Hugo Franssen
De slag om de Mijnen
Hoofdstuk 13


Epiloog

Op de eerste vergadering na de sociale verkiezingen heb ik het Uitvoerend Bestuur van onze centrale eens goed bekeken. Daar zat dan de nieuwe generatie militanten, eerlijk, gevormd, ervaren in de strijd.

De vroegere helden hadden tussen 40 en 100 stemmen gehaald. Deze mannen haalden van 250 tot 1.200 stemmen. Voor het eerst waren we erin geslaagd de strijdbaarheid van de mijnwerkers te verankeren in de centrale, al was het nog maar op het niveau van het Uitvoerend Bestuur.

Toch was ik ongerust over hun gebrek aan ervaring in het apparaat en de soms venijnige strijd daarbinnen. Zouden ze wel kunnen opto-nen tegen de manoeuvers van de pers. van de politieke partijen, van Gheyselinck? Zouden té eenvoudige gedachten over eenheid, ontdaan van elke inhoud, deze groep aantasten? Er wordt gezegd dat Jan Olyslaegers op het Nationale ABVV-Bureau verhaaltjes ging vertellen, ‘De situatie is zeer moeilijk. De meeste verkozenen zijn lid van de PVDA. Goede, getrouwe délégués zijn uitgeschakeld. De functionering van de centrale wordt op die manier steeds moeilijker’.

Olyslaegers gaf deze ‘informatie’ toen hij bij het ABVV aanklopte om de staking van ’87 te helpen betalen. Dat is natuurlijk de beste manier om géén geld te krijgen. Geld en macht in de centrale: het thema komt later nog terug. Wij lachten er eens mee. Allemaal PVDA-ers? Lucien Maes zat voor de SP in de provincieraad. Mirisola zetelde voor het front van christen-democraten en PCI in het adviescomité voor de Italiaanse regering. De Turkse verkozenen behoorden tot vier politieke strekkingen... Dit was een pluralistisch bestuur, maar verenigd in zijn syndicale doelstellingen. Maar door leugens en het handig hanteren van het ‘communistisch spook’ werd de argwaan tegenover de mijnwerkerscentrale gewekt. “Een model dat moet verzwegen worden” en “liever geen centrale dan zo een”, daar wilde Olyslaegers naartoe. Hij weigerde zelfs honderden overgekomen ACV-ers in te schrijven. Toen fronsten een aantal andere voorzitters toch de wenkbrauwen.

We gingen er met het nieuwe bestuur al dadelijk tegenaan. Maar het apparaat ging er met zijn volle gewicht tegenliggen. Wat zat daarachter? Was er op het hoogste niveau een concensus over de mijnproblematiek? Hoe het precies gegaan is, weten we nog altijd niet, maar overal voelde je nattigheid. André Daemen verklaarde in Het Belang van Limburg van 19 mei 1987: ‘Wij hebben als mijnwerkersvakbond moeilijke en pijnlijke beslissingen moeten nemen. Wij mogen daar nu niet blijven bij stilstaan. Wij kunnen onszelf en vooral onze kinderen nu nog maar dienen door te werken aan reconversie en tewerkstelling. (...) In het Westen moet zo vlug mogelijk werk worden gemaakt van de arbeidsorganisatie en de personeelsbezetting om tot een normalisering van de situatie te komen’.

Dit betekende zoveel als: de verlofregeling afschaffen, flexibiliteit en weekendwerk invoeren, inleveren en dan toch sluiten. Wij verwezen naar de tekst van Gheyselinck aan de regering waarin hij stelt dat er vanuit financieel of economisch oogpunt geen enkele justificatie is voor de voortzetting van de huidige bedrijfsactiviteit bij KS. Dat was en blijft fundamentcel. De rest is show. Een concensus dus. Maar er bleef één probleem: dat Uitvoerend Bestuur van het ABVV, die ellendige délégués.

Er werd een lange, smerige oorlog tegen de mijnwerkersvakbonden ontketend. Afschaffen van het overleg, een ‘syndicale rangorde’ voor de te sluiten mijnen, uitschakeling van délégués en van de mijnwerkerscentrale zelf. Wie heeft dit anti-syndicalc programma uitgewerkt? Ik stel vandaag alleen maar vragen bij sommige feiten. Gheyselinck alleen? Neen, dat geloof ik nooit. ‘Als koeien naar de markt’, zo werden de arbeiders van het Oosten naar het Westen overgeplaatst. Er was geen vervoer, men kreeg een andere functie, een ander loon, met als klap op de vuurpijl: ieder moest een nieuw arbeidscontract tekenen met daarin clausules over weekendwerk, verlofregeling enzovoort. Onze delegatie gaf deze arbeiders de raad niet te tekenen of erbij te zetten: ‘onder druk’. Wij riepen de centrale ondernemingsraad samen om te kunnen reageren. Maar de directie antwoordde dat zij het nut van deze vergadering niet inzag. Erger nog, de centrale ondernemingsraad werd afgeschaft. De sociale inspectie verklaarde zich onbevoegd over de gehele zaak. De centrale ondernemingsraad werd in 1970 opgericht. Voor de patroons was het de bedoeling door betere informatie, nieuwe wilde stakingen te voorkomen. De tijden zijn veranderd. Het ‘gevaar’ zit er nu niet meer in dat er geen voeling is tussen de mijnwerkers en de vakbonden. Neen, er is nu te veel voeling. Informatie leidt nu tot strijd. Daarom wordt de centrale ondernemingsraad weer afgeschaft. Zo zie je maar, strijdsyndicalisten vechten voor overlegorganen. Wij hebben dat altijd zo gesteld: je moet die organen gebruiken om het maximum aan informatie af te dwingen, niet om aan medebeheer te doen. Wij beseffen dat het de krachtsverhoudingen zijn die de voorwaarden en het kader vastleggen waarin het overleg plaats heeft. Gheyselinck wil op de ondernemingsraad alleen beslissingen meedelen die reeds genomen zijn. Hij beseft dat de ondernemingsraad voor ons een confrontatie is.

Jan Grauwels had zijn overplaatsing naar het Westen aangevraagd met behoud van mandaat en bescherming. KS antwoordde: “Indien U overgeplaatst wordt, zullen wij ons houden aan het wettelijke”. Wij begrepen toen al dat Jan niet zou overgeplaatst worden. In Zolder bestaat er een verbroedering van mijnopzichters. Deze groep is onder het voorzitterschap geraakt van ene Michel Dylst, zoon van Désiré Dylst, de extreem-rechtse leider van de Vriendenkring Zwartberg, en broer van Johan Dylst, de leider van het VMO-commando dat indertijd een schietpartij organiseerde ‘Chez Liliane’ in de Voerstreek.

Deze Michel Dylst is ook gezond rechts. Hij heeft met Gheyselinck een vergadering gepland voor de opzichters van Beringen en Zolder. Dylst leidt de vergadering in met de diepzinnige gedachte dat het toezichthoudend personeel, de directie en de ingenieurs de spil zijn van de onderneming. ‘Als de leider lacht, lacht de achterban. Als de leider werkt, werkt de achterban ook. Als de leider gedemotiveerd is en op z’n achterste zit, zit heel de achterban op z’n achterste’.

Na heel wat gratis glazen bier spreekt de leider, Gheyselinck, en die is gemotiveerd: ‘De werknemers hebben het recht om de feiten te kennen. Ik ben het beu dat mensen privé beweren akkoord te zijn met mijnsluitingen, maar dit niet openlijk durven zeggen. Op dit ogenblik praat iedereen over reconversie. Ik begin te balen van het magische woord reconversie. Alleen de miss-reconversieverkiezing ontbreekt nog in Limburg. (...) Ik zal niet accepteren dat er iemand van “het Oosten naar het Westen komt wanneer het zeker is dat de inspanningen van 7.000 mensen daardoor teloor kunnen gaan. We zullen ons woord nakomen, maar ik kan nu al openlijk zeggen dat wanneer een werknemer van KS in een krant dreigt een medewerker te vermoorden, ik deze persoon nooit zal accepteren.’

Applaus van de achterban. “Wie heeft er geapplaudiseerd?’ Dat is de vraag die de arbeiders aan de cheffen stellen. Vooral de mannen van Waterschei nemen het niet dat men applaudiseert omdat Grauwels niet mag overkomen.

‘In Beringen en Zolder krijgen we nog een kans. We moeten bewijzen dat we die kans waard zijn’. Met dit argument had de directie veel mensen beïnvloed in het voorjaar van ’87. Ergens had het geloof dat de westelijke mijnen toch nog zeker tien jaar gingen openblijven veel mensen laten kiezen mijnwerker te blijven. Einde ’87 zag het er allemaal helemaal anders uit. Wij hadden gekozen voor werk. Maar dan wel voor menswaardig werk. Een mijnwerker leeft en werkt een groot stuk van zijn leven in de ondergrond. Vroeger heeft men blijkbaar aanvaard dat zo’n leven ongezond is. Vandaar dat mijnwerkers meer verlof hebben dan andere arbeiders en een vrije verlofregeling. Wat Gheyselinck nu aankondigde, dat was het einde van de verlofregeling. Gheyselinck gaat ervan uit dat de mijn een fabriek is en dat de arbeiders alle verlangens van de manager moeten inlossen om kosten te besparen, al is dat ten koste van hun gezondheid. En met welk perspectief? Gheyselinck wilde nu ook de laatste mijnen snel afbouwen.

De rendabiliteitstheorie brengt veel ellende teweeg in de arbeidersrangen. In de bedrijven worden de mensen geconfronteerd met de concrete maatregelen, flexibiliteit, tijdelijke contracten... Op nationaal vlak heeft de vakbond geen antwoord op deze fenomenen of erger nog, men capituleert. Als het dan aan de basis, in syndicale burchten als Caterpillar, het spoor, de mijnen toch roert... dan doen sommigen hun best het voor te stellen als plaatselijke conflicten die geen uitstaans hebben met de nationale problemen. Het wordt zo voorgesteld dat ‘onredelijke linksen’ de oorzaak zijn van deze conflicten.

December ’87 en januari ’88, deze staking had niemand verwacht. Een heel sterke staking, maar ook een eenzame mijnwerkersstrijd. Wat in ’86 net niet lukte, slaagde nu wel: een stevig gemeenschappelijk front met de ACV-délégués in Beringen. De leiding beet er haar tanden op stuk.

Op de vergadering die besliste de ACV-mijnwerkerscentrale te ontbinden, zei André Daemen: ‘Je kunt alleen op het ACV rekenen. Het ABVV valt immers uiteen in enerzijds een groep die enkel nog aan haar pensioen denkt en anderzijds een groep die nu de lakens uitdeelt maar die het niet goed voorheeft met de mijnwerkers. De verlofregeling is niet het probleem van het Westen. Onze militanten moeten een eigen lijn volgen en zich niet op sleeptouw laten nemen door die groep die het niet goed meent...’ Gheyselinck zei hem dat bijna letterlijk na in Het Volk van 26 januari ’88, ‘Wij weten allemaal dat de verantwoordelijken van het ABVV overspoeld worden door de meer radicale elementen van de PVDA, waarvan ik nog steeds denk dat ze niet de werkelijke belangen van de mijnwerkers verdedigen’.

Met muurkranten en korte toespraken hebben we voor de staking de mensen geïnformeerd over de problemen rond de verlofregeling. De ACV-delegatie bleef heel afstandelijk. Het Uitvoerend Bestuur van het ABVV besliste een referendum te organiseren. In Beringen stemde 99 % tegen het voorstel van de directie, in Zolder 96 %. De ACV-délégués van hun kant deden bij veel mijnwerkers een bevraging. Hun conclusie was, ‘100 % is tegen de regeling’. We wilden dit goede nieuws op een algemene vergadering melden, maar de directie verbood dat. Maar geen nood, we organiseerden de vergadering buiten, op de straat. In Zolder kwam zo’n vergadering er niet. Daar hielden de délégués het bij een protestpamflet. De mijnwerkers in Beringen zagen opnieuw de leiding aan het werk die de staking van ’86 had voorbereid. Wij wilden dit front en deze eenheid. We wisten dat zonder deze leiding de strijd niet zou lukken.

Bij moeilijkheden ging het er vroeger in Beringen dikwijls zo aan toe: waren er sterke piketten dan ging de staking verder, zwakke piketten betekende werkhervatting. Maar nu hielden we algemene vergaderingen in het deftige Casino om de problemen op te lossen. Daar legde de syndicale delegatie de toestand uit en lanceerde de discussie. Door stemming werden dan de besluiten van de vergadering vastgelegd.

Op 8 januari, na drie weken staking, aanvaardde de ondernemingsraad van Zolder een verlofregeling zonder de mensen te raadplegen. In Beringen werd hetzelfde voorstel door een algemene vergadering weggestemd. De mijnwerkers van Zolder waren woest op hun délégués. Ze kwamen massaal naar de poort. ‘Wij zullen in de badzaal ook een stemming houden’. Ook in Zolder stemde iedereen tegen.

Op 23 januari kwam Gheyselinck met een betaalde lock-out uit de hoek. Hij stuurde een brief naar alle mijnwerkers waarmee zij aan KS konden laten weten dat ze terug aan het werk wilden. Gingen ze daar op in, dan kregen ze nog een stakingsweek uitbetaald. In Zolder geloofden de délégués er niet meer in. Ze riepen iedereen op de brief af te geven. Maar het ABVV van Beringen organiseerde een ‘schattenjacht’, de brieven moesten bij de délégués terecht komen, niet bij KS. De meeste mijnwerkers wachtten op de algemene vergadering alvorens te beslissen.

In Zolder werd de vergadering een wilde bedoening. Iedereen riep door elkaar. Jan Grauwels en ikzelf probeerden wat rust te brengen. Om de staking te redden moesten de délégués terug juiste posities innemen. Dat lukte niet volledig en veel mijnwerkers waren radeloos.

De vergadering in Beringen, een dag later, was van uitzonderlijke kwaliteit. Met 1.200 vergaderden we twee uur lang. Emotioneel, maar toch rustig. Rachidi, de délégué van Houthalen was net afgedankt. De vergadering stemde voor het voortzetten van de acties, maar dan binnen in de mijn. De staking werd stopgezet. Men liet mij de eer op de laatste algemene vergadering mee te delen dat de stakingskas van de mijncentrale leeg was. Aan de ABVV-leden kon geen stakingsgeld worden uitbetaald. We gingen daarna bedelen bij het ABVV. Artikel 49 van de Beginselverklaring van het ABVV bepaalt dat het Nationaal Comité kan tussenkomen in conflicten nopens een vakbondsprincipe of nopens een eis van algemene aard. Verdedigden wij verkeerde vakbondsprincipes?

Hoe moet een vakbond zich opstellen? Hoe moet hij werken? Bij de sociale verkiezingen velden 18.000 mijnwerkers hun vonnis. Verkiezing van de afgevaardigden, ook van de syndicale délégués, dat is een basisvoorwaarde om veranderingen in de vakbond door te voeren. ‘Aanduiden is veiliger’, hoor ik sommigen fluisteren, ‘inteelt’ noem ik dat. Zo belandt men in situaties waar stukken van het apparaat vervreemd zijn van wat aan de basis leeft. De strijdbaarheid van een groep arbeiders moet verankerd worden in het apparaat, zoniet zal zij op moeilijke momenten weer worden onthoofd.

Voorzitter Jan Olyslaegers stuurde na de sociale verkiezingen aan op een fusie met de Algemene Centrale. Daar zijn er géén délégué-verkiezingen. We vreesden vlug op een zijspoor te worden gezet. Daarom beslisten we op het Nationale Comité van onze centrale op 9 september ’87 autonoom te blijven. Op deze vergadering vielen nog twee besluiten: voorlegging van de boekhouding en verkiezing van de vrijgestelden. Er kwam maandenlang geen vergadering meer.

Plots, na vier maanden, had Olyslaegers een nieuwe structuur klaar. Er is één probleem”, zei hij mij, ‘je moet tekenen dat je de vrijgestelden niet gaat wegstemmen’. Ik antwoordde hem dat er geen sprake is van “wegstemmen’, maar wél van stemmen over wie vrijgestelde moet zijn.

Later hoorden we dat onze voorzitter niet rondloopt om geld in te zamelen, maar enkel allerlei praatjes rondstrooit over het terreurklimaat in de centrale. Nee, niet over de terreur van Gheyselinck, daar zwijgt hij over in alle talen. Hij heeft het over druk op de vrijgestelden, over de dreiging die vrijgestelden buiten te gooien... Hij maakt de mensen bang: ‘Ook jullie, in andere centrales, worden geviseerd. Dat is hun dominostrategie. Heel het ABVV zal meegesleurd worden’. Zo komt het dat de mijnwerkersgezinnen hun stakingsgeld voor de twee laatste stakingsweken nog niet gekregen hebben. Er komt geen geld zonder ‘oplossing van het probleem van de centrale’. Ontmoedigende toestanden waardoor veel eerlijke militanten afhaken.

Maar zo mag een epiloog niet eindigen. Het belangrijkste is de nieuwe wind aan de basis, deze golf van strijdsyndicalisme die vanuit Boel over de mijnen in Gent terechtkomt. Rechts wil verhinderen dat deze golf verder groeit en zich in het apparaat nestelt. Maar deze stroming puurt voortdurend nieuwe energie uit het verzet van groepen arbeiders tegen sluitingen, afdankingen en willekeur. Dit verzet wordt maar sterker als tegelijk de democratie in de vakbond groeit. Heb uw zeg. We moeten de democratie in de vakbond vergroten, zo simpel is dat, en dat koppelen aan inzicht in de kapitalistische ontwikkelingen. Dat zijn voorwaarden voor een nieuw syndicaal elan.

Ik schrijf deze regels terwijl sommigen in het ABVV de discussie lanceren over een moderne vakbond. Natuurlijk ben ik het ermee eens dat je in het computertijdperk niet kan blijven ontkennen dat er al schrijfmachines bestaan. Maar is dat het fundamentele? Het patronaat geeft toch voldoende vingerwijzingen! Vandaag heeft Gheyselinck Herman Vermeulen en Harry Posikata afgedankt.

Luc Cieters 8 maart 1988