De Internationale

Joegoslavië: de bloedige gevolgen van nationalisme


Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, januari 1992, nr. 41
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
Marxisme en het nationale vraagstuk
Nationalisme, een blijvende kracht?
Progressieve intelligentsia en nationalisme

Twee alfabetten, drie geloven, vier officiële talen aan de universiteit, een dozijn andere talen in het basis- en voortgezet onderwijs, vijf naties, zes federale republieken: Slovenië, Kroatië, Servië, Bosnië-Herzegovina, Montenegro en Macedonië, twee autonome provincies: Kosovo en Vojvodina. Joegoslavië: een federatie van gebieden, godsdiensten en etnische groepen die ooit onder één vlag zijn gebracht. Een land in de meest droef stemmende en verwoestende oorlog van het afgelopen halfjaar. De eerste oorlog van grote omvang in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog. De strijd in Joegoslavië wordt ons iedere dag via krant, radio en televisie getoond. Het valt echter niet mee goed te volgen hoe de krachtsverhoudingen liggen. De Internationale probeert enige verheldering te brengen. Onderstaand drie bijdragen: een korte schets van de achtergronden van de huidige crisis, een indruk van de antioorlogsbeweging in de Joegoslavische republieken zelf en een verklaring van het Verenigd Secretariaat van de Vierde Internationale over Joegoslavië. [De twee artikelen zijn gebaseerd op artikelen van Catherine Samary, verschenen in International Viewpoint 211 (22 juli 1991) en 216 (11 november 1991).]

Kort resumé van het Joegoslavische conflict

Van de zes Joegoslavische republieken hebben er vier verklaard te streven naar een federatie van soevereine republieken. Het gaat om Slovenië, Kroatië, Macedonië en Bosnië-Herzegovina. Samen maken zij een meerderheid van het Joegoslavische grondgebied uit.

In wezen is het onafhankelijkheidsstreven al in de jaren zeventig begonnen. De grondwet van 1974-1976 (de laatste voor het overlijden van voormalig president Tito in 1980) had al een gedeeld presidentschap ingesteld met zes vertegenwoordigers uit alle republieken en twee uit de autonome provincies.

Ieder van deze presidentiële vertegenwoordigers had vetorecht, waardoor de invloed van het federale centrum zwak bleek en het gewicht van het partij- en staatsapparaat in iedere republiek groter werd. Ieder jaar in mei rouleert het hoofdpresidentschap. In mei 1991 werd de benoeming van de Kroaat Mesic echter geblokkeerd door Servië, Montenegro en de autonome provincies. Centrale figuur achter deze blokkade was de Servische Milosevic, die het federale presidentschap zwaarder wilde centraliseren. Zijn gedrag werd gesteund door een meerderheid van de Serviërs. Zij voelden zich het grootste slachtoffer van de verdeelde federatie, omdat de vertegenwoordiging in het presidentschap gelijk lag, ongeacht de grootte van de republiek. Servië is het grootst. Daar komt nog bij dat Servië de enige republiek is die niet de controle over haar gehele grondgebied heeft: de twee autonome provincies liggen in Servië. Tot slot wonen Serviërs verspreid over drie republieken. Buiten Servië maken zij 12 procent uit van de bevolking van Kroatië en een derde van de bevolking van Bosnië-Herzegovina.

De afzonderlijke republieken zijn gedefinieerd als multinationale staten, wat betreft de taal, het alfabet en de officiële godsdienst. In december 1990 zette Kroatië met een nieuwe grondwet een punt achter dit pluralisme en verklaarde de Serviërs in haar republiek tot een nationale minderheid.

Het Servisch nationalisme dreigt de identiteit van de andere naties en nationaliteiten te ontkennen, vooral van hen die etnisch gezien nauw verwant zijn aan de Serviërs. De Montenegrijnen onderscheiden zich alleen in hun geschiedenis, de Macedoniërs zijn onder Tito’s bewind gepromoveerd tot de status van een eigen natie. De moslims worden sinds de jaren zeventig beschouwd als een volk dat in Bosnië de soevereiniteit moet delen met Kroaten en Serviërs. Het Kroatisch nationalisme is ook voor de Bosnische moslims bedreigend, sinds de Kroatische president Tudjman hen ziet als Kroaten. Zo beschouwd zou de republiek Bosnië-Herzegovina het meest explosief moeten zijn.

Slovenië is de republiek die etnisch het meest homogeen is en zal daarom niet makkelijk ten prooi vallen aan interne etnische conflicten. Deze republiek heeft zich, na vele mislukte onderhandelingen op federaal niveau, als eerste onafhankelijk verklaard. Deze verklaring heeft haar in conflict gebracht met het Europees Monetair Fonds en met de federale president Markovic. De Europese Gemeenschap kan door haar opstelling medeverantwoordelijk worden genoemd voor de gewapende interventie die vervolgens is gestart in Joegoslavië. Het was de “liberaal” Markovic zelf die bevel heeft gegeven aan de federale troepen om Slovenië te bezetten teneinde de integriteit van de federale grenzen te verdedigen. Hij verwachtte geen serieuze weerstand, zodat ondanks zijn bevel zijn liberaal imago niet geschaad zou worden. Maar het Sloveens verzet was er wel degelijk. Verzet tegen het brute optreden van tanks, artillerie en gevechtsvliegtuigen die vliegvelden en grensposten hebben gebombardeerd. Auto’s die als wegblokkade door de Slovenen werden gebruikt, werden simpelweg platgewalst. Honderden mensen zijn gesneuveld en gewond geraakt.

Als reactie op dit geweld besloten Slovenië en Kroatië, dat zich korte tijd later met twee andere republieken eveneens onafhankelijk verklaarde, hun onafhankelijkheid tijdelijk op te schorten, maar niet op te heffen.

Sinds augustus is het federale leger begonnen Kroatië binnen te dringen, aanvankelijk alleen in het noorden, sinds oktober ook in het westen, aan de Adriatische kust. Hun officiële taak is het “bevrijden van de Servische minderheden aldaar.”

Joegoslaven tegen de oorlog

Waar in de veelheid van oorlogsbeelden nauwelijks iets over bekend wordt, is de inspanning van de Joegoslavische bevolking voor vrede. Afgezien van de protesten van journalisten tegen censuur en van moeders tegen de oorlog is de antioorlogsbeweging voor de buitenwereld nauwelijks zichtbaar. Daarom staat De Internationale daar wat langer bij stil.

Sarajevo, de hoofdstad van Bosnië-Herzegovina, is nog niet geteisterd door oorlogshandelingen. Het is gemakkelijker te mobiliseren tegen de oorlog voordat die uitbreekt. Bosnië is een staat waar Kroaten, Serviërs en Slavische moslims al eeuwen samenleven. De bewoners van deze republiek noemen zich bij voorkeur Bosniërs. Tolerantie is duidelijk aanwezig in de straten van deze stad, waar moskeeën schouder aan schouder staan met katholieke en orthodoxe kerken en synagogen. “Als er morgen een nieuwe unie wordt gevormd, moet haar hoofdstad hier komen”, zeggen de mensen op straat.

De vorming van Groot Servië, gesteund door de “bevrijde” autonome gebieden van Servische minderheden in Kroatië en Bosnië, impliceert echter het verdwijnen van de aparte republiek Bosnië. De haat die in de lucht van Kroatië hangt, zal dan ook in deze tolerante republiek binnendrijven.

Voorlopig is de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog een voldoende barrière tegen de logica van de oorlog. Hier lopen, extremer dan waar dan ook, “etnische grenzen” dwars door dorpen, gebouwen en families. Tegelijk is er de angst niet als eerste het vuur te openen.

Het is daarom begrijpelijk dat Sarajevo het toneel is van grote antioorlogsdemonstraties. De oproep “opstand voor vrede” bracht in juli honderdduizend mensen de straat op, geleid door de beweging van soldatenmoeders. Dertig vredesgroepen kwamen bijeen. Een maand later, van 22 tot 24 augustus, werd een coördinatie opgericht in Kroatië om een netwerk voor vredesacties in alle hoofdsteden van de republieken te bewerkstelligen.

Eind september trok, op initiatief van het Helsinki Burger-initiatief een vredeskaravaan door het land. Deze was georganiseerd door vredesgroepen uit verschillende republieken samen met honderden buitenlandse sympathisanten. Ondanks haar beperkte invloed drukte dit initiatief een werkelijkheid uit die de ineenstorting van de federatie ver te boven ging. Het drukte de lotsverbondenheid uit van iedere afzonderlijke natie en nationaliteit. Om die reden wil de antioorlogsbeweging voor de lange termijn actief blijven op een diverse, decentrale en “niet-politieke” manier.

Deze behoefte om “niet-politiek” te zijn heeft verschillende betekenissen: aan de ene kant wil men niet toewerken naar een politieke partij, maar wil men “burgerinitiatieven” op vele terreinen stimuleren: vrouwenbeweging, onafhankelijke kranten, culturele, religieuze en leefstijlverbonden activiteiten, met als gezamenlijkheid de anti-oorlogsinzet. Zoals Ibrakim Spahic, president van het Bosnies Centrum voor Vrede uitlegde: “de verschillende autoriteiten hebben heel snel verklaringen van vrouwen afgedwongen om dit of dat doel te steunen. Maar vrouwenorganisaties bestaan nog steeds en spelen een zeer actieve rol. In het algemeen is er, ondanks de verbreiding van politieke partijen, een soort burgerverzet ontstaan tegen de onmogelijkheid om het eigen gezichtspunt te kunnen uiten.”

Ibrahim Spahic raakt hier een wezenlijke drijfveer die geldt voor de activisten uit alle republieken: de afkeer van de oorlogspropaganda in de media en de manipulatie van het besef onder de mensen: “Het is werkelijk een liefde voor de dood. De lichamen van slachtoffers van de oorlog worden opgegraven. Dat heeft een enorme politieke invloed. Zowel de levenden als de doden worden in het oorlogsspel betrokken, terwijl “de anderen ervan worden beschuldigd de oorzaak van de crisis te zijn. Onze beweging is juist ontstaan om dit spel te verwerpen.”

Vertrouwen

De functie van de antioorlogsbeweging, zo concludeert Ibrahim, “is niet om als tranquillizer te werken, maar om het vertrouwen in onszelf te herwinnen en om de belachelijke dynamiek waarin men of de winnaar of de verliezer is en waar het gebrek aan antwoorden op sociaaleconomische vraagstukken schuil gaat achter de oorlogslogica te doorbreken.”

Of ze nu uit Sarajevo, uit Ljubljana, uit Zagreb of uit Belgrado komen, veel vredesactivisten herhalen steeds dezelfde beoordeling: “voor de autoriteiten is de oorlog slechts een manier om de bevolking voor zich te winnen, terwijl hen dat anders nauwelijks lukt.”

Het “niet-politieke” karakter is tegelijk een uitdrukking van het probleem om een platform te ontwikkelen, waaruit een gezamenlijke benadering van de conflicten spreekt. Er zijn discussies en verschillen van mening over wie verantwoordelijk is voor de oorlog, over de rol van het leger en haar karakter en over de betekenis van een eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring van Kroatië en Slovenië. Sommige vredesactivisten, zoals Marko Hren uit Ljubljana komen met duidelijke stellingnames: “het is onmogelijk om de agressor en haar slachtoffer in hetzelfde vliegtuig te stoppen, of om al het geweld in het algemeen te veroordelen. Is zelfverdediging tegen agressie niet geoorloofd? Het lijkt er af en toe op dat de Sloveense elites die een Sloveense staat willen, de oorlog nodig hebben om dit doel te bereiken.” Dit betekent in de ogen van Marko echter niet dat zij verantwoordelijk zijn voor de splitsing.

Zelfverdediging

Volgens Sonja Lokar, actief in de vredesacties, feministe en parlementslid voor de (ex-communistische) Partij voor Democratische Vernieuwing in Slovenië, stuitten de troepen van het federale leger niet zozeer op een krachtige legermacht, als wel op een vastberaden bevolking die haar grenzen verdedigde. Sloveense vredesactivisten benadrukken dat in ieder geval de jonge Joegoslavische dienstplichtigen er niet op voorbereid waren om tegen de bevolking te vechten, maar uitsluitend om de landsgrenzen te bewaken tegen mogelijke Oostenrijkse of Italiaanse invallen. Het aantal doden dat tijdens deze inval binnen het federale leger viel, was veel hoger dan onder de Sloveense bevolking.

Het grootste probleem waar de antioorlogsbeweging zich mee geconfronteerd ziet, is de vermenging van de diverse belangen die een rol spelen. Tegenover de soevereiniteit van Kroatië wordt het Servisch zelfbeschikkingsrecht geplaatst. Het optreden van het leger wordt verdedigd als bescherming van de Servische minderheden. Het neostalinistische bewind van Milosevic oefent zijn Groot Servië-politiek uit in naam van Joegoslavië.

Ongeacht de manipulaties, is de angst van de Servische dorpelingen voor de bedreiging van een onafhankelijke Kroatische staat reëel. De Kroatische leider Tudjman spreekt in zeer nationalistische taal over het Kroatische rijk en spreekt expliciet over Servië als een deel van Kroatië. De Serviërs beschouwen het Kroatisch initiatief voor onafhankelijkheid dan ook als een werkelijke bedreiging. Oude Kroatische symbolen zoals het oud-Kroatisch in de dagbladen komen weer op terwijl de afgelopen eeuwen Serviërs in Kroatië vredig woonden en de culturen volledig gemengd waren geraakt.

Vesna, een Kroatische studente is ook een vredesactivist. Haar vader leeft in een Kroatisch dorp vlak bij een Servisch dorp. Hij is een voormalig partizaan. “Hij heeft een geweer gekocht om het leger weg te jagen”, zegt Vesna, die haar vader al weken niet heeft gezien, “maar de Serviërs zijn zijn vrienden en blijven dat ook. Sommigen van hen houden zich schuil bij mijn vader in huis, omdat ze gezien worden als verraders door extremistische Servische groepen.”

Serviërs in Kroatië

Eén van de hoofddoelen van de Kroatische vredesbeweging is steun aan Milorad Pupovats, de leider van het Servisch Democratisch Forum in Kroatië, die zich keert tegen Milosevic’ programma voor een Groot Servië. “Als je je tegen deze logica wilt keren, dan moet je de sleutelrol van de Serviërs in Kroatië begrijpen”, zo benadrukt Pupovats, die zichzelf beschouwt als de vertegenwoordiger van de Servische intellectuelen in Kroatische steden. De oplossing die wordt voorgesteld voor hun rechten is van cruciaal belang voor de zelfbeschikking en emancipatie van de Kroaten en de Serviërs. We kunnen echter geen wapenstilstand bewerkstelligen, omdat we noch wapens noch controle over het leger hebben. Het enige dat we kunnen doen is de houding van nationaal verzet om te buigen naar politieke activiteit.”

Het Servisch Democratisch Forum probeert brede groepen, waaronder Serviërs uit alle sociale lagen en uit zowel de stad als het platteland in Kroatië bij elkaar te brengen en te politiseren. De Servische boeren in Kroatië worden benaderd samen met de Kroatische Boerenpartij. Dat blijkt echter heel moeilijk, omdat dit initiatief door de aanhangers van Tudjman en Milosevic als verraad wordt beschouwd.

Ook de vredesactivisten in Servië leven met verdachtmakingen en argwaan. De oorlogspropaganda draait daar op volle toeren. Er wordt steeds benadrukt dat het federale leger zich niet uit Kroatië kan terugtrekken, omdat dan de Serviërs in die republiek niet lang meer zouden leven. Op vijf oktober demonstreerden drieduizend mensen in Belgrado tegen het bombarderen van Dubrovnik. Een petitie werd overhandigd waarin jonge mannen werden verdedigd die zich niet in deze oorlog wilden mengen. Gezien de omstandigheden een belangrijk aantal.

Het is begrijpelijk dat ook in Servië de brede antioorlogsbeweging in verschillende stromingen uiteen zou kunnen vallen. In ieder geval zou het wel eens een werkelijke verzetsbeweging kunnen worden. Dit is van belang op het moment dat steeds meer jonge mannen deserteren. Dit gebeurt in toenemende mate in Servië, waar jongemannen zich het slachtoffer beginnen te voelen van de manipulaties door de autoriteiten. Zo’n beweging kan onafhankelijke informatie over de oorlog onder de mensen verspreiden, waardoor enig tegenwicht kan worden opgebouwd tegen de oorlogspsychose die de officiële media opkloppen.

Verklaring van het Verenigd Secretariaat van de Vierde Internationale
over de situatie in Joegoslavië (oktober 1991)

De Vierde Internationale
• veroordeelt de agressieve oorlog tegen de Kroatische soevereiniteit (het recht op onafhankelijkheid) en de hypocrisie van het wapenembargo opgelegd door onder andere de Europese Gemeenschap. Dit embargo maakt geen onderscheid tussen de agressor en het slachtoffer en negeert de ongelijkheid tussen de gewapende groepen in deze strijd.
• steunt een federatie van nationale staten. Deze federatie kan echter niet met geweld tot stand worden gebracht en zal niet gerealiseerd worden zolang de Groot Servische politiek overheerst in Servië. Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen het Servisch nationalisme en dat van de andere republieken, gezien het feit dat het Joegoslavische leger nu een Servisch leger is geworden.
• steunt het recht op zelfbeschikking – dus op onafhankelijkheid – tegen een gewapende interventie, zonder enige voorwaarde te stellen aan het sociale karakter van de nieuwe leiding die na zelfbeschikking ontstaat. Maar dit recht moet algemeen gelden en mag nooit gebruikt worden tegen nationale minderheden binnen republieken. In etnisch gemengde gebieden, zoals Bosnië-Herzegovina, is de poging om “etnisch zuivere” staten te creëren wezenlijk reactionair.
De werkelijke oplossing om permanente oorlogen te voorkomen is het verwijderen van de grenzen, het vergroten van de rechten van minderheden die verspreid zijn over verschillende republieken en het opbouwen van contacten door de gehele Balkan en Europa.
• is tegen een gewapende interventie in het conflict vanuit het buitenland, die eenzijdig partij kiest. Een oplossing van het conflict kan alleen worden gevonden door de volkeren die direct betrokken zijn. Het zenden van buitenlandse gewapende troepen zal in de praktijk alleen het Groot Servisch front overeind houden. Zo’n interventie zou zich namelijk niet beperken tot een “toezicht op vrede”. Onvermijdelijk zou het worden geconfronteerd met politieke keuzes zoals de kwestie van de “onafhankelijke gebieden” die veroverd zijn door Serviërs.
• roept op tot een terugtrekking van het leger uit alle conflictgebieden en steunt de weigering van officieren en soldaten om in deze conflicten te interveniëren. De Vierde Internationale steunt het gevecht om de Groot Servische alliantie te breken en roept op tot desertie van Servische soldaten en tot de verdediging van deserteurs. De Vierde Internationale roept op tot de politieke mobilisatie van het Kroatische volk voor de verdediging van hun grondgebied, maar ook voor het overtuigen van de Servische minderheid in Kroatië van het belang van Kroatische soevereiniteit.
• roept alle krachten in de Joegoslavische republieken die werkelijk geïnteresseerd zijn in soevereiniteit op om zich te verenigen en om hun invloed in federale instanties te gebruiken om de oorlog te stoppen en alle nationale minderheden te verdedigen. Deze houding zou ongeacht de opvatting over de toekomst van het land moeten worden ingenomen. Om die reden steunt de Vierde Internationale de antioorlogsbeweging in alle republieken, die zich verzet tegen chauvinistische manipulaties van de media en die burgerinitiatieven tegen de oorlog probeert te stimuleren.