Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, 1971, nr. 4, jg. 14
Copyright: De Internationale
Deze versie: Spelling aangepast
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !
Het ontstaan van een revolutionaire partij is een proces van bewustwording en organisatie. Deze bewustwording voltrekt zich niet vanuit de abstracte theorie, maar is een eenheid van theorie en praktijk, een theoretische vorming in en door het praktische organisatorische werk. Aan de andere kant zal de groei van het theoretische inzicht richting en leiding geven aan het praktische organisatorische werk.
Het inzicht in de werkelijke gang van zaken in het kapitalistische stelsel en de conclusies, die hieruit voor de arbeidersklasse getrokken moeten worden zal niet met de groei van de kapitalistische maatschappij automatisch tot stand komen. De sociaaldemocratische opvatting dat de arbeidersbeweging steeds en steeds groter zal worden en op een bepaald moment de overgrote meerderheid heeft, heeft geleid tot de reformistische opvattingen en tenslotte tot een geheel verlaten van de socialistische idee.
Het bewustzijn van de in strijd komende arbeiders is in aanleg echter een economistisch bewustzijn, dat zich richt op verbetering van de levensomstandigheden van deze arbeiders en niet direct op de vestiging van het socialisme.
Om de arbeiders tot een socialistisch bewustzijn te brengen is het nodig dat er een bewuste kern bestaat, die door middel van zijn socialistische propaganda aansluiting zoekt bij diegenen uit de arbeidersklasse die altijd in de strijd voorop staan, die bij iedere actie, staking, enz. steeds weer de leiding op zich nemen.
De groep die deze voorhoede van de arbeidersklasse het socialistisch bewustzijn, het revolutionaire inzicht bijbrengt is de revolutionaire partij. Vanuit deze hoek bezien zal deze revolutionaire partij een kaderpartij zijn.
Anderzijds zal de revolutionaire partij de taak hebben op de beslissende momenten en zeker op het moment van het overnemen van de macht, wil zij niet van de dictatuur van het proletariaat de dictatuur over het proletariaat maken, een zodanige verankering in de massa’s moeten hebben, dat de grote meerderheid van de arbeiders in haar de drager van de belangen van de arbeidersklasse ziet.
Dat wil zeggen dat de revolutionaire partij zonder direct de gehele massa georganiseerd te hebben, een inplanting in de massa moet verkrijgen die haar in staat stelt dit vertrouwen onder de massa’s te winnen. In dit opzicht is de revolutionaire partij een massapartij of moet ze dit worden.
Het vraagstuk van de vorming van de revolutionaire partij en het winnen van deze massa-invloed hangt ten nauwste samen met de strategie die de revolutionaire partij voert. Om voldoende vertrouwen onder de massa te winnen zal zij moeten uitgaan van de dagelijkse eisen van de massa in die economische zin en deze een inhoud moeten geven die door de kapitalisten binnen het kader van het stelsel niet te verwezenlijken is. Deze strategie, de strategie van overgangseisen, legt de verbinding tussen de revolutionaire partij en de massa van de arbeidersklasse, tussen de dagelijkse strijd en het uiteindelijke slagen van de proletarische revolutie.
De praktijk van de vorming van de revolutionaire partij heeft aangetoond dat dit proces naast de directe opbouw van de revolutionaire organisatie plaats vindt door scheuringen en groepsvorming in andere organisaties waarin dit proces aan de orde gesteld wordt door hen die gedeeltelijk door de objectieve loop van de omstandigheden in de maatschappij, gedeeltelijk onder invloed van de propaganda van de revolutionaire groep handelen.
Maar vooral deze laatste omstandigheden beïnvloeden deze stromingen omdat zij meestal zelf de subjectieve factor vormen, die deze objectieve omstandigheden beïnvloeden en die zich tot doel stellen deze definitief in de door hen gekozen richting om te buigen.
Het ontstaan van de PSP zelf moet gezien worden als zo’n subjectieve factor, die op een bepaald moment in de klassenstrijd, toen de Oost-West verhouding in de vorm van de Koude Oorlog de stand van de klassenstrijd in belangrijke mate bepaalde, deze Koude Oorlog mentaliteit trachtte te doorbreken.
De inactiviteit van de arbeidersklasse in deze periode deed bij velen het geloof ontstaan dat deze arbeidersklasse voorgoed als revolutionaire factor afgeschreven kon worden.
De strijd tegen de Koude Oorlog en daarmee tegen het Amerikaanse imperialisme en de strijd voor de rechten van de koloniale volkeren om over hun eigen lot te beslissen, met inbegrip van het recht een eind te maken aan de kapitalistische overheersing en die te vervangen door een socialistisch regime was ongetwijfeld een positieve stap. Toch kon alleen deze activiteit moeilijk die socialisten in de PSP bevredigen die het geloof in de overwinning van de arbeidersklasse nog niet verloren hadden.
Met de mei-dagen van 1968 veranderde de situatie echter ingrijpend. De Franse arbeidersklasse had getoond dat zij wel bereid was in de strijd te gaan. Het begon duidelijk te worden dat de theorieën van hen die de arbeidersklasse afgeschreven hadden, niet op de werkelijkheid gebaseerd waren. Hiermee kon ook in de PSP de vraag naar de tactiek definitief aan de orde gesteld worden. Proletarisch Links vormde de kristallisatie van deze stroming. Dat verklaart ook dat de stellingname van Proletarisch Links zich in de eerste plaats richtte op de door de PSP te voeren tactiek, op de vraag op welke wijze de arbeidersklasse benaderd kon worden. Het was een samengaan van op het proletariaat gericht activisme en een doorbrekend inzicht in de noodzaak van een partij, die zich op dit proletariaat zou richten.
Het is duidelijk dat een dergelijke stroming, die de zaak theoretisch en praktisch aan de orde stelde, moest botsen met de leiding van de PSP. De PSP was ontstaan als een reactie op de Koude Oorlog mentaliteit en als een reactie op het ondersteunen van de NAVO-politiek door de PvdA.
Het is duidelijk dat deze politiek en daarmee het bestaan van een daarop gebaseerde PSP aan belang inboette toen de Koude Oorlog afliep. De leiding van de PSP, die zelf ook tot dit inzicht kwam, begon daarom zelf op de socialistische taken meer nadruk te leggen. Maar haar afkomst, en de opportunistische reden, waarom zij deze taken opvatte – verlies van stemmen – maakte dat zij deze taken bleef zien in het kader van de oorspronkelijke tactiek van de PSP, de strijd tegen de Koude Oorlog.
Dit hangt uiteraard samen met de sociale samenstelling van de PSP. Ontstaan op het moment dat de arbeidersklasse allerminst tot grote strijd bereid was, terwijl aan de rand van de maatschappij intellectuelen en later studenten zich beginnen te verzetten was de sociale samenstelling van deze partij in overeenstemming met deze in verzet komende groepen. De PSP bestond voor een belangrijk gedeelte uit middengroepen, die maatschappelijk tot de arbeidersklasse gerekend kunnen worden, maar speciaal zich aangetrokken voelen door Marcusiaanse theorieën en andere antiautoritaire richtingen tot aan de theorieën van Baran en Sweezy toe, die in feite de arbeidersklasse als revolutionaire factor uitschakelden. Daardoor rekenden ze zichzelf niet tot de arbeidersklasse en beschouwden ze zichzelf als een zelfstandige factor in een vernieuwingsproces, die ondanks de zogenaamde antiautoritaire inslag in wezen duidt op de vorming van een nieuwe autoriteit, nl. de autoriteit van de elite.
Het is zeker de verdienste van de linkervleugel van de PSP er doorlopend op gewezen te hebben dat de verbinding met de arbeidersklasse, de inplanting in de arbeidersklasse, de voorwaarde was voor de ontwikkeling van de PSP.
Terwijl de werkelijke pacifisten het bestaande kapitalistische stelsel als de werkelijke oorzaak van de Koude Oorlog-politiek zagen en daarom bereid waren op buitenparlementaire wijze tegen dit kapitalisme te vechten, waarbij de vraag van de toepassing van geweld de vorm aannam van strijd tegen het structurele geweld, had de leiding van de PSP deze buitenparlementaire pacifistische politiek allang laten varen en vervangen door een parlementaire politiek. Het afnemen van de dreiging van de Koude Oorlog betekende voor hen dat het op het terrein van de strijd voor de verbetering van de levensvoorwaarden van de arbeidersklasse niet onmogelijk was met de aanhangers van de NAVO-politiek in de PvdA samen te werken. Dit leidde in 1969 tot de PAK-besprekingen.
Naast de eigenlijke pacifistische, antikoloniale stroming en de parlementaristische stroming rond Wiebenga c.s., was er nog een andere stroming in de PSP ontstaan. Toen de SWP werd opgeheven en de oud-CPN’ers rond Gortzak lid werden van de PSP kwam er in de PSP een stroming die niet-pacifistisch was, een sterk proletarische inslag had maar die in wezen nog behept was met alle nadelen die er aan een jarenlang verblijf in de CPN kleven.
Deze stroming was sterk parlementair ingesteld, het samengaan met de PvdA had voor hun niet de bezwaren die er bij Wiebenga altijd nog aan kleefden. Het op regeringsniveau tot stand brengen van overeenkomsten tussen regeringen (erkenning DDR, Europese veiligheidsconferentie, akkoord Bondsrepubliek-DDR) was voor hun de weg die men moest gaan.
In dit opzicht is het kenmerkend dat bij het radiovraaggesprek over Proletarisch Links, waaraan Wiebenga, v.d. Lek, Smulders en Wolf deelnamen, Wiebenga over een eventueel samengaan met de PvdA opmerkte dat hij dit nog niet zag, maar dat hij er toe bereid was indien de anderen zijn standpunten aanvaardden. Waarop dit aanvaarden van zijn standpunten nu precies neer zou komen, kwam niet goed uit de verf. Wiebenga moet toch wel heel goed begrepen hebben dat aan een samengaan met andere partijen, en zeker met D66 ook concessies van de PSP zouden vastzitten. Smulders echter benadrukte dat een eenheid tegen de rechtse regering de voornaamste taak van de PSP was en ook een eventuele ondersteuning van een progressieve regering en was dus in feite al gecapituleerd voordat er ook maar enige onderhandeling had plaats gevonden.
Overigens past deze tactiek volkomen in het kader van een Volksfrontpolitiek zoals de Komintern die reeds voor de Tweede Wereldoorlog voerde. De trotskistenvervolging van voor de oorlog, de Moskouse processen, vonden een zwakke afspiegeling in de ondemocratische houding die deze heren ten opzichte van PL innamen.
De PSP, indien PL daaruit verwijderd wordt, zal onder invloed van deze heren dan ook zeker niet een democratische partij worden zoals de PSP’ers zich dat voorstellen. De opvattingen over het democratisch-centralisme die onder deze mensen heersen zullen zij ook willen toepassen op de andere stromingen in de PSP. Een structuur gelijk aan de huidige structuur in de CPN, die overigens alle communistische partijen kenmerkt is voor hen het ideaal. De discussie zal zich beperken tot vragen als: zal een huuractie in de ene of in de andere straat moeten beginnen en andere “praktische” problemen, maar een werkelijke discussie omtrent de te voeren politiek is dan afgelopen.
Een vraag die dan onmiddellijk opduikt is: wat zal in de toekomst de verhouding zijn tussen deze heren en de tegenwoordige leiding van de PSP Wiebenga, Lankhorst, etc.
Beide tendensen hebben ongetwijfeld de neiging zich in een vroeger of later stadium met de PvdA, de PPR en D66 te verbinden tot een Progressieve Volkspartij. Dat neemt echter niet weg dat de tendens van de oud-CP’ers daarin een aparte vleugel met zeer speciale oogmerken vormt. Hun bedoeling is ongetwijfeld in de eerste plaats te ijveren voor een Moskou gunstig gezinde politiek. Een politiek waarbij Wiebenga c.s. voor hun als fellowtravellers volkomen aanvaardbaar zijn. Maar indien Wiebenga hiertoe niet bereid zou zijn, zal ook hij in de toekomst ongetwijfeld het slachtoffer worden van hun “democratisch-centralistische” opvattingen.
Een ding is echter zeker: de verwijdering van PL uit de PSP zal maken, dat PL voor het vraagstuk van het tot stand komen van de revolutionaire partij buiten de PSP zal komen te staan. Welke plaats PL in dit proces zal innemen, hangt van vele factoren af.
In elk geval zal PL de taak, die het op zich genomen heeft, nl. het werken aan het tot stand komen van een revolutionaire arbeiderspartij moeten vervullen. Een capitulatie van PL op dit punt met een beroep op de eenheid van de PSP zou in wezen evengoed de ondergang van de PSP betekenen als het uitstoten van PL uit de PSP.
Maar het is te verwachten, dat PL deze taak niet los zal laten en dat het door een interne en externe discussie zich zal voorbereiden op al datgene wat nodig is voor de vorming van zo’n partij. Hoe PL dit in de toekomst zal doen en of zij in staat zal zijn theorie en praktijk op een dusdanige wijze aan elkaar te verbinden, dat dit leidt tot een werkelijk met de strijd verbonden inzicht zal de toekomst moeten leren. De strijd die PL tot nu toe in de PSP gevoerd heeft was ongetwijfeld te veel organisatorisch, te veel tactisch, te weinig politiek gericht. Als PL buiten de PSP komt te staan zal zij zich politiek moeten oriënteren op straffe van een actiegroep te worden naast de vele reeds bestaande actiegroepen. Een dergelijke actiegroep zou natuurlijk geen nutteloos werk doen. Maar de gehele strijd van PL in de PSP was er niet voor nodig.
Wij hebben echter de overtuiging dat de PL’ers dit zelf ook begrepen hebben en dat ze zich niet in een blind activisme zullen storten.