Wim Bot
Tegen fascisme, kapitalisme en oorlog
Hoofdstuk 12


De scheuring van het MLL-Front

12.1 Het ontstaan van Spartacus en CRM

De uitschakeling van de leiding van het MLL-Front maakte vanzelfsprekend een diepe indruk op de rest van de organisatie.[1] Van maart 1942 tot de zomer van dat jaar bestond er geen revolutionair-socialistische organisatie in bezet Nederland. In de zomer werd onder leiding van Stan Poppe de Revolutionair-Socialistische Arbeidersbeweging gevormd, die formeel een voortzetting was van het MLL-Front. Later noemde deze groep zich Communistenbond Spartacus.[2] Als reactie daarop werd tijdens een bijeenkomst in de Swedenborgkerk in Den Haag op 22 augustus door voorstanders van de verdediging van de Sovjet-Unie het Comité van Revolutionaire Marxisten (CRM) opgericht.[3] Daarmee was de scheuring van het MLL-Front een feit. Beide groepen zouden gedurende de gehele bezetting blijven bestaan.

Wat waren de voornaamste oorzaken van deze scheuring? In de eerste plaats de kwestie van de verdediging van de Sovjet-Unie. Poppe had het initiatief tot de vorming van een nieuwe leiding genomen zonder de voorstanders van de verdediging van de Sovjet-Unie hierin te betrekken. Deze vonden het nu onmogelijk binnen het oude verband verder te werken. Een rol daarbij speelde ook de onvoldoende illegale organisatie van Poppes groep.[4] Met name Pope zelf werd onvoldoende betrouwbaar geacht.[5] De oorzaken van de scheuring waren dus politiek en organisatorisch van aard. In een politieke verklaring van augustus 1943 suggereerde het CRM dat Spartacus om tactische redenen de kant van de geallieerden zou kiezen. Deze suggestie was echter onjuist.[6] Beide groepen hielden vast aan de opvatting van het Derde Front. Desondanks groeiden de organisaties in snel tempo uit elkaar. Spartacus ontwikkelde zich snel in uitgesproken radencommunistische richting, het CRM oriënteerde zich meer en meer op het trotskisme en de Vierde Internationale.

Beide groepen samen bereikten nooit de omvang van het MLL-Front. Volgens van ’t Hart is er sprake geweest van een massale desertie na de executies.[7] Bij het CRM bleven vooral de jongeren over.[8] Daarbij komt dat in ieder geval het CRM bewust met een kleine, betrouwbare kern wilde starten.[9] Beide organisaties begonnen met ongeveer evenveel leden die in het MLL-Front actief waren geweest.[10]

De belangrijkste uitgave van het CRM was het blad ‘De Rode October’, dat aanvankelijk maandelijks en later twee maal per maand verscheen in een oplage van 2.000 tot 2.500.[11] De inhoud bestond vooral uit langere analyserende artikelen over het verloop van de oorlog en de ontwikkeling van het verzet. De leiding van het CRM bestond uit Herman Drenth, Wout Tieleman, H.J. Combrink, Piet van ’t Hart en in een later stadium ook Sal Santen.[12] Het CRM probeerde vooral de eigen organisatie bijeen te houden en publicaties uit te geven en werkte mede daarom erg veilig.[13] Een aantal leden van het CRM speelden een rol in de april-meistakingen van 1943.[14] Het CRM was actief in Den Haag, Amsterdam, Rotterdam, Leiden, Dordrecht en Groningen.[15] Met name tijdens de hongerwinter is door een kleine groep ‘onmenselijk veel gepresteerd’. Daarbij spelden vooral vrouwen als Thea Bloemsma, Cor van ’t Hart en Bep Santen een grote rol.[16] Het contact met Drenth, die na de arrestaties van de leiding van het MLL-Front naar Groningen was verhuisd, was vanaf september 1944 verbroken. In Groningen werd daarna eigen materiaal uitgegeven.[17]

Belangrijkste uitgave van de Communistenbond Spartacus was het blad met dezelfde naam. Tot december 1944 werd het uitgegeven als gestencild bulletin, daarna als maandschrift in brochurevorm.[18] Het abstractieniveau was hoger dan in de uitgaven van het MLL-Front en het CRM. Geplaatst werden bijvoorbeeld lange stukken over de economische theorie van het marxisme. Vanaf oktober 1944 werd door Spartacus een wekelijks nieuwspamflet verzorgd.[19] De leiding van de Communistenbond Spartacus bestond uit Stan Poppe, Toon van den Berg, Leen Molenaar, Jaap van Otterloo, P.E.J. Nansink en anderen.[20] De organisatie was actief in het westen en oosten van het land.[21] Met de uitgave van de brochure ‘De perspectieven van het imperialisme’ in december 1943 werd de eerste poging gedaan weer naar buiten te treden. Aan het einde van 1944 werd de verbinding met het oosten van het land verbroken.[22] Getracht werd de oriëntering op arbeidersraden en bedrijfskernen concreet gestalte te geven.

In 1943 werd het manifest ‘Oproep tot arbeiderseenheid’ uitgegeven. Van april tot juli 1944 verscheen het blad ‘De Tribune’, speciaal bestemd voor bedrijfsarbeiders. Het werd opgeheven toen het comité Arbeiders-Eenheid tot stand kwam, dat een blad met dezelfde titel uitgaf. In dit comité werd samengewerkt door syndicalisten, anarchisten en marxisten. In november 1944 kwam samenwerking met ‘De Vonk’ tot stand, maar hieraan kwam al weer snel een einde omdat er meningsverschillen waren over de door ‘De Vonk’ voorgestane functionele democratie.[23] Binnen de Communistenbond Spartacus ontstonden meningsverschillen over de Eenheidsvakcentrale en de arbeidersraden, hetgeen leidde tot een Rotterdamse afsplitsing onder leiding van Toon van den Berg.[24]

12.2 De voornaamste meningsverschillen tussen Spartacus en CRM

Hoewel de beide organisaties hoopten op een revolutionaire doorbraak onafhankelijk van de strijd van de geallieerden kwam het nauwelijks tot samenwerking. In feite liet men elkaar links liggen. Illustratief is dat in het eerste nummer van ‘De Rode October’ geen rekenschap werd afgelegd over de breuk.[25] Het CRM ging in ‘De Rode October’ voortdurend tekeer tegen het ‘politiek dilettantisme’ en de ‘hulpeloosheid’ van de leiding van Spartacus. Spartacus stelde dat de aanvaarding van de verdediging van de Sovjet-Unie leidde tot een capitulatie voor de burgerij.[26] Van beide kanten was er sprake van een zeker sektarisme. Tussen Spartacus en CRM bestonden belangrijke meningsverschillen op een serie punten.

In de eerste plaats bleef de kwestie van de verdediging van de Sovjet-Unie een belangrijke scheidslijn. In ‘De Rode October’ nam de onafhankelijke revolutionaire verdediging van de Sovjet-Unie dan ook een zeer voorname plaats in. Daarbij werd Stalins rol in de verdeling van Europa in invloedssferen fel aangevallen. Spartacus bleef tegen de verdediging van de Sovjet-Unie. In stellingen van januari 1944 zei men geen oordeel te kunnen geven over het precieze karakter van de Sovjetmaatschappij. Daarom sprak men zich ook niet uit over de noodzakelijke houding van het Russische proletariaat. Eventueel nog aanwezige sociale en economische waarden konden slechts worden verdedigd door defaitisme ten opzichte van de imperialistische oorlog. Wel keerde men zich tegen pogingen tot reprivatisering van de Russische economie door de Duitse bezetters. Spartacus moest toegeven geen duidelijke, afgeronde theorie over de Sovjet-Unie te bezitten. Intern bestonden ook meningsverschillen. Een deel van de organisatie was overtuigd van de onvermijdelijkheid van een nieuwe wereldoorlog tussen de westerse geallieerden en de Sovjet-Unie en was in dat geval voor de verdediging van de Sovjet-Unie.[27]

Ten aanzien van de rol van de vakbeweging en de arbeidersraden ging Spartacus uit van de ideeën die Poppe in het najaar van 1941 had ontwikkeld. De vakbeweging had definitief afgedaan, getracht moest worden in de bedrijven de vorming van arbeidersraden voor te bereiden. Daarom keerde Spartacus zich ook tegen de propaganda en initiatieven voor de vorming van een eenheidsvakcentrale. Het CRM karakteriseerde de opstelling van Spartacus als ultralinks. Volgens het CRM moest men proberen in de massavakbeweging een linkerstroming op te bouwen. Bedrijfskernen zouden niet automatisch overgaan in arbeidersraden, die slechts in een revolutionaire situatie gevormd zouden kunnen worden. Het CRM wees echter niet alleen de strategische richting van de oriëntatie van Spartacus af, maar ook de vorming van bedrijfskernen als tactische organisatievorm tijdens de bezetting. Door de beperkte omvang die dergelijke kernen zouden hebben was de veiligheid onvoldoende gewaarborgd. Bovendien was door de ontworteling als gevolg van de bezetting de strijd in de bedrijven van weinig betekenis. Het CRM bepleitte de vorming van massaorganisaties van de arbeiders. Revolutionairen hoefden daar niet zelf het initiatief toe te nemen, omdat dit reeds door de sociaaldemocratie en de CPN gebeurde. Het initiatief tot de vorming van een eenheidsvakcentrale werd toegejuicht, maar het CRM lijkt als organisatie hierin verder geen rol te hebben gespeeld.[28]

Nauw verbonden met de meningsverschillen over vakbeweging, bedrijfskernen en arbeidersraden was de verschillende opvatting over de rol van de revolutionaire voorhoedepartij. Spartacus sprak zich uit voor een revolutionaire partij en een nieuwe Internationale. Aan de opbouw van die partij werd echter weinig aandacht besteed. Spartacus ging er van uit dat de sleutel tot de macht van de arbeidersklasse alleen in de bedrijven lag. Een revolutionaire partij zou min of meer vanzelf ontstaan wanneer aan het einde van de oorlog de arbeiders hun eigen strijdorganen zouden oprichten. Het CRM wees deze opvatting volledig af. De sleutel tot de macht lag niet alleen in de bedrijven, nodig was de vernietiging van de burgerlijke staat. Daarvoor was een sterke revolutionaire partij nodig, die binnen de arbeidersraden een strategie tegen de burgerlijke staat gestalte kon geven. In de publicaties van het CRM nam de noodzaak van de opbouw van een revolutionaire partij dan ook een centrale plaats in.[29] Dit leidde in toenemende mate tot een oriëntering op de Vierde Internationale. In de politieke beginselverklaring van augustus 1943 sprak het CRM zich uit voor de politiek en organisatie van de Vierde Internationale. Bekritiseerd werd wel het feit dat bij de oprichting van de Vierde Internationale in 1938 niet was geprobeerd in de RSAP en de Spaanse POUM een oppositie te vormen. In een resolutie van 25 juni 1944 zei het CRM zich te beschouwen als Nederlandse sectie van de Vierde Internationale. Na de oorlog zou men tot officiële aansluiting overgaan. Pogingen om tijdens de oorlog met andere landen in contact te komen zijn mislukt. De invloed van de GBL/Bond van Communisten op dit proces is niet van fundamenteel belang geweest, hoewel Sal Santen een voorname rol speelde in de toenadering tot de Vierde Internationale. Volgens van ’t Hart was echter toen het CRM werd opgericht daar geen enkel lid van de GBL/Bond van Communisten bij betrokken. Aan het einde van de oorlog zouden vijf voormalige GBL-leden lid zijn geweest van het CRM. Het CRM was vooral een directe voortzetting van de stroming rond Dolleman en van ’t Hart in het MLL-Front en beschouwde zichzelf ook als zodanig.[30] Spartacus hield het contact met Vereeken in stand. Poppe en Vereeken hebben twee besprekingen gehouden; de eerste vond waarschijnlijk plaats in het begin van 1944.[31] Deze samenwerking lijkt niet tot veel tastbare resultaten te hebben geleid.

Verschillen tussen Spartacus en CRM bestonden eveneens op het punt van samenwerking met linkse sociaaldemocraten. Spartacus stopte veel energie in discussie en samenwerking met de groep sociaaldemocraten rond W. Romijn. Romijn schreef onder de pseudoniemen Montagnard en Socius twee brochures. Daarin werkte hij een strategie uit waarbij binnen een revolutionair perspectief de militaire strijd van de geallieerden tactisch werd ondersteund. In tegenstelling tot verwijten van de kant van het CRM steunde Spartacus deze strategie niet. Dat was ook de reden waarom Spartacus afzag van fusieonderhandelingen met Romijn. Spartacus wilde de discussie echter verder voeren. In deze discussie had het CRM een sektarische inbreng. Het had globaal dezelfde kritiek als Spartacus op de inhoud van Romijns brochures, maar verweet Spartacus te vriendelijk te zijn voor Romijn. Dit sektarisme kwam ook tot uiting in de toonzetting van de reactie van het CRM op een ontwerpprogramma van het zogenaamde Comité voor Concentratie van Socialistische Krachten in het najaar van 1944.[32] Niet ten onrechte stelde dit comité in het antwoord op het CRM dat voor het CRM iedereen die niet elke letter van haar programma onderschreef een sociaalpatriot was. Deze inbreng van het CRM is enigszins verwonderlijk, omdat het duidelijker dan het MLL-Front de nationale onderdrukking van Nederland door de bezetting en dynamiek van het nationale verzet analyseerde.[33]

Meer dan Spartacus besteedde het CRM aandacht aan de onafhankelijkheidsstrijd in Indonesië. Het CRM kwam op voor de volledige en onmiddellijke onafhankelijkheid van Indonesië en oefende felle kritiek uit op de CPN en ‘De Vonk’. Na de oorlog trachtte het CRM actief het verzet tegen een interventie in Indonesië te organiseren. In een comité werd onder andere samengewerkt met Spartacus en de Internationaal Socialistische Beweging (ISB) van ‘De Vonk’. Het comité viel echter uiteen, omdat Spartacus en de ISB alleen de Indonesische arbeiders en boeren wilden steunen en niet de burgerlijke nationalistische beweging.[34]

Een laatste verschil tussen CRM en Spartacus dat het vermelden waard is was de houding van beide groepen tegenover de parlementaire democratie. Spartacus verwachtte geen herstel van de parlementaire democratie en zag in de voorbereiding van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie een vorm van neofascisme. Voor Spartacus was dit echter geen reden een centrale plaats in te ruimen voor het opkomen voor het volledig herstel van de democratische rechten. Het CRM daarentegen stelde aan het einde van de bezetting democratische eisen centraal tegenover de autoritaire stromingen in de regering en het verzet. Het CRM eiste onder andere onmiddellijke algemene verkiezingen voor de Staten-Generaal.[35]

12.3 Achtergronden van het verdwijnen van de Sneevlietbeweging

De politieke ontwikkeling van CRN en Spartacus toont aan dat geen van beide groepen kan worden gekenmerkt als een voortzetting van de Sneevlietbeweging. Het wegvallen van Sneevliet zelf speelde hierin een belangrijke rol. Tichelman beschrijft de dominante positie van Sneevliet als volgt:

‘De beweging en hij waren tot op zekere hoogte nauwelijks van elkaar te onderscheiden. Hij dankte die positie niet in de laatste plaats aan zijn buitengewone vermogen om anderen te enthousiasmeren en op de been te houden, de organisatie door actie-initiatieven levend te houden en arbeiders aan de socialistische beweging te binden. Alleen daardoor is het te begrijpen dat zich binnen een relatief zwakke arbeidersbeweging als de Nederlandse zo lang een onafhankelijke links-socialistische beweging kon handhaven die vrij groot was in vergelijking met een aantal andere West-Europese landen met een sterkere arbeidersbeweging.’[36]

Volgens Tichelman zat er echter ook een keerzijde aan deze medaille. De Nederlandse arbeidersbeweging was zwak door de specifieke, trage ontwikkeling van het kapitalisme. Anderzijds leidde dit tot gunstige voorwaarden voor het ontstaan van afzonderlijke, kleine antikapitalistische stromingen:

‘In een negatieve wisselwerking bevestigde de geringe tolerantie en sterk reformistische oriëntering van de Nederlandse sociaaldemocratie het sektarisme en de tendens tot isolering van kleine linkse minderheidsgroepen.’[37]

In de Sneevlietbeweging kwam dit tot uiting doordat het NAS tot uitvalsbasis werd gemaakt, waardoor een mogelijke oriëntering op de massabeweging werd geblokkeerd. Na de oorlog waren volgens Tichelman de voorwaarden voor een Sneevlietbeweging verdwenen.[38]

De zwaarte van de meningsverschillen die bestonden binnen het MLL-Front lijken mij het standpunt te bevestigen. Ook zonder de executie van de leiding van het MLL-Front zouden aanzienlijke politieke meningsverschillen zijn opgetreden. In hoofdzaak gaat het hier om twee kernproblemen. In de eerste plaats dat van de verdediging van de Sovjet-Unie. Het conflict binnen het MLL-Front was niet opgelost met het verschijnen van ‘Tijdsproblemen’. Het verdere oorlogsverloop zou het conflict alleen maar hebben toegespitst. De verdeling van de wereld in invloedssferen door de geallieerden, het optreden van de Sovjet-Unie in Oost-Europa en de toename van de spanningen tussen de geallieerden zou de eenheid van de Sneevlietbeweging onder zware druk hebben gezet. Het tweede probleem, dat van de vakbeweging, was in wezen ook onopgelost. Vooral op dit punt groeiden CRM en Spartacus fundamenteel uit elkaar. Het wegvallen van het NAS als uitvalsbasis leidde enerzijds tot een ultralinks radencommunisme, waarbij elk belang van de vakbeweging als massaorganisatie voor de elementaire belangenbehartiging van de arbeidersklasse werd ontkend, en anderzijds tot een klassieke trotskistische oriëntering op de massavakbeweging. De verdediging van de Sovjet-Unie en de vakbewegingspolitiek vormden de achtergrond van de verwijdering tussen het CRM en Spartacus. De vraag wat er zou zijn gebeurd als de executies geen einde hadden gemaakt aan het bestaan van het MLL-Front is natuurlijk een hypothetische. De conclusie lijkt echter gerechtvaardigd dat de conflicten binnen de Sneevlietbeweging zouden zijn toegenomen. Door het wegvallen van de leiding van het MLL-front werd het proces versneld.[39]

Dit betekent niet dat Trotski en diens aanhangers in de jaren voor de oorlog gelijk hadden toen zij stelden dat de Sneevlietbeweging ten dode was opgeschreven. Trotski’s voorspelling dat Sneevliet niet in staat zou zijn tot een revolutionaire opstelling tijdens de oorlog werd volkomen gelogenstraft door de praktijk van het MLL-Front. De activiteiten van het MLL-Front zijn te beschouwen als een hoogtepunt van de Sneevlietbeweging. De onmiddellijke overgang naar de illegaliteit en de principiële antikapitalistische en antifascistische opstelling vormen daarvan het tastbare bewijs. Tegelijkertijd werd door de bezetting een groot deel van de specifieke bestaansvoorwaarden van de Sneevlietbeweging ondermijnd.

Het is een veelbetekenend feit dat het CRM, dat zich uitriep tot sectie van de Vierde Internationale, een voortzetting was van de oppositie binnen het MLL-Front. De officiële sectie van de Vierde Internationale, de GBL/Bond van Communisten, was in 1941 door passiviteit en arrestaties van het politieke toneel verdwenen.[40] In feite was deze organisatie vanaf haar oprichting gedoemd tot een marginaal bestaan, omdat zij nooit heeft geprobeerd binnen de RSAP een meerderheid voor haar standpunten te krijgen.[41] Uit de opstelling van Trotski en diens aanhangers blijkt een zeker onvermogen om de bijzondere karaktertrekken van de Sneevlietbeweging te begrijpen en op haar waarde te schatten. De term Sneevlietbeweging geeft afdoende aan dat het ging om een tamelijk unieke stroming binnen de Europese arbeidersbeweging, in de zin zoals Tichelman die heeft geanalyseerd. De traditionele trotskistische benadering van de Sneevlietbeweging als centristisch (tussen reformistisch en revolutionair-marxistisch in) lijkt niet bijzonder bruikbaar. De Sneevlietbeweging had zowel haar sterke als haar zwakke kanten, maar in ieder geval is het in feite de enige revolutionair-socialistische stroming van enige omvang geweest die Nederland sinds de Eerste Wereldoorlog heeft gekend.

_______________
[1] Interview Thea Bloemsma.
[2] Tichelman, Sneevliet, 99; Winkel, De ondergrondse pers 1940-1945, 99-100; Mol, Trotskistische beweging Nederland,42.
[3] Tichelman, Sneevliet, 99; Winkel, De ondergrondse pers 1940-1945, 99-100; Mol, Trotskistische beweging Nederland, 42; plaats en datum oprichting CRM: Artikel over geschiedenis CRM en RCP, IISG, archief van ’t Hart, no.12, CRM en RCP. Dit artikel is rond 1950 geschreven. Het is niet ondertekend, maar is waarschijnlijk van de hand van van ’t Hart.
[4] ‘Politieke verklaring’, in: De Rode October, no.14, 8-9. Zie ook Winkel, De ondergrondse pers 1940-1945, 99-100; Mol, Trotskistische beweging Nederland, 42; Tichelman, Sneevliet, 99; interview Drenth, A. Dolleman, W. Dolleman.
[5] Met name van ’t Hart zou niet met Pope hebben willen samenwerken (interview Sal Santen). Poppe werd niet geheel betrouwbaar meer geacht omdat Sneevliet was gearresteerd na een verblijf bij Poppe (interview Thea Bloemsma, interview Drenth, A. Dolleman, W. Dolleman). Na de oorlog is er door verschillende revolutionaire organisaties een onderzoek ingesteld naar de rol van Poppe bij de arrestatie van Sneevliet, omdat in het dossier van het proces wordt gesteld dat Sneevliet was gearresteerd met behulp van Poppe. De onderzoekscommissie kwam unaniem tot de conclusie dat er geen sprake was geweest van verraad en dat Poppe geen blaam trof. Zie vermelding arrestatie Sneevliet 6 maart 1942, RIOD, Dossier proces Sneevliet, 5g 15/42; Materiaal onderzoekscommissie, RIOD, Documentatie Sneevliet, 1-1600.
[6] ‘Politieke verklaring’, in: De Rode October, no.14, 9; Mol heeft deze bewering ten onrechte overgenomen: Mol, Trotskistische beweging Nederland, 44, 65n.
[7] Brief van ’t Hart aan Trien, 5 september 1945, IISG, archief van ’t Hart, no.1, correspondentie.
[8] Interview Thea Bloemsma.
[9] ‘De zwakte der revolutionair-marxistische beweging in deze oorlog en de noodzakelijkheid van de opbouw van de revolutionaire partij’, in: De Rode October, no.7 (IISG), 3; interview Drenth, A. Dolleman, W. Dolleman.
[10] Brief van ’t Hart aan Bosman, 30 oktober 1952, IISG, archief van ’t Hart, no.1, correspondentie.
[11] Winkel, De ondergrondse pers 1940-1945, 99, 254.
[12] Zie Winkel, De ondergrondse pers 1940-1945, 99; Tichelman, Sneevliet, 99-100; Mol, Trotskistische beweging Nederland, 42. Santen sloot zich eind 1942 aan bij het CRM (Brief Sal Santen aan auteur, 24 juli 1982, 2-3). Winkel (De ondergrondse pers 1940-1945, 187) stelt dat van juli 1944 tot januari 1945 ook Luteraan deel uitmaakte van de redactie van ‘De Rode October’. Luteraan was een trotskist met een eigen organisatie, ook tijdens de oorlog. Volgens Tieleman en Drenth is hij echter tijdens de oorlog geen redactielid geweest van ‘De Rode October’: interview Drenth, A. Dolleman, W. Dolleman.
[13] ‘De zwakte der revolutionair-marxistische beweging...’, in: De Rode October, no.7 (IISG), 3; ‘De vakbeweging en de ultralinkse propaganda der bedrijfskernen’, in: De Rode October, no.37, 3-8. Veiligheid: Interview Rein van der Horst, interview Thea Bloemsma.
[14] Artikel over geschiedenis CRM en RCP, IISG, archief van ’t Hart, no.12, CRM en RCP; interview Rein van der Horst.
[15] Interview Rein van der Horst; Groningen: Brief van ’t Hart aan Ernest Mandel, 30 mei 1946, IISG, archief van ’t Hart, no.2, correspondentie.
[16] Artikel over geschiedenis CRM en RCP, IISG, archief van ’t Hart, no.12, CRM en RCP; interview Thea Bloemsma.
[17] Brief van ’t Hart aan Ernest Mandel, 30 mei 1946, IISG, archief van ’t Hart, no.2, correspondentie.
[18] Winkel, De ondergrondse pers 1940-1945, 99, 263.
[19] Ibidem.
[20] Ibidem, 99-100; Brief A. van den Berg aan van ’t Hart, 24 oktober 1951, IISG, archief van ’t Hart, no.3, correspondentie over boek Sneevliet.
[21] Brief van Stan Poppe aan van ’t Hart, 25 november 1951, IISG, archief van ’t Hart, no.3, correspondentie over boek Sneevliet.
[22] Ibidem; ‘Uit eigen kring’, in: Spartacus, bulletin van de Revolutionair-Socialistische Arbeidersbeweging in Nederland, februari 1944,1-2.
[23] Winkel, De ondergrondse pers 1940-1945, 81-82.
[24] Brief A. van den Berg aan van ’t Hart, 24 oktober 1951, IISG, archief van ’t Hart, no.3, correspondentie over boek Sneevliet; Brief van ’t Hart aan A.H. Paape van het RIOD, 10 september 1966, ibidem, no.1, correspondentie; Brief van K. Moor aan W.M., niet gedateerd, ibidem, no.2, correspondentie.
[25] ‘13 april 1942’, in: De Rode October, no.1 (IISG), 1; interview R. van der Horst.
[26] Zie met name ‘Politieke verklaring’, in: De Rode October, no.14, 8-9; ‘Politiek dilettantisme van de “Spartacus”-groep’, ibidem, no.20, 2-7; ‘Voor de zoveelste maal: Rusland!’, ibidem, no.23, 6-8.
[27] Voor wat betreft het CRM spreekt de naam ‘De Rode October’ voor zich. Zie over het CRM en de Sovjet-Unie, Mol, Trotskistische beweging Nederland, 42-48; ‘Stellingen ter bespreking van de politieke basis voor een nieuwe socialistische beweging’, in: Spartacus, bulletin..., januari 1944, 2-4; voor de meningsverschillen binnen Spartacus: artikel in Spartacus, bulletin..., no.4, oktober 1942, 1-5; ‘De Sovjet-Unie en wij’, ibidem, februari 1944, 2-6 ; ‘Het stalinisme en de revolutionaire arbeidersbeweging’, ibidem, maart 1944, 1-7 ; De strijd om de macht, brochure Communistenbond Spartacus, augustus 1944.
[28] Zie voor de standpunten van Spartacus met name: De strijd om de macht, brochure Communistenbond Spartacus, augustus 1944; voor het CRM met name: ‘Het toppunt van verwarring’, in: De Rode October, no.24, 9-12; ‘De strijd om de macht’, ibidem, no.35, 6-10; ‘De vakbeweging en de ultralinkse propaganda der bedrijfskernen’, ibidem, no.37, 3-8. Voor een overzicht van deze meningsverschillen: Mol, Trotskistische beweging Nederland, 48-49; Coomans, Eenheidsvakcentrale, 34-35.
[29] Zie voor Spartacus met name: ‘Stellingen ter bespreking...,’ in: Spartacus, bulletin..., januari 1944, 4; De strijd om de macht, brochure Communistenbond Spartacus, augustus 1944; Voor het CRM zie met name ‘De strijd om de macht’, in: De Rode October, no. 35, 6-10; ‘De vakbeweging en de ultralinkse propaganda der bedrijfskernen’, ibidem, no.37, 3-8.
[30] ‘Politieke verklaring’, in: De Rode October, no.14, 4-6, 15-16; ‘Wij herdenken de gevallen kameraden en hopen onze gevangen en gedeporteerde kameraden spoedig behouden terug te zien’, ibidem, no.43, 2-4; mislukken pogingen internationaal contact: interview Sal Santen, interview Rein van der Horst; invloed Santen: Mol, Trotskistische beweging Nederland, 42; gegevens GBL: Brief van ’t Hart aan Bosman, 30 oktober 1952, IISG, archief van ’t Hart, no.1, correspondentie.
[31] Brief Vereeken aan van ’t Hart, 3 juni 1973, IISG, archief van ’t Hart, no.1, correspondentie; vermelding contact in Spartacus, bulletin februari 1944, publicatie verklaring Contra le Courant in het nummer van maart 1944.
[32] Het is me niet bekend uit welke personen of stromingen dit comité was samengesteld. Het gaf een blad uit onder de naam ‘De Internationale’. In Winkels boek komt geen blad met een dergelijke naam voor. Inhoudelijk lagen de standpunten van het comité in het verlengde van die van Romijn. Het is dus mogelijk dat Romijn betrokken was bij dit comité.
[33] Over Romijn: Catalogus van illegale brochures 1940-1945, no.109,134. Zie voor de opstelling van Spartacus: ‘Naar groter klaarheid’, ‘Stellingen ter bespreking...’, ‘De inhoud van het geschrift’, in: Spartacus, bulletin..., januari 1944, 1-11; reactie CRM op brochure Socius: ‘Een nieuwe brochure van linkse sociaaldemocraten’, in: De Rode October, no.19, 4-8; ‘Politiek dilettantisme...,’ ibidem, no.20, 2-7. Standpunt CRM over ontwerpprogramma en reactie comité: Bijlage bij ‘De Internationale’ van november 1944, IISG, archief van ’t Hart, no.12, illegaal materiaal. CRM en nationale vraagstuk: ‘Het nationale vraagstuk in Nederland tijdens deze imperialistische oorlog’, in: De Rode October, no.7 (IISG), 3-10.
[34] Mol, Trotskistische beweging Nederland, 50-52.
[35] Voor Spartacus: ‘Stellingen ter bespreking...’, in: Spartacus, bulletin..., januari 1944, 2-4; De strijd om de macht, brochure Communistenbond Spartacus, augustus 1944. CRM: Mol, Trotskistische beweging Nederland, 45-47, 52-54.
[36] Tichelman, Sneevliet, 15.
[37] Ibidem, 12.
[38] Ibidem, 14-15, 101.
[39] Deze conclusie is mede gebaseerd op de interviews.
[40] Mol, Trotskistische beweging Nederland, 38.
[41] Ibidem, 24.