Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, 1994, zomer, (nr. 50), jg. 38
Vertaling: uit het Frans door Wim Baltussen, coördinator van de Stichting Grenzeloze Solidariteit, een artikel in Le Monde Diplomatique van december 1993.
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?
Leest u dit met een smartphone?
Met (enkele) smartphones moet u zelf uitmaken welke modus voor u geschikt is
Het mondiale raderwerk, gebaseerd op de wereldwijde, onbeteugelde jacht op concurrentievermogen en winst, vermaalt overal de resten van niet op ‘marktwetten’ gebaseerde banden tussen individuen. Of het nu om de landbouw of de industrie gaat, de logica van verovering van markten laat zich niets gelegen aan ecologische, sociale of culturele overwegingen, verplettert solidariteit en verjaagt de mens uit de productie. Naast de enorme technologische veranderingen wordt de arbeid een ware revolutie opgelegd. Onder druk van de Verenigde Staten en op hun voorwaarden zal de ondertekening van het GATT-verdrag de economische ramp verergeren en het primaat van de vrijhandel institutionaliseren.
Wees realistisch en berust: waarom zou je je verzetten tegen de onherroepelijke economische rationaliteit die de wereld regeert? Buig nederig voor het gegeven, neergelegd in schreeuwende cijfers. De afgelopen twee jaar ontsloeg Du Pont Nemours 12.000 van zijn 133.000 werknemers. Door deze ‘afslanking’ kon het bedrijf met pijn en moeite zo’n 2 miljard gulden bezuinigen. Helaas is dat slechts eenderde van de doelstelling. Midden september kondigde het daarom aan nog eens 4500 mensen in de Verenigde Staten en 3000 in Europa te ontslaan. De beurskoers op Wall Street schoot direct omhoog van 47,87 naar 49,62 dollar. Het is niet allemaal ellende in de onherroepelijke logica van de markt...
Na afloop van de vakanties, eind augustus, kondigde de Duitse auto-industrie 100.000 ontslagen aan. Drie weken later maakte Daimler-Benz zijn eigen bijdrage aan deze onvermijdelijke poging om gezond te worden publiek: 43.000 ontslagen. “Als we concurrerend willen blijven”, aldus de voorzitter van de Raad van Bestuur, “moeten we onze kosten de komende vier jaar met ongeveer 9 miljard gulden verlagen. Daarom kennen we noch taboes noch heilige koeien.” Agressieve taal naar de werknemers die onbewust vergeleken worden met runderen, maar ook duidelijke en energieke taal, zoals gebruikelijk – want het zijn harde tijden.
Als afval, zo worden werknemers in Europa en de Verenigde Staten behandeld. Goedkope prullen die na gebruik weggegooid kunnen worden. Dankzij technologische vooruitgang zal US West (een telefoonbedrijf) de kwaliteit van haar diensten aan haar 25 miljoen abonnees verbeteren. Het bedrijf schrapt 9000 banen, naast de 5000 die het al sinds 1991 geschrapt had.
‘Herstructureringsplannen’ nopen USAir zich te ontdoen van 2500 werknemers. Martin Marietta doet het veel beter met 11.000 ontslagen, die boven op de 46.000 ontslagen komen die al vielen in de lucht- en ruimtevaartdivisie van General Electric. Die kocht Martin Marietta in april. De verkopen van autobanden liepen met 16 procent terug, 25 procent minder vrachtwagenbanden verkocht Michelin, dat wereldwijd 20 procent van de markt in handen heeft. Daarom trekt het bedrijf een streep door 2950 banen in Frankrijk, 2500 in de Verenigde Staten en bijna evenveel in Spanje. De lugubere opsomming is eindeloos: Peugeot-Citroën: 10.000 ontslagen; de mijnen in het Roergebied: 18.000; het Britse Grand Metropolitan (agrobusiness) 3000; SEAT 7000; Woolworth 13.000 (en sluiting van 720 winkels in de Verenigde Staten); de Amerikaanse farmaceutische industrie 6000; Deutsche Aerospace 10.300; Euro Disney 950...
Deze – incomplete – lijst is niet bekend bij het grote publiek. De feiten zijn van dag tot dag gedistilleerd uit de kranten, die de cijfers niet optellen om niet alle Billancourts[1] ter wereld te demoraliseren. De tv is nog slimmer. Om de vrede tijdens familie-etentjes niet te verstoren doet die er helemaal het zwijgen toe.
Hoe precies ook, deze cijfers geven een vals beeld van de situatie. Want ze betreffen alleen de grote bedrijven. Een ‘herstructureringsplan’ in een middelgroot bedrijf leidt slechts tot enkele tientallen ontslagen. Dat soort informatie is de moeite van het publiceren niet waard... En toch: deze kleine beekjes worden grote rivieren, die onuitputtelijke hoeveelheden werklozen met zich meevoeren.
Onophoudelijk verdwijnen er arbeidsplaatsen... Hopelijk bieden de slachtoffers verzet tegen iedere neiging tot bitterheid. De regeringen immers putten zich uit in beloftes, dat iedereen een baan, een loon en waardigheid zal krijgen. Zullen de jongeren zonder toekomst en de langdurig werklozen – grootmoedig als ze zijn – de macht het recht blijven geven fouten te maken? De fout echter is hardnekkig. Kern ervan is het geloof dat de klassieke economische recepten om de werkloosheid te bestrijden toch wel enig effect hebben in een periode waarin de automatisering van de productie en de internationale concurrentie intensiever worden. De kritieken op een systeem, dat niets meer met de werkelijkheid van doen heeft, hebben de ‘beslissers’ niet uit het lood geslagen. De vraag raakt uitgeput, de productie vertraagt en de werkloosheid schiet omhoog. Maar hun dogma’s hebben gezorgd voor een waterdichte laag rondom hun hersenen, waar onwelgevallige argumenten en rampzalige gevolgen absoluut niet meer doorheen dringen.
Weten deze ‘elites’ eigenlijk wel onder welke concrete omstandigheden de internationale concurrentie zich afspeelt? Een voorbeeld onder duizenden. In Indonesië produceert een bedrijf met 1800 werknemers uitsluitend voor de export naar de Verenigde Staten. Het minimumloon is bijna 3 gulden per dag... September jongstleden kwamen 50 arbeiders, die uitgeput waren omdat ze meerdere dagen in ploegen van 13 uur hadden gewerkt, een half uur te laat. Voor straf sloot de directie hen drie uur op in een witheet gestookte ruimte. De ‘vrije markt’: onverwoestbaar sokkel van iedere democratie.
Zullen de ogen van de verantwoordelijken plotseling open gaan? Misschien. “We staan vandaag de dag op een kruispunt in het licht van de sociaaleconomische crisis die veroorzaakt wordt door de technologische veranderingen.” (Michel Rocard) Of – al iets beter: “We staan voor een verschrikkelijke economische aardbeving.” (Jaques Delors) Nog beter: “We beleven een waar sociaal München.” (Philippe Seguin) (citaten van allen: juni en juli 1993).
Onverklaarbaar is de traagheid, waarmee deze politici eindelijk lijken te ontdekken dat hun conformisme sinds 1970 geleid heeft tot een verachtvoudiging van de werkloosheid in de Europese Unie. Maar helaas. Geen enkel voorstel hunnerzijds doet hopen dat ze bereid zouden zijn hun ideeën te begraven die tot zo’n enorme ramp hebben geleid.
Wat de bedrijfsdirecties betreft: die hebben altijd al overgelopen van grenzeloos respect voor hun werknemers. “Wij willen de 106.000 werknemers van de firma bedanken. Hun persoonlijke inzet en kwaliteiten zijn altijd de sleutel voor succes geweest. Deze gezamenlijke inzet van het totale personeel geeft ons vertrouwen in toekomstig succes.” Aldus Edwin Artz, president-directeur van Proctor & Gamble (wasmiddelen, luiers, schoonheidsproducten, dranken...) op 10 augustus 1992. Elf maanden later, gehecht als hij is aan zijn zeer toegewijd personeel, sluit hij dertig fabrieken en ontslaat 13.000 werknemers... Niet uit winstbejag, maar uit doodeenvoudig economisch realisme. Onvermijdelijk gegeven, dat voor werknemers slechts één boodschap heeft: berust!
Altijd verlangend bestaande banen te behouden en nieuwe te creëren meenden de regeringen vaak veelbelovende wegen te ontdekken in initiatieven, waarin het gezonde volksverstand – hoe vreemd voor de geniale ‘elites’ – zich op geen enkele manier herkende. Toen de anti-Irakeese coalitie vlakbij het werkterrein in Saoedi-Arabië was, vertelde James Baker aan de journalisten die hem naar de werkelijke doelen van de oorlog van de Verenigde Staten vroegen: “Als u in één woord het antwoord wilt hebben: banen, banen, banen.” Een oorlog die banen schept... Is dat Amerikaanse naïviteit? Nee. Een paar dagen voor hij zelfmoord pleegde zei Pierre Bérégovoy: “In 1991 geloofde ik dat de economie na de Golfoorlog zou aantrekken. Dat gebeurde niet, maar toch geloofden alle deskundigen dat.”
Niets normalers dan dat ‘deskundigen’ zich vergissen. Hun enorme specialisatie maakt hen ongeschikt om greep te krijgen op de totaliteit van ingewikkelde problemen. Maar de zegen van ‘de politiek’ hebben ze. Naïviteit van links? Nee. De regering Balladur zet ter bestrijding van de werkloosheid alle kaarten op de onwaarschijnlijke economische opleving, aangekondigd door de ‘deskundigen’. Als die al komt zal ze vergezeld gaan van een versnelde robotisering, die vernietiger van banen. Werklozen, deeltijdwerkers, werklozen van morgen: doe wat u al twintig jaar doet: berust.
Verbijstering: plotseling, als sneeuw voor de zon, verdwijnt dat enorme geduld. Het eerste signaal was de staking, die op 13 oktober uitgeroepen werd door Force Ouvrière en de CGT en waaraan enkele dagen de CFDT meedeed. Als versterker diende de staking bij Air France, die op 18 november voorzichtig begon met een dag van ‘gemeenschappelijke actie’. Daarna volgden diverse stakingen in de overheidssector. Al heel lang zorgde een merkwaardig brouwsel voor sociale rust: de angst voor werkloosheid, verwatering van aloude solidariteitsgevoelens – koud antwoord op het ‘privé’-leven, afwezigheid van geloofwaardige perspectieven...
Plotseling begon met de staking bij Air France de magie haar woordje te spreken. Waarom? Niet voor het eerst wilde een bedrijf onderhandelen over banen, lonen en verworvenheden. Maar iedereen weet dat een ‘herstructureringsplan’ niets oplost en, bovendien, slechts de voorloper is van een ander ‘plan’, dat er als twee druppels water op lijkt. Witte en blauwe boorden accepteerden vaak salarisverminderingen omdat ze op die manier het bedrijf en daarmee hun baan hoopten te redden. Dat is onmogelijk in sectoren (luchtvaart, chemie, automobiel, communicatie, etc.) waarin geen enkele bescherming bestaat tegen automatisering en internationale concurrentie, die alles naar beneden dreigen te nivelleren.
Door ervaring wijs geworden accepteren werknemers steeds minder het betoog van de bazen over modernisering en mondialisering. En geloven de directies – toch geen stommelingen – zelf nog wel in de door hen verkondigde economische theorieën? “Ze houden ons voor idioten” zeiden de stakers op Orly. Idioten? Helemaal niet of – naar keuze – erger nog: de theorie van de markt “heeft de neiging mensen als abstracte economische eenheden te behandelen.” (William Pfaff) Als simpele pionnen op een schaakbord. En dan komen die ‘pionnen’ toch in opstand...
Verrassend genoeg probeerde Balladur een beroep te doen op hun geweten. Je houdt je hart vast! Hij vroeg hen “te denken aan hun bedrijf, dat ze dreigen kapot te maken, te denken aan ons land, waarvoor Air France een groots bedrijf is dat onze kleuren draagt.” Dat bevestigde het personeel in wat ze al wisten: de staking zette niet alleen de reputatie van Air France, maar ook die van de Staat zelf op het spel. “De democratie”, zo zei Charles Pasqua onlangs, “stopt waar het belang van de Staat begint.” Wat een treurige armoede aan ministers-uitspraken... Want pas toen de voortdurende staking ‘het staatsbelang’ ondermijnde herkreeg de democratie – dialoog, onderhandelingen, pogingen tot een akkoord te komen – haar rechten wat betreft het Air France-personeel. En de Wall Street Journal constateerde triest: “De les van Air France is dat strijdbaarheid loont.”
De grote ondernemers boden zichzelf op 22 november in twee Parijse dagbladen een hele pagina aan om de staking bij Air France af te keuren. Ook zij leden er ernstig onder. Op deze grote dag zetten zij een conflict tussen twee wereldbeelden, twee maatschappelijke projecten en twee culturen in de etalage en hun daad was illustratief voor wat niemand meer klassenstrijd durfde te noemen.
De enorme opschudding rond Air France heeft praktijken zonder weerga blootgelegd (enorme waaier aan salarisschalen; onbeschofte behandeling van het personeel bij een regelrechte warboel van onderaannemers) en richtte de aandacht op de smerige streken, die mogelijk gemaakt worden door de afwezigheid van spelregels in de internationale concurrentiestrijd. De grote luchtvaartbedrijven leden de afgelopen vier jaar een totaal verlies van zo’n 25 miljard gulden. De oorzaak van deze verliezen is de deregulering sinds 1978. Die leidde tot een verscherpte concurrentie tussen de Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen. Ze moesten hun tarieven verlagen en tegelijkertijd hun kosten omlaag brengen. Direct gevolg: onbeschrijflijke chaos op de Amerikaanse vliegvelden en avontuurlijke financiële strategieën die bijvoorbeeld geleid hebben tot de verdwijning van een reus als Pan Am.
De Europese en Japanse luchtvaartmaatschappijen werden gedestabiliseerd door deze dwaze val van de passagierstarieven. Sabena heeft al 20 procent van haar personeel ontslagen en de lonen van de rest met 19 procent verlaagd. Iberia doekt diverse lijnen op, met name haar ‘sleutellijn’ van Miami naar Latijns-Amerika. De maatschappijen van andere landen vechten wanhopig om te overleven. Draconische economische ingrepen, gespierde onderhandelingen met het personeel en onderzoek naar mogelijke allianties zijn de middelen waarmee.
Het vliegverkeer tussen de Verenigde Staten en Japan is geregeld in een akkoord uit 1952. Een gezegend tijdvak waarin het Land van de Rijzende Zon een maatje te klein was om internationale verbindingen te kunnen onderhouden en – midden in de Koreaanse oorlog – Washington niets kon weigeren. Dankzij dit veertig jaar oude akkoord nemen de Amerikaanse luchtvaartbedrijven nu 69 procent van de vluchten voor hun rekening, terwijl 75 procent van de passagiers Japans is. Ter verkrijging van een bevredigender aandeel is Tokio daarom een knokpartij met Washington begonnen.
Nog een erfenis van de Koude Oorlog. De verbindingen tussen de Verenigde Staten en Duitsland zijn geregeld in een akkoord uit 1955. Daardoor kregen de Amerikaanse maatschappijen praktisch onbelemmerd toegang tot Duits grondgebied, terwijl Lufthansa slechts mocht vliegen op 12 Amerikaanse steden. Een voorlopig akkoord heeft dit aantal uitgebreid tot 25, terwijl het aandeel van de trans-Atlantische vluchten in de omzet van Lufthansa tegelijkertijd daalde van 22 procent in 1989 naar 16 procent in 1992. Twee keer vroeg bondskanselier Kohl schriftelijk aan Clinton om nieuwe onderhandelingen. Als die niet voor 15 september afgerond zouden zijn zou Kohl het bestaande akkoord nietig verklaren. Anti-Amerikanisme? Dat soort ultimatums is onderdeel van de laag-bij-de-grondse diplomatieke procedures tussen ‘vriendenlanden’.
Dat ultimatum rechtvaardigt bovendien het afsluiten van een akkoord tussen Northwest Airlines en de KLM. Daardoor mag Northwest Airlines haar Amerikaanse passagiers naar Duitsland ‘door’vliegen. De welluidende proclamaties van Europese trouw van de Nederlanders worden altijd gelogenstraft door hun daden. Lufthansa nam in de jaren tachtig 50 procent van het passagiersvervoer tussen de Verenigde Staten en Duitsland voor haar rekening. In één klap daalde dat tot 30 procent in 1992. Het enige antwoord, dat Bonn kon bedenken, was een akkoord tussen Lufthansa en United Airlines...
Een Duitse regeringsvertegenwoordiger gaf toe dat dit akkoord “goed voor Lufthansa is, maar slecht voor de overige Europese maatschappijen.” Van hun kant verborgen de Amerikaanse autoriteiten niet dat zij in dit akkoord een middel zagen om “druk uit te oefenen op Frankrijk, hen te dwingen hun luchtruim meer open te stellen voor de concurrentie.” De Amerikaanse, wel te verstaan.
Frankrijk applaudiseerde zich lam voor het reaganisme. Het gevolg van de deregulering tussen 1978 en 1993 was dat het Amerikaanse marktaandeel in het vervoer van passagiers tussen de Verenigde Staten en Frankrijk in deze periode groeide van 45 tot 65 procent.
Om hun belangen te verdedigen zijn de Verenigde Staten vastbeslotener, nationalistischer en slimmer dan de Europeanen. De ingeslagen weg, die inspireerde tot het Verdrag van Maastricht, mag een ambitieus project zijn. De Europese luchtvaartmaatschappijen schoven ieder afzonderlijk bij hun Amerikaanse concurrenten aan tafel. Waarom sloten ze niet onderling een verdrag af, zodat hun onderhandelingspositie versterkt werd?
Toen de discussies over de GATT polariseerden op het landbouwdossier en de ‘culturele’ uitzondering, herinnerde op 15 oktober Balladur er terecht aan dat de onderhandelingen evenmin “tot positieve resultaten” hadden geleid in de sectoren luchtvaart, transport, staal, diensten, enzovoort. Op deze gebieden zijn niet alleen de Verenigde Staten en Europa met elkaar in conflict, maar ook heel wat andere landen, waardoor de blokkades vermenigvuldigd worden. Toch verkondigde dezelfde propagandamachine, die al tijdens de Golfoorlog haar effectiviteit bewezen had, dat een eventueel fiasco van de GATT slechts te wijten zou zijn aan één enkel land: Frankrijk en zijn boeren...
In Frankrijk moet een aantal praktijken zonder meer gecorrigeerd worden. Vooral de subsidieregelingen die onder het mom de ‘kleintjes’ te helpen de grote exploitanten verrijken. Maar kunnen de Verenigde Staten de les voorschrijven zonder orde op zaken in eigen huis te hebben gesteld? Al ruim tien jaar hebben zij een uitgebreid programma van gegarandeerde prijzen en subsidies om hun export van graan, rijst, tabak, enzovoort te stimuleren. Het resultaat ervan is nog belachelijker dan het schandalig is.
De eerste vier jaar subsidieerde Washington het Export Enhancement Program (Export Stimuleringsprogramma – WB) met bijna 5 miljard gulden. Tweederde daarvan werd opgestreken door vier exportbedrijven. Cargill en Continental Grain zijn Amerikaanse bedrijven. De derde was Louis-Dreyfus, een Frans bedrijf met de hoofdzetel in Parijs. En de vierde: Artfer, een Italiaans bedrijf dat valt onder de Ferruzzi-groep...
De gegarandeerde prijzen waren voordelig voor zes groepen. Eentje daarvan – CAM USA – heeft niet meer dan een klein bureau, waarvan het telefoonnummer zelfs niet in het telefoonboek staat. Van de 208 miljoen dollar die besteed werden aan de promotie van Amerikaanse tabak werd 135 miljoen dollar (65 procent) besteed aan exporthulp voor tabak, die in het buitenland gekocht was...
Een hele serie politiek-financiële schandalen vergezelt deze absurde politiek, waarvoor Europa echt niet de prijs hoeft te betalen. Kijk naar de regering Bush. Tot de inval in Koeweit kreeg Sadam Hoessein 8 miljard gulden voedselhulp, wat zonder medeplichtigheid van de banken onmogelijk geweest zou zijn. De blokkade van Cuba, speerpunt van Amerikaanse gespierde diplomatie. Cargill zou in Venezuela Cubaanse suiker verkocht hebben. Een uitzonderlijke blunder... Ongeveer 80 procent van de federale exporthulp gaat naar de landbouw. Die bestrijkt slechts 10 procent van de export. De belangrijkste rechtvaardiging ervoor is “verzet tegen de Europese concurrentie”... In totaal, zo schrijft de New York Times, “kost deze achterlijke politiek de Amerikaanse burgers ieder jaar tien miljard dollar.”
Als de GATT-onderhandelingen voor 15 december met succes afgerond worden legt Clinton het akkoord – dat is de Amerikaanse parlementaire procedure – voor aan het Congres, dat door de ‘snelle procedure’ niets anders kan doen dan het als ‘totaalpakket’ goed of af te keuren. Wijzigingen zijn niet mogelijk. Wordt het verdrag na deze datum afgesloten, dan kan het amendementenspel gestart worden en moet het document rap in onderdelen ter goedkeuring voorgelegd worden. De leden van de Kamer en de Senaat, die gesponsord worden door diverse pressiegroepen zullen er niet armer van worden. Want de agrobusinessgiganten zijn de tweede grootste spekkers van de verkiezingsfondsen...
De starre standvastigheid van Clinton en Kantor zijn volstrekt begrijpelijk, misschien uit de verachting van een grootmacht voor bescheidener participanten. Maar vooral gaat het om een traumatiserend gevoel van onmacht voor het Congres. Een wereldhandelsakkoord... Moet dat afhankelijk zijn van een twijfelachtige, bijzondere parlementaire behandeling? En dat betreft het landbouwdeel van Amerikaanse praktijken, die de New York Times omschrijft als “corrupt en frauduleus.”?
Blijft over het dossier over de ‘culturele uitzondering’. Het verhaal van Washington komt neer op: berust erin dat jullie productie voor tv en bioscopen verdwijnt.
Dank aan bepaalde Amerikaanse commentatoren, die dat wel erg zot vertalen. De Wall Street Journal doet geloven dat Frankrijk de import van Amerikaanse films wil verbieden: “De eis tot censuur is sinds het Vichy-regime[2] nog nooit zo groot geweest.” “Het is altijd gemakkelijk geweest voor Frankrijk om haar problemen op het bordje te schuiven van de reus aan de overzijde van de oceaan” schrijft bijvoorbeeld de International Herald Tribune. Beter: “Frankrijk leeft grotendeels boven zijn stand” – terwijl de Verenigde Staten de grootste schuld ter wereld hebben. Neerbuigend schrijft het: “Frankrijk verdient begrip en sympathie” want het land lijdt onder haar dalende invloed in de wereld. “Frankrijk is een teleurgesteld land” dat ervoor gekozen heeft “haar deuren te sluiten en haar hoop op te geven”. Dat Frankrijk “is niet het land dat buitenlanders meenden te kennen, het Frankrijk van de afgelopen twee eeuwen, gebouwd op een ruimhartige geest – Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap – die in tegenspraak is met haar huidige stellingname. Het wordt tijd dat een open Frankrijk opkomt.”
Dit soort valse sentimentele onzin heeft betekenis: doen vergeten dat het gaat om puur commerciële onderhandelingen, waaraan noch een idealistisch Frankrijk, noch de Amerikaanse droom meedoet. Regeringen-die-concrete-belangen-verdedigen zitten aan de tafel. Boeing en Clinton verdedigen de concurrentie van Airbus niet, de HST (Hoge Snelheids Trein) probeert overal elders wielen aan de grond te krijgen, Ariane ritselt contracten, enzovoort.
In alle opzichten gehoorzamen Europa en de Verenigde Staten aan de wetten van het kapitalisme. Daarom vechten ze om marktaandeel en zetten ze de toekomst van belangrijke sectoren (landbouw, industrie, diensten) op het spel. Tegelijkertijd bewijzen ze hun onvermogen – beter: cynisme – ten aanzien van drama’s (ex-Joegoslavië, Somalië, Haïti, etc.) en zijn ze radeloos over het mislukte postcommunisme in Centraal-Europa en Rusland.
Intern doen Europa en de Verenigde Staten ieder op hun manier verwoede pogingen twee verschillende maatschappelijke concepten te promoten, twee vormen van het kapitalisme, met variabele staatsinterventie en sociale bescherming, die in niets op elkaar lijken. Een Amerikaanse werkloze heeft slechts 26 weken een uitkering. Een zieke of arme Amerikaan is uitgesloten van de noodzakelijke levensbehoeften. Of Europa zijn ingewikkelde apparaat van sociale bescherming kan handhaven is onzeker, maar het staat niet op het punt het in te ruilen voor het Amerikaanse model. De crisis accentueert de sociale tegenstellingen aan beide zijden van de Atlantische Oceaan. In de Verenigde Staten zijn ze scherper dan in Europa.
Robert Solow, winnaar van de Nobelprijs economie, haalt de tweedeling naar voren, die versterkt wordt door “de lage lonen en de geringe hoeveelheid banen voor de slechtst gekwalificeerde”. Dat is volgens hem het gevolg van “de ontwikkeling van de industrie in landen waar de lonen veel lager zijn dan bij ons (..). Het gevaar bestaat daarom twee naties te scheppen in één land. Enerzijds een groep bevoorrechten, anderzijds een massa werknemers zonder kwalificatie of kennis, die geen been hebben om op te staan in de internationale concurrentie.”
Solow mag dan een Nobelprijs gewonnen hebben, geconstateerd moet worden dat hij zich zwaar vergist. De door hem beschreven tweedeling is geen potentieel “gevaar”, een mogelijkheid die vorm kan krijgen in een verre toekomst. Deze tweedeling bestaat allang, in de Verenigde Staten meer dan in Europa. En ze wordt iedere dag groter door de toepassing van economische recepten, die een gemeenschapsproject missen. De blinde overheersing van de zogenaamde ‘marktwetten’ vergroot de kans op conflicten, intern in landen, maar ook tussen landen. Er is slechts één manier om de breekbare sociale vrede te bewaren en de wereld niet bloot te stellen aan bloedige confrontaties: de GATT moet worden getemd, ‘geciviliseerd’.
Dat is duidelijk niet de bedoeling van de ‘grote bazen’ van de Wereldbank, het IMF en de GATT. Zij hebben een klemmende oproep gedaan de lopende onderhandelingen zo snel mogelijk tot een goed eind te brengen. Dit pleidooi berust op een studie, die de OECD en de Wereldbank de afgelopen vier jaar gedaan hebben. Wonderbaarlijke conclusie daarvan: geslaagde GATT-onderhandelingen zullen de wereldeconomie gedurende negen jaar 213 miljard dollar extra opleveren.
Waarom 213? Waarom geen 212 of 214? Omdat de krachtige computers gekauwd hebben op 70.000 vergelijkingen. Zo’n ‘wetenschappelijke prestatie’ kun je natuurlijk niet in twijfel trekken. Toch stelde het IMF nauwelijks vier dagen later zonder de minste schaamte haar eerdere optimistische verwachtingen naar beneden toe bij. Want, geeft ze simpeltjes toe: “We hadden zo’n grote recessie in Europa niet verwacht en de hoop op herstel in Japan is niet uitgekomen.”
Ook anderen vergissen zich. Vier dagen later corrigeerde op haar beurt de OECD de geruststellende vooruitzichten, die ze in juni had gepresenteerd. Voor 1994 werd de raming van de economische groei in Duitsland bijgesteld van 1,4 procent naar 0,5 procent en voor Japan van 3,3 procent naar 2 procent. Deze voorspellingen werden gedaan door dezelfde mensen, die geïnspireerd worden door dezelfde opvattingen en dezelfde methodes gebruiken – en zijn niet waarschijnlijker dan de vorige. Toch zijn het geen idioten: ze weten, al jarenlang, dat ze zich vergissen, ze geloven niet meer in hun eigen profetieën. Met weinig respect voor het publiek denken ze dat dat hen wel gelooft. Ze vergissen zich altijd – behalve wanneer ze een ramp toegeven: volgens hen zou de GATT Zwart-Afrika ongeveer 7 miljard dollar kosten. In grote lijnen klopt dat wel: ongeremde vrijhandel is noodzakelijkerwijs fataal voor de zwaksten.
Maar Afrika weet al dertig jaar dat het “slecht bedeeld” wordt... Waarom zou het zich niet neerleggen bij haar trieste lot? Haar bestemming: honger en dood, niet alleen in Somalië; staatsgrepen in Burundi en Nigeria; slachtpartijen in Angola door de UNITA, die zo lang gesteund werd door de Verenigde Staten; verkiezingsparodieën in Ivoorkust, Togo, Gambon, Kameroen en Congo; pogingen tot een staatsgreep in Sierra Leone en Tsjaad. Er is slechts één geruststellend punt: de voorbeeldige stabiliteit in het Zaïre van de wrede Mobutu... Heeft Afrika geen kans? Hopelijk berust het erin...
Hopelijk is het realistisch. “Wij kunnen niet meer tussenbeide komen als bepaalde Afrikaanse landen er de voorkeur aan geven buiten de internationale financiële gemeenschap te blijven” schrijft Balladur. Enkele dagen later doet Michel Roussin, minister van internationale samenwerking, zijn duit in het zakje en eist van de Afrikanen “zich opnieuw te integreren in de internationale financiële gemeenschap door banden aan te gaan met de Wereldbank en het IMF.” De Franse regering weet dat in de Derde Wereld ‘structurele aanpassingsplannen’ van het IMF het strikte equivalent zijn van ‘herstructureringsplannen’ in westerse bedrijven.
Deze ‘structurele aanpassingsplannen’ hebben in Latijns-Amerika een geweldige bijdrage geleverd aan het ‘regelen’ van het probleem van de schuld. Volgens de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank zou het jaarlijks inkomen per hoofd “gestegen” zijn naar 2267 dollar. Vreemde stijging, omdat het volgens diezelfde bank in 1980 2378 dollar bedroeg. De Wereldbank tekent aan dat de Latijns-Amerikaanse landen hun uitgaven voor onderwijs en gezondheidszorg tussen 1980 en 1985 met een kwart verminderd hebben, dat de reële lonen op dit moment lager zijn dan in 1980 en dat één op de drie Latijns-Amerikanen beneden de armoedegrens leeft. Dat alles om hun buitenlandse schuld terug te betalen. “Armoede en ongelijkheid zullen nog lang blijven bestaan”, denkt de Wereldbank. Het is een onontkoombaar lot. Hopelijk cultiveert Latijns-Amerika daarom de deugd van berusting...
Dit door de ‘machtselites’ wetenschappelijk onderbouwde ‘lot’ veroorzaakt ellende en de meest afschuwelijke gewelddaden. Dus zwelt de stroom ontheemde mensen. Volgens het Hoge Commissariaat van de Vluchtelingen van de Verenigde Naties is het aantal officiële vluchtelingen wereldwijd gestegen van 2,5 miljoen in 1970 naar 11 miljoen in 1983. Vandaag de dag bedraagt het 18,9 miljoen. Het Commissariaat schat dat zelfs 250 miljoen mensen van huis en haard verdreven zijn. Hun probleem is dat ze niet voldoen aan de correcte juridische definitie van vluchteling.
In de landen, waar de meest onbeschaamde weelde zelfs niet liegt over de onderbedeling van de uitgeslotenen – Frankrijk, Duitsland, Italië, Spanje, enzovoort – zijn de sociale koortsaanvallen niet meer dan de uiting van de wrede krampaanvallen van de planeet. Beide verergeren al zo lang dat de machtigste landen zich vastklampen aan economische opvattingen, die de chaos veroorzaken. Om een zekere ‘nieuwe internationale orde’ te installeren zouden ze zich tenminste moeite kunnen geven de spanningen niet te verergeren. Daarom zouden ze moeten erkennen dat hun economische theorieën en praktijken onverenigbaar zijn met de beleden doelen. “Het wordt tijd”, schrijft William Pfaff, “om een Sociaal Handvest op te nemen in de toekomstige internationale markt van de GATT.”
Kan zo’n wens gerealiseerd worden? De Universiteit van Californië in Los Angeles (UCLA) lichtte een tipje van de antwoordsluier op. In de herfst van dit jaar stelde het een nieuwe leerstoel in voor een wereldberoemd docent. In maart 1985 ontving dit personage in Beverley-Hills 1500 ‘uitmuntende’ genodigden ter gelegenheid van wat het ‘Bal der roofdieren’ genoemd werd. U controleert, zo zei hij hen, een investeringscapaciteit van 1000 miljard dollar. Ze mobiliseerden daadwerkelijk enorme kapitalen, om zo snel mogelijk de hoogste rendementen te behalen. Dat werd de obsessie van ‘the golden boys’ en de ‘junk bonds’ (rotzooiobligaties). Sommige ondernemingen en individuen profiteerden ervan. Het systeem leidde tot een delirium, maar klapte onvermijdelijk in elkaar. De gevolgen waren ontmanteling van bedrijven en massale ontslagen. Geld ging naar het geld, de armoede werd ellende. Het feuilleton leidde tot knallende faillissementen van onder andere Trans World Airlines en tot processen, waardoor twijfelachtige financiers als Ivan Boesky, Dennis Levine en – niet te vergeten – Michael Milken, gastheer van de receptie in Beverley-Hills, de bak in vlogen. Milken werd in 1991 wegens fraude veroordeeld, kwam in januari 1993 uit de gevangenis en is voortaan ‘buitengewoon hoogleraar’ van de UCLA...
Intussen zag een handjevol rijke Amerikanen (0,5 procent van de bevolking) haar rijkdom groeien met 26 procent. En de anderen? Tachtig procent van de bevolking zag zich 6 procent armer worden. Maar alles bijeen betreft deze waarde-overdracht slechts Amerika zelf. Erger voor de rest van de planeet is de overheveling van een groot deel van het mondiale spaargeld naar de Verenigde Staten. Toen Reagan in 1981 zijn intrede deed in het Witte Huis erfde hij een federale schuld van 994 miljard dollar. Twaalf jaar later vermeldde het leitje van Bush het bedrag van 4400 miljard dollar. Onder Clinton zal dat niet verminderen. Integendeel. Als de goden hem welgezind zijn zal het hem de komende vier jaar lukken de stijging te beperken tot slechts 1000 miljard dollar.[3]
Zo’n tekort kan alleen fors terug gebracht worden door bezuinigingen, die intern een ernstige politieke en sociale crisis teweeg brengen. Minder pijnlijk zou de vermindering van het tekort op de handelsbalans zijn. De inspanning moet dan geleverd worden door de buitenlandse handelspartners, zelfs als ze – en dat is het geval met Europa – meer kopen dan verkopen in de Verenigde Staten. Ook heeft Clinton aangekondigd het jaarlijks exportvolume van de Verenigde Staten te verhogen van 638 miljard dollar naar 1000 miljard dollar. Om dat ambitieuze doel te bereiken moet Washington een zekere grofheid aan de dag leggen. Maar hopelijk legt de rest van de wereld zich neer bij het betalen van de prijs van deze pijnlijke ‘structurele aanpassing’...
De prijs? “Nooit eerder op deze wereld zijn zoveel mannen, vrouwen en kinderen het slachtoffer van uitbuiting, honger en uitroeiing.” Aldus Jaques Derrida. De Verenigde Staten zijn niet de enige schuldige. Alle ‘beschaafde’ landen dragen de verantwoordelijkheid. Allemaal zijn ze minder democratisch dan ze geloven, leven ze boven hun stand en dragen ze bij, al naar gelang hun gewicht, aan de destabilisatie van de wereld door het toepassen van economische strategieën, waarvan ze de verwoestende werking kennen. In deze wereld waar het geld de absolute meester is, is de keuze: “Of je bent medeplichtig, of je komt in opstand – het is één van de twee”, aldus Jules Vallès.
Niemand kan nog langer praten, zoals zolang gedaan werd, over ‘vergissingen’, ‘mislukkingen’, ‘onverwachte dingen’ of ‘onmacht’ van de Westerse landen, tegenover de gruwelen van de huidige tijd.
De valse, westerse excuses druipen van het cynisme van de machtigen, die al met al, ervoor gekozen hebben twee keer het onverdraaglijke te accepteren. Thuis de vernietiging van de gemeenschap door de werkloosheid en de uitsluiting. Verder door alleen voorbeelden aan te halen: de moordpartijen in ex-Joegoslavië en de regering van een bende schooiers in een klein land als Haïti.
Zijn de democratieën machteloos? Zo ja, dan wordt het de hoogste tijd de berusting om te zetten in een uitbarsting van woede. Ongetwijfeld voelen de regeringen al dat hun kiezers het hen niet vergeven veroordeeld te worden tot een leven in een zó onrechtvaardige wereld, die zó slecht in elkaar zit. Aimé Césaire: “Hoed je, architect, want (...) jij bent de bouwer van een verziekte wereld.”
_______________
[1] Billancourt is een industriële voorstad van Parijs, waar een paar jaar geleden de Renaultvestiging – strijdbaar arbeidersbastion – werd gesloten.
[2] Door nazi-Duitsland gecontroleerd, maar formeel onafhankelijk regime in het zuiden van Frankrijk tijdens de Tweede Wereldoorlog.
[3] De federale schuld bedraagt 130 procent van het BNP. Daarbij komt de schuld van bedrijven, die vanaf 1989 daalde van 69 procent van het BNP (3600 miljard dollar) tot 60 procent. In 1990 stonden de Amerikaanse gezinnen voor 3700 miljard dollar in het krijt.