Marx: productieve arbeid, een kanttekening

(Een fragment)

Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, 1971, nr. 1, jg. 14
Copyright: De Internationale
Deze versie: Spelling aangepast
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
De Grundrisse
Het Kapitaal
Resultaten van het directe productieproces

Een filosoof produceert ideeën, een dichter gedichten, een dominee preken, een professor compendia enz. Een misdadiger produceert misdaden. Als men het verband van deze laatste productietak met de gehele maatschappij nader beschouwt dan zal men van vele vooroordelen terugkomen.

De misdadiger produceert niet alleen misdaden, maar ook het strafrecht en daarmee de professor, die lezingen over strafrecht houdt en daarbij het onvermijdelijke compendium, waarin deze zelfde professor zijn voordracht als “waar” op de algemene markt gooit. Daarmede treedt vermindering van de nationale rijkdom op. Geheel afgezien van het privégenoegen, dat – zoals ons een competente getuige – prof. Rosscher (zegt) – het manuscript van het compendium zijn oorspronkelijke samensteller zelf biedt.

De misdadiger produceert verder de hele politie en strafrecht justitie, gerechtsdienaren, rechters, beulen, gezworenen enz.; en al die verschillende takken van nijverheid, die even zo vele categorieën van de maatschappelijke deling van de arbeid vormen; ze ontwikkelen verschillende bekwaamheden van de menselijke geest; scheppen nieuwe behoeften en nieuwe manieren om die te bevredigen. Alleen reeds de marteling heeft tot de meest zinvolle mechanische uitvindingen aanleiding gegeven en in de productie van martelwerktuigen een hoop eerzame handwerkslieden aangesteld.

De misdadiger produceert een indruk, deels moreel, deels tragisch, al naarmate het valt, en bewijst zo nadien de opwekking van de morele en esthetische gevoelens van het publiek een “dienst”. Hij produceert niet slechts compendia over het strafrecht, niet alleen strafwetboeken en daarmee strafwetgevers maar ook kunst, schone literatuur, romans en zelfs drama’s zoals niet alleen wordt bewezen door Mullners “Schuld” en Schillers “Rovers” maar zelfs door “Oedipus” en “Richard de Derde”. De misdadiger onderbreekt de monotonie en zekerheid van het burgerlijke leven van alledag. Hij behoedt het daarmee voor stagnatie en roept een onrustige spanning en beweeglijkheid op, die verhindert dat zelfs de prikkel van de concurrentie zou afstompen. Hij geeft zo de productieve krachten een stimulans. Terwijl de misdadiger een deel van de te grote bevolking aan de arbeidsmarkt onttrekt en daarmee de concurrentie onder de arbeiders vermindert, tot op zekere hoogte de daling van het arbeidsloon onder het minimum verhindert, absorbeert de strijd tegen de misdaad een ander deel van dezelfde bevolking. De misdadiger treedt zo dus op als een van die natuurlijke “compensatieprocessen”, die een juist niveau herstellen en een geheel perspectief van “nuttige” takken van werkzaamheid openen.

De invloed van de misdadiger op de ontwikkeling van de productiviteit kan tot in details aangetoond worden. Zouden slotenmakers ooit tot hun huidige perfectie gekomen zijn, als er geen dieven waren? Zou de productie van bankbiljetten tot zijn tegenwoordige volmaaktheid gekomen zijn, als er geen valsmunters waren? Zou de microscoop zijn weg in de gewone handelssfeer gevonden hebben zonder bedrog in de handel? Heeft de praktische chemie niet evenveel te danken aan de warenvervalsing en het streven die te ontdekken, als aan eerlijke productie-ijver?

De misdaad roept, door steeds nieuwe middelen van aanvallen op het eigendom, steeds nieuwe verdedigingmiddelen in het leven en werkt daarmee even productief in op de uitvinding van machines als stakingen dat doen. En als we de sfeer van de persoonlijke misdaden verlaten: Zou zonder een nationale misdaad ooit de wereldmarkt ontstaan zijn? Ja, zelfs naties? En is de boom van de zonde niet tegelijk sedert de tijd van Adam de boom van de kennis? Mandeville had in zijn “Fable of the Bees (Bijenfabel)” (1705) reeds de productiviteit van alle mogelijke beroepen enz. bewezen en in het algemeen de tendens van dit hele argument:

“Dat wat wij in de wereld het kwaad noemen, het morele zowel als het natuurlijke, is het grote principe, dat ons tot maatschappelijke schepsels maakt, de vaste basis, het leven en de steun van alle ambachten en werkzaamheden zonder uitzondering; hier moeten we de ware bron van alle kunsten en wetenschappen zoeken; en op het moment dat het kwaad op zou houden te bestaan, zou het met de maatschappij slecht vergaan, zo ze al niet helemaal ten onder zou gaan.”

Alleen was Mandeville natuurlijk oneindig veel dapperder en eerlijker dan de bekrompen apologeten van de burgerlijke maatschappij.

_______________
K. Marx (Abschweifung (über produktive Arbeit)) in: Theorien über den Mehrwert, Werke, Bd. 26, deel 2, pp. 363-365.