwezigheid in de grensstreken uit te buiten, en zijn basis bij de massa immigranten. Het geniet de hulp, of wordt getolereerd, door de achtereenvolgende Congolese regeringen. Na de weigering van de Verenigde Staten materiële hulp te verlenen, probeert het zijn voordeel te halen uit het Sino-Sovjet geschil door een opening naar China te maken. Het slaagt erin zijn regering, de GRAE (revolutionaire Angolese regering in ballingschap) door de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid te doen erkennen. Zelfs zijn stammensamenstelling (het Bakongo element is steeds sterker geweest in de FNLA dan in de MPLA) is een element van sterkte, want dit betekent o.a. een band met de emigratie en met Congo.


5 Van 1966 af begint de toestand te veranderen. De MPLA neemt opnieuw het initiatief en benut zijn krachten die in Cabinda geconsolideerd zijn om nieuwe operatiezones te openen (in het oosten, in het noorden, later in het noordoosten). In 1968 oefent zij volgens haar eigen zeggen haar controle uit over een derde van het grondgebied. Bij die versterking wordt de MPLA geholpen door een soepeler opvatting over de guerrillaoorlog, en door haar inspanningen om in de bevrijde gebieden volksorganismen in het leven te roepen onder de vorm van dorpscomités. Zo slaagt de MPLA erin haar vroegere beperkte uitstralingskader te overschrijden, en om zich te laten gelden als een kracht die op nationale schaal actief is.

Tijdens diezelfde periode neemt het FNLA een fundamenteel afwachtende houding aan, door zich uitsluitend te steunen op zijn basissen in het noorden en op zijn Congolese achterhoede. Tot deze oriëntering wordt bijgedragen door de druk van de regeringen in Kinshasa. Aan de andere kant scheurt Savimbi zich af van de FNLA en vormt later de UNITA. Deze laatste blijft lange tijd zeer zwak, maar zijn bestaan zelf, onder leiding van een man als Savimbi die sterke stambanden heeft, betekent een belangrijke hinderpaal voor de uitbreiding van de FNLA invloed op nationale schaal (deze uitbreiding wordt natuurlijk ook tegengegaan door het gebied dat nu door de MPLA wordt gecontroleerd). De wijziging van de krachtsverhoudingen op het terrein heeft natuurlijk ook een internationale weerslag: de MPLA haalt zijn banden met de arbeidersstaten en met de zgn. progressistische landen nauwer aan (de FNLA knoopt banden aan met China); de MPLA bekomt een wijziging in de houding van de staten van de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid, waarvan enkele geprivilegieerde banden onderhouden met de beweging en krijgt zo een statuut dat gelijk is aan dat van de GRAE-FNLA.


6 Bij de ineenstorting van het fascistische regime in Lissabon blijft de Angolese nationale beweging verdeeld in drie hoofdtendensen. Er waren pogingen tot eenmaking ondernomen onder impuls van sommige Afrikaanse regeringen, maar die hebben niet tot een reëel resultaat geleid. Die pogingen duiken opnieuw op in 1974. Maar pas begin 1975 maken de akkoorden van Alvor de vorming van een eenheidsregering mogelijk, onder auspiciën van de oude koloniale macht.


De MPLA dreigt het slachtoffer te worden van deze operatie:
- omdat FNLA en UNITA gemene zaak maken, en stamtwisten uitspelen tegen de MPLA;
- omdat zij bevoordeligt zijn door hun verbond met de aangrenzende neokoloniale regeringen (met een uitzondering voor Congo-Brazzaville, dat slechts een geringe invloed kan uitoefenen);
- omdat zij gesteund worden door de imperialistische mogendheden.


De MPLA wil gebruik maken van de sympathie die een deel van de MFA voor haar heeft – dat leidt haar ertoe illusies te zaaien in de MFA en in de regering van Vasco Gonçalves – maar in de praktijk haalt de beweging daar op het terrein slechts oppervlakkige en voorbijgaande voordelen uit onder de administratie van Rosa Coutinho. Zij maakt daarentegen een zeer diepe interne crisis door, die haar uiteentrekt in drie tendensen en haar een tijdlang blootstelt aan de invloed van neokoloniale regeringen.


In die context betekenen de akkoorden van Alvor, later bevestigd in Nakuru, de hoeksteen van een neokoloniale operatie van formaat, gedeeltelijk althans. Maar het uitbreken van de burgeroorlog zet alles weer op de helling.

3


7 De concretisering van het project van Alvor betekende de verwezenlijking en het behoud van delicate evenwichten tussen vele krachten die in het gebied geïnteresseerd waren, zowel Angolese als buitenlandse. Compromissen tussen de verschillende sociale lagen, de verschillende volkeren en regionale eenheden, tussen de verschillende politieke en militaire apparaten, tussen de tegenstrijdige belangen van de verschillende neokoloniale staten, en de imperialistische mogendheden. De toestand in Portugal deed daar nog eens, rechtstreeks of onrechtstreeks, op verscheidene niveaus, andere elementen van onevenwicht en tegenstellingen bijkomen. Maar vooral de dynamiek van de massabeweging in de steden, met name in Luanda, heeft in laatste instantie een beslissende rol gespeeld in de ontknoping van de crisis.

De sociaaleconomische veranderingen die samenhingen met de koloniale oorlog hebben het eigen gewicht van de stedelijke lagen vergroot. Bij de val van het Caetanoregime waren alle bestaande evenwichten verstoord. Kleinburgerlijke lagen nemen de plaats in van de kolonisten die op de vlucht slaan, of hopen dat te doen. De intelligentsia wil gebruik maken van de mogelijkheid die geboden wordt een belangrijke rol te spelen in de administratie, en in het landsbestuur in het algemeen. De arbeidersklasse, die gegroeid is door een betrekkelijke industrialisering, organiseert zich en mobiliseert zich om haar rechten af te dwingen, en om minder ellendige levensvoorwaarden te veroveren. De arbeiders- en volksmassa’s in de krottenwijken organiseren zich, met inbegrip van de zelfverdediging tegen wanhoopsacties van de ultras van het kolonialisme en het racisme.

Stakingen, betogingen en mobilisaties volgen elkaar op, tot de grote betoging in Luanda van tienduizenden mensen, en tot de oprichting van een nationale vergadering van basiscomités (Luanda had al zijn algemene staking gekend in september 1973).

De groeiende activiteit van de uitgebuite lagen in de steden, die niet ingeschakeld kon worden in een neokoloniaal kader, ligt aan de basis van het uiteenvallen van de constructie van Alvor.


8 De massamobilisatie van Luanda is niet het resultaat van een weloverwogen politiek initiatief van de MPLA. In grote mate ontwikkelt die mobilisatie zich onafhankelijk van de wil van de leiding, en buiten het organisatiekader om (in feite is het apparaat nog niet uitgebouwd wanneer de massabewegingen uitbreken). Maar door haar traditie, haar bestaande inplanting, de aard van tenminste, een deel van haar kaders, haar karakter van een nationale (en geen regionale of stammen-) beweging, is de MPLA beter in staat om van zo een beweging te profiteren, en vergroot zijn gehoor op een enorme manier. De MPLA dient trouwens een heel concrete keuze te maken: ofwel de lijn van de akkoorden van Alvor tot het einde doortrekken door voor een heel strikte toepassing van die akkoorden te vechten, (dit is ook de ontwapening van de burgers), en dus het conflict met de massabeweging aangaan, ofwel zich inschakelen in die beweging, er de leiding van opnemen en proberen haar te kanaliseren. Rekening houdend met alle andere elementen die tegen haar spelen, en zonder voldoende inplanting bij de boeren, kan de MPLA enkel maar de tweede oplossing kiezen.


Het FNLA, dat geen werkelijke basis heeft in de steden, en die hoopt het meeste profijt te trekken uit de akkoorden van Alvor, begint integendeel een offensief tegen de massabeweging, dat gepaard gaat met bloedige repressie. Zijn doel is zijn controle te vestigen in de hoofdstad en zo zijn rivaal het gras onder de voeten weg te maaien.

De UNITA van zijn kant voltooit de draai die hem ertoe brengt zijn socialiserende demagogie af te werpen, elke houding van neutraliteit te verlaten en zich bij de Portugezen aan te dienen als de beste partner in een neokoloniale oplossing, bereid zich samen met het FNLA op te stellen. Zijn regionaal karakter, dat hem heeft toegelaten een belangrijke basis te verwerven, maakt het die beweging gemakkelijker stelling te kiezen tegen de massabeweging in de hoofdstad, en te strijden tegen de organisatie die geniet van het vertrouwen van de massa’s.

4


9 De concrete oorsprong van de burgeroorlog, de breuklijnen tussen de binnenlandse bewegingen en de internationale allianties werpen een duidelijk licht op de wezenlijke aard van het Angolese conflict. Aan de ene kant staan de sociale krachten die er objectief belang bij hebben te strijden voor een werkelijke nationale onafhankelijkheid, en neokoloniale compromisoplossingen af te wijzen, wat hen gedeeltelijk inschakelt in een dynamiek van permanente revolutie, van doorgroeien van een nationale in een sociale revolutie. Het zijn de doorslaggevende lagen van de stedelijke arbeidersklasse – zowel in de industrie als in de diensten – landarbeiders, volksmassa’s die door het kolonialisme naar de rand van die economische en sociale structuur verbannen zijn, grote delen van de arme boerenmassa’s die rechtstreeks of onrechtstreeks aan de gewapende strijd hebben deelgenomen en die bij hun eerste ervaringen met politieke mobilisatie en organisatie in conflict zijn getreden met de kaders van de traditionele landbouwmaatschappij

Aan de andere kant staan diegenen die zich vastklampen aan de, zelfs onbeduidende privileges uit het verleden, diegenen die belang hebben bij de uitbouw van een neokoloniale maatschappij, diegenen die niet direct de navelstreng willen doorsnijden die hen verbindt met het imperialisme, diegenen die de overblijfselen van de traditionele maatschappij in stand willen houden: het zijn de overblijvende kolonisten, rijk geworden kleinburgers, zich ontwikkelende kernen van een nationale bourgeoisie, traditionele stamhoofden en hun cliënteel. Het uitbreken van de burgeroorlog, verbonden met de massabeweging van de massa’s in de steden weerspiegelt in een samengebalde en vereenvoudigde vorm de sociaal-politieke inhoud van de militaire confrontatie.


Dat FNLA en UNITA ondersteund worden door het Amerikaanse imperialisme, door de meeste Europese imperialistische mogendheden, door de Zuid-Afrikaanse racisten en door de meest conservatieve of reactionaire neokoloniale staten, terwijl de MPLA de steun geniet van de arbeidersstaten (met China als onwaardige uitzondering), in de eerste plaats van de Sovjet-Unie en van Cuba, en van die neokoloniale landen die zich nog niet kunnen veroorloven de strijdtraditie van hun nationale beweging opzij te zetten, of die hun imago als “progressistische” regimes wat willen oppoetsen, deze gegevens bevestigen en versterken de analyse van de dynamiek van de krachten in het land zelf. Overigens, een overwinning van het blok FNLA-UNITA zou niet alleen de overwinning van de contrarevolutie betekend hebben, gevolgd door een bloedige repressie, maar zou de stellingen van het imperialisme hebben versterkt in een strategisch erg belangrijk gebied, zou het Zuid-Afrikaanse racisme nieuwe hoop hebben gegeven en zou de vestiging van een meer reactionair regime in heel wat Afrikaanse landen hebben teweeggebracht.


10 De interventie van de imperialisten in de Angolese burgeroorlog werd ingegeven door de noodzaak van de verdediging van hun economische, politieke en strategische belangen, die bijzonder belangrijke zijn in Angola zelf en vooral in heel dat gebied van Afrika.

De Amerikaanse regering was blootgesteld aan een druk van twee kanten. Aan de ene kant waren er de voorstanders van een interventie, ofwel in functie van welbepaalde economische belangen, ofwel uit politieke overwegingen. Aan de andere kant was er een tegenkanting vanwege groepen die bevreesd waren voor de negatieve gevolgen, in een aantal Afrikaanse landen, van een volledige steun aan het blok FNLA-UNITA en aan het regime in Pretoria. Ook tegenkantingen van enkele politici die de MPLA wilden integreren in een neokoloniaal project. Maar de globale politieke en strategische inzet van de zaak kon niet anders dan Washington doen kiezen voor een steun aan de FNLA en aan de UNITA. Als deze steun op dit ogenblik niet is vertaald in een rechtstreekse militaire interventie, dan komt dat door de toestand die is geschapen na de recente nederlaag in Vietnam en uit angst een heropleving van de anti-oorlogsbeweging te veroorzaken, vooral bij de zwarte minderheid. Het Zuid-Afrikaanse regime werd ertoe gedreven rechtstreeks in te grijpen om zijn oude economische belangen te verdedigen en door de wil een strategisch en politiek “schild” in stand te houden. Pretoria heeft zich des te meer geëngageerd omdat het regime ondermijnd wordt door een interne crisis, die versneld zou kunnen worden door een eventuele overwinning van de anti-imperialistische krachten in Angola en eventueel in andere landen van zuidelijk Afrika: dit zou een aanmoediging zijn voor de strijd van het belangrijkste proletariaat in heel Afrika, en zou het bestaan zelf van het regime op de helling zetten.


De actie van de Sovjetbureaucratie kan worden verklaard door haar wil een belangrijke politieke rol te spelen in het gebied en niet af te zien op een belangrijk ogenblik van de voordelen die te halen zijn uit de steun die zij lange tijd aan de MPLA had gegeven. Tezelfdertijd wordt zij gestimuleerd door de noodzaak punten te maken tegen China in de internationale communistische- en arbeidersbeweging, en bij de koloniale en semikoloniale landen.

We mogen ook de interne verwikkelingen in de CPSU niet uit het oog verliezen aan de vooravond van haar nieuw congres. De Cubaanse interventie weerspiegelt de politieke basisovereenstemming tussen Havana en Moskou, maar krijgt toch een bijzondere betekenis door zijn massaal en rechtstreeks karakter, en betekent daardoor een ware uitdaging aan het adres van het Amerikaanse imperialisme, en gaat terug tot de beste tradities van het revolutionaire internationalisme.


11 De definitie van het karakter van de Angolese burgeroorlog, en het juiste begrip van de mogelijkheden van een dynamiek van permanente revolutie gesteund op de analyse van de sociale krachten meer dan van de politieke organisaties, zijn niet in tegenstelling tot de karakterisering van de MPLA als een beweging met een kleinburgerlijke leiding. De MPLA heeft een kleinburgerlijk karakter van haar ontstaan af, zowel door haar sociale samenstelling als door haar politieke opvattingen en oriënteringen. In de mate dat zij een massa-invloed verwerft, een belangrijk deel van de anti-imperialistische beweging wordt en een langdurige gewapende strijd aangaat tegen het Portugese kolonialisme, wordt zij de uiting van een kleinburgerlijk nationalistische revolutionaire stroming. De ideologische en politieke invloed die van bij het begin uitgeoefend werd door elementen met een stalinistische of chroesjtsjovieke vorming staat niet in tegenstelling tot het geheel van haar ideologie. Niet alleen omdat kleinburgerlijke revolutionairen zich als onderdeel van hun opvattingen best kunnen bedienen van het marxisme, en des te meer van een vervormd marxisme. Maar meer concreet in de mate dat de stalinistische stellingen over de etappegewijze revolutie en de bureaucratische opvattingen over de verhouding met de massa’s de neiging hebben om samen te vallen met de lijn van samenwerking met de zgn. nationale bourgeoisie, de opvattingen over staat en partij en de bureaucratische organisatieopvattingen die kenmerkend zijn geweest (en dat nog zijn) voor de MPLA. Het feit dat in de bevrijde gebieden de MPLA op 25 april ’74 al comités had georganiseerd, en opgeroepen heeft om comités op te richten in de steden, mag ons niet doen vergeten dat die comités met paternalistische en autoritaire criteria waren opgezet, dat de interne werking van de MPLA zelf steeds heeft geleden onder zeer ernstige bureaucratische afwijkingen, en dat zelfs het overnemen van de controle over de massabeweging in Luanda een herstructurering van die comités van boven af heeft meegebracht, waarbij kaders en militanten die als gauchisten en anarchisten werden afgeschilderd werden uitgeschakeld, en waarbij strenge zuiveringsmaatregelen werden toegepast.


12 De snelle en belangrijke successen die door het leger van de Angolese Volksrepubliek zijn behaald komen niet alleen door een militair overwicht, maar hebben vooral een politieke verklaring. FNLA en UNITA zijn niet in staat gebleken de massa’s te mobiliseren in de gebieden waar zij het meeste invloed hadden, en hebben het moreel van hun troepen niet hoog kunnen houden, terwijl de MPLA heeft kunnen rekenen op een stevige stedelijke vertrekbasis. Totnogtoe hebben de boerenmassa’s geen actieve rol gespeeld. Hun mobilisatie blijft echter een essentieel element in de definitieve overwinning in de burgeroorlog, en meer in het algemeen voor de toekomst van de Angolese revolutie.

De beslissende inzet blijft de verovering van een brede basis bij de boeren. Elke onderschatting van dit probleem zou erg negatieve gevolgen hebben, niet alleen voor het huidig militaire conflict, maar ook voor de toekomst van de Angolese revolutie. Daarom is de strijd voor een landhervorming een politieke prioriteit. Daardoor kan de macht van de grootgrondbezitters en kapitalistische boeren gebroken worden, daardoor wordt de greep van de armoede in de overlevingslandbouw en van de overblijvende stammenstructuren doorbroken, daardoor kunnen de kleine en middelgrote boeren lonende prijzen krijgen voor hun producten en kunnen ze ontsnappen aan de macht van de tussenpersonen, daardoor kan de bevolking van het platteland geholpen worden de elementaire problemen op te lossen die voortvloeien uit de koloniale- en de burgeroorlog.

Tezelfdertijd kan de onteigening van de imperialistische bezittingen – overigens een gewettigde repliek tegen de gecombineerde militaire aanvallen op de Angolese Volksrepubliek – de rangen van de anti-imperialistische krachten nauwer aaneensmeden, door een concrete demonstratie bij de massa’s dat zij dienen te strijden voor de verdediging van hun elementaire belangen.

Maar de strijd voor consequente anti-imperialistische objectieven moet samen gaan met de democratische revolutionaire organisatie van de massa’s aan de basis. De ervaringen van de laatste twee jaren, zeker die van het hoogtepunt van de mobilisaties in de steden, moeten maximaal worden benut door het stimuleren van democratische en revolutionaire organismen waarvan de leiders door de massa’s verkozen zijn, afzetbaar zijn als ze hun taken niet uitvoeren en die niet genieten van enige materiële voordelen. De nauwgezette eerbiediging van de democratische rechten, waaronder het recht op meningsuiting voor de verschillende politieke stromingen en organisaties, is een behoefte die bijzonder sterk wordt aangevoeld na eeuwen kolonisatie en na lange jaren van genadeloze imperialistische onderdrukking. Een democratische revolutionaire massaorganisatie, die ingaat tegen elke bureaucratische dwang, betekent ook een uiterst belangrijk instrument om te strijden tegen de reactionaire traditionele structuren en tegen de overblijfselen van de stammenmaatschappij. Militanten die hun ervaring hebben opgedaan in de strijd, meer bepaald tijdens de laatste twee jaren, en die zich de lessen uit de antikapitalistische strijd van de massa’s in andere landen hebben eigen gemaakt, met inbegrip van de strijd in West-Europa, kunnen en moeten in die strijd een belangrijke rol spelen. Tenslotte zal de anti-imperialistische strijd van de Angolese massa’s versterkt worden naarmate er nauwe banden worden gelegd met de revolutionaire bewegingen in zuidelijk Afrika, die door hun strijd de racistische regimes in Pretoria en Salisbury verzwakken, bolwerken van het imperialisme in dit deel van het continent.


13 De catastrofale militaire nederlagen van FNLA en UNITA dwingen de imperialistische en neokoloniale krachten ertoe hun politiek te herzien. Sommige neokoloniale regeringen hebben de draai al gemaakt: erkenning van de Angolese Volksrepubliek en pogingen een compromis te bereiken met de MPLA. De imperialisten van de USA en van West-Europa zouden hen op dezelfde weg kunnen volgen met een grootscheepse operatie om de Angolese Volksrepubliek op min of meer korte termijn te integreren in een relatief “progressistisch” neokoloniaal project. Rijk geworden kleinburgerlijke lagen, embryonaire kernen van een “nationale” bourgeoisie, een heel gamma van profiteurs en arrivisten vormen de materiële basis voor zo’n operatie. De rechtse tendensen binnen de MPLA, die vroeger al geneigd waren tot compromissen met de UNITA, zouden dit spel ten volle kunnen meespelen. Het project van de MPLA leiding, zoals bv. uitgedrukt in de grondwet van de Angolese Volksrepubliek, is absoluut niet in tegenstelling met zo’n neokoloniale operatie, zoals o.a. bevestigd wordt door recente openingen in de richting van Zambia en van Zaïre.

Tegenover een dergelijke mogelijkheid, en om te vermijden dat de snelle nederlaag van de vijand geen negatieve gevolgen zou hebben voor de revolutionaire strijd, wordt het des te noodzakelijker de massa’s te mobiliseren en te organiseren in democratische organismen die hun onafhankelijkheid garanderen tegenover elke uitbuitersklasse en tegenover elk bureaucratisch apparaat. Deze taak zal niet worden vervuld door de revolutionairen in verbinding met de massabeweging.

5


14 De Afrika-resolutie van het 8ste Wereldcongres van de 4e Internationale (1965) verklaarde in verband met Angola:
Het is duidelijk dat er nog geen werkelijke Angolese leiding bestaat, en dat de interne conflicten en strijd waarschijnlijk nog een hele tijd verder zullen gaan. Voor de revolutionaire marxisten is het belangrijkste criterium om te bepalen aan welke actieterreinen zij de voorkeur geven, de vraag wie op een gegeven ogenblik een reële massa-invloed uitoefent en wie er effectief strijd levert, omdat zich juist daar door de logica van de revolutionaire strijd het gemakkelijkst een revolutionaire voorhoede zal vormen. De oriëntering van een leiding of van enkele leiders – en nog veel minder insinuaties of verdenkingen tegen die of die persoon – mogen geen beslissend criterium vormen... Zonder die kritieken onder stoelen of banken te steken, en terwijl zij haar eigen opvattingen over de aard van de Angolese revolutie uitwerkt, zal de 4e Internationale verder solidair blijven met die krachten die werkelijk strijden en die vooral steunen op de boeren, en die in de huidige etappe essentieel georganiseerd zijn in het FNLA. Zij meent dat een vereniging van het FNLA met de andere bestaande krachten, vereniging die het FNLA zelf zegt te willen, zeer nuttig zou zijn, natuurlijk op voorwaarde dat zo’n vereniging in de strijd geschiedt, op basis van een duidelijk anti-imperialistisch en antikolonialistisch programma, en zonder schade te berokkenen in de onontbeerlijke eenheid bij de gewapende strijd.”


Indien de toegepaste criteria juist waren, en indien ook de analyse van de krachtsverhoudingen op het terrein juist was, dringt een zelfkritiek zich toch op. Die zelfkritiek kan in de volgende punten samengevat worden:
a) De resolutie van het Verenigd Secretariaat van februari 1964 en van het 8ste Wereldcongres heeft de mogelijkheden van het FNLA overschat om zijn stammenoorsprong en zijn regionale beperkingen te boven te komen en zich dus te onttrekken aan de invloed van de neokoloniale Congolese regeringen, werktuigen van de imperialistische druk.
b) Deze resoluties hielden niet voldoende rekening met de mogelijkheden van de MPLA om de actie uit te breiden tot andere streken van het land, en onderschatten de rol die haar meer progressieve ideologie zou kunnen spelen in het geval van zo’n uitbreiding.
c) De 4e Internationale heeft een aanzienlijke achterstand opgelopen in de analytische verificatie van de toestand in Angola, en dus ook in de nodige politieke en tactische rechtzettingen. Zelfs waar de resolutie van het 10e Wereldcongres in februari 1974 zich beperkte tot het zeer algemeen bevestigen van de stelling dat “de ontwikkeling van het proces van de permanente revolutie ... slechts kan geschieden vanuit een verduidelijking binnen de MPLA en het Frelimo” en te wijzen op de taak om “marxistisch-revolutionaire kaders op te bouwen.”


15 Tijdens de burgeroorlog die is uitgebroken aan de vooravond van de formele onafhankelijkheidsverklaring heeft de 4e Internationale de zijde gekozen van de Angolese Volksrepubliek, opgericht door de MPLA, tegen de heilige alliantie van imperialisten, racisten en binnenlandse reactionairen. Zij schaart zich aan de zijde van de massa’s die zich mobiliseren om de onafhankelijkheid te verdedigen die zij hebben veroverd door een hardnekkige strijd, om hun fundamentele belangen te verdedigen tegen de uitbuitende lagen en klassen, voor de onteigening van de kapitalisten en grondbezitters en voor de vorming van een boeren- en arbeidersregering gesteund op democratische revolutionaire comités als rechtstreekse uitdrukking van de massa’s.

Een dergelijke houding betekent niet dat de 4e Internationale aan haar kritieken op de MPLA-leiding verzaakt, een leiding die zij karakteriseert als kleinburgerlijk-nationalistisch en niet als proletarisch-communistisch, en die niet in staat zal zijn om de taak van de opbouw van een arbeidersstaat tot een goed einde te brengen. Hetzelfde kamp kiezen en solidair zijn in een gemeenschappelijke strijd staat niet in tegenstelling tot de noodzakelijke strijd voor de politieke zelfstandigheid van de arbeidersklasse en van de revolutionairen, en voor de strijd voor een revolutionair proletarische leiding en een marxistisch-revolutionaire organisatie. De Angolese revolutionaire marxisten zetten zich in zonder voorbehoud in de militaire strijd tegen het reactionaire heilige verbond tot aan de definitieve overwinning, voor de verdediging van de Angolese Volksrepubliek, voor de volledige onafhankelijkheid van Angola. In hun politieke campagne leggen zij de nadruk op de noodzaak van een actieve en bewuste mobilisatie van de massa’s, van hun organisatie in democratische en revolutionaire comités, die verkozen zijn en op elk moment afzetbaar, en ook op de verdediging van de democratische rechten van al diegenen die in het anti-imperialistische kamp strijden. Zij vervullen een onontbeerlijke taak van politieke en theoretische opheldering over de natuur en de strategie van de revolutie in Angola, door zich in te spannen in de eerste plaats kaders en militanten te groeperen die al een ervaring hebben in de strijd en de mobilisaties van de massa’s en die kritisch hebben nagedacht over hun ervaringen.


16 De 4e Internationale moet actief deelnemen aan een solidariteitscampagne met de Angolese Volksrepubliek over heel de wereld. Die campagne moet de onmiddellijke en onvoorwaardelijke terugtrekking eisen van alle imperialistische en neokoloniale troepen, de politieke en materiële hulp vanwege de arbeidersstaten en van de internationale arbeidersbeweging, de stopzetting van alle wapenleveringen aan het blok FNLA-UNITA en de erkenning van de Angolese Volksrepubliek.


De 4e Internationale klaagt de houding aan van de bureaucratische Chinese leiding, die eerst het FNLA heeft gesteund, en nu een hypocriete neutrale houding aanneemt en zo het nefaste karakter van zijn opvattingen en analyses laat zien, en de gevolgen van een politiek die steunt op het aanklagen van de USSR als hoofdvijand, wat in feite leidt tot een compromis met het Amerikaanse, Europese en Japanse imperialisme.

De Afrikaanse revolutionaire marxisten zullen een campagne voeren voor een militante steun aan de Angolese Volksrepubliek en aan de Angolese strijders onder de Zuid-Afrikaanse politieke voorhoede, onder de massaorganisaties, in de vakbonden, en onder de studenten in het buitenland. Zij zijn er zich van bewust dat de nederlaag van de imperialisten en neokolonialen in de Angolese burgeroorlog gunstige voorwaarden zal scheppen voor de omverwerping van de racistische regimes van Zuid-Afrika, Namibië en Zimbabwe, en de basis van de reactionaire neokoloniale regimes zal ondermijnen.

14 februari 1976