V.I. Lenin
De dreigende catastrofe en hoe die te bestrijden
Zonder opheffing van het zakengeheim blijft de controle op productie en verdeling ofwel een lege belofte, die er alleen maar toe dient dat de kadetten de sociaal-revolutionairen en mensjewieken en deze op hun beurt de werkende klassen misleiden ofwel de controle kan slechts met reactionair-bureaucratische middelen en maatregelen ten uitvoer worden gelegd. Hoe duidelijk dit voor iedere onbevooroordeelde mens ook mag zijn, hoe hardnekkig de ‘Pravda’[12] ook voor opheffing van het zakengeheim opgekomen mag zijn (juist dit heeft er in hoge mate toe bijgedragen dat de ‘Pravda’ werd verboden door de regering-Kerenski, die lakeiendiensten voor het kapitaal verricht) — onze republikeinse regering heeft, evenmin als de ‘rechtsbevoegde organen van de revolutionaire democratie’, in het geheel niet aan dit eerste gebod van een werkelijke controle gedacht.
Juist hier ligt de sleutel tot iedere controle. Juist hier zit de gevoeligste plek van het kapitaal, dat het volk uitplundert en de productie saboteert. Dat is ook de reden waarom de sociaal-revolutionairen en mensjewieken dit punt niet durven aan te raken.
Het door de kleinburgers gedachteloos herhaalde gebruikelijke argument van de kapitalisten is dat de kapitalistische economie in geen geval opheffing van het zakengeheim gedoogt, aangezien de private eigendom van de productiemiddelen en de afhankelijkheid van de afzonderlijke bedrijven van de markt de heilige onaantastbaarheid van de afzonderlijke bedrijven van de markt de ‘heilige onaantastbaarheid’ van de koopmansboeken en van de handelsomzetten, waaronder natuurlijk ook de bankomzetten, noodzakelijk maken.
Ieder die in de een of andere vorm dit of soortgelijke argumenten herhaalt, bedriegt zichzelf en bedriegt op zijn beurt het volk, want hij sluit zijn ogen voor twee fundamentele, uiterst belangrijke en algemeen bekende feiten van het moderne economische leven. Het eerste feit is het bestaan van het grootkapitalisme, d.w.z. de bijzondere kenmerken van het economische organisme van banken, syndicaten, grootbedrijven enz. Het tweede feit is de oorlog.
Juist het moderne grootkapitalisme, dat overal in monopoliekapitalisme verandert, ontneemt aan het zakengeheim ieder spoor van redelijkheid en maakt het tot een huichelarij, tot een werktuig dat er slechts toe dient de financiële oplichterijen en schandalige winsten van het grootkapitaal te verheimelijken. De op grote schaal werkende kapitalistische economie is alleen al vanwege haar technische karakter een vermaatschappelijkte economie, d.w.z. ze werkt voor miljoenen mensen en verenigt door haar operaties, direct of indirect, honderden, duizenden, zelfs tienduizenden gezinnen. Dat is heel wat anders dan het bedrijf van een kleine ambachtsman of van een middelgrote boer, die er in ‘t algemeen geen boekhouding op nahoudt en wie daarom de opheffing van het zakengeheim in het geheel niet raakt!
In een grootbedrijf zijn de operaties toch al aan honderden en meer personen bekend. De wet tot bescherming van het zakengeheim dient hier niet de behoeften van de productie of van de ruil, maar de speculatie en het profijt in hun grofste vorm, de directe oplichterij, die — dat is bekend — in naamloze vennootschappen bijzonder welig tiert en bijzonder handig wordt versluierd door verslagen en balansen, die speciaal zo worden samengesteld dat de openbare mening wordt bedrogen.
Is het zakengeheim in de kleine wareneconomie onvermijdelijk, d.w.z. bij de kleine boeren en ambachtslui, waar de productie zelf niet vermaatschappelijkt is, maar verstrooid en versplinterd, in het kapitalistische grootbedrijf betekent het beschermen van dit geheim alleen bescherming van de privileges en winsten van letterlijk een handvol lieden tegen het gehele volk. Zelfs door de wet wordt dit al in zoverre erkend, dat de naamloze vennootschappen wordt voorgeschreven hun jaarrekeningen te publiceren. Maar deze — in alle ontwikkelde landen en ook in Rusland reeds ingevoerde — controle is juist een reactionair-bureaucratische controle, die het volk de ogen niet opent en het net de mogelijkheid biedt de gehele waarheid over de manipulaties van de naamloze vennootschappen te weten te komen.
Om revolutionair-democratisch te handelen zou men onmiddellijk een andere wet moeten uitvaardigen die het zakengeheim opheft, van de grote bedrijven en de rijken werkelijk volledige rekening en verantwoording eist en iedere willekeurige groep burgers van een democratische getalsterkte van enige omvang (zeg 1.000 of 10.000 kiezers) het recht toekent alle documenten van een willekeurig grootbedrijf te onderzoeken. Een dergelijke maatregel kan zonder meer gemakkelijk door een eenvoudig decreet ten uitvoer worden gelegd; alleen en uitsluitend zo’n maatregel zou het initiatief van het volk bij de controle tot ontplooiing doen komen via de bonden van employees, via de arbeidersbonden en via alle politieke partijen; alleen zo’n maatregel zou een serieuze en democratische controle garanderen.
Daarbij komt nog de oorlog. De ontzaglijke meerderheid van de handels- en industrie-ondernemingen werkt thans niet voor de ‘vrije markt’, maar voor de staatskas, voor de oorlog. Daarom heb ik al in de ‘Pravda’ uiteengezet dat zij die ons het argument voorhouden dat het onmogelijk is het socialisme in te voeren, dubbel en dwars liegen, want het gaat er niet om nu direct, van vandaag op morgen het socialisme in te voeren, maar het gaat erom te onthullen hoe de staatskas wordt geplunderd.
De kapitalistische ‘oorlogs’economie (d.w.z. de economie die direct of indirect te maken heeft met oorlogsleveranties) is een stelselmatige, bij de wet gelegaliseerde uitplundering van de staatskas, en de heren kadetten, die zich samen met de mensjewieken en sociaal-revolutionairen tegen de opheffing van het zakengeheim verzetten, zijn niets anders dan handlangers en helers bij het plunderen van de staatskas.
De oorlog kost Rusland thans 50 miljoen roebel per dag. Deze 50 miljoen roebel per dag verdwijnen voor het grootste deel in de zakken van de oorlogsleveranciers. Van deze 50 miljoen vormen ten minste 5 miljoen per dag en waarschijnlijker zelfs 10 miljoen en meer, de ‘onzondige inkomsten’ van de kapitalisten en van de met hen — op deze of gene wijze — onder een hoedje spelende ambtenaren. Vooral de grote firma’s en de banken, die geld voorschieten voor de manipulaties met oorlogsleveranties, strijken hierbij ontzaglijke winsten op, verrijken zich juist doordat zij de staatskas plunderen, want anders kan men deze oplichterij en uitplundering van het volk ‘vanwege’ de oorlogsrampen, ‘vanwege’ de vernietiging van honderdduizenden en miljoenen mensen niet noemen.
Van deze schandalige winsten op oorlogsleveranties, van de ‘garantiebrieven’ die door de banken worden verheimelijkt, van hen die zich aan de toenemende duurte verrijken, is ‘iedereen’ op de hoogte, daarover spreekt men gnuivend in de ‘society’, daarover vindt men niet weinig afzonderlijke, nauwkeurige aanwijzingen zelfs in de burgerlijke pers, die in de regel ‘onplezierige’ feiten verzwijgt en ‘netelige’ kwesties omzeilt. Iedereen weet het — en iedereen zwijgt, iedereen duldt het, iedereen neemt genoegen met deze regering die fraaie redevoeringen houdt over ‘controle’ en ‘regulering’!!
Revolutionaire democraten zouden, als ze waarachtige revolutionairen en democraten waren, onmiddellijk een wet hebben uitgevaardigd die het zakengeheim opheft, die de leveranciers en kooplui verplicht nauwkeurig rekening en verantwoording of te leggen, die hen verbiedt hun bezigheid zonder toestemming van de overheid te beëindigen, een wet die voor het verheimelijken van inkomsten en voor het bedriegen van het volk beslaglegging op het vermogen en de dood door de kogel[13] instelt en ervoor zorgt dat een inspectie en controle van onderop, democratisch, door het volk zelf, door de bonden van employees, arbeiders, verbruikers enz. plaatsvindt.
Onze sociaal-revolutionairen en mensjewieken verdienen geheel en al de naam van angstige democraten, want ten aanzien van deze kwestie herhalen zij wat alle angstige kleinburgers zeggen, namelijk dat de kapitalisten er bij ‘te harde’ maatregelen ‘vandoor zullen gaan’, dat ‘wij’ het niet zonder de kapitalisten kunnen stellen, dat toch ook de Engelse en Franse miljonairs, die ons immers ‘ondersteunen’, zich ‘gekrenkt’ zouden voelen en dergelijke meer. Men zou kunnen denken dat de bolsjewieken iets voorstellen dat in de geschiedenis van de mensheid nog nooit is voorgekomen, nog nooit beproefd is, dat iets ‘utopisch’ is, terwijl er immers al 125 jaar geleden in Frankrijk mensen zijn geweest, die werkelijk ‘revolutionaire democraten’ waren, die er werkelijk van overtuigd waren dat zij van hun kant een rechtvaardige oorlog, een verdedigingsoorlog voerden, die werkelijk op de volksmassa’s steunden die deze overtuiging oprecht met hen deelden, mensen die een revolutionaire controle op de rijken wisten in te stellen en resultaten wisten te behalen die de bewondering van de hele wereld wegdroegen. In de achter ons liggende 125 jaren heeft evenwel de ontwikkeling van het kapitalisme, door het scheppen van banken, syndicaten, spoorwegen enz., enz., de maatregelen, die noodzakelijk zijn voor een werkelijke democratische controle door de arbeiders en boeren op de uitbuiters, de grootgrondbezitters en kapitalisten, honderdmaal gemakkelijker en eenvoudiger gemaakt.
In de grond van de zaak komt het hele vraagstuk van de controle er op neer wie wie controleert, d.w.z. welke klasse de controlerende en welke de gecontroleerde is. Bij ons, in het republikeinse Rusland, wordt de rol van controleurs tot nog toe, met medewerking van de ‘rechtsbevoegde organen’ van de quasi revolutionaire democratie, toebedeeld en overgelaten aan de grootgrondbezitters en kapitalisten. Het onontkoombare gevolg daarvan is de kapitalistische uitplundering, die de algemene verontwaardiging van het volk oproept, en de ontwrichting, die door de kapitalisten kunstmatig wordt bevorderd. Men moet resoluut en onherroepelijk zonder bevreesd te zijn met het oude te breken, zonder bevreesd te zijn het nieuwe onvervaard op te bouwen, overgaan tot controle op de grootgrondbezitters en kapitalisten door de arbeiders en boeren. Dit echter vrezen onze sociaal-revolutionairen en mensjewieken het meest van alles.
_______________
[12] ‘Pravda’ (De Waarheid): legaal bolsjewistisch dagblad, in april 1912 op initiatief van Petersburgse arbeiders gesticht.
De ‘Pravda’ was een arbeiderskrant met een massaoplage, waarvoor het benodigde geld onder de arbeiders werd verzameld. De dagelijkse oplage bedroeg gemiddeld 40.000 exemplaren.
Lenin schreef nagenoeg dagelijks vanuit het buitenland voor de krant, gaf de redactie aanwijzingen en trok publicisten voor het blad aan.
In het eerste jaar van haar bestaan werd de ‘Pravda’ 41 keer in beslag genomen en werden tegen haar redacteuren 36 gerechtelijke vervolgingen ingesteld, als gevolg waarvan in totaal 47 1/2 maand gevangenisstraf moesten worden uitgezeten. In twee jaar tijd werd de ‘Pravda’ door de tsaristische regering acht keer verboden. Ze verscheen echter telkens onder een andere naam. — Noot van de redactie
[13] Ik heb al de gelegenheid gehad er in de bolsjewistische pers op te wijzen dat als een steekhoudend argument tegen de doodstraf slechts kan gelden dat ze door de uitbuiters ten bate van het behoud van de uitbuiting tegen de massa’s van het werkende volk wordt toegepast. Zonder de doodstraf tegen de uitbuiters (d.w.z. de grootgrondbezitters en kapitalisten) zal een revolutionaire regering, van welke aard ook, het wel nauwelijks kunnen stellen. — noot van Lenin