Clara Zetkin

Voor de bevrijding van vrouwen


Bron: Linkse Socialistische Partij – https://nl.socialisme.be/
Copyright: Naamsvermelding-NietCommercieel-GelijkDelen 3.0
Vertaling: LSP
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
De vrouw en het socialisme
Vrouwenstudies in de jaren negentig
Kiesrecht voor vrouwen en klassenstrijd

Op het internationale arbeiderscongres in Parijs in juli 1889, het stichtingscongres van de Tweede Internationale, sprak Clara Zetkin over de kwestie van vrouwenarbeid. Hierin antwoordt Zetkin op diegenen, ook binnen de socialistische beweging, die voorstander waren van het afschaffen van de vrouwenarbeid. Ze pleitte voor arbeiderseenheid in de strijd tegen onderdrukking en uitbuiting op een ogenblik dat dit voor arbeidsters nog verre van evident was. Hieronder een vertaling van de weergave van die toespraak in de notulen van het congres.

Onder luid applaus begon Clara Zetkin, afgevaardigde van de arbeidersbeweging van Berlijn, met haar toespraak over de kwestie van de vrouwenarbeid. Ze legde uit dat ze niet van plan was om over de situatie van vrouwelijke arbeidsters te spreken, omdat deze niet anders is dan die van mannelijke arbeiders. In plaats daarvan wilde zij, met toestemming van degenen die haar afgevaardigd hadden, de algemene beginselen van de vrouwenarbeid belichten. Aangezien deze kwestie met veel verwarring is omgeven, is het de plicht van dit arbeiderscongres om er zich duidelijk over te buigen door de onderliggende beginselen te onderzoeken.

Zij verklaarde dat het niet verwonderlijk is dat reactionaire elementen er reactionaire opvattingen op nahouden over vrouwenarbeid [werk buitenshuis]. Wat echter het meest verbaast, is dat men ook in het socialistische kamp de onjuiste opvatting tegenkomt dat vrouwenarbeid moet worden afgeschaft. De kwestie van de emancipatie van de vrouw, die uiteindelijk de kwestie van de arbeid van de vrouw is, is een economische kwestie en men mag van socialisten een grotere mate van economisch inzicht verwachten dan het bovengenoemde standpunt impliceert.

De socialisten moeten weten dat, gezien de huidige economische ontwikkeling, vrouwenarbeid een noodzaak is, dat de natuurlijke tendens van vrouwenarbeid is hetzij de arbeidstijd die ieder individu aan de maatschappij moet geven te verminderen, hetzij de rijkdom van de maatschappij te vergroten, dat het niet de vrouwenarbeid op zich is die in concurrentie met mannenarbeid de lonen verlaagt, maar veeleer de uitbuiting van vrouwenarbeid door de kapitalisten die zich deze toe-eigenen. Bovenal moeten de socialisten weten dat sociale slavernij of vrijheid berust op economische afhankelijkheid of onafhankelijkheid.

Zij die op hun vaandels de bevrijding hebben afgekondigd van de mensheid, mogen niet de helft van die mensheid veroordelen tot politieke en sociale slavernij door economische afhankelijkheid. Net zoals de arbeiders door de kapitalisten worden onderworpen, worden de vrouwen door de mannen onderworpen en zullen zij in die positie blijven zolang zij niet economisch onafhankelijk zijn. De essentiële voorwaarde voor hun economische onafhankelijkheid is werk. Als men vrouwen wil omvormen tot vrije mensen en tot gelijkwaardige leden van de maatschappij, net als mannen, dan is het niet nodig om de arbeid van vrouwen af te schaffen of te beperken, behalve in een paar speciale gevallen.

Vrouwelijke arbeiders die sociale gelijkheid nastreven, hoeven niet te verwachten dat zij hun emancipatie zullen verkrijgen van de burgerlijke vrouwenbeweging die zogenaamd strijdt voor de rechten van de vrouw. Dat bouwwerk is op zand gebouwd en heeft geen realistisch fundament. De vrouwelijke arbeidsters zijn er ten diepste van overtuigd dat de kwestie van de emancipatie van de vrouw niet op zichzelf staat, maar deel uitmaakt van het grote sociale vraagstuk. Zij weten heel goed dat dit vraagstuk in de huidige maatschappij niet kan worden opgelost zonder een fundamentele verandering van de maatschappij. De kwestie van de emancipatie van de vrouw is een kind van de moderne tijd, geboren uit het machinetijdperk.

De emancipatie van de vrouw betekent een volledige verandering van haar maatschappelijke positie en een revolutie in haar economische rol. De oude productievorm, met zijn onvolledige arbeidsmiddelen, bond de vrouw aan haar gezin en beperkte haar actieradius tot de huiselijke sfeer. Binnen de kring van hun gezin vormden vrouwen een buitengewoon productieve kracht. Zij produceerden bijna alle gezinsproducten. Gezien het vroegere niveau van productie en handel zou het zeer moeilijk, zo niet onmogelijk, zijn geweest om deze artikelen buiten het gezin te produceren. Zolang deze oude productiewijzen overheersten, zolang waren vrouwen economisch productief ….

De machinale productie heeft de economische activiteiten van vrouwen binnen hun gezin om zeep geholpen. Grootschalige industrie produceert alle artikelen goedkoper, sneller en massaler dan kleine individuele werkplaatsen die met erg beperkt gereedschap werkten. Vrouwen moeten vaak meer betalen voor de grondstoffen die zij inkopen dan voor het eindproduct van de door machines gedomineerde grootschalige industrie. Naast die aankoopprijs (van grondstoffen) moet zij ook haar tijd en arbeid inbrengen. Het gevolg is dat de productieve activiteit binnen het gezin economische nonsens is geworden en een verspilling van tijd en moeite. Ook al kan een vrouw die binnen haar familiekring produceert nuttig zijn voor sommige individuen, toch is dit soort activiteit een verlies voor de samenleving als geheel.

Dat is de reden waarom de huishoudster van de goede oude tijd zo goed als verdwenen is. De grootschalige industrie heeft de productie van goederen in huis overbodig gemaakt en de huishoudelijke activiteit van de vrouw zinloos gemaakt. Tegelijkertijd heeft zij de basis gelegd voor de activiteit van de vrouw in de maatschappij.

De mechanische productie, die het zonder spierkracht en gekwalificeerde arbeid kan stellen, heeft het mogelijk gemaakt dat vrouwen op grote schaal worden tewerkgesteld. Vrouwen gingen de industrie in met de wens het inkomen van hun gezin te verhogen. Met de ontwikkeling van de moderne industrie, werd vrouwelijke industriële arbeid een noodzaak. Zo werd met elke moderne verbetering de mannelijke arbeid overbodig, werden duizenden arbeiders op straat gezet, ontstond een reserveleger van armen en werden de lonen steeds lager.

Vroeger was het loon van de man, samen met de productieve activiteit van zijn vrouw thuis, voldoende om het bestaan van zijn gezin te verzekeren. Nu is het nauwelijks genoeg voor het overleven van een alleenstaande arbeider. Een getrouwde mannelijke arbeider moet noodgedwongen rekenen op het loon van zijn vrouw.

Deze factor bevrijdde vrouwen van hun economische afhankelijkheid van mannen. Vrouwen die actief zijn in de industrie kunnen onmogelijk uitsluitend thuis blijven als de economische aanhangsels van mannen. Zo werden zij zich bewust van hun economische macht, die hen zelfvoorzienend en onafhankelijk van mannen maakte; en als vrouwen eenmaal hun economische onafhankelijkheid van mannen hebben bereikt, is er geen reden meer waarom zij sociaal afhankelijk van hen zouden blijven. Op dit moment helpt deze nieuw gevonden economische onafhankelijkheid echter niet de vrouwen, maar alleen de kapitalisten.

Door hun monopolie op de productiemiddelen hebben de kapitalisten zich deze nieuwe economische factoren toegeëigend en ze uitsluitend in hun voordeel doen werken. Vrouwen die bevrijd waren van de economische afhankelijkheid van hun echtgenoten, zijn slechts van meester veranderd en worden nu door de kapitalisten onderworpen. De slavin van de echtgenoot werd de slavin van de werkgever. Toch hebben de vrouwen bij deze transformatie gewonnen: zij zijn niet langer economisch benadeeld ten opzichte van de mannen, maar zijn gelijken geworden. De kapitalisten zijn echter niet tevreden met de uitbuiting van de vrouw op zich; zij gebruiken de arbeid van de vrouw om de arbeid van de man nog meer uit te buiten.

Het werk van vrouwen was in het begin goedkoper dan dat van mannen. Het loon van een man werd oorspronkelijk berekend om de kosten van zijn hele gezin te dekken. Het loon van een vrouw was vanaf het begin slechts bedoeld om de kosten van het levensonderhoud van één persoon te dekken, en dan nog slechts gedeeltelijk, omdat men ervan uitging dat een vrouw thuis zou blijven werken nadat zij haar taken in de fabriek had volbracht. Bovendien vertegenwoordigden de producten die met primitief werkgereedschap door vrouwen werden vervaardigd, slechts een kleine hoeveelheid van de maatschappelijke productie. Hieruit leidden de mensen af dat vrouwen minder produceren dan mannen en bijgevolg minder loon voor hun werk zouden moeten krijgen. Aan deze redenen voor lagere lonen moet worden toegevoegd dat vrouwen in het algemeen minder eisen stellen dan mannen.

Wat vrouwenarbeid voor de kapitalisten bijzonder aantrekkelijk maakte, was niet alleen de lagere prijs, maar ook de grotere onderdanigheid van de vrouw. De kapitalisten speculeren op de volgende twee factoren: de vrouwelijke arbeidster moet zo slecht mogelijk worden betaald en de concurrentie van de vrouwelijke arbeid moet worden aangewend om de lonen van de mannelijke arbeiders zo veel mogelijk te verlagen. Op dezelfde manier gebruiken de kapitalisten kinderarbeid om de lonen van vrouwen te drukken en het werk van machines om alle menselijke arbeid te drukken. Alleen het kapitalistisch systeem kan verantwoordelijk worden gesteld voor het feit dat vrouwenarbeid het tegenovergestelde resultaat heeft van zijn natuurlijke neiging; het resulteert in een langere werkdag in plaats van een aanzienlijk kortere. Het leidt niet tot een toename van de maatschappelijke rijkdom, waarmee een hogere levensstandaard voor ieder afzonderlijk lid van de maatschappij wordt bedoeld; het leidt slechts tot een toename van de winst voor een handjevol kapitalisten en tegelijkertijd tot de voortdurend toenemende armoede van de massa’s. De nefaste gevolgen van de vrouwenarbeid, die vandaag zo pijnlijk worden gevoeld, zullen pas verdwijnen wanneer het kapitalistische productiesysteem ophoudt te bestaan.

Om niet te bezwijken voor zijn concurrenten, moet de kapitalist zijn uiterste best doen om het grootste verschil tussen de kostprijs (fabricage) en de verkoopprijs van zijn goederen te handhaven. Hij probeert dus zo goedkoop mogelijk te produceren en zo duur mogelijk te verkopen. De kapitalist heeft er alle belang bij de werkdag zo lang mogelijk te laten duren en de arbeiders het belachelijkste loon te geven. Dit streven staat evenzeer tegenover de belangen van de vrouwelijke als van de mannelijke arbeid(st)ers. Er is dus geen echte tegenstelling tussen de belangen van mannelijke arbeiders en de vrouwelijke arbeidsters, maar er bestaat zeker een onverzoenlijke tegenstelling tussen de belangen van de kapitalisten en die van de arbeidersklasse.

Economische redenen spreken zich uit tegen de steun voor het verbod op vrouwenarbeid. De huidige economische situatie is van dien aard dat noch de kapitalist noch de mannelijke burger zonder vrouwenarbeid kan. De kapitalist moet ze behouden om concurrerend te blijven en de mannelijke burger rekent erop als hij een gezin wil stichten. Het verbieden van vrouwenarbeid door wetgeving zou de lonen van mannen niet verbeteren. De kapitalisten zouden het gebrek aan goedkope vrouwelijke arbeidskrachten zeer spoedig vervangen door de inzet van efficiëntere machines en zeer spoedig zou alles weer bij het oude zijn.

Het is gebleken dat na omvangrijke stakingen waarvan de uitkomst gunstig was voor de arbeiders, de kapitalisten de successen die de arbeiders met behulp van efficiëntere machines hadden behaald, weer teniet deden. Als men de afschaffing of beperking van vrouwenarbeid eist vanwege de concurrentie die daardoor ontstaat, kan men net zo goed dezelfde logica volgen en machines afschaffen om de herinvoering van het middeleeuwse gildenstelsel te eisen, dat het precieze aantal arbeiders bepaalde dat voor elk soort werk moest worden ingezet.

Naast economische redenen zijn er principiële redenen die zich uitspreken tegen een verbod op vrouwenarbeid. Vrouwen moeten zich op principes baseren wanneer zij uit alle macht tegen dergelijke pogingen protesteren. Zij moeten het felste en tegelijkertijd meest gerechtvaardigde verzet bieden, omdat zij weten dat hun sociale en politieke gelijkheid met de man uitsluitend berust op hun economische onafhankelijkheid, die hen in staat stelt buiten hun gezin te werken voor de maatschappij.

Uit principieel oogpunt protesteren wij vrouwen zeer nadrukkelijk tegen een beperking van de arbeid van de vrouw. Omdat wij onze zaak niet willen scheiden van die van de arbeidersklasse in het algemeen, zullen wij geen speciale eisen formuleren. Wij eisen geen andere bescherming dan die welke de arbeid in het algemeen van de kapitalisten eist.

Wij zullen slechts één uitzondering toestaan: die van een zwangere vrouwen, wier toestand speciale beschermingsmaatregelen vereist in het belang van de vrouw zelf en van haar nageslacht. Wij erkennen geen enkele speciale vrouwenkwestie en geen enkele speciale arbeidsterskwestie! Wij verwachten geen volledige emancipatie van de vrouw door haar toe te laten tot wat men het vrije ondernemerschap noemt, door haar gelijk te stellen met de man (ook al is de eis van deze twee rechten volkomen natuurlijk en gerechtvaardigd) of door haar politieke rechten toe te kennen. De landen die het zogenaamd algemeen, vrij en rechtstreeks kiesrecht handhaven, tonen ons de betrekkelijk onbeduidende waarde ervan. Het stemrecht dat niet gepaard gaat met economische vrijheid is min of meer een verandering zonder richting. Er zou geen sociaal probleem bestaan in de landen die het algemeen kiesrecht handhaven, indien de sociale emancipatie afhankelijk zou zijn van het verkrijgen van politieke rechten. De emancipatie van de vrouw en van de gehele mensheid zal slechts plaatsvinden in het kader van de emancipatie van de arbeid tegenover het kapitaal. Alleen in een socialistische maatschappij zullen zowel vrouwen als mannelijke arbeiders hun volledige rechten kunnen verwerven.

Gezien deze feiten hebben vrouwen die ernstig geïnteresseerd zijn in hun bevrijding werkelijk geen andere keuze dan zich aan te sluiten bij de Sociaaldemocratische Partij, de enige die strijdt voor de emancipatie van de arbeid.

Zonder de hulp van mannen, ja dikwijls tegen hun wil, zijn vrouwen onder het vaandel van het socialisme gestapt. Men moet toegeven dat zij in bepaalde gevallen tegen hun eigen wil in onweerstaanbaar tot deze stap werden gedwongen, eenvoudig door hun duidelijk besef van de economische situatie. Maar nu staan zij onder deze banier en zij zullen er onder blijven! Zij zullen eronder vechten voor hun emancipatie en voor hun erkenning als gelijkwaardige menselijke wezens.

Hand in hand met de Sociaaldemocratische Partij zijn zij bereid alle lasten en offers te delen die deze strijd met zich meebrengt, maar zij zijn ook vastbesloten om, na het behalen van de overwinning, alle rechten op te eisen die hen toekomen. Wat de opofferingen, de plichten en de rechten betreft, willen zij niet meer en niet minder dan die van hun mannelijke kameraden die onder gelijke omstandigheden strijden.

(Luid applaus, dat nogmaals volgt nadat Aveling de toespraak vertaalde in het Engels en het Frans.)