Wim Bot
Tegen fascisme, kapitalisme en oorlog
Hoofdstuk 11


Arrestaties en executies

In het zesde hoofdstuk werd gesteld dat het MLL-Front vanaf juni 1941 te maken had met een toenemende druk van de naziterreur. Deze ontwikkeling bereikte een tragisch hoogtepunt met de arrestatie van vrijwel de gehele leiding van het MLL-Front in februari en maart van 1942.

Op 24 februari 1942 werd het Haarlemse CL-lid Cor Gerritsen gearresteerd. Hij was aangegeven door een NSB’er die vroeger lid van de OSP was geweest. In Gerritsens huis vond men een groot aantal exemplaren van ‘Spartacus’. Gerritsen werd dan ook zwaar verhoord en gefolterd. Gerritsen liet de naam van Jan Edel uit Alkmaar los. Via Edel kwam men de drukker van ‘Spartacus’, Rein Witteveen, op het spoor. Zo ontstond een sneeuwbaleffect. In totaal werden twintig leden en sympathisanten van het MLL-Front opgepakt. Van de CL waren dit Sneevliet, Dolleman, Menist, Gerritsen, de Haan-Zwagerman, Koeslag en Schriefer. Van ’t Hart was al eerder gearresteerd, zodat van de CL nog slechts Poppe op vrije voeten was.[1]

Tijdens de verhoren kwamen de gearresteerden zonder uitzondering op voor hun politieke overtuiging.[2] Sneevliet ging tijdens zijn verhoor uitgebreid in op zijn politieke loopbaan en op de achtergronden van het vormen van het MLL-Front. Dit gedeelte uit het verhoor van Sneevliet is als bijlage opgenomen.[3] In het slotverslag van het vooronderzoek werd veel nadruk gelegd op de principiële politieke overtuiging van de gearresteerden. Sneevliet werd gekarakteriseerd als een fanatieke en geschoolde communistische topfunctionaris, die zijn politieke werkzaamheid zonder voorbehoud had toegegeven en bereid was voor zijn overtuiging te sterven. Ook de andere gearresteerden werden aangeduid met termen als ‘gevaarlijk agitator’, ‘fanatieke tegenstander van het kapitalisme’ en dergelijke. Over de organisatie als geheel werd het volgende geschreven:

‘Ofschoon de partij tot nu toe in haar ontwikkelingsstadium was en nog over een naar verhouding klein ledental beschikte, was toch de kern voor een massabeweging geschapen, waarmee men wegens het met de illegaliteit verbonden gevaar slechts op de meest betrouwbare leden teruggreep, waarop de latere organisatie werd gebouwd.’[4]

Ook trachtten de gearresteerden de restanten van de organisatie te redden door verkeerde informatie te geven over de ledentallen van de organisatie en de oplagecijfers van de publicaties.[5] Men kan zich echter niet aan de indruk onttrekken dat door het sneeuwbaleffect van de arrestaties en de zware verhoormethoden het weerstandsvermogen van de gearresteerden tot op zekere hoogte werd ondermijnd.[6]

Op 4 april schreef procureurgeneraal Koblitz de dagvaarding voor het proces, waarin een overzicht werd gegeven van de activiteiten van het MLL-Front en van de afzonderlijke verdachten. Zij werden beschuldigd van activiteiten voor een verboden politieke partij en het produceren en verspreiden van Duits vijandige geschriften. Daardoor had men de eerste paragraaf van de sabotageverordening van 16 oktober 1941 overtreden.[7] Deze paragraaf, die een sleutelrol zou spelen tijdens het proces, bepaalde dat iedereen die een opzettelijk strafbaar feit pleegde dat de openbare orde of de veiligheid in gevaar zou kunnen brengen als saboteur met de dood zou worden bestraft. Ook op pogingen tot en deelname aan een strafbaar feit stond de doodstraf. In uitzonderingsgevallen kon de doodstraf bovenmatig worden geacht en vervangen door een tuchthuisstraf, variërend van tien jaar tot levenslang.[8]

Op 7, 8 en 9 april werd in Amsterdam het proces gehouden voor het Deutsche Obergericht in den besetzten niederländischen Gebieten (als Sondergericht). De beschuldigden waren Sneevliet, Dolleman, Menist, Gerritsen, Koeslag en Schriefer, Jan Edel van het district Alkmaar van het MLL-Front, drukker Witteveen (geen lid van het MLL-Front) en Klaas Barten (eveneens niet aangesloten bij de organisatie, had echter regelmatig onderduikers van het MLL-Front in huis). De eerste dag begon met het voorlezen van de dagvaarding. Daarna werden de verdachten verhoord. Daarbij ging Sneevliet in op de doeleinden van het MLL-Front. Het was er om gegaan het organisatorisch verband te onderhouden, voorlichting te geven en het verdere oorlogsverloop af te wachten om te bekijken of de nieuwe vorming van een arbeidersbeweging mogelijk zou zijn. Het Sondergericht antwoordde daarop dat de toon van de publicaties van het MLL-Front wel erg scherp was geweest voor voorlichting. Sneevliet antwoordde dat niet alleen Duitsland, maar ook de geallieerden waren aangevallen.[9]

Daarna hield Sneevliet volgens zijn verdediger de Pont een grote verdedigingsrede, waarin hij aangaf waarom hij antikapitalist was. Verdediger Worst noemde een ‘lange en goed gefundeerde’ rede van Sneevliet. Perthus schreef over een lange verdedigingsrede van Sneevliet, waarin hij van zijn ‘politieke inzichten getuigde en opkwam voor de overtuiging van hemzelf en zijn medestrijders’.[10] Het procesdossier bevat deze rede niet. In het Sneevliet-archief van het IISG bevindt zich een rede van Sneevliet op de tweede zittingsdag. Aannemelijk is dat dit het slot is van de door de Pont, Worst en Perthus bedoelde rede. In de toespraak, die als bijlage is opgenomen, verdedigde Sneevliet zijn illegale activiteiten; na zoveel jaar politiek actief geweest te zijn kon men niet zwijgen. Bovendien wees Sneevliet er op dat het nationaalsocialisme zelf ook illegaal had gewerkt.[11]

Op de laatste dag van het proces werd door procureur-generaal Koblitz de doodstraf gegist. De verdedigers pleitten tegen het uitspreken van de doodstraf.[12] Verdediger de Pont benadrukte het idealisme van de beschuldigden en het ontbreken van eigenbelang.

De opzet van Sneevliet was niet kwaadaardig geweest. ‘Spartacus’ zou slechts hebben gediend om een afzetgebied te vinden voor het beschouwelijke Bulletin. De Pont karakteriseerde de sabotageverordening als een ‘caoutchouc-artikel’. Gezien de beperkte omvang van het MLL-Front was er geen ‘sprake van een gevaar voor de openbare orde. De Pont pleitte dan ook voor een milde straf.[13]

Ook door een aantal van de beschuldigden werd het woord gevoerd.[14] Onder hen was Sneevliet zelf, die een opmerkelijk slotwoord hield, dat als bijlage is opgenomen.[15] In het slotwoord pleitte Sneevliet uitvoerig tegen het toepassen van de sabotageverordening. De activiteiten van het MLL-Front werden door Sneevliet nogmaals verdedigd, waarbij veel nadruk werd gelegd op de kritiek op het stalinisme en het vorstenhuis. Daarnaast suggereerde Sneevliet echter dat in de toekomst een zekere samenwerking tussen hem en het nationaalsocialisme mogelijk zou zijn.[16]

Het slotwoord was op een bijzondere wijze tot stand gekomen. Het was door verdediger de Pont geredigeerd in overleg met de president van het Obergericht, Randermann, op wie Sneevliet een diepe indruk had gemaakt.[17] De bedoeling van het slotwoord was een gratieverzoek te kunnen motiveren.[18] Sneevliet ging alleen akkoord met het slotwoord omdat hij hoopte op die manier de gearresteerde vrouwen (Mien Sneevliet, Trien de Haan-Zwagermad, Janny Schriefer en Jelle Witteveen) vrij te krijgen en de levens van zijn kameraden te sparen; over het feit dat hij zelf ter dood veroordeeld zou worden maakte hij zich geen enkele illusie.[19]

Voor Sneevliet moet het een groot dilemma zijn geweest of hij akkoord kon gaan met het slotwoord. Enerzijds leek er een reële kans te bestaan op in ieder geval de vrijlating van de gearresteerde vrouwen.[20] Anderzijds zal Sneevliet, met zijn enorme politieke ervaring, zich bewust zijn geweest van de mogelijkheid dat de Duitse autoriteiten passages uit het slotwoord in de openbaarheid zouden kunnen brengen, hetgeen op het verzet in het algemeen en de aanhang van het MLL-Front in het bijzonder ongetwijfeld een demoraliserende werking zou hebben uitgeoefend. Het slotwoord van Sneevliet moet worden beschouwd als een laatste (uiterst moeilijke) tactische zet, zoals blijkt uit de ingediende gratieverzoeken en de afwijzing daarvan.

Om vijf over halfvijf, in de namiddag van 9 april 1942, werd het vonnis uitgesproken. De beklaagden werden veroordeeld tot de doodstraf, met uitzondering van Barten, die op de tweede procesdag was afgevoerd van de lijst.[21] In het vonnis werd een overzicht gegeven van de activiteiten van het MLL-Front en de afzonderlijke veroordeelden. De sabotageverordening werd van toepassing verklaard, temeer daar de veroordeelden van de verordening op de hoogte waren geweest.[22]

Daarna werden verschillende gratieverzoeken ingediend. President Randermann benadrukte in zijn verzoek het idealisme en het ontbreken van eigenbelang; Sneevliet, Dolleman en Menist waren in zijn ogen geen hetzers, maar ideologen en fantasten. Voorts schreef Randermann:

‘Wellicht biedt zich toch eens de gelegenheid, dit leven met zijn ervaring, zijn kennis en redelijke wil in dienst te stellen van ons groot-Duitse rijk en wel precies rekening houdend met het toenmalige gebeuren in het Verre Oosten.’[23]

De bijzitter van het Obergericht, Kösters, ondersteunde het gratieverzoek.[24] Procureur-generaal Koblitz stond op het punt gratie te vragen; hij schreef een conceptbrief met een dergelijk verzoek, maar in zijn uiteindelijke brief pleitte hij tegen gratie. Hij schreef dat het ging om ‘fanatieke persoonlijkheden’ met ‘zekere kwaliteiten’, die belangeloos voor hun ideaal hadden gestreden; doorslaggevend was echter het feit dat het leiders betrof van een illegale organisatie.[25] Verdediger Worst noemde in zijn gratieverzoek eveneens het idealisme van het MLL-Front en stelde dat men zich niet bewust was geweest van de draagwijdte van de sabotageverordening.[26]

Seyss-Inquart wees de gratieverzoeken resoluut van de hand. In een brief liet hij Kammergerichterat Seiffert aan het woord. Seiffert schreef het idealisme van Sneevliet te betwijfelen; Sneevliet was het prototype van een revolutionair op internationale grondslag en zijn geweldige intelligentie had hem gemaakt tot een gevaarlijke tegenstander van elke staatsorde. Over Sneevliets opstelling tijdens het proces schreef hij:

‘Sneevliets schijnbare sympathie uitingen tot het nationaalsocialisme in het verloop van de hoofdzitting kunnen geen vertrouwen wekken. Zijn houding gedurende de rechtszitting was die van een schermer, die naar voren springt en weer terug, doordat hij enerzijds door zijn standvastige houding respect wil afdwingen en anderzijds bij de tegenstander wereldbeschouwelijke zwaktes of andere zwakke plekken wilde ontdekken en benutten. Zijn verdediging was op deze wijze bewonderenswaardig, het zou echter mijns inziens onjuist zijn zijn toespelingen op en het benadrukken van parallellen tot zijn programma op emotionele gronden aan een positieve beoordeling te onderwerpen. Het gaat veelmeer ook hier nog — voor de grenzen van het gerecht — om een laatste ondermijningspoging. Daarmee wordt naar mijn mening elk idee aan een latere inschakeling van de bekwaamheden van Sneevliet in het kader van nationaalsocialistische belangen afgedaan.’[27]

Op zondag 12 april werden de ter dood veroordeelden naar het concentratiekamp in Amersfoort gebracht. Onder hen bevond zich niet Cor Gerritsen, die in zijn cel een eind aan zijn leven had gemaakt. Over de laatste uren van Sneevliet, Dolleman, Menist, Koeslag, Schriefer, Edel en Witteveen schreef een antirevolutionaire medegevangene, P. Pluyter, in november 1945 een ooggetuigenverslag.[28] Om zes uur in de ochtend van 13 april werd bekend gemaakt dat het vonnis spoedig zou worden voltrokken:

‘Sneevliet vroeg toen, of zij samen gefusilleerd mochten worden, hand in hand. Dit werd afgewezen. “Sie werden gefesselt mit den Händen auf den Rücken”. Daarna, of ze zonder blinddoek mochten sterven. Dit werd toegestaan. Verder of hij als oudste het laatst mocht worden doodgeschoten. Ik hoor hem nog zeggen: “Niet waar makkers, dat recht komt mij toe als jullie oudste. Ik was toch jullie leider?”

Allen mochten een sigaar opsteken. Waarop gezegd werd (0, galgenhumor): “Ja, laten we dat doen, de Nederlandse staat betaalt het.” Daarna nam Sneevliet het woord en sprak als volgt: “Ik heb vannacht mijn Getsemane geleden. Toen ik jong was en ik in de beweging begon, zei mijn pastoor tegen me: Jong, je mag je gang wel gaan, als je je geloof maar behoudt. Welnu, ik heb de strijd gestreden en het geloof behouden. Het geloof in de zaak van de Internationale. Er moet nog veel gestreden worden, maar de toekomst is aan ons.”

Zo ongeveer sprak hij. Daarop vertelde hij nog enkele dingen uit Indië. Ze waren toen allen in één celletje gebracht. Vlak tegenover het mijne; maat 90 x 200 cm. En dan dat ontroerende moment: “Laten we elkaar de hand geven” en uit volle borst zongen toen zeven mannen, een uur voor hun dood, “de Internationale”. Wat een melodie en wat een woorden. Ik heb meermalen een concert bijgewoond, maar nooit zo met gevoel en overtuiging horen zingen. Ik schaam me niet dat ik huilde. Toen ik later zelf ter dood werd veroordeeld, was ik niet méér ontroerd dan door dit mooie moment. Daarna vroeg één der aanwezigen stilte en er werd een katholiek gebed opgezegd. Welk weet ik niet. Het was muisstil. De wachtmeester vond dit alles goed. Daarna werden ze in een auto geladen. Om twintig over negen viel het eerste salvo. Toen ik vier weken later uit de bunker kwam en in het kamp werd ondergebracht, vernam ik, dat die morgen alle gevangenen waren ingesloten. Niemand mocht zien wie er uit de bunker kwam. In het kamp wist men dus: er gebeurt iets bijzonders. Wat en wie wist men niet.’[29]

De overige gearresteerden bleven in gevangenschap. Dat gold ook voor de vrouwen, hoewel hen was toegezegd dat zij vrij zouden komen. De vrouwen overleefden het kamp Ravensbrück. Van de zeven mannelijke MLL-Fronters kwamen er vijf om in gevangenschap.[30]

Met de executies en de overige repressiemaatregelen tegen het MLL-Front vernietigden de nazi’s een belangrijk deel van de beste krachten van de Nederlandse arbeidersbeweging, krachten die ‘toen het middernacht was in de eeuw’ tegenover stalinisme, fascisme en nationalisme de internationale solidariteit van de arbeiders hebben verdedigd. Met het tragische einde van het MLL-Front verdween echter eveneens de Sneevlietbeweging als specifieke variant binnen de internationale arbeidersbeweging.

_______________
[1] Perthus, Sneevliet, 457-459; Verhoren vooronderzoek en vermeldingen arrestaties, RIOD, Dossier proces Sneevliet, SG 15/42.
[2] Zie verhoren vooronderzoek, RIOD, Dossier proces Sneevliet, SG 15/42.
[3] Zie bijlage 2. Deze vertaling bevindt zich in het Sneevliet-archief van het IISG, IV.B, proces. Voor het Duitse origineel: RIOD, Dossier proces Sneevliet, SG 15/42.
Een reden om deze passages uit het verhoor op te nemen is dat tijdens het verhoor gedurende het proces zelf dezelfde onderwerpen aan de orde kwamen. De tekst daarvan is echter niet bekend. Daarnaast zijn de passages over de politieke loopbaan van Sneevliet vooral interessant voor lezers en lezeressen die de boeken van Perthus en Tichelman over Sneevliet niet hebben gelezen.
[4] Nederlandse vertaling slotverslag (getypte kopie), IISG, Sneevliet-archief, IV.B, MLL-Front, proces. Duits origineel: Schlussbericht van Bark, Hauptscharführer und KOA, 1 april 1942, RIOD, Dossier proces Sneevliet, SG 15/42.
In het Sneevliet-archief wordt dit document abusievelijk omschreven als slotverslag van het proces, een fout die door Perthus is overgenomen. In werkelijkheid is het het slotverslag van het vooronderzoek.
[5] Zo zouden bijvoorbeeld volgens Menist in een aantal plaatsen na arrestaties de gehele groepen zijn weggevallen (Rotterdam, Deventer, Almelo). Zie verhoor Menist, 10 maart 1942, RIOD, Dossier proces Sneevliet, SG 15/42.
[6] Deze beoordeling is gebaseerd op de verhoren tijdens het vooronderzoek, RIOD, Dossier proces Sneevliet, SG 15/42. Het is echter zeer moeilijk alleen op basis van deze documenten tot een afgewogen oordeel te komen.
[7] Dagvaarding Generalstaatsanwalt Koblitz, 4 april 1942, RIOD, Dossier proces Sneevliet, SG 15/42.
[8] Zie Verordeningenblad voor het bezette Nederlandse gebied, stuk 43, uitgegeven 17 oktober 1941.
[9] Deze weergave van de opmerkingen van Sneevliet in: Brief de Pont aan mevrouw H. Sneevliet, 17 oktober 1945, RIOD, Documentatie Sneevliet, I-1600, 3-4.
[10] Perthus, Sneevliet, 462; Brief de Pont aan mevrouw H. Sneevliet, 17 oktober 1945, RIOD, Documentatie Sneevliet, I-1600, 4; Brief van Worst, IISG, archief van ’t Hart, no.8, proces Sneevliet.
[11] Zie bijlage 3. Dit document bevindt zich in het Sneevliet-archief op het IISG (Rede Sneevliet tweede zittingsdag), I0.B, MLL-Front, proces. Een definitief antwoord op de vraag of het hier inderdaad gaat om het slot van de door Perthus, de Pont en Worst bedoelde toespraak valt niet te geven. Ook een beoordeling van deze rede is gezien de beperkte omvang van het document in het Sneevliet-archief moeilijk.
[12] Zie protocollen proces, RIOD, Dossier proces Sneevliet, SG 15/42.
[13] Brief de Pont aan mevrouw H. Sneevliet, 17 oktober 1945, RIOD, Documentatie Sneevliet, I-1600, 6-7.
[14] Naast Sneevliet werd het woord gevoerd door Schriefer, Koeslag, Gerritsen en Witteveen. Dolleman, Menist en Edel zeiden niets. Zie protocollen proces, RIOD, Dossier proces Sneevliet, SG 15/42.
[15] Zie bijlage 4. Het slotwoord van Sneevliet bevindt zich in het Sneevliet-archief van het IISG, IV.B, MLL-Front, proces. Het procesdossier op het RIOD bevat het slotwoord niet. De verdere inhoud van hoofdstuk 11 maakt echter duidelijk dat aan de authenticiteit van het slotwoord niet getwijfeld kan worden. Tot nu toe is het slotwoord in de literatuur (Perthus, Sneevliet, 459-46B; De Jong, Het Koninkrijk, V, 962-965) niet behandeld, waardoor een onvolledig beeld van het proces is ontstaan. Het slotwoord is als bijlage opgenomen om alle lezers/lezeressen in staat te stellen een eigen oordeel te vormen.
[16] Slotwoord Sneevliet, IISG, Sneevliet-archief, IV.B, MLL-Front, proces.
[17] Ontstaan slotwoord: brief Sal Santen aan auteur, 24 juli 1982, 1. Voor de indruk die Sneevliet op Randermann had gemaakt: Brief Randermann aan Seyss-Inquart, RIOD, Documentatie Duitse strafrechtspraak, F. Randermann, II-785, map e.
[18] Brief Sal Santen aan auteur, 24 juli 1982, 1.
[19] Ibidem, 1-2. Santen schreef mij deze gegevens te baseren op gesprekken met Mien Sneevliet en mr. Worst. De inhoud van het slotwoord bevestigt dit oordeel. Op twee plaatsen stelde Sneevliet voor hem alleen als verantwoordelijk te beschouwen voor de activiteiten van het MLL-Front. Sneevliet besloot zijn slotwoord met een verzoek de vrouwen mild te behandelen. Zie slotwoord, IISG, Sneevliet-archief, IV.B, MLL-Front, proces, 4, 5, 7.
[20] Volgens Perthus, Sneevliet, 462) had president Randermann toegezegd dat de vrouwen vrijgelaten zouden worden. Het tijdstip waarop deze toezegging werd gedaan is niet bekend, maar aannemelijk is dat dit onderwerp bij het overleg over het slotwoord tussen Randermann en de Pont aan de orde is geweest.
[21] Zie protocollen proces, RIOD, Dossier proces Sneevliet, SG 15/42.
[22] Vonnis Obergericht, RIOD, Dossier proces Sneevliet, SG 15/42. In ‘Spartacus’ van begin november 1941 was de invoering van de sabotageverordening afgekeurd. In het vonnis werden naast de sabotageverordening ook de overtreding van de paragrafen 7 en 8 (onderdelen 1 en 13) van de Ordnungsschutz-verordnung van 25 juli 1941 (no. 138) en van de paragrafen 40, 47 en 74 van het strafwetboek genoemd.
[23] ‘Vielleicht bietst sich doch einmal Gelegenheit, dieses Leben mit seiner Erfahrung, seinem Wissen und redlichen Willen in dem Dienst unseres grossdeutschen Reiches zu stellen und zwar gerade unter Berücksichtiging des derzeitigen Geschehens im Fern-Osten.’ Zie Brief Randermann aan Seyss-Inquart, RIOD, Documentatie Duitse strafrechtspraak. F. Randermann, II-785, map e; citaat: 5.
[24] Mededeling in Brief de Pont aan mevrouw H. Sneevliet, 17 oktober 1945, RIOD, Documentatie Sneevliet, I-1600, 8.
[25] Concept en uiteindelijke brief Koblitz van 10 april 1942, RIOD, Dossier proces Sneevliet, SG 15/42.
[26] Brief Worst aan Seyss-Inquart, 10 april 1942, RIOD, Dossier proces Sneevliet, SG 15/42.
[27] ‘Sneevliets scheinbare Sympathieäusserungen zum National-sozialismus im Verlaufe der Hauptverhandlung können kain Vertrauen erwecken. Seine Haltung während der Gerichtssitzung war die eines Fechters, der vor und zurückspringt, indam er einerseits durch seine feste Haltung Achtung abnötigen, andererseits beim Gegner Weltanschauliche Blössen oder andere schwache Stellen erspähen und ausnutzen wollte. Seine Verteidigung war auf diese Weise bewunderungswürdig, es wäre aber meines Erachtens verfehlt, seine Andeutungen und die Betonung van Parallelen zu seinem Programm aus Gefühlsgründen einer positiven Wertung zu unterziehen. Es handelt sich vielmehr auch hier noch — vor den Schranken des Gerichts — um einen lezten Zersetzungsversuch. Damit erledigt sich nach meiner Ansicht jeder Gedanke an eine spätere Einschaltung der Fähigkeiten Sneevliets im Rahmen nationalsozialistischer Interessen.’ Brief Seyss-Inquart aan Generalkommissar für das Sicherheitswesen, 13 april 1942, RIOD, Dossier proces Sneevliet, SG 15/42.
Uit de brief van Randermann en het antwoord van Seyss-Inquart blijkt dat het de Duitse autoriteiten bij het gratieverzoek in de eerste plaats om Sneevliet zelf ging. Het zou van belang zijn met name de opstelling van Randermann verder te onderzoeken.
[28] Perthus, Sneevliet, 466, 493n.
[29] Geciteerd in Perthus, Sneevliet, 467-468.
[30] Zie Perthus, Sneevliet, 462-463. Een complete lijst van de slachtoffers van het MLL-Front is nooit opgesteld. In oktober 1942 werden de MLL-Fronters Roebers en IJmkers gefusilleerd (Perthus, Sneevliet, 468, 493n). Overige MLL-Fronters die overleden tijdens gevangenschap waren D. de Winter, A. Kootstra en H. Peters (Voor vrijheid en socialisme, 27; Winkel, De ondergrondse pers 1940-1945, 103-104).