Geschreven: 1988
Bron: NPDOC-site en EPO
Deze versie: spelling - de foto’s zijn in de mate van het mogelijke gevolgd als in het boek
HTML en contact: Adrien Verlee voor het Marxists Internet Archive, november 2008
Laatste bewerking: 19 november 2008
Inhoudsopgave
Inleiding
En daar komen de mijnwerkers: 1984
Meppen voor Vreven
‘Dig deep for the miners’
Het glazen oog van Thatcher
Herfst 1984: Brück moeten wijken
...Zoals het water naar de zee vloeit
Maar, ‘die kat kwam weer’!
De lange weg naar een nieuw syndicalisme
Wij moeten onze mijnwerkersgeschiedenis kennen
1922: 32 stakende mijnwerkers doorgestuurd
Een syndicale ‘entree’
Zwartberg 1966: een flashback
Sukun ölmedi, öldürüldü
Bij ons in Beringen verongelukten drie mijnwerkers per jaar
Ons syndicaal werk heeft een ruggengraat
‘Verover de harten en de geesten’ (A. Scargill)
De novemberstaking van 1985, een spetterende vakbondsmotor
Een spervuur onder het commando van Lamy
Een ideologische dwangbuis
Vijfhonderdvijftig mijnwerkers van Waterschei gaan ‘solo’
De Generale: een doodskopvlinder
De Generale moet betalen
Reconversie? Wat we nodig hebben is een politieke reconversie
Fernand Sannen op 1 mei
Een petitie
De vakbonden op de vooravond van de staking
Adieu au proletariat? De start van de staking van ’86
Een vulkaanuitbarsting: 12 april ’86
Een locomotief komt op gang
Jan Grauwels en Gerard Bijnens moeten even zwijgen
Een leiding, gegroeid uit de mijnwerkersrangen
Open brief Luc Cieters
De slag om Zolder
Roodgroen
Crescendo. De staking wordt erkend
Als de vos de passie preekt
Een doordeweekse vergadering van het stakerscomité
Over een locomotief en... spoormannen
Over eerlijke en oneerlijke journalisten en over knokploegen
In de glorietijd
Een ander crescendo
De lont en het kruitvat
‘Ja, ja, ja’!
Zolder wankelt
Nieuwe troeven
De jager, het vel en de beer...
Zondag 11 mei
Een ultimatum
Een versterkte burcht’
Zolder, dinsdag 13 mei
Een ongelukkige algemene vergadering
“De engelbewaarder van moeder Teresa”
Het verhaal van de 19 jarige Cioacchino Caltabelotte
De matrak van het racisme
Op een mooie Pinksterdag
‘Victoria’? De laatste Algemene Vergadering
’t is mijn délégué, blijf eraf
‘U maakt het voorwerp uit van een voorstel tot uitsluiting’
Een onvergetelijke dag: 6 juni ’86
Thyl Gheyselinck en zijn ‘plan’
Gheyselinck
Is Gheyselinck door God gezonden?
Uit het dagboek van Jan Grauwels
Knagende vragen en bevrijdende antwoorden: januari en februari 1987
Inleiding
Eerste schermutselingen
Slaapliedjes van Daemen, Baeyens, Olyslaegers...
Open Brief Luc Cieters
Limburg in nood
Uittreksel uit de open brief aan de KS-manager van Harrie Dewitte
De Volksunie steekt haar neus aan het venster
Eisden: mijnwerkersfront. Genk: mijnwerkerscomité
Terug van weggeweest
Uit het pamflet van het Mijnwerkerscomité
Opnieuw in staking: maart 1987
Wie A zegt, moet ook B zeggen
Paniek in Brussel: ‘gaat Limburg plat’?
Jeugd
‘Voorwaarts, en niet vergeten... de solidariteit’
Schorseneren voor Winterslag
Gewoel in het ACV-gebouw
Drie plaatsen van koster vacant. Over reconversie- en andere disneyparken
Moeten wij met twee een schop vasthouden
Genk, vrijdagnamiddag 20 maart
Gheyselinck is nog niet thuis, van 23 maart tot 28 april ’87
Onder de paraplu van Eisden
Een rebelse meid, is een parel in de klassenstrijd
Slagen en ontslagen in Waterschei
Duizendtweehonderdzeventig voorkeurstemmen voor Jan Grauwels
Koran op de molen
‘9.796 willen weg... dixit Gheyselinck’
Gheyselinck praat met zichzelf
Hoe een ‘mijnenboek’ maken met mensen als Jan Grauwels en Luc Cieters? Gezeten voor een wit blad voelt Jan Grauwels zich niet goed. Hij is pas in zijn element tussen zijn mijnwerkers. Hij begrijpt ze. Hij spreekt hun taal. Hij kent de woorden die in de roos schieten. Hij kent ze alsof hij ermee geboren is. Het is spontaan, rechtuit, ongepolijst. Een toespraak moeten schrijven waarin elk woord berekend is en elke volzin afgewerkt, daar houdt hij niet van. Dan voelt hij zich gevangen. Maar als hij de trap aan de badzaal opstapt om te spreken en de mijnwerkers elkaar verdringen om te luisteren, durft hij het avontuur aan met felle woorden en met grote gedrevenheid. Dat is zo zijn temperament.
En dan Luc Cieters. Een man van flitsende gedachten en van samenhangen. Hij praat met een geweldige vaart, met crescendo’s en ritmeveranderingen. Schrijven gaat hem te traag.
De délégués en stakingsleiders van de mijnwerkers moeten dus pratend aan het woord. De bandopnemer als instrument.
Met de pretogen van een straatjongen vertelt Cieters over de worstelkamp die hij in de badzaal van de mijn van Beringen eens geleverd heeft met die andere délégué, Freddy Bungeneers. Allebei in onderbroek. Aangemoedigd door vijftig, zestig mijnwerkerssupporters. Dat kwajongensachtige zal onder arbeiders altijd wel schaterend zijn uitweg zoeken in gespeel en gestoei, als de zorgen vergeten worden of als de lente kriebelt.
Zo zie ik ze loerend en lachend tegenover elkaar staan. Luc Cieters, mager en spichtig, nauwelijks zestig kilo, maar soepel en snedig en met de vaardigheid van z’n vader die, lang geleden, een ‘lutteur’ was, daar in het Waasland. Tegenover hem, gebogen en met hangende armen, Freddy Bungeneers, 1m90. Zeker 100 kilo. Over hem hangt dat onverstoorbare en kolossale van Japanse sumo-worstelaars. Een valse trage. Het vertrouwen van de krachtpatser die bij de eerste geleeenheid verschrikkelijk weet toe te slaan. Hij heeft op een stakinssmorgen eens een werkwillige ‘koolputter’ die bangelijk kwam aanfietsen, met rijwiel en al opgepakt en in de berm naast de poort neer geplant. Zonder zich druk te maken, in alle rust. Hij veegde z’n handen eens af, en ’t was vergeten.
Twee mannen die het avontuur riskeren. Die al hun energie bundelen en laten exploderen in zo’n gevecht. Met de koppige wil te winnen, niet tegen de grond te gaan onder het milde gelach van de omstaanders.
Arthur Scargill in gesprek met Jan Grauwels
En Cieters lacht. Hij won, en nog wel binnen de minuut. ‘Een oude truc, weet je wel’. Op de kadervorming van het ABVV hebben zij dat later nog eens overgedaan. Cieters won opnieuw.
Even paraat vechten zij allemaal ook die grote worstelpartij uit: die woeste, koppige marathon, het gevecht om de Limburgse mijnen. Grauwels, Cieters en Sannen, Bungeneers en Ventura, Mirisola, Maes, Nelis met de pet en al de anderen. Geen punchballen, maar zelf slagen uitdelend, in het verweer, elk met een eigen aanpak en stijl. Hun ‘rechtstreekse reportage’ van dat gevecht heeft dezelfde felheid en bonte rijkdom.
Laat mij maar tekstverwerker zijn, machine die alle denkbare toetsen, printer, drivers en belletjes hanteert zonder snelheid te verliezen. Geduldig zoemend zoeken naar synoniemen, spellingsfouten en constructiefouten is niet de grootste zorg. Maar alle accenten en klankkleuren moeten in het toetsenbord en op het scherm. Het boek moet ademen en leven. Want terwijl het gemaakt wordt, gaat het gevecht zijn volle gang. Heeft het westelijk bekken recht op syndicale voormannen en op een toekomst?
‘Quod scripsi, scripsi’? Nee, Pilatus, ook het geschrevene blijft in beweging.
januari 1988