Karl Kautsky
De dictatuur van het proletariaat
De Sovjetorganisatie is een product van de Russische revolutie van 1905. Het proletariaat begon toen met zijn massa-acties, waarvoor een massa-organisatie nodig was. De geheime organisaties van sociaaldemocraten, en die van de sociaal-revolutionairen, hadden slechts honderden leden die enkele duizenden arbeiders beïnvloeden. Politieke en economische massa-organisaties hadden zich onder het tsaristische absolutisme niet kunnen ontwikkelen. De enige massa-organisatie van arbeiders, die de revolutie aantrof, waren organisaties geschapen door het kapitaal zelf: de afzonderlijke bedrijven. Zij werden nu de organisaties van de proletarische massastrijd. Ieder bedrijf veranderde van een werkplaats voor materiële productie in een centrum voor politieke propaganda en actie. De arbeiders van elk bedrijf kwamen bijeen en kozen gedelegeerden, die een gedelegeerdenraad, een sovjet, vormden. Het waren de mensjewieken, die de stoot tot deze belangrijke beweging gaven. Op deze wijze werd de meest omvattende vorm van proletarische organisatie geschapen die mogelijk was, omdat zij alle loonarbeiders in zich opnam. Zij heeft machtige acties mogelijk gemaakt, en een diepe indruk op het bewustzijn van de arbeiders.
Toen de tweede Russische Revolutie in maart 1917 uitbrak, ontstond ook dadelijk weer de sovjetorganisatie, en ditmaal in overeenstemming met de toegenomen rijpheid van het proletariaat sinds de eerste revolutie, op een hogere trap.
De sovjets van 1905 waren lokale corporaties gebleven, beperkt tot enkele steden. De sovjets van 1917 waren niet enkel talrijker, zij traden ook met elkaar in nauwe verbinding. De afzonderlijke sovjets verenigden zich tot grote verbonden, die weer samen een, het gehele rijk omvattende, organisatie vormden. Met als orgaan de van tijd tot tijd bijeenkomende Al-Russische sovjetcongressen, met een permanent centraal hoofdbestuur.
Nu al kan de sovjetorganisatie op een grootse en roemvolle geschiedenis terugzien. En een nog grotere staat haar te wachten, en niet in Rusland alleen. Overal blijkt het dat tegenover de reusachtige krachten, waarover het financiënkapitaal, economisch en politiek beschikt, de huidige methode van economische en politieke strijd van het proletariaat te kort schiet. Zij moet daarom echter niet worden opgeheven. Zij blijven onontbeerlijk voor normale tijden maar worden van tijd tot tijd voor een taak gesteld, die zij niet kunnen volbrengen, daar slechts een samenwerking van alle politieke en economische machtsmiddelen van de arbeidersklasse tot het gewenste resultaat kan leiden.
De Russische revolutie van 1905 had in de Duitse sociaaldemocratie de idee van massastaking algemeen ingang doen vinden. Het partijcongres van 1905 nam haar als strijdmiddel op. Het congres van 1906 trachtte aan de gevoeligheden en de vrees van de vakbondsbureaucratie tegemoet te komen. Het besloot betreffende de massastaking het volgende:
Zodra het partijbestuur de noodzakelijkheid van een politieke werkstaking gekomen acht, moet het zich met het bestuur van de vakcentrales in verbinding stellen en alle maatregelen nemen die nodig zijn om de actie met goed resultaat te kunnen voeren.
Na alle ervaringen met massastakingen, weten wij thans dat dit besluit totaal verkeerd was. Ten eerste, omdat een massastaking des te meer resultaat belooft naarmate zij onverwachts en spontaan in een bepaalde situatie uitbreekt. Haar afkondiging door partij- en vakbondsbesturen, nadat deze het vooraf in conferenties eens geworden zijn, maakt uitgebreide voorbereidingen nodig die ieder resultaat kan verijdelen.
Hierbij komt nog dat de bureaucratie van een vakvereniging zich hoe langer hoe meer tegen alle grote spontane acties verzet. De vakverenigingen blijven absoluut noodzakelijk, het proletariaat is des te sterker naarmate zijn vakverenigingen sterker zijn in ledental en geldmiddelen. Uitgebreide, duurzame, organisaties zijn echter niet mogelijk zonder een permanente geschoolde leiding, dus een bureaucratie. De bureaucratie van een vakvereniging is even onontbeerlijk als de vakvereniging zelf. Zij heeft haar schaduwzijden evengoed als het parlementarisme of de democratie, maar blijft even onmisbaar als deze voor de bevrijding van het proletariaat.
Daarmee is echter niet gezegd dat men in alles de vakbondsbureaucratie moet volgen. Haar werkgebied zal teruggebracht moeten worden tot dat wat haar oorspronkelijke taak was, en waarin zij onvervangbaar is: het beheer van fondsen, propaganda voor de uitbreiding van de organisatie, raadgeven aan de arbeiders in hun strijd. Maar zij deugt niet voor de leiding van die geweldige massa-acties, die steeds meer het kenmerk van onze tijd worden. Zowel vakbondsbestuurders als parlementsleden kunnen hier krachtens hun ervaringen en hun kennis met vrucht werkzaam zijn. Maar de eigenlijke leiding zal steeds meer overgaan op de bedrijfsvertegenwoordiging, de arbeidersraden. In verschillende landen buiten Rusland, o.a. in Engeland hebben zulke instellingen (shops assistants of shops stewards) naast de vakverenigingen al een belangrijke rol gespeeld in de massabewegingen.
De sovjetorganisatie is dus een van de gewichtigste verschijnselen van onze tijd. Zij belooft bij de grote eindstrijd tussen kapitaal en arbeid, die wij tegemoet gaan, van beslissende betekenis te worden.
Mogen wij echter van de sovjets nog meer verlangen? De bolsjewieken, die samen met de links-revolutionairen, in de Russische arbeidersraden na de november-revolutie van 1917 de meerderheid verkregen, poogden na het uiteenjagen van de Constituante uit de sovjet, die tot nu toe de stríjdorganisatie van een klasse geweest was, de staatsorganisatie te maken. Zij hieven de democratie op, die het Russische volk in de maart-revolutie veroverd had. In overeenstemming daarmee, hielden de bolsjewieken dan ook op zich sociaal-democraten noemen. Zij betitelen zich thans als communisten.
Zeker, ze willen niet geheel en al van democratie afstand doen. Lenin noemde in zijn rede van de 28 april, de sovjetorganisatie een “hoger type van democratie”, een volledige breuk met haar “burgerlijke karikatuur”. Voor de proletariërs en arme boeren werd thans de volle vrijheid ingesteld.
Maar onder democratie verstond men tot nu toe de gelijkheid van politieke rechten voor alle staatsburgers. De door de wet bevoordeelde groepen hadden steeds vrijheid van beweging. Dat noemt men echter niet democratie.
De Sovjetrepubliek is, zo zegt men, de organisatie van de dictatuur van het proletariaat, de enige die, zoals Lenin het uitdrukt “de meest pijnloze overgang tot het socialisme mogelijk maakt”. Die overgang begint echter daarmee, dat de gehele niet in sovjets georganiseerde bevolking, politiek rechteloos wordt gemaakt.
Wij hebben al uiteengezet wat over het idee van de dictatuur van het proletariaat te zeggen valt. Nu nog enige opmerkingen over de speciale vorm hiervan bij de sovjets.
Waarom gaan deze sovjets de overgang naar het socialisme meer pijnloos voltrekken dan dit bij het algemeen kiesrecht mogelijk zou zijn? Klaarblijkelijk daarom: omdat de kapitalisten op deze wijze van de wetgeving worden buitengesloten.
Nu zijn echter twee dingen mogelijk. Het eerste is dat de kapitalisten en hun aanhang slechts een onbetekenend groepje uitmaken. Hoe zouden zij dan onder het algemeen kiesrecht de overgang naar het socialisme kunnen tegenhouden? Integendeel, als zij bij het algemeen kiesrecht als onbetekenende minderheid aan de dag treden, zullen zij zich eerder in hun lot schikken, dan wanneer het kiesrecht zo ingericht is dat niemand met beslistheid zeggen kan welke partij eigenlijk de meerderheid van de bevolking achter zich heeft. In werkelijkheid echter kan men niet de kapitalisten alleen hun politieke rechten ontnemen. Wie is een kapitalist in juridische zin? Een bezitter?
Zelfs in een economisch ontwikkelt land als Duitsland, met een talrijk proletariaat, zou de uitroeping van een sovjetrepubliek aan grote massa’s hun politieke rechten ontnemen. In jaar 1907 bedroeg in het Duitse rijk het aantal bedienden en loonarbeiders met hun gezinsleden meer dan 35 miljoen. Het aantal zelfstandigen en hun gezinsleden, 17 miljoen. Een partij kan dus zeer goed de meerderheid van de loonarbeiders achter zich hebben en toch de minderheid van de bevolking uitmaken. Anderzijds hoeven de arbeiders, als zij ook bij de verkiezingen eendrachtig zijn, onder het algemeen kiesrecht hun tegenstanders niet te vrezen.
Het algemeen kiesrecht, dat hen tot strijd tegen de gemeenschappelijke vijand dwingt, zal hen eerder tot eendracht brengen dan een beperking van de politieke strijd tot de sovjets, waar klassentegenstanders uitgesloten zijn. En waar de politieke strijd van de ene socialistische partij uitsluitend de vorm aanneemt van strijd tegen de andere socialistische partijen.
In plaats van klassenbewustzijn, wordt daarmee secte-fanatisme gekweekt.
Nu het andere alternatief. De kapitalisten en hun aanhang zijn geen minderheid, maar een grote massa die wel in staat zou zijn, in een parlement dat op de grondslag van het algemeen kiesrecht gekozen zou worden, ernstig oppositie te voeren. Wordt dit echter beter als men deze oppositie in het wetgevende lichaam tot zwijgen brengt?
De kapitalisten zelf vormen overal slechts een kleine groep, maar hun aanhang tegenover de socialisten kan groot zijn. Men moet niet menen dat slechts omgekochte of persoonlijk geïnteresseerde mensen voor het kapitalisme opkomen. Buiten het socialisme is het kapitalisme thans de enig mogelijke productievorm op een hogere trap. Wie het socialisme voor onmogelijk houdt, moet, wanneer hij modern denkt, voor het kapitalisme opkomen, al is hij daarbij ook in het geheel niet geïnteresseerd. Ook van de achterlijke groepen, die vijandig staan tegenover het kapitaal, zijn vele voor het privéeigendom van de productiemiddelen, en dus de bodem waaruit het kapitalisme ontspruit. In een achterlijk land kan het getal van deze die het kapitalisme direct of indirect beschermen, zeer groot zijn. Hun oppositie wordt niet geringer omdat men hun stemrecht ontneemt. Zij zullen slechts met meer energie alle maatregelen van het regime tegenwerken. Onder het algemeen kiesrecht, bij volledige democratie, zijn alle klassen en belangen volgens hun sterkte in de wetgevende vergadering vertegenwoordigd. Iedere klasse en partij kunnen bij ieder wetsontwerp de meest vrije kritiek uitoefenen. Al zijn zwakheden blootleggen, maar ook uitdrukking geven aan de grootte van de tegenstand, die dit ontwerp in de bevolking zal ondervinden. In de sovjet is alle kritiek van tegenstanders uitgesloten, en komen dus de zwakheden van een wet niet zo gemakkelijk aan het licht. Wat de tegenstand betreft, wie in de bevolking hiertegen zal opkomen, bemerkt men eerst helemaal niets. Pas wanneer het wetsontwerp wet geworden is, komen kritiek en tegenstand naar buiten. In plaats van bij de beraadslaging vertonen zich bij de uitvoering de zwakheden van de wet.
Zo zag de sovjetregering zich bij zeer gewichtige wetten reeds gedwongen deze met aanvullende wetten, of door een slappe uitvoering, weer gedeeltelijk ongedaan te maken. Dus door een achterdeur weer binnen laten wat men zoëven plechtig door de voordeur naar buiten had geworpen. En op het feit dat een stemrecht naar beroep, in tegenstelling tot het algemeen kiesrecht, de tendens vertoont de gezichtskring van de betrokkenen te vernauwen, wezen wij reeds vroeger. Dat door dit alles de overgang naar het socialisme pijnlozer zal zijn dan door het algemeen kiesrecht en de vrije discussie van alle partijen, die volgens sterkte vertegenwoordigd zijn, mag wel betwijfeld worden.
Niet minder twijfelachtig dan de pijnloosheid, wordt onder de sovjetregering de dictatuur van het proletariaat. Dictatuur — zeker, maar is het wel dictatuur van het proletariaat?
De sovjets konden, gezien de economische structuur van Rusland, hun heerschappij slechts verkrijgen door in 1917, in tegenstelling met 1905, zich niet tot het stedelijke industrieproletariaat te beperken, maar thans ook de soldaten en boeren in sovjets te organiseren. Met de demobilisatie van het leger, hebben de soldaten hun massabetekenis verloren. Het kleine leger, dat de volkcommissarissen aanwierven, werd voor hen belangrijk. Minder door zijn stembiljetten, dan wel door zijn bajonetten. Toch speelden de stembriefjes van het Rode leger geen onbetekenende rol. In verschillende sovjets, bv. bij de laatste nieuwe verkiezingen in Petersburg, werd voor hen een belangrijk deel van de mandaten gereserveerd. Des te gewichtiger echter werden de stemmen van de boeren die de grote meerderheid van Rusland uitmaken. Zij vormen onder het sovjetsysteem de meerderheid van de bevolking die gerechtigd is tot deelname aan wetgeving en regering. Wat ons als dictatuur van het proletariaat wordt voorgesteld zou, als het consequent werd doorgevoerd, en een klasse zelf direct een dictatuur zou kunnen uitoefenen, wat slechts een partij kan, zich omvormen in een dictatuur van de boeren. Het schijnt dus alsof de meest pijnloze doorvoering van het socialisme eerst dan verzekerd is, als ze in handen van boeren gelegd wordt. Zijn de boeren echter de meerderheid in de sovjetorganisatie, zij omvatten niet het gehele proletariaat.
Oorspronkelijk was men het niet geheel eens over wie zich in sovjets kon organiseren. En welke sovjets zich bij de algemene organisatie zou kunnen aansluiten. De mening heerste dat iedere beroepsorganisatie een sovjet zou kunnen vormen en als zodanig te beschouwen was. Op 28 mei bracht de Leipziger Volkszeitung een artikel, klaarblijkelijk afkomstig uit bolsjewistische kringen, getiteld De Sovjet Republiek. Daarin leest men:
De sovjetvertegenwoordiging heeft de superieure eigenschap van iedere democratische vertegenwoordiging, zij verschaft allen volkomen gelijke rechten, alle klassen van het land zijn volkomen in de gelegenheid door de sovjets een vertegenwoordiging te verkrijgen, die nauwkeurig met hun kracht en hun maatschappelijk soortelijk gewicht overeenkomt. Hiertoe moeten ze zich natuurlijk van te voren organiseren, maar niet volgens het schema van het tot nu toe geldend democratische, in partijen, maar in overeenstemming met de nieuwe democratische vormen in bijzondere klasse- of vakorganisaties.
Legien en zijn medestanders kunnen zeer tevreden zijn met deze degradatie van de sociaaldemocratische partij onder de vakbeweging. Maar ook de reactionairen, die het algemene gelijke kiesrecht door een standenkiesrecht willen vervangen, vinden hier een bloesem waaruit voor hen nog honig te zuigen valt. De verkondiger van de proletarische dictatuur gaat aldus verder:
De bourgeoisie als zodanig, heeft tot nu toe geen vertegenwoordiging in de sovjets, niet omdat zij niet toegelaten wordt, maar omdat zij de macht van de sovjets boycot, en ook niet geneigd is zich te organiseren volgens het proletarische schema.
Is zij werkelijk daartoe niet geneigd? Heeft onze bolsjewistische vriend nooit iets van een ondernemersorganisatie gehoord? En schijnt hem de afzonderlijke kapitalist onder het algemeen kiesrecht werkelijk gevaarlijker toe dan de ondernemersorganisaties in het sovjetstelsel? Maar wij worden onmiddellijk ingelicht waarin de superioriteit van de sovjetorganisatie boven het algemeen kiesrecht bestaat:
Het kan als vanzelfsprekend worden aangenomen dat de strijdorganisaties van de bourgeoisie niet tot de sovjets worden toegelaten.
Met andere woorden, de sovjetorganisatie heeft boven het algemeen kiesrecht het voordeel, dat zij grotere willekeur toelaat. Zij kan alle organisaties uit haar midden uitsluiten die zij als vijandig beschouwt. Zij “verschaft alle burgers volkomen gelijke rechten”, maar “zoals vanzelfsprekend is” mogen zij van die rechten slechts gebruik maken als zij het met de sovjetregering eens zijn. Intussen heeft men bevonden dat het zo niet gaat. Het laatste Al-Russische congres van de sovjets, dat 12 juli gesloten werd, heeft een grondwet voor de Russische sovjetrepubliek uitgewerkt. Deze stelt vast dat niet alle burgers van het Russische rijk, maar slechts bepaalde categorieën, het recht hebben gedeputeerden voor de sovjet te kiezen.
Slechts zij mogen kiezen “die de middelen voor hun onderhoud door productieve of door voor de gemeenschap nuttige arbeid verwerven”. Wat is echter productieve of voor de gemeenschap nuttige arbeid? Dat zijn elastiekbegrippen. Niet minder rekbaar is echter de bepaling over hen die van het kiesrecht uitgesloten zijn. Daartoe behoren degenen “die loonarbeiders voor winstdoeleinden in dienst hebben”. Een huisarbeider of een kleine baas met één knecht mag zo proletarisch leven en voelen als wie dan ook, hij heeft geen kiesrecht. Nog meer proletariërs zouden door de bepaling waardoor aankooplieden en tussenhandelaars het kiesrecht ontnomen is, politiek rechteloos kunnen worden. De arbeider die werkloos wordt en om in het leven te blijven met een groentekar of couranten gaat venten verliest zijn kiesrecht. Een verdere bepaling sluit van dit recht een ieder uit die “inkomen heeft zonder dat hij er voor werkt, bv. door kapitaalrente, winst uit ondernemingen, enz.” Hoe groot dat arbeidsloze inkomen wel moet zijn om het verlies van kiesrecht met zich mee te brengen wordt niet vermeld. Behoort daartoe al het bezit van een spaarbankboekje? Heel wat arbeiders, vooral in de kleine steden, bezitten een huisje. Om het hoofd boven water te kunnen houden gaan ze onderverhuren. Worden zij daardoor mensen met arbeidsloos inkomen? Onlangs werd in Petersburg aan de Obuchowsche fabriek gestaakt, een fabriek die Trotzki in 1909 nog “de stevige burcht van de revolutie” noemde. Ik vroeg een bolsjewistische partijgenoot hoe hij deze protestactie tegen de sovjetregering verklaarde.
“Dat is zeer eenvoudig”, meende hij, “de arbeiders daar zijn allemaal kapitalisten, ieder bezit een huisje.”
Men ziet hoe weinig het er toe doet om volgens het kiesreglement van de Sovjetrepubliek als kapitalist te worden gebrandmerkt, en het kiesrecht te verliezen. Dat de begripsbepalingen in het kiesrecht zo rekbaar zijn, dat zij wagenwijd de deur openen voor iedere willekeur, ligt niet aan de wetgever, maar aan het onderwerp zelf. Het zal nooit lukken
[Noot van de redactie: hier ontbreekt een bladzijde. Wat nu volgt is een samenvatting in telegramstijl van de Engelstalige MIA-versie (www.marxists.org/archive/kautsky/1918/dictprole/index.htm) voor dit tekstfragment. Dit is ook zo voor een ander fragment verderop in de tekst.]
In de kieswetgeving is niets te vinden qua regels of autoriteit. Clausule 70 bepaalt:
De juiste procedure van de verkiezing wordt bepaald door de lokale sovjets, overeenkomstig de instructies van het Al-Russisch Centraal Comité.
Rede van Lenin, 28 april 1918:
1) Stemgerechtigde zijn de werkende en uitgebuite massa’s. Enkel de burgerij is uitgesloten.
2) Bureaucratische formaliteiten en beperkingen moeten stoppen. De massa zelf moet de procedure en de verkiezingsdatum vastleggen.
Dat oogt dan naar willekeur, geeft mogelijkheden tot arbitraire handelingen en kwijt raken van oppositie of hinderlijke elementen.
Er moet op gewezen worden dat de verkiezing van een regionale sovjet indirect is en het gemakkelijk maakt de verkiezing te beïnvloeden, ten nadele van de oppositie.
En toch heeft dit niet een oppositie voorkomen.
De pijnloze overgang naar socialisme impliceert het monddood maken van oppositie en kritiek. Resolutie van 14 juni 1918 van het Al-Russisch Centraal Comité:
De vertegenwoordigers van de sociaal-revolutionairen (rechtervleugel en centrum) zijn uitgesloten. De sovjets van arbeiders, soldaten, boeren en Kozakken worden opgeroepen de sociaal-revolutionaire vertegenwoordigers uit te sluiten.
De maatregel is niet gericht naar personen. Inbreuk op de orde leidt naar gevangenisstraf, en er moet niet meer uitgesloten worden. In de constitutie van de sovjetrepubliek staat niets over onschendbaarheid van vertegenwoordigers. Geen personen, maar partijen, zijn uitgesloten. Praktisch wil dat zeggen dat alle proletariërs die op het standpunt van de uitgesloten partij staan, hun stemrecht verliezen. Hierover bestaat geen bijzondere clausule. Clausule 23:
In het belang van de arbeidersklasse als geheel kan de Russische Socialistische Federatie van Sovjet Republieken de rechten van personen of groepen weerhouden indien die rechten gebruikt zouden worden om de socialistische revolutie te schaden.
Dit maakt de volledige oppositie vogelvrij. Elke regering, ook een revolutionaire, vindt dat de oppositie de rechten misbruikt. Ook dit was niet voldoende voor de pijnloze overgang naar socialisme.
Amper was de mensjewistische en sociaal-revolutionaire oppositie gedumpt toen het gevecht uitbrak tussen de links-sociaal-revolutionairen en de bolsjewieken, met wie ze regeerden. Ook zij zijn nu grotendeels uit de sovjets verdreven.
Binnen het proletariaat zelf wordt de kring van politiek rechthebbende, waar de bolsjewieken op steunen, klein. Gestart met een idee van dictatuur van het proletariaat is het verworden tot een dictatuur van een partij in het proletariaat. Mocht het een dictatuur zijn van een meerderheid van het proletariaat over een minderheid, is dat vandaag twijfelachtig.
In het blad Populaire (Parijs 6 juli 1918), een interview van Longuet met Litvinoff, bolsjewistisch ambassadeur te Londen:
Zelfs de kameraden in het Westen met sterke sympathieën voor de beweging zijn gekwetst door de ontbinding van de sovjets. Wat ik je voor eigen rekening al eerder melde. Denk je niet dat er nieuwe verkiezingen moeten komen om de aanvallen te pareren?
Waarop Litvinoff antwoorde:
Hier volgt weer de gemoderniseerde weergave van de oorspronkelijke tekst — nvdr
Dat is op het ogenblik onmogelijk, wegens de gegeven situatie. De in de vorm van de sovjets uitgedrukte democratie — een nauwkeurige uitdrukking van de wil van de massa’s — is de enige vorm van vertegenwoordiging die op het ogenblik bij Rusland past. Overigens zouden diegenen, die tegen de laatste sovjetverkiezingen protest hebben aangetekend, omdat deze verkiezingen voor hen vernietigend waren, ook tegen de verkiezingen voor een nieuwe Constituante protesteren. Ook hierbij zouden wij zeker de, meerderheid hebben.
Als partijgenoot Litvinoff en zijn vrienden hiervan zo zeker zijn, waarom laten zij het er dan niet op aan komen, dat tegen die verkiezingen protest zal worden aangetekend?
Als deze verkiezingen in volle vrijheid plaats vinden en een bolsjewistische meerderheid opleveren, zal de bestaande regering een veel sterkere morele basis in binnen- en buitenland verkrijgen, dan de sovjetregering ooit winnen zal onder de huidige verkiezings- en regeringsmethoden. In de allereerste plaats zou voor de socialistische kritiek iedere bedenking zijn weggenomen. En de gehele internationale van het strijdende proletariaat zou zich eensgezind en met volle kracht achter haar plaatsen.
Waarom toch zou men van zulke enorme winst afstand doen, als men zo zeker is van de meerderheid? Omdat het algemeen kiesrecht op het ogenblik voor Rusland niet zou passen en slechts de sovjetorganisatie met zijn behoeften overeenkomt? Waarmee wordt echter deze bewering bewezen? Ze wordt begrijpelijk als men bedenkt dat iedere regering zich gaarne met het land tot eenheid maakt, en wat niet past als ongeschikt voor het land beschouwt.
Een ding moet zeer zeker worden toegegeven: de huidige toestand is voor het houden van verkiezingen niet erg gunstig. Toen de verkiezingen voor de eerste Constituante voorbereid en gehouden werden, heerste er nog enigszins rust in het land. Thans wordt geheel Rusland door burgeroorlogen verscheurd. Moet echter dit resultaat van 9 maanden sovjetrepubliek het bewijs leveren dat de sovjetorganisatie voor Rusland de meest passende is? Is hiermee het bewijs geleverd dat zij de overgang naar het socialisme op de meest “pijnloze” wijze tot stand doet komen?