Georges Politzer
Beginselen van de filosofie
Deel 1
In dit boek willen wij de eerste beginselen van de materialistische filosofie uiteenzetten en verklaren.
Waarom? Omdat het marxisme onafscheidelijk verbonden is met een wereldbeschouwing en een methode: het dialectisch materialisme. De studie van deze wereldbeschouwing en denkmethode is dus onontbeerlijk om het marxisme goed te kunnen begrijpen, om de argumenten van de burgerlijke theorieën te kunnen weerleggen en een doeltreffende politieke strijd te kunnen voeren.
Lenin heeft dan ook gezegd: “Zonder revolutionaire theorie kan er geen revolutionaire beweging bestaan.”[1]
Dit betekent in de eerste plaats: men moet de theorie met de praktijk verbinden.
Wat betekent praktijk? De praktijk is het tot werkelijkheid maken: In de industrie en de landbouw, bijvoorbeeld, worden bepaalde theorieën (van de scheikunde, de natuurkunde of de biologie) in de praktijk toegepast, d.w.z. in de werkelijkheid overgebracht, verwerkelijkt.
Wat betekent theorie? Theorie is de kennis van de dingen die wij verwerkelijken willen.
Een mens kan uitsluitend praktisch zijn — maar dan gaat hij slechts volgens de routine te werk. Hij kan uitsluitend theoretisch zijn — maar dan is wat hij uitdenkt vaak niet te verwerkelijken. Tussen theorie en praktijk moet dus steeds verband bestaan. De hele vraag is nu welke theorie als de juiste moet worden beschouwd en hoe deze dan met de praktijk verbonden dient te worden.
Wij menen dat de strijdbare arbeider een juiste methode van onderzoek en denken nodig heeft om een juiste revolutionaire activiteit te kunnen ontplooien. Dat hij een methode nodig heeft, die geen dogma is, dat hem pasklare oplossingen biedt, maar een methode, die rekening houdt met de steeds wisselende feiten en omstandigheden, een methode, die nimmer de theorie van de praktijk, het denken van het leven scheidt. Deze methode nu ligt besloten in het dialectisch materialisme, grondslag van het marxisme, dat wij hier willen uiteenzetten.
Over het algemeen meent men dat de studie van de filosofie voor de arbeiders vele moeilijkheden oplevert, omdat zij een bijzondere ontwikkeling zou vereisen. De manier waarop de burgerlijke handboeken over filosofie zijn geschreven, kan deze mening inderdaad slechts versterken en de lezers alleen maar afschrikken.
Wij willen de moeilijkheden bij de studie in het algemeen en bij die van de filosofie in het bijzonder niet ontkennen, maar zij zijn allerminst onoverkomelijk en vloeien vooral voort uit het feit dat het voor veel van onze lezers om iets geheel nieuws gaat.
Allereerst moeten wij met hen de betekenis van bepaalde woorden die in het gewone taalgebruik vervalst zijn, herzien.
Gewoonlijk verstaat men onder een filosoof: hetzij een man die met zijn gedachten in de wolken zweeft, hetzij iemand die de dingen licht opvat, die zich geen kopzorgen maakt. In werkelijkheid is een filosoof echter juist een man die op bepaalde vragen nauwkeurige antwoorden wil geven. Als wij daarbij bedenken dat de filosofie de wereldproblemen tracht te verklaren (wat is de oorsprong en het doel van het leven, de wereld, enz.) dan zien wij dus dat de filosoof zich met veel dingen bezighoudt en dat hij zich, in tegenstelling tot het algemene gezegde, juist veel ‘kopzorgen maakt’.
Ter definitie van het woord filosofie zeggen wij dus dat zij de wereld, de natuur wil verklaren, dat zij de studie van de meest algemene vraagstukken behelst. De minder algemene vraagstukken worden door de verschillende wetenschappen bestudeerd. De filosofie ligt dus in het verlengde van de wetenschappen, in die zin dat zij op de wetenschappen steunt en ervan afhangt.
Wij willen hier onmiddellijk aan toevoegen dat de marxistische filosofie een methode biedt om een oplossing te vinden voor alle vraagstukken en dat deze methode op het materialisme berust.
Op dit punt bestaat er eveneens een begripsverwarring, die wij onmiddellijk aan de kaak willen stellen. Gewoonlijk verstaat men onder een materialist iemand die zich vóór alles overgeeft aan de stoffelijke geneugten. Met een woordspeling — materialisme is afgeleid van het woord materie, stof — kon men tot deze volkomen foutieve uitleg komen.
Bij de studie van het materialisme — in de wetenschappelijke zin van het woord — zullen wij aan dit begrip zijn ware betekenis teruggeven; materialist zijn houdt immers niet in — zoals verder blijken zal — dat men geen ideaal zou bezitten en niet zou vechten om het te verwezenlijken.
Wij hebben al vastgesteld dat de filosofie een verklaring wil geven voor de meest algemene vraagstukken van de wereld. In de loop van de geschiedenis van de mensheid is deze verklaring uiteraard niet steeds dezelfde geweest.
De eerste mensen hebben wel getracht de natuur, de wereld te verklaren, maar zij waren daartoe niet in staat. Want de verschillende wetenschappen maakten het pas mogelijk een verklaring te vinden voor de wereld en de ons omringende verschijnselen; en de ontdekkingen die de wetenschappen vooruit hebben gebracht, werden nog niet zo lang geleden gedaan.
De onwetendheid van de eerste mensen was dus een belemmering van hun zoeken naar verklaringen. Zo zien wij dan ook in de loop van de geschiedenis door deze onwetendheid de godsdiensten ontstaan, die eveneens de wereld willen verklaren, maar door middel van bovennatuurlijke krachten. Deze verklaring was dus onwetenschappelijk. Daar in de loop der eeuwen de wetenschap zich langzamerhand gaat ontwikkelen, trachten de mensen de wereld door materiële feiten, op grond van wetenschappelijke waarnemingen te verklaren en uit dit streven ontstaat de materialistische filosofie.
In de volgende hoofdstukken zullen wij het materialisme bestuderen, maar wij kunnen nu al vaststellen dat het materialisme niets anders is dan de wetenschappelijke verklaring van de wereld.
Wanneer wij de geschiedenis van de materialistische filosofie bestuderen, dan ontdekken wij hoe hard en moeilijk de strijd tegen de onwetendheid is geweest. Wij zien trouwens, dat deze strijd in onze dagen nog niet is geëindigd, daar het materialisme en de onwetendheid naast elkaar blijven voortbestaan.
Midden in deze strijd zijn Marx en Engels opgestaan. Zij begrepen het belang van de grote ontdekkingen van de 19de eeuw en maakten daardoor een geweldige vooruitgang van de materialistische filosofie bij de wetenschappelijke verklaring van de wereld mogelijk. Zo ontstond het dialectisch materialisme. Verder hebben zij als eersten ingezien dat de wetten die de wereld beheersen, ook de ontwikkeling van de maatschappij kunnen verklaren. Zo hebben zij de beroemde theorie van het historisch materialisme opgesteld.
In dit boek willen wij eerst het materialisme, daarna het dialectisch materialisme en tenslotte het historisch materialisme bestuderen. Vóór alles willen wij echter het verband tussen het materialisme en het marxisme duidelijk maken.
Wij kunnen dit als volgt samenvatten:
1. De materialistische filosofie vormt de grondslag van het marxisme.
2. Deze materialistische filosofie, die een wetenschappelijke verklaring van de wereldvraagstukken wil geven, ontwikkelt zich in de loop van de geschiedenis tegelijk met de wetenschap. Het marxisme is dus ontstaan uit de wetenschap, het steunt op en ontwikkelt zich met de wetenschap.
3. Vóór Marx en Engels hebben er al herhaaldelijk allerlei materialistische filosofieën bestaan. Maar toen in de 19de eeuw de natuurwetenschappen een grote sprong voorwaarts maakten, konden Marx en Engels het vroegere materialisme aan de hand van de moderne wetenschap vernieuwen en ons het moderne materialisme schenken, dat het dialectisch materialisme wordt genoemd en de grondslag van het marxisme vormt.
Uit deze enkele uiteenzettingen blijkt al dat de materialistische filosofie, in tegenstelling tot wat algemeen beweerd wordt, een geschiedenis kent. Deze geschiedenis is nauw verbonden met de geschiedenis van de wetenschappen. Het marxisme, met het materialisme als grondslag, is dus niet uit het brein van één man ontsproten. Het is het resultaat, de voortzetting van het oude materialisme dat al ver ontwikkeld was bij Diderot. Het marxisme is het oude materialisme zoals het werd uitgewerkt door de Encyclopedisten van de 18e eeuw, verder ontwikkeld en verrijkt dankzij de wetenschappelijke ontdekkingen van de 19e eeuw. Het marxisme is een levende theorie en om meteen te laten zien op welke wijze het de vraagstukken onder ogen ziet, willen wij een voorbeeld nemen dat iedereen bekend is: het vraagstuk van de klassenstrijd.
Hoe denken de mensen over dit vraagstuk? Sommigen menen dat de verdediging van het dagelijkse brood de politieke strijd overbodig maakt. Anderen denken dat het voldoende is de straat op te gaan en de vuist te tonen en ontkennen de noodzaak van de organisatie. Weer anderen beweren dat alleen de politieke strijd een oplossing in dit vraagstuk kan brengen.
Voor de marxist echter omvat de klassenstrijd:
a. Een economische strijd
b. Een politieke strijd
c. Een ideologische strijd.
Het vraagstuk dient dus gelijktijdig op deze drie gebieden te worden aangepakt.
a. Men kan niet vechten voor zijn brood (economische strijd) zonder voor de vrede op te komen (politieke strijd) en zonder de vrijheid te verdedigen (ideologische strijd).
b. Zo staat het ook met de politieke strijd, die sinds Marx een echte wetenschap is geworden: om een dergelijke strijd te voeren moet men zowel met de economische toestand als met de ideologische stromingen rekening houden.
c. Om de ideologische strijd, die zich in de propaganda uit, doeltreffend te kunnen voeren, moet men met de economische en de politieke toestand rekening houden.
Wij zien dus dat al deze vraagstukken nauw met elkaar verbonden zijn en dat men t.o.v. welk verschijnsel ook in dit grote vraagstuk van de klassenstrijd — bijvoorbeeld bij een staking — geen beslissing kan nemen wanneer men niet aan elk onderdeel van het vraagstuk en aan het vraagstuk in zijn geheel aandacht schenkt.
De beste leider voor de beweging is dus hij die in staat is de strijd op alle fronten aan te binden.
Zo ziet een marxist het vraagstuk van de klassenstrijd. In de ideologische strijd die wij dagelijks hebben te voeren, krijgen wij echter met moeilijke vragen te maken: de onsterfelijkheid van de ziel, het bestaan van God, de oorsprong van de wereld, enz. Het dialectisch materialisme verschaft ons nu juist die methode van denken, die ons in staat stelt op al deze vragen te antwoorden en bovendien alle pogingen om het marxisme te vervalsen, zogenaamd om het aan te vullen of te vernieuwen, te ontmaskeren.
Deze vervalsingspogingen hebben verschillende uitgangspunten. Men tracht tegenover het marxisme de socialistische denkers van de vóór-marxistische periode te plaatsen. Zo worden dan ook vaak de ideeën van de “utopisten” tegen Marx gehanteerd. Sommigen beroepen zich op Proudhon. Anderen ontlenen hun argumenten aan de revisionisten van vóór 1914 (hoewel zij door Lenin reeds meesterlijk zijn weerlegd). Maar vooral moet gewezen worden op de tactiek van het doodzwijgen, die door de bourgeoisie t.a.v. het marxisme wordt toegepast. Zij heeft alles gedaan om te voorkomen dat de materialistische filosofie in haar marxistische gedaante bekend zou worden.
Een treffend voorbeeld hiervan vormt het filosofisch onderwijs, zoals dat bij ons gegeven wordt. Men kan dit gehele onderwijs volgen zonder ooit te horen dat er een materialistische filosofie bestaat, uitgewerkt door Marx en Engels. Wanneer er in filosofische handboeken over het materialisme geschreven wordt (dat moet immers wel), dan worden materialisme en marxisme steeds afzonderlijk behandeld. Over het algemeen wordt het marxisme uitsluitend als een politieke leer voorgesteld en bij de bespreking van het historisch materialisme wordt de filosofie van het materialisme buiten beschouwing gelaten; het dialectisch materialisme wordt tenslotte volledig genegeerd.
Niet alleen op de middelbare scholen bestaat deze toestand, maar ook op de universiteiten. Kenmerkend hiervoor is dat men in ons land een “specialist” in de filosofie kan zijn, met de hoogste universitaire graad, zonder te weten dat het marxisme op een filosofie, het materialisme, berust en dat het traditionele materialisme zijn hedendaagse vorm heeft, te weten het marxisme ofwel het dialectisch materialisme.
In de volgende hoofdstukken zullen wij aantonen, dat het marxisme niet alleen een maatschappijleer, maar ook een wereldbeschouwing omvat. Het is dus zinloos te betreuren dat het marxisme een filosofische grondslag mist en te willen zoeken, zoals door sommige theoretici van de arbeidersbeweging gedaan wordt, naar deze filosofie die aan het marxisme zou ontbreken. Het marxisme heeft immers een wereldbeschouwing, het dialectisch materialisme.
Ondanks deze tactiek van het doodzwijgen, ondanks alle vervalsingen en voorzorgsmaatregelen van de heersende klassen, krijgen het marxisme en zijn filosofie overigens steeds meer bekendheid.
_______________
[1] Lenin: Wat te doen? in Marx-Engels Marxisme blz. 142. Uitgeverij voor Literatuur in Vreemde Talen, Moskou 1968.