Max Beer
Algemene geschiedenis van het socialisme
Hoofdstuk 37


Samenleving en politiek

Het tijdperk van het liberalisme

Na de demping van de opstanden van de jaren 1848/49 toog alom de contrarevolutie aan het werk. In Frankrijk had Napoleon III zich tot keizer doen uitroepen. Door zijn buitenlandse staatkunde (Krimoorlog, Italiaanse oorlog, Mexico) en de onderwerping van het proletariaat had hij zich van de steun van de bourgeoisie verzekerd. In Groot-Brittannië wendde de arbeidersklasse zich van de proletarische denkbeelden af en werd een aanhangsel van de liberale partij. In Pruisen werd in 1849 het drieklassenkiesrecht ingevoerd, de pers aan banden gelegd, de staatswetenschap door F.J. Stahl, een tot het christendom bekeerde jood, in autoritaire, monarchistisch-christelijke banen geleid. Met de hulp van tsaar Nicolaas I gelukte het Oostenrijk de Hongaren te onderwerpen. De Duitse Bond werd uit de doden opgewekt. De tijdruimte van deze contrarevolutie heeft zich intussen over niet meer dan tien jaar (1849-1859) uitgestrekt. De sinds 1850 met kracht optredende kapitalistische en nationale ontwikkeling maakte korte wetten met de slagbomen die door de reactionaire machten waren opgesteld. De goudontdekkingen in Californië en Australië, de uitbreiding van het spoorwegwezen, van telegraaf en stoomvaart, de bloei van de mijnindustrie, van fabriekswezen, van banken en beurzen, de zegetocht van de natuurwetenschappen en daarnevens het ontwaken van het nationaal bewustzijn in Italië, Duitsland, Polen en de Balkano landen verhaastten de polsslag van het maatschappelijk en politiek leven in West- en Midden-Europa en zelfs in Rusland openbaarden zich liberale en sociaalhervormingsgezinde bewegingen. Daarbij kwam de nederlaag van Rusland in de Krimoorlog (1854/55) en van Oostenrijk in de Italiaanse oorlog (1859) derhalve van de toenmalige steunpilaren van de Europese reactie.

De jaren 1860 tot 1870 stonden reeds in het teken van het liberalisme. In Groot-Brittannië behaalden John Stuart, N. Mill en William E. Gladstone staatkundige overwinningen. In de Verenigde Staten van Amerika woedde een burgeroorlog (1861-1865) waarvan de nationale eenheid en vrijmaking van de slaven de inzet was en waarin de liberaal Lincoln overwinnaar bleef. In Frankrijk stak de burgerlijk-republikeinse oppositie het hoofd op en bracht de troon van Napoleon aan het wankelen. In Pruisen organiseerde de liberale burgerij zich in het Nationalverein en verzette zich tegen Bismarck die ten slotte door de binnenlandse politieke toestand, alsmede door zijn tegen Oostenrijk gerichte oorlogsstaatkunde gedwongen werd de wegen van het liberalisme (algemeen kiesrecht, 1867) te betreden. In Rusland werd in 1861 de zogenaamde vrijmaking van de boeren ter hand genomen, — voorspel van een langdurig revolutionair tijdperk waarin het niet aan afwisseling van vooruitgang en reactie ontbreken zou. Japan verbrak zijn middeleeuwse afsluiting en begon zijn eeuw van verlichting en van modern economisch leven.

Dit gezegende tiental jaren van 1859 tot 1869 is bij uitstek vruchtbaar geweest. Het heeft ons veel gebracht: de voornaamste werken van Darwin, de aanleg van het Suezkanaal, de vrijmaking van de slaven in Noord-Amerika, het begin van de Russische omwenteling, de ontbinding van de Duitse Bond als een gevolg van de oorlog van 1866, de opheffing van het verbod van vereniging en het algemeen kiesrecht in Pruisen, het kiesrecht van de arbeiders van de grote steden in Groot-Brittannië, de voorbereidselen van de vestiging van de eenheid van Duitsland en van Italië en het ontwaken van Japan. En ten slotte dagtekenen uit die tijd de eerste nationale en internationale pogingen van het proletariaat van het Europese vasteland zich als klasse te organiseren en de strijd voor een nieuwe orde aan te binden.

De overgang tot imperialisme en socialisme

De jaren 1869 tot 1879 zijn getuigen geweest van de voleindiging van de liberale periode. De overwinning van Pruisen en Duitsland over Frankrijk (1870/71), de oprichting van ontelbare zaken en ondernemingen op het gebied van nijverheid, handel, verkeer en geldwezen, — de kwijnende toestand van de landbouw, deels tengevolge van het toenemend overwicht der industrie, deels ook tengevolge van de Amerikaanse concurrentie, — de betrekkelijke overproductie van nijverheidsvoortbrengselen, — al deze oorzaken gaven het aanzijn aan een tijdperk waarin de ene economische en politieke crisis op de andere volgde en de jaren van voorspoed zeer weinige in aantal waren.

Dit tijdperk heeft tot in de negentiger jaren voortgeduurd en is in zijn geheel de voornaamste oorzaak geweest van de drang naar overzeese markten en naar de verdeling van de niet-kapitalistische landen in Afrika en Azië, — een drang, die het kenmerk van het imperialisme uitmaakt.

Maar tegelijk hebben wij hier de vinger gelegd op de factoren die de socialistische beweging in West- en Midden-Europa op nieuw hebben doen ontwaken. Tegen het einde van de zeventiger jaren was de glorie van het liberalisme jammerlijk getaand. Nieuwe behoeften en nieuwe denkbeelden drongen zich op de voorgrond. Het was de inmenging van de staat, het vraagstuk van de beschermende rechten, de koloniale politiek, — in één woord, het imperialisme als staatkunde van de heersende klassen en het socialisme als ideaal en als programma van de arbeidersklasse. Europa zag zich onverhoeds overstroomd door de wateren van een omwenteling die het liberalisme niet in staat was te bedwingen.

De navolgende statistische cijfers die voor een deel op schattingen van vakmannen en voor een deel op officiële tellingen berusten, veraanschouwelijken de grondlijnen van de omwenteling in de jaren 1850 tot 1880.

Aan stoomkracht (spoorwegen, scheepvaart, fabrieken) werden verbruikt, — uitgedrukt in paardenkracht:
18501880
Engeland1.290.0007.600.000
Frankrijk370.0003.070.000
Duitsland260.0005.120.000
Rusland20.0001.740.000
Oostenrijk100.0001.560.000
Verenigde Staten1.680.00014.400.000
Geheel Europa2.240.00022.000.000
Productie van ruw ijzer in tonnen
18501880
Engeland2.250.0007.780.000
Frankrijk570.0001.730.000
Duitsland402.0002.780.000
Amerika560.0003.840.000
Wereldproductie4.422.00018.140.000
Staal in tonnen, gemiddelde jaarlijkse productie
1850/601880/89
Engeland2.600.00025.100.000
Frankrijk800.0003.800.000
Duitsland1.300.00012.000.000
Amerika700.000 21.000.000
Overige landen700.0006.100.000
Totaal6.100.000 68.000.000
Steenkoolproductie, — in tonnen
18501880
Engeland49.000.000147.000.000
Frankrijk440.00019.400.000
Duitsland6.700.00059.100.000
Amerika8.000.00070.500.000
Wereldproductie81.000.000340.000.000
Fabrieksartikelen. (textiel-, metaalwaren, kleding, dranken, leder, diversen)
In miljoenen ponden sterling
18401888
Engeland387830
Frankrijk264485
Duitsland150583
Amerika961443
Bevolking van Europa naar schatting
148017801880
46.700.000110.000.000 315.000.000

De wereldtentoonstellingen van Londen (1851), Parijs (1855), Londen (1862), Parijs (1867), Philadelphia (1873) gaven een getrouw beeld van de ontzaglijke vooruitgang van de industrie.

Niet minder merkwaardig is de toename van de bevolking. In geen ander tijdperk van de geschiedenis van ons geslacht is de aanwas zo snel geweest als in de 19de eeuw. Deze versnelling is een gevolg van de verbetering van de hygiënische toestanden en — in het algemeen — van de levensomstandigheden, dank zij de vorderingen van de natuurwetenschappen, (werktuigkunde, warmte, elektriciteit, chemie) van de techniek van het verkeer en de toepassing van de natuurwetenschap op de nijverheid en de landbouw.

Gezegde toeneming van de bevolking is hoofdzakelijk de steden ten goede gekomen. De ongeëvenaarde opeenhoping van mensen in de middelpunten van nijverheid en handel heeft de uitwisseling van de gedachten ten zeerste vergemakkelijkt. Het spreekt vanzelf dat allen die de prooi waren van deze kapitalistisch-industriële ontwikkeling en daardoor her- en derwaarts geslingerd werden, het hunne dachten van dit nieuwe, in een ongekend snel tempo zich bewegende maatschappelijk leven, dat sommige lagen der samenleving omhoog voerde en andere neerplofte in de afgrond.

Vooruitgang, ontwikkeling, bewegingen omwenteling werden de telkens wederkerende leuzen van de massa. Hegel, Darwin, Marx werden de beweegkracht van grote geestelijke en sociale stromingen. Het menselijk denken dat in de middeleeuwen godsdienstig, in de Nieuwe Tijd wiskunstig-mechanisch van aard geweest was, wendde zich in de nieuwste tijd steeds beslister naar de vraagstukken van leven en maatschappij. Godsdienst, mechanisme, organisme, — of God, natuur, leven van de mens en van de maatschappij, — aldus zijn de titels van de voornaamste hoofdstukken in de jaarboeken van de Europese mensheid sinds de vierde eeuw van onze jaartelling.