Peter Hadden

De Wall Street Crash van 2008. Globale kapitalisme in crisis


Bron: socialistworld.net
Vertaling: LSP, 2008
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?

Laatst bijgewerkt:


Verwant:
Deregulering en mondialisering van de kapitaalmarkt
“Het systeem kraakt ...” De politieke strijd, morgen
Permanente inflatie en de crisis van het internationaal muntstelsel

Maandag 29 september was een zwarte dag voor het wereldkapitalisme. Het nieuws dat het Amerikaanse parlement tegen een garantie van 700 miljard dollar had gestemd, ook al had financieminister Paulson er op zijn blote knieën voor gesmeekt, stuurde de beurswaarden verder naar een nieuw dieptepunt. Het werd het grootste verlies op één dag sinds de crash van oktober 1987.

Het aantal banken dat niet meer kredietwaardig is neemt snel toe. Een financiële commentator in Londen moest geschokt en vol ongeloof erkennen dat er voor de middag op één dag vijf banken failliet waren. Daaronder de zesde grootste Amerikaanse kredietmaatschappij, Wachovia, die voorheen nog werd aangehaald als mogelijke overnemer van Morgan Stanley. Buiten de VS waren er overnames en kapitaalinjecties voor banken in Groot-Brittannië, België, Duitsland en IJsland Soms met gedeeltelijke of volledige nationalisaties.

Dat is reeds ernstig op zich, maar we hebben het ergste nog niet gezien vooraleer de economie de bodem van de crisis raakt. Ken Lewis, topman van Bank of America, werd gevraagd hoeveel van de 8500 Amerikaanse banken de crisis zou overleven. Zijn antwoord was oprecht maar niet geruststellend: “Zowat de helft”. In Europa ziet het er niet veel beter uit.

Het Amerikaanse parlement stemde aanvankelijk tegen de maatregel om 700 miljard dollar vrij te maken voor de banken. Dat was uit vrees voor de reacties van de Amerikaanse kiezers. Maar ook omdat een aantal conservatieve Republikeinen nog vasthouden aan het idee dat een staatstussenkomst in de “vrije” markt een stap “op weg naar het socialisme” zou betekenen.

Een dergelijke visie wordt nu slechts door een minderheid van het kapitalistische establishment in de VS (en daarbuiten) gedeeld. Regeringen, met inbegrip van die rechtse regeringen die erg enthousiast waren over het neoliberalisme, moesten eens hard slikken en erkennen dat het enige alternatief op een massale overheidsinterventie waarbij miljarden dollar aan overheidsmiddelen in de banken werden gepompt, bestaat uit een financiële ineenstorting en een recessie in de orde van wat gebeurde in de jaren 1930.

Tussen 1928 en 1933 gingen 11.000 banken in de VS failliet. Er wordt nu voor een herhaling gevreesd en daarom had het parlement geen keuze en moest het een herwerkte versie van het plan-Paulson goedkeuren.

Ondanks het verzet van een aantal neoliberalen, die aan de oude lijn vasthielden, heeft deze interventie niets te maken met socialisme. De overheid wil belastingsgeld gebruiken om de meest aangetaste slechte schulden op te kopen aangezien deze verspreid zijn doorheen het volledige financiële stelsel. De schulden worden genationaliseerd, maar waar mogelijk wordt hetgeen nog winst kan opleveren gefusioneerd of verkocht aan rivaliserende bedrijven en instellingen.

Dit is geen volledig nieuwe ontwikkeling, zelfs in de recente periode van het neoliberalisme en financiële deregulering. Toen het Amerikaanse US Savings and Loans eind jaren 1980 in elkaar stortte, ging de overheid over tot een nationalisatie en werd 153 miljard dollar gebruikt. De Zweedse financiële markten werden gedereguleerd in 1985. Enkele jaren later was er een opeenstapeling van slechte schulden en werd de banksector gered. De regering nam twee van de zeven kredietbanken over. Het besteedde miljarden Zweedse kronen in het redden van een bank.

Een verschil met toen – naast de veel beperktere schaal van de toenmalige interventies – was het feit dat de toekomstige groei in de VS en de wereldeconomie leidde tot een grotere waarde voor instellingen en prijsstijgingen, waardoor de getroffen instellingen konden herstellen. De overheid kon terugkeren naar haar “normale rol” en de instellingen terug overdragen aan de private sector.

Vandaag zien de vooruitzichten voor het wereldkapitalisme er niet zo rooskleurig uit. Zelfs indien een langdurige recessie wordt vermeden, lijkt het erop dat de recessie zal gevolgd worden door een lange periode van stagnatie. De ineenstorting van de Japanse economische zeepbel eind jaren 1980 werd gevolgd door een decennium van stagnatie en deflatie. Een gelijkaardig – of erger – scenario lijkt nu mogelijk voor het wereldkapitalisme. Dat is de prijs die wordt betaald voor de speculatie en de groei op basis van zeepbellen die we de afgelopen 15 jaar hebben gekend.

Economen leggen de verantwoordelijkheid voor de huidige situatie volledig bij de financiële speculatie, ze plaatsen hun hoop op een betere toekomst met een financiële regulering en/of controle.

Ongetwijfeld hebben speculatie en financiële inhaligheid, zeker op de weinig doorzichtige financiële markten, een belangrijke rol gespeeld om te komen waar we nu staan met de wereldeconomie.

Met goedkope kredieten kon de financiële zeepbel de afgelopen jaren verder groeien waardoor de kredietcrisis erger werd. Zo lang de zeepbel bleef groeien, leek het alsof zelfs de meest risicovolle belegging zou leiden tot resultaten en niet kon falen. Steeds meer werd kapitaal ondersteund door grotere leningen om te investeren of over te kopen. Soms bereikte dit systeem van “leveraging” een verhouding van 100 tegen 1. Dit zorgde ervoor dat er een hoog rendement werd gehaald op het initiële kapitaal, zolang de financiële situatie goed bleef en de instellingen bleven deelnemen aan de kredietrace om de superwinsten te kunnen binnenhalen. In slechtere periodes leidt een kleine achteruitgang tot een enorme ineenstorting.

Zotte investeringen?

Winsten en de enorme bonussen voor wie aan dit systeem deelnam werden versterkt door het idee dat de nieuwe en steeds complexere financiële methoden en instellingen waren opgezet om te vermijden dat er verliezen zouden kunnen worden geboekt. Er kwamen nieuwe kredietinstrumenten en complexere formules die allemaal gebaseerd waren op de onderliggende gedachte dat er geen slechte investeringen mogelijk zouden zijn.

Jarenlang, zeker gedurende de eerste jaren van deze eeuw, werd door speculanten gesproken over “veiligheidsmaatregelen”. Afgeleide producten, gebaseerd op andere afgeleide financiële producten maar uiteindelijk gebaseerd op onbetaalbare hypotheken en andere schulden, werden samengevoegd en verder verkocht. Hierdoor namen afgeleide producten niet langer een beperkte plaats in, maar werden twee derden van de leningen op deze manier “beveiligd”. Zoals de meeste economen nu moeten erkennen, en de kredietcrisis bevestig, leidde het verspreiden van het risico tot het feit dat de negatieve gevolgen ervan effectief wereldwijd worden gevoeld.

Dat is niet enkel het probleem van een aantal speculanten die te ver zijn gegaan waarbij het volstaat om enkele regels op te leggen. Een zekere vorm van speculatie is inherent aan het financiële systeem waarbij de beurzen altijd een gokkantoor vormen en waar er al lang markten zijn waar op futures (toekomstige winsten) wordt gegokt om winst te maken. Recent werd dit systeem echter tot in het extreme doorgetrokken.

De financiële instellingen en diegenen die ervoor verantwoordelijk zijn maken winst, zoveel als ze kunnen. Zelfs toen het reddingsplan van Paulson in de VS werd bediscussieerd, werd op Wall Street gezocht naar methoden om er winst uit te slaan. Een aantal bedrijven begon te lobbyen om ervoor te zorgen dat niet alleen hypotheken maar alle slechte investeringen in het pakket zouden worden opgenomen. Anderen verzetten zich tegen iedere suggestie dat tegelijk ook de toplonen zouden moeten worden beperkt.

Het is niet mogelijk om te controleren wat je niet zelf bezit. Regulering zonder bezit is geen oplossing. Iedereen die daarover twijfelt, moet maar eens kijken naar de sterk gereguleerde energiesector in Groot-Brittannië (of België…) waar de private bezitters de regels opleggen en enorme winsten boeken.

De crisis centraliseert zich op dit ogenblik rond het financiële systeem, maar het is een crisis van het volledige systeem en niet enkel van de financiële markten. De speculatie en de enorme explosie van kredietverlening vormden symptomen van een onderliggende zwakte van het kapitalisme.

De afgelopen twee decennia was er een enorme toename van de globale macht van het financiekapitaal. In 1980 waren de financiële middelen ruw gesteld evenveel waard als het wereldwijde BBP. Tegen 2005 was dit 3,7 keer het wereldwijde BBP.

De toenemende dominantie van het financiekapitaal en de sterkere concentratie ervan op korte tijd, naast de speculatieve investeringen, zijn tekenen van een gebrek aan vertrouwen van de kapitalistische klasse in de toekomst van hun systeem. Er was een gebrek aan investeringen in de industriële sectoren die rijkdom creëren alsook in onderzoek en ontwikkeling. In de plaats daarvan werd gezocht naar winsten op korte termijn, soms op een zodanig korte termijn dat de bonussen voor de top afhankelijk werden van iedere transactie op zich. De financiële markten zorgen echter slechts voor een herverdeling van waarde, niet zozeer voor de creatie van nieuwe waarde.

Opkomst van China

De groei van de wereldeconomie sinds begin jaren 1990 was gebaseerd op verschillende factoren die samenkwamen en elkaar versterkten: goedkoop geld – en dus schulden – en lage inflatie, en goedkope arbeid. Dat laatste aspect kwam ondermeer door de opkomst van China, en in mindere mate India, en Rusland waardoor de wereldwijde arbeidskracht zowat werd verdubbeld. 1,5 miljard arbeiders kwamen mee in het systeem. Zonder een overeenkomstige toename van de investering van kapitaal in het systeem, was er een sterke verlaging van de arbeidskosten en een sterke toename van de winsten.

Vooral China vormde de wereldfabriek voor goedkope consumptiegoederen die goedkoop geproduceerd en verkocht worden omwille van de lage lonen en slavencondities voor de arbeiders. De vloedgolf van goedkope Chinese goederen op de wereldmarkt heeft de inflatie laag gehouden en tegelijk zorgde de fenomenale Chinese ontwikkeling voor een sterke toename van de vraag naar, en dus ook de prijs van, ruwe grondstoffen wat op zijn beurt de dreiging van deflatie heeft beperkt.

Markten in stand gehouden door kredieten

Krediet en de sterke opeenhoping van schulden heeft de markt van goederen die uit China kwamen een tijdlang in stand gehouden. Dat was vooral het geval in de VS, waar de Amerikanen optraden als de consumenten van de laatste kans. Er werd geld geleend zodat ze verder konden kopen. Dat was mogelijk door de opeenvolgende zeepbellen, eerst de dramatische stijging van de aandelenprijzen – de dot.com groei – en meer recent de zeepbel van de huizenprijzen.

De dollar bleef sterk ondanks een enorm handelstekort. Dat was enkel mogelijk omdat het Chinese overschot – en meer recent de overschotten van andere landen zoals de olieproducerende landen – terugvloeide naar de VS, soms naar de Amerikaanse financiële bedrijven die nu in de problemen zitten. Een kwart van de Chinese overschotten werd geïnvesteerd in instellingen die met de Amerikaanse overheid waren verbonden, waaronder Fannie Mae en Freddie Mac. In ruil daarvoor zorgde een sterke dollar ervoor dat de import goedkoop en de koopkracht op peil bleef.

De problemen van de financiële markten waaien nu over naar de reële economie waardoor dit fragiele evenwicht snel dreigt in elkaar te storten. Het stagneren van de lonen, duurdere leningen en hogere prijzen zijn allemaal factoren die gevolgen hebben voor de bestedingen van consumenten in de VS en elders. In de VS is duidelijk aangezien heel wat gezinnen als gevolg van de kredietcrisis hun huizen verliezen en minder kunnen uitgeven. Er is een sterke daling van wat wordt uitgegeven door particulieren aangezien arbeiders proberen leningen af te betalen en niet in staat zijn om meer uit te geven door de stijgende prijzen.

Het is nog niet zo lang geleden dat de economen ons stelden dat de opkomst en volledige integratie van China en India en in de globale economie ervoor zouden zorgen dat de groei zou standhouden. Toen de kredietcrisis toesloeg was er een nieuw argument: China en India stonden “los” van de rest van de wereldeconomie en zouden aan de crisis ontkomen. Van dit soort theorieën over een “ontkoppeling” hebben we recent niet veel meer gehoord.

Er waren scherpe dalingen op de beurzen in China, India en Rusland, waar de beurs meermaals gewoon werd gesloten om een te sterke daling te vermijden. De Russische regering heeft miljarden dollars in de banken gepompt en ook de Indische regering moest 7 miljard dollar van haar reserves aanspreken om de Roepee te ondersteunen. Ondanks het feit dat 500 miljard dollar garantie werd toegekend aan de Chinese banken, staat China de komende periode – volgens David Smith in zijn boek “The Dragon and the Elephant” – “een economische catastrofe te wachten”.

Iedere achteruitgang van de koopkracht in de grootste economieën zal onvermijdelijk gevolgen hebben voor de Chinese export en de Chinese economie. De groei van de Chinese export halveerde reeds dit jaar. Een achteruitgang van de dollar zal verdere gevolgen hebben waardoor Chinese – en andere – import naar de VS duurder wordt. Het zal ook de dollars die in handen zijn van China, Rusland, de Golfstaten en andere landen aan waarde doen verminderen. Een terugtrekking uit de dollar van deze landen, zou een ineenstorting van de dollar kunnen veroorzaken en de problemen versterken.

De crisis bereikt reeds de reële economie. Cijfers geven aan dat de Eurozone in het tweede kwartaal van dit jaar een negatieve groei kende en er zijn weinig tekenen op een verbetering. Ierland kende voorheen de sterkste economische groei in de Eurozone, maar bevindt zich nu officieel in recessie. De Japanse economie ging achteruit in het tweede kwartaal en is nu in recessie. Op jaarbasis zijn de verkoop en industriële productie in de VS al in het rood aan het gaan en de meeste economen voorspellen nu een negatieve groei voor de VS-economie tegen het einde van het jaar.

Vallende dominostenen

Een gevaar voor het kapitalisme is dat dit een crisis wordt waarbij de dominostenen elkaar doen vallen. Het ene probleem leidt tot nieuwe problemen waarbij bovendien de oorspronkelijke problemen nog worden versterkt. Dit effect zagen we destijds in de eerste fase van de Japanse crisis toen de banken op de huizencrisis reageerden door de leningen te beperken. Dat leidde toen tot een record aantal faillissementen. Met de strikte controle op krediet en recordniveaus voor de rente op leningen tussen banken, wordt krediet duurder. Het wordt moeilijker en duurder voor bedrijven om te lenen. Als dit blijft duren – en er zijn wanhopige pogingen vanuit regeringen om het tegen te gaan – zal de recessie wellicht dieper zijn en langer blijven duren.

In zijn boek “The Trillion Dollar Meltdown” stelt Charles Morris dat zowat alle bedrijven via een combinatie van grote winsten en weinig kapitaalbestedingen de afgelopen jaren kwamen tot grote overschotten op hun balans, maar tegelijk bleef er wel een “slechte” bedrijfsschuld ontwikkelen die tegen eind 2006 zo’n 5,7 triljoen dollar omvatte. Een verstrakking van de kredietverlening in de context van een recessie, kan deze situatie verergeren waardoor de banken geconfronteerd worden met een nieuwe reeks van schulden die niet kunnen worden afbetaald, ditmaal door bedrijven en niet door individuele leners.

De maatregelen die worden genomen om te vermijden dat het financiële systeem ineenstort onder het gewicht van de slechte schulden, kunnen op hun beurt leiden tot andere problemen. Er worden miljarden uitgegeven om de banken te herkapitaliseren en om een “cordon sanitaire” rond slechte leningen te plaatsen. Maar hierdoor zijn er minder middelen voor andere zaken. Het wordt moeilijker voor regeringen om hun begroting in evenwicht te houden of om maatregelen te nemen om een diepe recessie te vermijden.

Het is onmogelijk om met enige zekerheid te zeggen hoe diep en lang de recessie zal zijn. Maar wat wel zeker is, is dat economen het er nu over eens zijn dat er nog heel wat slecht nieuws zit aan te komen.

Deze gebeurtenissen hebben al een enorme ideologische slag toegebracht bij de verdedigers van het kapitalisme. Hun ideologisch offensief tegen de arbeidersbeweging en tegen de ideeën van het socialisme werd op een zijspoor gezet. Het zal wellicht nog even duren vooraleer we opnieuw iets horen over “het einde van de geschiedenis” of “het einde van de staat” en de “absolute suprematie van de vrije markt” of andere dergelijke neoliberale mantras.

Het zijn de verdedigers van het kapitalisme die nu de aftocht moeten blazen en moeten zoeken naar nieuwe rechtvaardigingen voor een systeem dat overduidelijk niet werkt. Het wordt tijd dat de arbeidersbeweging, die de afgelopen jaren ideologische en organisatorische stappen achteruit heeft gezet, opnieuw in het offensief gaat.

De noodzaak van een socialistisch alternatief op het gekkenhuis van de kapitalistische economie, zal steeds meer begrepen, aanvaard en overgenomen worden door de arbeidersklasse. De persoonlijke rijkdom van de 15.000 rijksten in de VS bedraagt 384 miljard dollar. Waarom zouden de belastingen van de arbeiders en hun gezinnen worden gebruikt om hen en hun systeem te redden?

Waarom zou een nationalisatie enkel gebruikt worden om zieke kapitalistische instellingen te redden? Als bankroete bedrijven op een wip kunnen worden overgenomen, waarom kunnen winstgevende bedrijven dan ook niet genationaliseerd worden? Ze kunnen dan onder arbeidersbeheer en -controle worden geplaatst zodat de rijkdom die wordt gecreëerd kan worden ingezet voor de behoeften van de samenleving en niet om te verdwijnen in de zakken van de superrijken. De gebeurtenissen die nu de voorpagina’s van de kranten dagenlang al domineren, vormen sterke argumenten om de noodzaak van socialisme voorop te stellen.



een rode leeszetel Lezen
Marxistisch Internet Archief
Algemeen Archief
Selectie marxisten
Documenten
Filosofie
Thema’s
Arbeidersbeweging
Woordenboek
Wat ?
Wat is marxisme
Over ons
Andere talen
Auteurswet
Citeren
Disclaimer
Doen
Zoeken
Nieuwe teksten
Werk mee
Contact
Reclame

RSS