Wim Bot
Tegen fascisme, kapitalisme en oorlog
Hoofdstuk 6
Hoe ontwikkelde het oordeel van het MLL-Front over de politiek van de Sovjet-Unie zich in het eerste bezettingsjaar? Vermeld werd reeds dat volgens het MLL-Front geen enkele factor meer had bijgedragen aan de ontwrichting van de arbeidersbeweging dan de Russische staat, met name door het pact met Hitler. Verschillende malen werd getracht de achtergronden en gevolgen van het pact te analyseren. In het Bulletin van half oktober stelde men dat Stalin zeker bang was geweest voor een Duitse inval. Berlijn was echter bereid geweest tot concessies om de neutraliteit van Rusland ten aanzien van de oorlog in het westen te krijgen en om belangrijke grondstoffen te verwerven. Stalin wist dat de oorlog onvermijdelijk was en wilde niet met Duitsland in oorlog geraken en was daarom bondgenoot van het nationaalsocialisme geworden. Mede daardoor was het de nazi’s mogelijk geweest een groot deel van Europa te onderwerpen. Het pact had de Sovjet-Unie grote gebiedsuitbreiding opgeleverd, en deze veroveringen van de ‘rode tsaar’ werden als imperialistisch gekenmerkt:
‘Zonder oorlog te voeren treedt hij op als de oorlogswinstmaker.’[1]
‘Het Kompas’ van februari 1941 wond er geen doekjes om:
‘Het is overduidelijk, dat de aanhangers van Jozef Stalin in dienst staan van het op machtsuitbreiding beluste Rusland, niet van een socialistische, maar van een expansiezuchtige staat, die evenals zijn bondgenoot meer “Lebensraum” behoeft.’[2]
Het neutraliteitsverdrag dat de Sovjet-Unie in april 1941 sloot met Japan werd gezien als een ‘imperialistisch roversverdrag’ ten koste van China, als ‘koloniale roof ten koste van de onderdrukte volkeren’.[3] Fel keerde het MLL-Front gezien het bovenstaande zich tegen de opvatting van de aanhangers van Stalin dat deze nog wel van houding zou veranderen, Hitler in de rug zou aanvallen en de uitputting van de oorlogvoerende partijen zou gebruiken om de socialistische revolutie over Europa uit te breiden:
‘Dwazen zijn zij, die van het contrarevolutionaire stalinisme nog diensten aan het wereldproletariaat verwachten.’[4] Een argument dat daarbij vaak werd gebruikt door het MLL-Front was dat Moskou haar ‘enorme propagandamiddelen’, zoals haar radiozenders, niet aanwendde om de ‘zwendel van het nationaalsocialisme’ aan de kaak te stellen.[5]
Het MLL-Front stelde echter niet alleen dat Stalin niet stiekem een revolutionair optreden voorbereidde, het beoordeelde het pact tussen de Sovjet-Unie en Duitsland als stabiel en verwachtte geen verandering op korte termijn. Een snelle verandering van de buitenlandse politiek van de Sovjet-Unie was uitgesloten, schreef het Bulletin van half oktober naar aanleiding van berichten dat de Sovjet-Unie zich bedreigd voelde door de acties van de As-landen in de Balkan. In februari werd dit standpunt herhaald: de verhoudingen tussen Stalin en Hitler bleken zeer stabiel te zijn. In april, na de uitbreiding van de oorlog in de Balkan, schreef ‘Spartacus’ dat speculaties over een koerswijziging nog geen werkelijkheid leken te gaan worden. In het Bulletin van eind april werd dieper op de recente gebeurtenissen ingegaan. Toegegeven werd dat de Duitse activiteit in de Balkan de Sovjet-Unie niet onverschillig kon laten, maar een verandering van politiek bleef onwaarschijnlijk; het pact was al voorbereid ten tijde van de Volksfrontpolitiek:
‘Het is op grond van sterke argumenten, dat wij de verbindingen tussen Berlijn en Moskou voldoende solide achten om de voorspellingen van Engels-Amerikaanse propaganda niet al te serieus te nemen.’[6]
Regelmatig suggereerde het MLL-Front een toenadering in maatschappijvorm tussen Hitler-Duitsland en de stalinistische Sovjet-Unie. Het Bulletin van half oktober schreef dat Hitler het ‘nationaal-bolsjewisme’ terecht een variant van het nationaalsocialisme had genoemd. In april 1941 werd gesteld dat het terugdraaien van de klok in Rusland sinds het uitbreken van de oorlog in 1939 geleid had tot verdere afbraak van de waarden van de Oktoberrevolutie, hetgeen voerde tot vergelijkingen tussen Duitsland en Rusland. Als voorbeelden werden genoemd het herstel van kapitalistische praktijken in het bedrijfsleven, die mede het succes van de vijfjarenplannen mogelijk hadden gemaakt, het afschaffen van de bewegingsvrijheid van de arbeiders en het terugdraaien van de klok in het leger.[7] Tot een duidelijke beoordeling van het karakter van de Sovjet-Unie kwam het niet in het eerste bezettingsjaar; theoretisch waren er geen pogingen tot het komen van een afgeronde analyse, die de ‘imperialistische’ politiek van de Sovjet-Unie verklaarde vanuit het klassekarakter van de maatschappij en haar heersende laag. De ideeën van toenadering werden niet uitgewerkt. Hoewel de trotskistische opvatting van de Sovjet-Unie als een gedegenereerde arbeidersstaat werd afgekeurd gebruikte men wel termen uit die theorie, zoals ‘bureaucratie’ en ‘parasitaire kaste’.[8]
Het was Willem Dolleman die als eerste in het openbaar de stabiliteit van het pact in twijfel trok. In ‘Spartacus’ van half mei schreef hij dat het waar was dat Rusland er niet aan dacht zich in een wespennest te storten; maar hoe zat het met Duitsland, gezien de geruchten over troepenconcentraties? Volgens Dolleman dacht Hitler zeker niet aan een veldtocht tegen het bolsjewisme; die had Stalin al lang volbracht. Een Duitse inval zou om de korenschuur van de Oekraïne gaan. Militair gezien zou Duitsland echter een enorme stommiteit begaan door de veiligheidsmaatregel van 1939 ongedaan te maken. Een inval zou het bewijs zijn van verlies aan kalmte en vertrouwen aan de kant van Duitsland.[9] Sneevliet reageerde met een afwijzend briefje op het artikel.[10] ‘Spartacus’ van half juni wees een spoedige wijziging van de betrekkingen dan ook opnieuw van de hand; Duitsland wist dat het de grondstoffen van de Sovjet-Unie steeds meer nodig zou hebben, zeker wanneer de VS in de oorlog zou worden betrokken. Stalin zou trachten de hulp op economisch gebied zo duur mogelijk te verkopen.[11]
De stroming rond Sneevliet was dan ook totaal verrast door de operatie van de Duitsers op 22 juni 1941, die de uitbreiding van het ‘Lebensraum’ in het oosten eindelijk moest realiseren. Sneevliet c.s. hadden over het hoofd gezien dat de logica van de totale oorlog een andere was dan die van het handhaven en uitbreiden van bepaalde voordelen op korte termijn. Het was juist die logica die leidde tot de ‘grootste geconcentreerde rooftocht die de wereldgeschiedenis ooit heeft gekend’.[12] Het is een voorbeeld van de ironie van de geschiedenis dat de door Sneevliet zo fel bestreden Stalin zelf evenzeer door de inval werd verrast.[13]
Sneevliets verkeerde beoordeling bereikte een tragisch hoogtepunt in ‘Spartacus’ van eind juni, dat uitkwam op 21 juni, één dag voor de nieuwe fase in de oorlog. In een artikel met de veelzeggende titel ‘Stalin-knecht der Duitsers’ schreef hij naar aanleiding van een redevoering van Stalin, waarin deze ontkende dat Berlijn plannen had om aan te vallen, dat de Sovjet-Unie er niet aan dacht om zich in moeilijkheden met Duitsland te laten brengen. De geruchten over een Duitse aanval zouden wel doorgaan:
‘Om te beginnen heeft het Engelse imperialisme er belang bij steeds weer zulke geruchten te fabrieken en worden zij graag verbreid door alle naïevelingen, die zich in de draaikolk van deze tijd aan strohalmen vastklemmen.’[14]
Met dit nummer van ‘Spartacus’ kon niet gewerkt worden. Volgens Sal Santen dreigde Dolleman tegenover hem met een scheuring. Voorlopig werd het conflict echter niet op de spits gedreven. Als bijlage bij ‘Spartacus’ verscheen een manifest, gedateerd op 23 juni, waarin de stroming rond Sneevliet flink had moeten inbinden.[15]
Volgens dit manifest was er een einde gemaakt aan de ‘tegennatuurlijke samenwerking’ die sinds het verdrag van 1939 had bestaan; de inval was een even grote sensatie als het pact destijds was geweest. Duitsland had het risico van een oorlog op twee fronten genomen omdat het tegenover het geweldige productieapparaat van de Angelsaksen een sterke positie nodig had. Geconstateerd werd dat voorstanders van de overwinning van Engeland en de VS nu wilde verwachtingen kregen en een nieuwe Volksfrontpolitiek propageerden. De voorstander van het socialisme kon zich daardoor echter niet laten meeslepen, maar moest zich afvragen wat de gevolgen van de inval zouden zijn. Zouden nu de laatste resten van de Oktoberrevolutie worden vernietigd? Zouden nu de noodlottige gevolgen van de uitholling van de revolutie worden ondervonden? Zou Stalin worden uitgeschakeld door Russische Quislings? Of zouden de Russische arbeiders en boeren als de ‘sansculottes van de Russische revolutie het Pruisische militarisme en Hitlers nationaalsocialisme verpletteren’ en daardoor de kracht vinden om op revolutionaire wijze af te rekenen met het stalinisme? In het laatste geval zou het Russische proletariaat niet alleen de resten van de revolutie beveiligen maar ook op internationale schaal de ‘verwoestende volkerenoorlog’ in een burgeroorlog omzetten.[16]
Dolleman had gewonnen, constateerde Santen.[17] De suggestie was gewekt dat het MLL-Front ten aanzien van de oorlog in het oosten geen defaitistisch standpunt innam en de revolutionaire verdediging van de Sovjet-Unie opnieuw werd aanvaard. In de maand juli was deze bijstelling nog verschillende malen te constateren. In ‘Spartacus’ van half juli stond dat Hitler de bijval van de wereldreactie had gekregen, omdat de reactie bezeten was van de gedachte
‘...aan het bestaan van het regiem een eind te maken, dat toch uit de revolutie van Oktober 1917 ontstond en ondanks alle degeneratie en bloedige terreur, met die revolutie verbonden bleef en daardoor een hinderpaal was voor het wereldkapitalisme.’[18]
In de ‘Brieven aan een jeugdvriend’ van half juli schreef Dolleman dat de Duitse overwinning in het oosten ‘de voltooiing van de contrarevolutie’ op het vasteland van Europa zou zijn; dit was een wezenlijk gevaar. Anderzijds was een Russische overwinning in bondgenootschap met Engeland en de VS evenmin een vooruitgang; een contrarevolutionaire vrede zou hiervan het gevolg zijn. Stalin, Churchill en Roosevelt zouden de Duitse revolutie in bloed smoren. Volgens Dolleman was dit geen denkbeeldig maar een ‘zeer wezenlijk’ gevaar. Zijn conclusie luidde dan ook:
‘Hitlerisme en stalinisme moeten in deze oorlog hun graf vinden. De Russische arbeiders moeten de fascistische indringer weerstaan, maar zij kunnen de oorlog pas maken tot een revolutionaire verdedigingsoorlog als zij het stalinistisch regiem breken.’[19] Het negentiende nummer van de ‘Socialistische Brieven’, getiteld ‘Wereldoorlog-wereldreactie’, had een soortgelijke strekking.[20]
Eind juli gingen Sneevliet c.s. echter tot de tegenaanval over; het Politiek Bureau schreef stellingen, die in ‘Spartacus’ van begin augustus werden gepubliceerd. Hierin stond dat de inval het karakter van de oorlog niet had veranderd. De inval betekende het mislukken van Hitlers politiek Engeland te dwingen tot capitulatie op één front en het ineenstorten van de zogenaamde vredespolitiek van Stalin. Rusland was nu onderdeel van het Angelsaksische oorlogsfront geworden. De door de nazi’s gestarte antibolsjewistische campagne had een drieledig doel: het winnen van de publieke opinie in de wereld, het overwinnen van weerstand tegen het bewind in Duitsland zelf en het versterken van de positie van het nationaalsocialisme in de bezette gebieden. Het was echter een onwaarachtige campagne, omdat het bolsjewisme dat werd aangevallen het revolutionaire was, en niet het nationaal-bolsjewisme van Stalin.
In de stellingen werd ingegaan op het karakter van het bewind in de Sovjet-Unie. Toegegeven werd dat er op economisch gebied gunstige resultaten waren bereikt; de maatschappij had echter steeds meer een staatskapitalistisch karakter gekregen, de macht van de arbeidersraden was geliquideerd, kapitalistische bedrijfsmethoden waren regel geworden, de voordelen van de economische groei waren toegevallen aan de bureaucratische kaste. Zo was een totalitaire staat ontstaan met een bevoorrechte bureaucratische kaste.[21] Op het gebied van de buitenlandse politiek was de Sovjet-Unie een speelbal geworden in de handen van de grote imperialistische machten, en met de nieuwe fase in de oorlog was de inschakeling in het Angelsaksisch oorlogsfront bekrachtigd en keerde de ‘schadelijke terminologie’ van het Volksfront terug. In de laatste stelling werd dan ook het volgende geconcludeerd:
‘Het Derde Front vindt in de nieuwe fase van de imperialistische oorlog geen aanleiding zijn houding te veranderen. Het stelt zich niet partij voor één der beide oorlogsfronten van het imperialisme. Het blijft zelfstandig zijn houding bepalen, zich op eigen klassedoel richten en eigen strijd voeren. De Duits-Russische oorlog is een onderdeel van de tweede imperialistische wereldoorlog.’[22]
In het Bulletin van begin augustus werd een toelichting op de stellingen geplaatst, waarin werd erkend dat er drang werd uitgeoefend om het standpunt ten aanzien van de Sovjet-Unie te herzien. De redactie moest hier echter niets van weten. De verwording van de Oktoberrevolutie had een verandering in kwaliteit met zich meegebracht:
‘Dit proces van afbraak is niet tot stilstand gebracht ondanks gedeeltelijke handhaving van de uitkomsten der revolutie.’[23]
De nieuwe oorlog kon niet worden losgemaakt van de overige bestanddelen van de oorlog, en wanneer men dit wel deed zou men onvermijdelijk worden ingeschakeld aan het front van Engeland en de VS. De strijd van het Derde Front zou nog zwaarder worden, omdat de steun van de communistische partijen aan de nieuwe politiek van Stalin het nationalisme in hun landen zou versterken.
De achtergronden van de breuk van Hitler met Stalin kwamen opnieuw aan de orde; Duitsland wilde de behoeftevoorziening op langere termijn veilig stellen en blijkbaar was Rusland langs vreedzame weg niet bereid geweest tot verhoging van de steunverlening. Waarom was het MLL-Front dan zo sterk verrast door de gebeurtenissen?
Zelfs wanneer men met de mogelijkheid wilde rekenen dat Nazi-Duitsland en de verworden Russische bureaucratie, die zoveel front-verandering van augustus 1939 de mogelijkheid hadden geschapen van samenwerking op lange termijn, moesten daarnaast even goed rekenen met het sterke nationalistische karakter van de beide regeringen, hetwelk tot botsingen zou kunnen leiden bij de verdeling van de macht en invloedssferen binnen en buiten Europa.’[24]
Gedurende de periode van het pact was volgens het Bulletin echter niets bekend geworden over eventuele moeilijkheden, en de berichtgeving waarover men kon beschikken was te beperkt om een precieze beoordeling van de breuk te kunnen geven.
Het Bulletin achtte het waarschijnlijk dat de Russische soldaten onder invloed van het nationaal-bolsjewisme bereid zouden zijn tot het brengen van grotere offers dan in de Eerste Wereldoorlog het geval was geweest. Ook had de groei van de Sovjeteconomie het weerstandsvermogen van het Rode Leger versterkt; de technische achterstand ten opzichte van Duitsland was echter nog groot. Doordat het nationale sentiment werd opgezweept werd het voornaamste middel voor het bereiken van de Duitse nederlaag, te weten socialistische propaganda, onbenut gelaten. Een onomwonden defaitistisch standpunt werd ingenomen:
‘Beslissend voor de toekomst van het socialisme zijn echter niet de overwinningen en nederlagen aan het Duits-Russische front, maar is de mate waarin het internationale proletariaat de strijd tegen de imperialistische oorlog in zijn geheel zal voeren.’[25]
Vanaf de publicatie van de stellingen werd de daarin ontwikkelde visie verder gepresenteerd in de publicaties van het MLL-Front; daartegen ontstond de nodige oppositie.
Dolleman en van ’t Hart hadden zich in de CL gekeerd tegen de stellingen. In de CL was besloten tot het uitgeven van een speciaal discussieorgaan. Dolleman en van ’t Hart schreven een discussieartikel, ‘De Wereldoorlog en Rusland’.[26] Daarin werd het standpunt van de meerderheid aangevallen; het was onjuist de Sovjet-Unie te zien als onderdeel van het Angelsaksisch oorlogsfront. Maar ook de aanhangers van Trotski, voorstanders van de onvoorwaardelijke verdediging van de Sovjet-Unie als arbeidersstaat, hadden het niet bij het rechte eind. Volgens Dolleman en van ’t Hart ontmoetten deze beide uitersten elkaar en waren dezelfde denkfouten daarvan de oorzaak. Beide stromingen dachten in absolute tegenstellingen en hadden niet het inzicht dat aan de oorlog vele kanten zaten. De meerderheid van de CL generaliseerde de oorlog als imperialistisch, de expliciet trotskistische stroming verloor het algemene karakter van de oorlog uit het oog; marxistisch gezien waren beide benaderingen niet verantwoord. Hier tegenover stelden Dolleman en van ’t Hart dat de nieuwe ervaringen in de Sovjet-Unie in de jaren dertig moesten worden geanalyseerd, waarbij zou kunnen worden aangesloten op de kritiek van Rosa Luxemburg. Onvoorwaardelijke verdediging van de Sovjet-Unie werd afgekeurd; ten aanzien van de stalinistische veroveringspolitiek in Oost-Europa was het standpunt van de onvoorwaardelijke verdediging niet terecht. Anders lag het bij de Duitse inval, die als doel had alle nog bestaande revolutionaire verworvenheden in de Sovjet-Unie te vernietigen; een voltooiing van de contrarevolutie in Europa zou daarvan het gevolg zijn. Daarom moest de Sovjet-Unie tegen de nazi’s worden verdedigd. Het moedige verzet van de Russische massa’s toonde ook aan dat zij zich ervan bewust was wat er op het spel stond:
‘De geleidelijke neergang der revolutie is economisch, politiek en psychologisch verklaarbaar; de weerloze ondergang door het fascisme zou dit niet zijn.’[27]
In deze zin was de inzet van de Russische massa’s ook een opstand tegen het stalinistisch bewind. Uitdrukkelijk wezen Dolleman en van ’t Hart er op dat een nederlaag van de nazi’s in de Sovjet-Unie geenszins automatisch positieve revolutionaire gevolgen in het westen van Europa zou hebben.[28]
De meerderheid van de CL reageerde zeer afwijzend op de bijdrage van de minderheid. De stellingname van Dolleman en van ’t Hart werd uiterst pover genoemd, en daarom deden zij ook geen concrete wijzigingsvoorstellen. Toegegeven werd dat de gebeurtenissen gecompliceerd waren, maar het ging erom het wezen van de oorlog duidelijk vast te stellen. Het wezen van de oorlog was imperialistisch, maar de minderheid durfde dit niet onomstoten te zeggen. Volgens de meerderheid verdienden Dolleman en van ’t Hart het etiket minderheid niet; de basis van de oppositie was dermate zwak dat ‘onheilspellende schade’ kon worden aangericht.[29]
Dolleman en van ’t Hart hadden hun artikel geschreven na de vergadering van de CL van 10 augustus, waar tot verdere discussie was besloten. Op 15 augustus werd van ’t Hart gearresteerd. Daarna werd de discussie op de lange baan geschoven.[30] Gezien de toon van het antwoord van de CL-meerderheid kan dit nauwelijks een verrassende ontwikkeling genoemd worden.
Niet alleen binnen de CL was er sprake van oppositie, maar ook aan de basis van de organisatie. Ruimte om hun standpunten te verdedigen kregen de opposanten echter niet. Sal Santen, lid van de Bond van Communisten, de illegale voortzetting van de trotskistische GBL, werd niet toegelaten als lid van het MLL-Front. Hij wilde zich aansluiten omdat de Bond van Communisten nauwelijks meer tot een zelfstandige politieke activiteit in staat was. Als argument voor de weigering tot toelating werd onbetrouwbaarheid aangevoerd, men wilde geen ‘intredepolitiek’ van trotskisten. Santen had geprobeerd in ‘Spartacus’ een artikel voor de verdediging van de Sovjet-Unie geplaatst te krijgen.[31] Publicatie van een nummer van ‘Het Kompas’ dat geheel was gewijd aan de verdediging van de Sovjet-Unie werd opgehouden.[32] Een (onbekende) cel van het MLL-Front protesteerde op 13 september bij de CL tegen het niet plaatsen van discussieartikelen.[33] Herman Drenth schreef voor het Bulletin een lang artikel als reactie op de stellingen. Centraal daarin stond kritiek op de stelling dat de Sovjet-Unie steeds meer een staatskapitalistisch karakter had gekregen. Volgens Drenth was elk beroep op radencommunistische theorieën in dit kader onmogelijk, omdat de radencommunisten de Oktoberrevolutie niet als een socialistische maar als een burgerlijke revolutie interpreteerden. Ook de opvatting dat de groeiende macht van de bureaucratie in de Sovjet-Unie een toename van het staatskapitalisme had veroorzaakt sneed volgens Drenth geen hout. Na de Nieuwe Economische Politiek, door Lenin een unieke vorm van staatskapitalisme genoemd, was er geen toename van het staatskapitalisme geweest; de invloed van de staatssector was toegenomen ten koste van de private sector. Volgens Drenth moest worden vastgehouden aan de verdediging van de economische grondslagen van de Sovjetarbeidersstaat. Hij trok een parallel met een situatie waarin iemand als Colijn het NVV zou verbieden; in dat geval zouden revolutionairen de taak hebben het NVV te verdedigen. Dat het wezen van de oorlog imperialistisch was deed niets af aan de noodzaak van de verdediging van de Sovjet-Unie. Drenth wees op het feit dat het MLL-Front ook voor de overwinning van China op Japan was, ondanks het feit dat Tsjang Kai-sjek door de westerse geallieerden werd gesteund.[34] Ook deze discussiebijdrage werd niet geplaatst.
Op 12 oktober besloot de CL de discussie definitief te verbieden. Naast acht van de negen leden van de CL (van ’t Hart was gearresteerd) waren drie districtsbestuurders aanwezig. Met zeven tegen vier stemmen werd besloten tot een verbod op de discussie.[35] Wie de vier tegenstemmers zijn geweest valt niet direct te achterhalen. Volgens Perthus zou er in een normale CL-vergadering met zijn aanwezigheid een theoretische mogelijkheid van een andere uitkomst zijn geweest.[36] Hieruit zou men kunnen afleiden dat de drie districtsbestuurders voor discussieverbod waren. Van de CL stemden naast Sneevliet naar alle waarschijnlijkheid ook Menist en Poppe voor het verbod.[37] Gerritsen koos waarschijnlijk de kant van Dolleman.[38] Over de opstelling van de Haan-Zwagerman, Koeslag en Schriefer is geen enkele aanwijzing beschikbaar.
Na het discussieverbod scherpte het conflict zich verder toe; maar voordat de apotheose wordt behandeld wordt eerst ingegaan op de verdere evolutie van de lijn van Sneevliet in het najaar van 1941.
In augustus constateerde het MLL-Front dat de opmars van het Duitse leger in de Sovjet-Unie langzamer verliep dan door Duitsland was verwacht. Het was daarom dat Hitler in oktober nieuwe operaties van geweldige omvang bekend maakte.[39] Engeland en de VS wilden de oorlog tegen Hitler voortzetten en zagen de overwinning in het verschiet, ook al beseften zij dat de lijn van Hitlers overwinningen nog niet was afgebroken. Zij wisten echter dat een Duitse overwinning aan het Oostfront geen eindoverwinning zou zijn. Volgens ‘Spartacus’ van half augustus waren de hulpmiddelen van de Angelsaksische landen zo groot dat de zekerheid van hun uiteindelijke zege met de dag groter werd. De steun van de Sovjet-Unie betekende voorts dat de Angelsaksen het verdere oorlogsverloop zouden bepalen en hun stempel zouden drukken op een nieuw vredesverdrag, dat niets anders dan een nieuw Versailles zou kunnen zijn. Een verzwakking van Rusland in de oorlog zou Engeland niet onwelkom zijn, omdat dat tijdwinst zou opleveren voor de beslissende slag tegen Duitsland. Engeland zou het evengoed als winst beschouwen wanneer het oorlogsverloop de instorting van het politieke bewind in de Sovjet-Unie met zich mee zou brengen, en daarmee een ‘formele en definitieve’ liquidatie van de Oktoberrevolutie.[40]
In september en oktober ging het MLL-Front in op de ontmoeting tussen Roosevelt en Churchill op de Atlantische Oceaan. In april en juni had men reeds een toename van de politieke en economische steun van Roosevelt aan Engeland geconstateerd. Op hun bijeenkomst hadden Roosevelt en Churchill een gemeenschappelijke doelstelling geformuleerd, die het MLL-Front deed denken aan die van president Wilson in de Eerste Wereldoorlog; de overeenkomst was slechts concreet over de vernietiging van het nazisme en vaag over democratie, vrijheid en sociale gerechtvaardigheid. Na Wilsons mooie woorden was het harde verdrag van Versailles gevolgd. Voor Engeland en de VS zou het nu moeilijk worden vredesverdragen in eenstemmigheid een concrete inhoud te geven. Opgemerkt werd dat de Sovjet-Unie de verklaring onderschreef en enthousiast was over het idee van een conferentie met Engeland en de VS; het werd echter onwaarschijnlijk geacht dat Stalin bij eventuele onderhandelingen alles zou krijgen wat hem werd beloofd, want daarvoor vonden Churchill c.s. Stalin te onbetrouwbaar. De verklaring van Roosevelt en Churchill betekende overigens niet dat er kans was op een vrede op korte termijn, eerder stond de uitbreiding van de oorlog naar het Verre Oosten op de agenda.[41]
Met de meeste beoordelingen die hierboven geschetst zijn zal de stroming rond Dolleman ongetwijfeld hebben kunnen instemmen. Want deze stroming had dan wel een ander standpunt over de verdediging van de Sovjet-Unie, dat betekende niet dat zij nu Stalins politiek en daarmee het geallieerde oorlogsfront ondersteunde.
Anders lag het bij de beoordeling die de meerderheid van het MLL-Front maakte van het nazi-offensief in de Sovjet-Unie in ‘Spartacus’ en het Bulletin van begin november. In het artikel ‘De 24ste verjaardag van de Oktoberrevolutie’ werd opgemerkt dat deze viering in zeer tragische omstandigheden plaatsvond, namelijk in een situatie dat een groot deel van de Sovjet-Unie door Duitsland was bezet.[42] De Duitsers draaiden de klok terug in Rusland door de grond weer in privé-bezit te geven, om zo de boerenbevolking voor zich te winnen. Volgens het Bulletin betekende dit het volgende:
‘Duitse economen en specialisten op verschillend gebied zullen de lijn van de stalinistische praktijken op economisch gebied doortrekken, die in latere jaren steeds duidelijker een uitholling van de uitkomsten der Oktoberrevolutie is geworden.’[43]
Hoe moest dan de heldhaftigheid van de Russische soldaten worden verklaard? Andere motieven dan nationalistische en democratische moesten volgens het Bulletin hebben meegespeeld, het geloof in het socialisme kon bij hen niet zijn vernietigd. Het Bulletin vroeg zich af of de Russische soldaten hun oorlog aan twee fronten zouden kunnen winnen, daarmee toch een partijkiezen in de oorlog suggererend. Een optimistisch antwoord op deze vraag zei men niet te kunnen geven, men was zich bewust van de noodlottige invloeden van het stalinisme. Van doorslaggevend belang was dat ook niet:
‘Die grote doeleinden blijven, ongeacht de afloop van de worsteling aan het Oostfront, drijfveer voor het optreden en handelen der overtuigde, internationalistische socialisten van alle landen!’[44]
Nog duidelijker was het artikel ‘Godenschemering van het stalinisme’ in ‘Spartacus’ van begin november. Deze godenschemering was het gevolg van de Duitse militaire successen, veroorzaakt door strategische bekwaamheid, organisatiecapaciteiten en militaire techniek. Niet alleen Leningrad en Moskou waren in gevaar:
‘Aan de orde is de ontwrichting van het hypergecentraliseerde staatsapparaat! De ineenstorting van de kracht, die de Russische revolutie verried, de stalinistische bureaucratie.’[45]
De val daarvan zou echter geenszins de ‘bezegeling van het lot van de arbeidersklasse’ voor een hele periode zijn:
‘Als de stalinistische bureaucratie in haar eigen misdadigheid gestikt zal zijn, blijft de geest van Lenin en Luxemburg, de geest van het internationalisme en proletarisch socialisme, leven.’[46]
In december schreef het MLL-Front dat Hitlers offensief in de Sovjet-Unie was vastgelopen. Dat Stalins machtspositie daardoor was versterkt, zoals de voormalige Engelse gezant in Moskou, Cripps, meldde, was niet verwonderlijk. De westerse geallieerden maakten zich daarover ook geen zorgen, want zoals De Gaulle had gezegd was de oorlog voor Rusland slechts een nationale.[47]
De vraag ligt voor de hand wat inmiddels de houding van Dolleman en zijn aanhangers was. Oorspronkelijk keek Dolleman na het instellen van het discussieverbod de kat uit de boom, in de hoop dat er in de praktijk niet zo streng de hand aan gehouden zou worden.[48] Begin november schreef Dolleman één van zijn ‘Socialistische Brieven’ onder de titel ‘De strijd tegen het bolsjewisme’. Sneevliet verbood als voorzitter echter publicatie; volgens Dolleman omdat een passage over de alleenheerschappij van Stalin niet meer kon worden gelezen zonder aan het discussieverbod te denken, volgens Perthus omdat in deze brief het nodige van Dollemans opvattingen doorklonk.[49] Na dit verbod was de maat vol voor Dolleman. Hij schreef een bittere bedankbrief, ‘Mijn afscheid’, aan de CL. Gezin het grote belang dat aan deze brief gehecht moet worden is deze integraal als bijlage bij deze scriptie opgenomen.[50] In zijn brief gaf Dolleman een overzicht van de gebeurtenissen sinds 22 juni 1941. Het discussieverbod was voor hem een onverteerbare zaak. Hij kondigde aan zich uit de organisatie terug te trekken en te gaan werken aan de opbouw van een nieuwe organisatie, waarin wel een democratische discussievrijheid zou bestaan.
Een scheuring leek onvermijdelijk. Op het laatste moment werd de breuk echter voorkomen. Na de brief van Dolleman herriep de CL haar besluit. Sneevliet was geschrokken van Dollemans reactie en had diens vastberadenheid ernstig onderschat. Dat blijkt duidelijk uit de brief die Sneevliet op 17 november had geschreven aan de Belgische geestverwant George Vereeken. In deze brief schreef Sneevliet de meningsverschillen over de Sovjet-Unie volledig toe aan leden van de GBL die zich bij het MLL-Front hadden aangesloten. Tegen het opstappen van hen had Sneevliet geen enkel bezwaar:
‘De heren is te verstaan gegeven, dat zij konden gaan en opnieuw zelfstandig hun geluk konden beproeven. Dit is pas gebeurd. Vooral Den Haag krijgt daardoor een duw, maar beter zo.’[51]
Dollemans brief drukte Sneevliet met de neus op de werkelijkheid. Hij herstelde de vriendschap, en zou zelfs hebben gezegd dat Dolleman voor de organisatie belangrijker was dan hijzelf. Als er toch iemand af moest vallen kon hij dat beter zelf zijn dan Dolleman.[52] Aan de kant van Dolleman kan nog hebben meegespeeld dat zijn geestverwanten in Den Haag het oneens waren met zijn besluit tot afsplitsing; zij wilden verder binnen het MLL-Front oppositie voeren en opkomen voor hun standpunten.[53]
Na de opheffing van het discussieverbod verscheen het discussieblad, ‘Tijdsproblemen’, in januari en februari 1942. In december 1941 werd de verschijning aangekondigd. Het blad zou voorlopig een half jaar verschijnen, en in die tijd zou het nut ervan moeten zijn aangetoond. Gewezen werd op de nadelen die aan het discussieblad verbonden waren. Ten koste van alles moest het normale werk krachtig worden voortgezet. Duidelijk gemaakt werd dat de uitgave van ‘Tijdsproblemen’ het uiterste was waartoe Sneevliet wilde gaan.
Zowel congressen als een ongebreidelde discussie waren ongeoorloofd. Over de eis van een landelijke conferentie, die door sommige leden naar voren was gebracht, zei de aankondiging:
‘Een CL, die daaraan zou toegeven, handelde misdadig en verdiende weggejaagd te worden.’[54]
In het discussieblad zouden naast bijdragen over de Sovjet-Unie ook andere vraagstukken aan de orde kunnen komen, namelijk de houding ten opzichte van de nationale bevrijdingsstrijd en de vraag hoe in te breken in de ‘logge’ SDAP-aanhang.[55]
Voordat de discussie in ‘Tijdsproblemen’ aan de orde komt wordt deze paragraaf afgesloten met een beoordeling van het conflict rond het discussieverbod. Voor een genuanceerde beoordeling zijn verschillende factoren van belang. In de eerste plaats is de verhouding tussen democratische discussievrijheid en centralistische besluitvorming in omstandigheden van illegaliteit altijd een problematische. De noodzaak om de veiligheid niet in gevaar te brengen leidt onvermijdelijk tot een tendens tot overheersing van het centralistische element.[56] Daarbij komt dat het MLL-Front ten tijde van het conflict te lijden had onder de eerste grote repressiegolf.[57] Desalniettemin was het discussieverbod niet te legitimeren door een beroep op de illegaliteit. Gezien de ernst van de meningsverschillen was volledige discussievrijheid een bittere noodzaak. Dit is ook Perthus’ conclusie.[58] Mijns inziens was zelfs het bijeenroepen van een congres niet op voorhand af te keuren. De Vierde Internationale heeft geprobeerd tijdens de oorlog vast te houden aan het beleggen van jaarlijkse congressen.[59] Vanzelfsprekend vereist de illegaliteit strenge veiligheidsmaatregelen. Een rem op de discussie, zoals die door Sneevliet werd voorgestaan, ondermijnt echter de eenheid van besluitvorming en uitvoering, en daarmee op den duur ook het vermogen tot handelen.
Het is ook de vraag of overwegingen van illegaliteit bij Sneevliet allesoverheersend zijn geweest. Niet uit te sluiten valt dat hij bang was voor de opvang van de aanhang van Dollemans standpunt. Hoe de numerieke verhoudingen binnen de organisatie over de kwestie van de Sovjet-Unie zijn geweest is moeilijk te bepalen. Een aantal aanhangers van de verdediging van de Sovjet-Unie menen dat zij in de minderheid waren.[60]
Het is de grote verdienste geweest van Dolleman de ‘moord op de proletarische democratie’ te verhinderen. De toon van zijn brief maakt duidelijk dat het hem veel moeite had gekost Sneevliet, in wiens schaduw hij jarenlang had geleefd, zo hard aan te vallen.[61] Sneevliets overwicht in het MLL-Front was bijzonder groot, zoals het dat geweest was in de RSP en de RSAP, en zoals meer algemeen in de linkse beweging van die tijd een leiderschap met sterk paternalistische trekken overheerste.[62] In zijn boek over Sneevliet schreef Tichelman:
‘Dit was waarschijnlijk de eerste keer dat iemand op een essentieel punt de directe confrontatie met Sneevliet heeft aangedurfd.’[63]
‘Tijdsproblemen’ verscheen slechts twee maal, in januari en februari 1942. Oorzaak daarvan was de arrestatiegolf die het MLL-Front aan het einde van februari trof, en die feitelijk het einde van het MLL-Front betekende.[64] De redactie was in handen van Dolleman zelf, die bij de inleiding op het eerste nummer schreef te hopen dat de behoefte aan het blad van blijvende aard zou zijn, aangezien dit de weerspiegeling zou zijn van een ‘diep geestelijk leven’. Dolleman schreef ondanks zijn minderheidspositie de taak als redacteur ‘met grote vreugde’ te aanvaarden, daarmee nogmaals onderstrepend dat het hem in het conflict vooral was gegaan om het democratische aspect van de zaak.[65] In ‘Tijdsproblemen’ lichtten drie verschillende stromingen hun standpunt toe.
In de eerste plaats Dolleman zelf, die zich opnieuw niet alleen tegen Sneevliet afzette, maar ook tegen de uitgesproken trotskistische stroming. Volgens Dolleman beoordeelden de trotskisten de veroveringen van Stalin in Oost-Europa in het kader van de verdediging van Rusland tegen het Duitse fascisme, en keurden zij slechts de methode af. Dolleman keurde Stalins optreden principieel af; er was geen sprake geweest van hulpverlening aan strijdende arbeiders in deze gebieden, en het militaire optreden van de Sovjet-Unie had slechts de nationalistische reactie in deze gebieden versterkt. Bovendien was Ruslands positie niet versterkt, want de militaire steunpunten die het had verworven bleken niets waard te zijn toen Hitler was binnengevallen. Met de trotskisten was Dolleman van mening dat de Russische arbeiders ‘met de wapens in de hand’ de fascistische overval moesten verhinderen. Hij waarschuwde opnieuw voor het trekken van mechanische conclusies:
‘Met Duitslands nederlaag zal samenvallen de nationale opstand in de bezette gebieden en deze opstand zal geen revolutionair, maar een contrarevolutionair karakter dragen. Dit kan betekenen dat onder leiding van Roosevelt, Churchill en Stalin de orde in Europa wordt hersteld. Dat dit ook de verstikking van de Duitse revolutie betekent vloeit hieruit logisch voort. Revolutionaire marxisten mogen ook dit donkere perspectief niet uit het oog verliezen.
Oppervlakkig optimisme kan slechts nieuwe teleurstellingen baren.
Omgekeerd staat onomstotelijk vast, dat Ruslands nederlaag de weerstandskracht van het internationale proletariaat voor lange jaren zal breken. Ruslands overwinning daarentegen biedt als eerste perspectief de mogelijkheid van een correctie van de Russische en de Midden-Europese revolutie. Dit is des Pudels Kern en dit moet, beslissend zijn voor de houding van revolutionaire marxisten in het huidige conflict.’[66]
Een succesvolle oorlog van Rusland zou volgens Dolleman niet alleen de tendens hebben het gezag van Stalin te vergroten, maar ook een tendens de potentiële krachten van de massa’s tot nieuw leven te wekken.[67]
De tweede stroming die aan bod kwam was de trotskistische, middels een reeds eerder, in het najaar van 1941 geschreven artikel van de hand van Herman Drenth.[68] Drenth nam de gevolgen van het schrappen van de verdediging van de Sovjet-Unie onder de loep. Hij stelde dat de definitie van de Sovjet-Unie als arbeidersstaat opzij was gezet voor een politieke waardering van het stalinisme, waardoor ‘marxistische principes’ waren verlaten. Het was onzinnig een land imperialistisch te noemen waarin geen zelfstandige heersende klasse met wortels in de eigendomsverhoudingen aan de macht was. Het imperialistisch karakter van Stalins politiek in Oost-Europa werd door Drenth ontkend, omdat dit karakter niet beantwoordde aan de criteria van Lenins imperialismetheorie:
‘Maar onze partijleiding was met deze argumenten spoedig klaar, door de simplistische verklaring dat we niet met imperialisme in de wetenschappelijke zin van het woord te maken hadden.’[69] Stalins optreden was in wezen defensief geweest, hij had al in 1939 gerekend op een oorlog met Hitler; het pact was hiermee niet in strijd geweest, het moest worden beschouwd als een koopsom om zo lang mogelijk buiten de oorlog te blijven. De fouten van de meerderheid hadden geleid tot een verkeerde beoordeling van de mogelijkheid van een inval, en ook na 22 juni was dit standpunt onvoldoende gecorrigeerd. In het manifest van 23 juni werd weliswaar gesproken over de mogelijke vernietiging van de laatste resten van de revolutie, maar daar werd geen duidelijke stellingname over de verdediging van de Sovjet-Unie aan gekoppeld. Dolleman was in zijn ‘Wereldoorlog-wereldreactie’ duidelijker geweest, maar zijn relativering van de gevolgen van een Russische overwinning schoten bij Drenth in het verkeerde keelgat:
‘Welk een misdadige verwarring sticht dergelijk geschrijf onder de arbeiders. Men vergeet totaal, dat een Russische overwinning een proletarische revolutie in Duitsland zal veroorzaken. Zodra Duitsland zijn proletarische dictatuur heeft gekregen zal dit de val van de stalinbureaucratie betekenen.’[70]
Volgens Drenth moest de Sovjet-Unie worden verdedigd omdat het een progressieve factor ten opzichte van het kapitalisme was; dat betekende niet dat de kritiek op het stalinisme moest worden losgelaten:
‘Ieder die zo denkt moet nog leren dat de Sovjetstaat niet hetzelfde is als de stalinbureaucratie. Nu meer dan ooit is het de taak der revolutionaire beweging aan te tonen dat alleen de revolutionaire methode de grootste mogelijkheden biedt voor het verdedigen der S.U. en dat de stalinbureaucratie, die alle hoop zette op het pacteren met de internationale bourgeoisie Rusland in deze afgrond heeft geplaatst.’[71]
De laatste stroming die aan het woord kwam was die rond Sneevliet, in een artikel geschreven door Poppe (Woudstra). Deze reageerde in de eerste plaats geprikkeld op de zelfbewuste toon die Drenth had aangeslagen. Poppe constateerde dat het MLL-Front trouw was gebleven aan haar beginselen, en dat de vroegere critici van de GBL ver te zoeken waren, voor zover ze niet individueel de weg naar het MLL-Front hadden teruggevonden:
‘We moeten zeggen, het spoorloos verdwijnen van de Nederlandse BL-formatie en vele M.L.-mannetjes is ons niet eens tegengevallen.’[72]
Dat het MLL-Front marxistische principes had losgelaten kon volgens Poppe slechts worden gezegd door mensen die het woord van Marx, Lenin en Trotski als een ‘keten van absolute waarheden’ beschouwden. Vervolgens besprak Poppe het vraagstuk van de Sovjet-Unie zelf. Staatsbezit was nog geen socialisme, revolutionairen hadden vaak juist gesteld dat staatsexploitatie middel tot verscherpte uitbuiting was. Het MLL-Front was voor het socialisme van de arbeidersraden, staatssocialisme kon ‘op zijn gunstigst een tussending’ zijn tussen kapitalisme en socialisme. De standpunten van Trotski waren ‘twijfelachtig en onreeël’. Dat de bureaucratie geen zelfstandige positie in het productieproces bezat was volgens Poppe dubieus; volgens hem kon men een parallel trekken met de opkomst van de adel in de feodale tijd. De adel had oorspronkelijk ook geen zelfstandige positie gehad, maar zich daartoe opgewerkt zonder een gewelddadige revolutie. In de Sovjet-Unie was een contrarevolutie niet nodig voor een terugval, al kon men de verschillende moordprocessen als zodanig aanmerken. Van een maatschappij van arbeidersraden was niets meer over en of men dan nog kon spreken van collectief bezit van de arbeiders was de vraag:
‘Toch zouden wij klip en klaar die Sovjet-Unie die niet meer bestaat moeten verdedigen. Hoe en waar die verdediging moet plaats vinden wordt in het midden gelaten.’[73]
Het staatsbezit van de grond en de productiemiddelen (voor Trotski de belangrijkste verworvenheden die verdedigd moesten worden) was niet veel meer dan de juridische vorm waarin zich voor de bureaucratie de beschikkingsmacht over de rijkdommen had vastgelegd. Dat de productie meer vermaatschappelijkt was dan onder het kapitalisme was juist, maar dan zou men ook Duitsland progressief moeten noemen in vergelijking met andere landen. De binnenlandse en buitenlandse politiek van de Sovjet-Unie waren niet te scheiden, men kon niet het één bejubelen en het ander verguizen. Ook kon men volgens Poppe de Sovjet-Unie imperialistisch noemen in de wetenschappelijke zin van het woord. Als de bureaucratie een heersende klasse was, was de concentratie van kapitaal dan niet zeer sterk ontwikkeld? Moest de zelfvoorziening van Rusland niet imperialistisch worden bij gebrek aan grondstoffen? Ook het niet bestaan van kapitaalexport zei niets, want één van de oorzaken van de oorlog was het feit dat Duitsland in het interbellum geen of onvoldoende kapitaalexport had gekend. Aan het slot van het artikel maakte Pope duidelijk dat de CL haar standpunt niet had gewijzigd. Aanvaarding van de verdediging van de Sovjet-Unie betekende een inschakeling aan het Angelsaksische oorlogsfront. En door gebrek aan contacten was het niet ‘onze taak te filosoferen’ over wat de Russische arbeiders moesten doen.[74]
Het derde nummer van ‘Tijdsproblemen’ verscheen niet meer door de arrestatiegolf van eind februari 1942; het stond op uitkomen. In het redactioneel bekritiseerde Dolleman Poppe. Met een beroep op het Communistisch Manifest bestreed hij Poppes suggestie van het aan de macht komen van een heersende klasse zonder revolutionaire of contrarevolutionaire omslag. Voorts was Poppes stelling dat verdediging van de Sovjet-Unie de arbeiders zou afleiden van hun klasseplicht in strijd met de opvatting van de CL, die vond dat de meningsverschillen binnen het MLL-Front besproken moesten worden.[75]
In een antwoord op Poppe verdedigde Drenth opnieuw zijn standpunten. Fel bestreed hij Poppes bewering dat de voorstanders van de verdediging van de Sovjet-Unie binnen het MLL-Front slechts bestond uit voormalige leden van de GBL. Drenth stelde dat in Den Haag bijna alle leden voor de verdediging waren, en dat daarvan slechts twee mensen korte tijd lid van de GBL waren geweest. Hij verweet Poppe dan ook unfaire discussiemethoden.[76]
Een laatste artikel (‘Enkele kanttekeningen’) was waarschijnlijk van de hand van Theo Jansen. De CL werd bekritiseerd omdat ze verrast was geweest door de inval in de Sovjet-Unie:
‘Deze onvermijdelijke botsing kon geen verrassing zijn voor diegenen, die pacten beschouwen als vodjes papier, geen grote waarde toekennen aan diplomatiek detailwerk, maar oog hebben voor de werkelijke krachten en tegenkrachten, die in deze gigantische tijd aan het werk zijn.’[77]
Deze ontwikkeling bewees volgens Jansen dat er behoefte was aan ‘levende en denkende kameraden’ en niet aan ‘colportage- en verspreidautomaten’. Het was geen toeval dat uit de vooroorlogse periode vooral de kritische elementen waren overgebleven; alleen zij konden blijvend tegen de stroom oproeien. Daarom was discussie en rectificatie van gemaakte fouten een permanente noodzaak.[78]
Tot zover de discussie in ‘Tijdsproblemen’. Duidelijk is dat de scheuring van het MLL-Front weliswaar was afgewend door Dollemans interventie, maar dat het gevaar van een splitsing niet definitief was verdwenen. De drie stromingen stonden lijnrecht tegenover elkaar. In hoofdstuk 12 zal worden ingegaan op de vraag wat er op dit punt zou zijn gebeurd als de arrestatie van vrijwel de gehele CL geen abrupt einde had gemaakt aan de discussie in deze vorm. Voor de duidelijkheid wordt deze paragraaf besloten met een korte samenvatting van de meningsverschillen.[79] Op één punt was men het eens. Na de inval was de Sovjet-Unie politiek verbonden met de VS en Engeland, en dit was een contrarevolutionair verbond; Stalin, Roosevelt en Churchill zouden trachten een doorbraak in de richting van het socialisme te verhinderen. De stroming Sneevliet vond verder dat er niets wezenlijks meer over was van de Oktoberrevolutie en dat een overwinning van de Sovjet-Unie tegen Duitsland niet automatisch antistalinistische gevolgen zou hebben. De trotskistische stroming vond dat het staatsbezit van de productiemiddelen in de Sovjet-Unie moest worden verdedigd tegen de reactie, gesymboliseerd door Hitler. Een overwinning van de Sovjet-Unie zou een revolutie in Duitsland met zich meebrengen, en de Duitse revolutie zou de antistalinistische strijd in de Sovjet-Unie opstuwen tot de politieke revolutie die een einde zou maken aan het stalinisme. Dolleman wees dit optimisme van de hand, en met zijn ‘donkere perspectief’ toonde hij de nodige realiteitszin. Een nederlaag van de Sovjet-Unie zou echter een zware slag voor de internationale arbeidersbeweging zijn. Dollemans variant van de verdediging van de Sovjet-Unie was niet expliciet gebaseerd op een karakterisering als arbeidersstaat, maar op een impliciet uitgangspunt. Dit blijkt uit zijn ‘Brieven aan sociaaldemocraten’; indien Dolleman niet impliciet was uitgegaan van de Sovjet-Unie als arbeidersstaat had hij zijn redenering ook kunnen toepassen op de bezette gebieden. Dit was echter niet het geval.
_______________
[1] Citaat: Arbeidersbrieven voor Socialistische Eenheid, geen datum, geen titel; zie verder ‘De Sovjet-Unie, de CPN en de oorlog, in: Bull., no.6, half oktober 1940, 1-5; ‘Stalinisten over de imperialistische roofoorlog’, in: Sp., no.2, half februari 1941, 2-3; ‘Na negentien maanden oorlog’, in: Bull., no.16, half april 1941, 1-4.
[2] ‘Waarom bestrijden wij het stalinisme?’, in: Het Kompas, no.4, februari 1941, 2-3.
[3] ‘Het nieuwe roversverdrag tegen China’, in: Sp., no.6, eind april 1941, 3-4; ‘Rusland in de Tweede Wereldoorlog. De jongste gebeurtenissen’, in: Bull., no.17, eind april 1941, 1-3. Zie voor het verdrag tussen de Sovjet-Unie en Japan: de Jong, Het Koninkrijk, V, 637.
[4] ‘Het nieuwste succes van Stalin’, in: 52., no.4, eind maart 1941, 3.
[5] ‘De Sovjet-Unie, ’, in: Bull., no.6, half oktober 1940, 4-5.
[6] Citaat: ‘Rusland in de Tweede Wereldoorlog...’, in: Bull., no.17, eind april 1941, 12; zie verder: ‘De Sovjet-Unie,...’, in: Bull., no.6, half oktober 1940, 1-4; ‘Rusland, de stalinisten en de oorlog’, in: Bull., no.11, februari 1941, 8-11; ‘Het nieuwe Balkanfront’, in: Sp., no.5, half april 1941, 1.
[7] ‘De Sovjet-Unie,...’, in: Bull., no.6, half oktober 1940, 1-4; ‘Rusland in de Tweede Wereldoorlog...’, in: Bull., no.17, eind april 1941, 5-7. In deze suggesties over toenadering tussen de Sovjet-Unie en Duitsland weerspiegelt zich de theorie van het bureaucratisch collectivisme, zoals die met name werd ontwikkeld door de Italiaanse ex-trotskist Bruno Rizzi. De gedwongen collectivisering in Rusland, het Duitse nazisme en Roosevelts New Deal waren volgens hem te beschouwen als de ontwikkeling van een fundamenteel nieuw maatschappijtype.
[8] Zie bijvoorbeeld ‘Rusland in de Tweede Wereldoorlog...’, in: Bull., no.17, eind april 1941, 1-18.
[9] ‘Het einde van den oorlog?’, in: Sp., no.7, half mei 1941, 3.
[10] ‘Mijn afscheid’, brief W.van Gelderen (Dolleman), IISG, archief van ’t Hart, no.12, MLL-Front.
[11] ‘Stalin neemt regeringsverantwoordelijkheid. Wat willen de nazi’s van Rusland?’, in: Sp., no.9, half juni 1941, 2-3.
[12] Zie voor deze karakterisering: de Jong, Het Koninkrijk, V, 76.
[13] Zie Claudin, The Communist Movement, 297-298; de Jong, Het Koninkrijk, V, 80-85.
[14] ‘Stalin-knecht der Duitsers’, in: Sp., no.10, half juni 1941, 2-3; precieze verschijningsdatum: Perthus, Sneevliet, 446.
[15] Perthus, Sneevliet, 446; Santen, Sneevliet, rebel, 71-72.
[16] ‘Aan de Nederlandse arbeiders, boeren en intellectuelen’, manifest Derde Front, 23 juni 1941, bijlage bij Sp., no.10.
[17] Santen, Sneevliet, rebel, 72.
[18] ‘De kruistocht tegen het bolsjewisme’, in: Sp., no.11, half juli 1941, 5-6.
[19] ‘De Sovjet-Unie en de oorlog’, Br.Jv., no.14, juli 1941.
[20] Soc.Br., no.19, ‘Wereldoorlog-wereldreactie’.
[21] Hieruit blijkt opnieuw het onduidelijke karakter van de analyse. Wanneer het staatskapitalistisch karakter steeds meer ging overheersen zou het consequent zijn geweest ook te spreken over een nieuwe heersende klasse, en niet meer te werken met begrippen als bevoorrechte bureaucratische kaste.
[22] Zie voor de stellingen: ‘Het Derde Front en de Duits-Russische Oorlog’, in: Sp., no.12, begin augustus 1941, 1-4, citaat: 4. Ontstaan stellingen: Perthus, Sneevliet, 447.
[23] ‘Het Derde Front en de Duits-Russische oorlog. Toelichting op de stellingen’, in: Bull., no.21, begin augustus 1941, 2.
[24] Ibidem, 6.
[25] Ibidem, 8.
[26] Perthus, Sneevliet, 447, 493n.
[27] ‘De Wereldoorlog en Rusland’, IISG, archief Schouten, no.18a, Richtlijnen en circulaires Derde Front, 3.
[28] Ibidem, 1-4.
[29] Reactie CL meerderheid op minderheid, IISG, archief Schouten, no.18a, Richtlijnen en circulaires Derde Front, 1-2.
[30] Perthus, Sneevliet, 447.
[31] In Sp. werden geen artikelen voor de verdediging van de Sovjet-Unie opgenomen, wel argumenten tegen: ‘Hoe het dan zal zijn!’, in: Sp., no.12, begin augustus 1941, 5-6; weigering Santen: Mol, Trotskistische beweging Nederland, 38; Santen, Sneevliet, rebel, 69-71. Overigens waren enige andere leden van de Bond van Communisten wel opgenomen in het MLL-Front. Onder hen was Herman Peters, de belangrijkste persoon binnen de GBL/Bond van Communisten. Zie Mol, Trotskistische beweging Nederland, 38; Perthus, Sneevliet, 442.
[32] Interview Drenth, A.Dolleman, W.Dolleman.
[33] Brief aan CL, 13-9-’41, IISG, archief van ’t Hart, no.12, MLL-Front.
[34] ‘Kritiek op de stellingen der Centrale Leiding over de Duits-Russische oorlog’, H.Renkema. Dit stuk heb ik kunnen lezen dankzij de medewerking van Herman Drenth, Andries Dolleman en Willy Dolleman. Drenth bevestigde hier de schrijver van te zijn.
[35] Perthus, Sneevliet, 447, 493n.
[36] Ibidem, 493n.
[37] Opstelling Sneevliet: Perthus, Sneevliet, 450-451; ‘Mijn afscheid’, brief W.van Gelderen, IISG, archief van ’t Hart, no.12, MLL-Front. Menist weigerde Santen toe te laten als lid en deelde het standpunt van Sneevliet over de Sovjet-Unie: Santen, Sneevliet, rebel, 69-71; Brief Menist aan Vereeken, 11-11-’41, IISG, archief van ’t Hart, no.12, MLL-Front, fotokopie. Poppe verdedigde in de discussie op de meest felle wijze het standpunt van Sneevliet: zie paragraaf 6 van dit hoofdstuk.
[38] Dit zou men kunnen opmaken uit het feit dat Dolleman in december Gerritsen bezocht in verband met de kwestie van de Sovjet-Unie: Verhoor Gerritsen, 28-2-’42, RIOD, Dossier proces Sneevliet, SG 15/42.
[39] Zie hiervoor de Jong, Het Koninkrijk, V, 173-180.
[40] Zie ‘Een Duitse proefballon. Hun vrede en de onze’, in: Sp., no.13, half augustus 1941, 4-6; ‘Na twee jaren wereldoorlog’, in: Sp., no.14, begin september 1941, 3; ‘De politieke situatie in Nederland’, in: Bull., no.22, eind augustus 1941, 1-2; ‘De Winterhulprede van Adolf Hitler’, in: Bull., no.24, half oktober 1941, 1-5.
[41] ‘Na twee jaren wereldoorlog’, in: Sp., no.14, begin september 1941, 3; ‘De internationale situatie na twee jaren oorlog’, in: Bull., no.23, derde week september 1941, 1-14; ‘De acht punten van Churchill en Roosevelt’, in: Bull., no. 24, half oktober 1941, 5-9. Voor de ontmoeting op de Atlantische Oceaan: de Jong, Het Koninkrijk, V, 617-619.
[42] Zie hiervoor de Jong, Het Koninkrijk, V, 177-180.
[43] ‘De 24ste verjaardag...’, in: Bull., no.25, begin november 1941, 1-4, citaat: 2.
[44] Ibidem, 4.
[45] ‘Godenschemering van het stalinisme’, in: Sp., no.18, begin november 1941, 4-7, citaat: 6.
[46] Ibidem, 7.
[47] ‘Anti-Komintern en Neu-Europa’, in: Bull., no.26, half december 1941, 5-10; ‘Negen miljoen. Tienmaal zo sterk’, in: Sp., no.23, begin februari 1942, 3. Zie voor het vastlopen van het Duitse offensief: de Jong, Het Koninkrijk, V, 179-180.
[48] ‘Mijn afscheid’, brief W.van Gelderen, IISG, archief van ’t Hart, no.12, MLL-Front.
[49] Perthus, Sneevliet, 450, stelt dat het ging om het negentiende nummer van de ‘Socialistische Brieven’. Dit klopt niet. Het negentiende nummer is getiteld ‘Wereldoorlog-wereldreactie’, en niet ‘De strijd tegen het bolsjewisme’. Zowel de nummering als de inhoud bewijzen dat deze brief in juli is geschreven. Waarschijnlijk is Perthus’ fout gebaseerd op het feit dat in deze brief Dolleman wel zijn eigen denkbeelden naar voren bracht. In geen enkel archief bevindt zich een brief onder de titel ‘De strijd tegen het bolsjewisme’. Deze brief is dus zeer waarschijnlijk nooit gepubliceerd.
[50] Zie bijlage 1
[51] Brief Sneevliet aan Vereeken, 17 november 1941, RIOD, Documentatie Sneevliet, I-1600. Bijleggen conflict: Perthus, Sneevliet, 451.
[52] Interview Drenth, A.Dolleman, W.Dolleman. Absolute zekerheid hierover valt niet te geven, omdat zij deze informatie ook hebben van horen zeggen.
[53] Interview Drenth, A.Dolleman, W.Dolleman.
[54] M.L.L.-Front, december 1941, in: IISG, archief Schouten, no.18a, Richtlijnen en circulaires Derde Front.
[55] Ibidem.
[56] Zo is het een weinig bekend maar veelbetekenend feit dat Rosa Luxemburg, beroemd om haar kritiek op Lenins organisatiemethoden in tsaristisch Rusland, in dezelfde periode aan dezelfde kritiek bloot stond in Polen: Deutscher, Tragödie des polniscnen Kommunismus’, 78.
[57] Zie de eerste paragraaf van het volgende hoofdstuk.
[58] Perthus, Sneevliet, 451.
[59] Zie ‘Compléments aux statuts de la IVe Internationale’, in: Les congrès...1940-1946, 264-267.
[60] Interview Drenth, A.Dolleman, W.Dolleman.
[61] Volgens Langkemper zei Dolleman voor de oorlog in het partijbestuur bijna nooit iets: Brief Langkemper aan Bosman, 20-7-’39, IISG, archief Bosman, no.236, correspondentie met Langkemper.
[62] Dit beeld komt duidelijk naar voren uit de interviews met Rein van der Horst, Thea Bloemsma, Herman Drenth, Andries en Willy Dolleman. Voor een karakterisering van Sneevliets overheersende positie: Tichelman, Sneevliet, 15.
[63] Tichelman, Sneevliet, 98.
[64] Zie hoofdstuk 11.
[65] Tijdsproblemen, no.1, januari 1941, 1-2 (‘Ter inleiding’, ‘Het Ruslandprobleem’).
[66] ‘Het Ruslandprobleem’, in: Tijdsproblemen, no.1, januari 1941, 1-2, citaat:2.
[67] Ibidem, 2.
[68] Het artikel was slechts ondertekend met H. Dat Drenth de auteur is van het stuk werd mij door hem bevestigd.
[69] ‘Over de verdediging van de Sovjet-Unie’, in: Tijdsproblemen, no.1, januari 1941, 1-4, citaat: 2.
[70] Ibidem, 3.
[71] Ibidem, 4.
[72] ‘Verdediging van de Sovjet-Unie?’, in: Tijdsproblemen, no.2, februari 1942, 3-6, citaat: 3.
[73] Ibidem, 5.
[74] Ibidem, 5-6.
[75] Redactioneel W. van G., in: Tijdsproblemen. no.3, maart 1942, 1, onuitgegeven. Ik heb dit nummer kunnen raadplegen dankzij de medewerking van Andries en Willy Dolleman, die het in hun bezit hebben.
[76] ‘Verdediging der Sovjet-Unie’, ibidem 1-3.
[77] ‘Enkele kanttekeningen’, ibidem 4.
[78] Ibidem, 4-5. Dat Jansen de schrijver van dit artikel is geweest werd mij medegedeeld tijdens het interview met Drenth, A.Dolleman, W.Dolleman. Volledige zekerheid hierover kunnen zij niet geven.
[79] In het kader van dit onderzoek is het niet mogelijk alle vragen die het probleem van de verdediging van de Sovjet-Unie oproept te beantwoorden.